Hoe het verleden te overzien: Duitsland na het nazisme
Kritiek
De gesel
van het verleden
Duitslands
erfzonde, de holocaust,
En de
segregatie in de VSA
Susan Neiman. Wat we van de
Duitsers kunnen leren. Lemniscaat 2020. Oorspronkelijke titel: What we can
learn form the Germans. About confronting our history. Vertaling: Huub
Stegeman. 637 pp. Prijs: 39,95
De zonden van de voorzaten
kunnen we niet altijd gemakkelijk verwerken of accepteren. De Holocaust, de
Shoa, of liever de Endlösung blijft voor Duitsers vaak een moeilijk te
bespreken issue, maar zoals Susan Neiman laat zien is het ondanks de bezwaren en
de onwil de Duitse samenleving bij monde van vele figuren, zoals Richard von
Weizäcker en veel tegenstand, toch mogelijk gebleken tot het inzicht te komen
dat onder de Nazi-tijd de meest onnoembare misdaad is bedreven, die van een
genocide van mensen met wie men doorgaans wel redelijk overweg kon. De
Amerikanen zijn, zo lezen we, nog lang niet zover, maar er worden wel pogingen
ondernomen en er valt enige vooruitgang te bespeuren, maar de plaats van
Afrikaanse Amerikanen is nog steeds niet verworven. De segregatie kwam onder
druk te staan, maar is nog niet helemaal voorbij. Hoe gaan de WASP’s daarmee
om?
De idee dat men schuld kan
hebben aan de fouten en zware morele inbreuken van de voorzaten, valt niet zo
gemakkelijk te onderbouwen, want waar men niet bij betrokken is, daar kan men geen
schuld aan hebben of verantwoordelijkheid voor nemen. In Duitsland heeft men na
WO II twee modellen gekend, de Bondsrepubliek, die door toedoen van Konrad
Adenauer aan het Westen gebonden werd, terwijl de DDR door Stalin werd geclaimd
en een staat werd onder nadrukkelijke voogdij van de Sovjet-Unie. De
voorstelling van zaken door Susan Neiman roept vragen op, want ze verwijt
Adenauer dat hij na de poging van de bezettende machten, de VS en het UK tot
nezaficatie van de overheid toch weer nazi’s toeliet, tot in zijn eigen
kanselarij toe, dan vermeldt ze nergens dat Adenauer van 1933 af met de Nazi’s
in conflict kwam, want de burgemeester van Keulen had voordien de nazi’s niet
veel ruimte gegeven zich te manifesteren. Onder meer door onder te duiken in de
abdij van Maria Laach, kon hij aan de vervolging van de nazi’s in het Rijnland
ontkomen. Er is dus geen sprake van dat Adenauer tijdens die 12 jaren op enige
wijze in het verborgene laat staan openlijk met de Nazi’s zou hebben
samengewerkt. Adenauer had nog een andere vergissing begaan, na WO I, namelijk
de idee opgeworpen het Rijnland af te scheiden van de Republiek, maar dat kan
bezwaarlijk tegen hem pleiten. Het probleem voor de denazificatie bestond erin
dat dit binnen de Duitse samenleving, na de nederlaag van 1945 mee genomen werd
als een inbreuk op de soevereiniteit en alles wat ze te verduren hadden gehad. Het
versterkte het gevoel slachtoffer van de geschiedenis en van de willekeur van
de overwinnaars te zijn.
Want de Duitsers, zo heette het,
voelden zich slachtoffers, vanwege de bombardementen, de bezetting en wat al
niet meer dat ze ten onrechte zou opgelegd zijn geworden. Dat verhaal van
slachtofferschap werd versterkt door de stroom van vluchtelingen die uit
Tsjecho-Slowakije, Polen en andere delen van Midden- en Oost-Europa werden
verdreven, vanwege hun Duitse taal. De idee om “Lebensraum” te verwerven geeft
aan dat Hitler en zijn club de ontwikkelingen van de modernisering niet goed
begrepen hadden, want de industrialisatie en de nieuwe ontwikkelingen in de
landbouw, maakten het mogelijk op minder ruimte met meer mensen goed te leven.
Aan de andere kant, de idee dat leven in de stad en in een industriële context
niet gezond kon zijn, vormde ook een onderdeel van het programma en daar
stonden de nazi’s niet alleen in. De ideeën van Alfred Rosenberg kregen ook
maar betekenis toen Hitler ze zelf ging propageren. Rosenberg kwam uit Rusland
en na de revolutie en het einde van WO I vertrok hij naar München, waar hij
deel had aan groepen, zoals het Thule-Genootschap dat onder meer het
antisemitisme belangrijk vond. Tijdens de Oorlog was Rosenberg minister voor
het Oosten en dus voor Lebensraum. Het tribunaal van Nürnberg veroordeelde hem
ter dood als oorlogsmisdadiger en hij werd terecht gesteld. De vraag hoe iemand
tot inzichten over de plaats van minderheden als gespuis en gevaarlijke
parasieten kan komen, wordt niet zo vaak onderzocht, maar als we zien hoe in
die generatie die de Wereldoorlog meemaakten het al bestaande antisemitisme een
nieuwe lading gaven, dan moet men zich toch afvragen of men echt geloven kan
dat mensen zomaar en vanzelf tot dergelijke inzichten komen. Overigens, de nazi’s
zelf hebben niet onmiddellijk tot de Endlösung besloten, want dat gebeurde in
1942 toen men door de veroveringen plots een “massa” mensen te verwerken zouden
hebben. De stappen naar uitsluiting waren al lang genomen en de weerstanden
waren bij het publiek sinds 1933 ook weggenomen, al bleven er nog mensen bereid
om joodse mensen te helpen, onder te duiken en eventueel te vluchten, zoals
Ruth Andreas-Friedriech.
Bekijkt men de omvang van de
Endlösung en de wijze waarop men kon verbergen wat het finale doel was, maar
wel acceptabel maken dat mensen verdwenen uit hun werkplek, school, huis, dan
kan men inderdaad moeilijk aannemelijk maken dat de Duitse burgers er niets van
wisten, want de propaganda was overal aanwezig. Dat men de revolutie in 1933 en
1934 nog aanvaardde, zelfs toejuichte, was misschien nog begrijpelijk, maar wat
met de Rassenwetten van Nürnberg? Nog eens, dat verzint men toch niet? Net wel
natuurlijk, want het hele raamwerk berustte op aannames van de moderne
samenleving, biohygiënische overwegingen – ongedierte verdelgen – en administratieve
grondigheid. Dat mensen die eretekens ontvangen hadden voor hun strijd tijdens
WO I toch geïsoleerd werden, mag niet verbazen, want reeds Erich Ludendorf had
vanaf 1918 gewezen op de binnenlandse vijand en dus het (wereld-)jodendom. Dat
er mazen waren in het net, weten we, maar dat de hele onderneming op deze
industriële schaal in Duitsland gerealiseerd kon worden, kan alleen betekenen
dat er meer was dan schuldige deelname van een kleine groep partijleden en
SS-ers. Het heeft de Duitsers dertig jaar gekost om te begrijpen dat ze zich geen
slachtoffers hadden te noemen van de oorlog en de nederlaag. Wie schuld had,
bleef dat het langst afwijzen, maar het bleef wel goed 20 jaar stil rond het
thema.
Het betoog van Susan Neiman over
de verwerking van de oorlog en van de Endlösung in Duitsland strekt ertoe dat
Duitsland heel lang het verdriet koesterde om de verloren levens, de vernielde
steden en de verloren industriële productie, terwijl men er zich niet van kon
laten overtuigen dat er meer gebeurd was tijdens de oorlog dan een reeks
militaire campagnes. Dat de Wehrmacht deel had aan de oorlog spreekt voor zich
maar dat ze mee hebben bijgedragen aan de genocide(s) in het Oosten mag ons
niet ontgaan, terwijl men dat lang heeft weten af te houden, het besef van
schuldige deelname aan onmenselijke handelingen. In onze jeugd gold het nog als
een morele gedachtenoefening of men zou afzien van deelname aan moordpartijen,
want, zo zegde men, wie weigerde deel te nemen, werd niet gestraft. Misschien
niet formeel, maar zeker de andere soldaten en onderofficieren waren wel niet
gebrand op dergelijke medesoldaten. Men hoefde hen die weigerden niet te
straffen, dat gebeurde wel vanzelf.
Hoe interessant het boek ook is,
Susan Neiman roept ook vragen op over de manier waarop ze de omgang met het
naziverleden in Duitsland te berde brengt. Ze meent dat de DDR beter is
omgesprongen met dat verleden, omdat de staat zich antifascistisch noemde en
mensen voortdurend wees op wat Duitsland had uitgericht. Dat het leven in de
DDR voor 1961 al niet aangenaam was en na de bouw van de Muur een gevangenis
werd, erkent Neiman ook wel, maar het komt me voor dat ze de actieradius van
het regime zwaar onderschat. Dat maakt de discussie die de auteur opzet over de
vraag of nazisme en Marxisme-Leninisme, laat staan Stalinisme vergelijkbaar
zijn, moeilijk te waarderen. Het klopt dat Stalin geen uitroeiingskampen heeft
opgezet, maar alleen al het feit dat zij
niet verwijst naar de aanpak van het beleg van Leningrad, waarbij Stalin
zelf bevolen had dat de militairen en partijkaders wel en de burgers niet
mochten bevoorraad worden, zoals Anna Reid beschreven heeft, laat zien dat er
minstens een punt van gelijkenis is, namelijk dat de hoogste instanties beslissen
wie leven zal en wie niet, in een totalitair kader. Hannah Arendt heeft de
these in 1951 in een boek aan de orde gesteld en kreeg daarbij zowel steun als
afkeuring. Maar de vraag is of de uniciteit van de Holocaust, de Shoa, de
Endlösung voldoende is om nazisme en het Sovjet-bestel helemaal onvergelijkbaar
te noemen. De iconografie in beide regimes overigens, staan niet zover van
elkaar af, de propaganda was overal aanwezig en er zijn communisten geweest,
ook in Duitsland, die uiteindelijk voor het Westen kozen, omdat ze het reëel
bestaande socialisme echt niet konden accepteren.
Het is bijzonder een boek
interessant te vinden en er meteen zoveel vraagtekens bij te plaatsen. Het
relaas van de “Vergangenheitsbearbeitung” blijft immers de lezer op het feit
drukken dat in de BRD ook na Adenauer de gedachte verankerd bleef dat men niet
wist wat de nazi’s en de SS met de joden hadden uitgehaald. Een tentoonstelling
over de rol van de Wehrmacht in dat proces, waarbij ook soldaten en officieren
van de Wehrmacht deel namen aan wreedheden tegen lokale gemeenschappen, vooral
van joodse mensen en uiteraard volkscommissarissen van de Sovjet-Unie was
noodzakelijkerwijze controversieel, maar kreeg naderhand wel weerklank. Dat men
hiertegen lang weerwerk heeft geboden, werkt Neiman uitgebreid uit, omdat
precies in die vervlechting van het zogenaamd reguliere leger met de SS en Hitler,
het excuus geen steek meer hield en duidelijk werd dat geen Duits soldaat kon
beweren niet betrokken te zijn geweest bij wreedheden, gericht tegen burgers of
krijgsgevangenen, die niets met oorlogsvoering en alles met de Shoa te maken
hebben. Opvallend is dan wel dat die wreedheid vooral in het Oosten aan de dag
gelegd werden en minder in de West-Europese bezette landen, omdat men daar
eerder omzichtig wilde handelen. Toch kan men niet om het lot van Oradour-sur-Glane
heen, waar 642 mensen vermoord werden door een beruchte divisie van de SS.
Duitsland heeft, sinds de jaren
zestig heel wat werk verzet en sinds de Hereniging van BRD en DDR de
verantwoordelijkheid voor wat tijdens de Wereldoorlog werd aangericht onder
ogen gezien en schuld bekend, al blijft dat altijd een heikele kwestie. In de
Historikerstreit zag men dat een aantal historici de bijzondere aandacht voor
de Duitse militaire en bestuurlijke handelingen in bezette gebieden en tegen
tegenstanders in het eigen land diende af te zwakken, want het was toch
allemaal duidelijk. Gesprekken in Duitsland hebben me wel geleerd dat dit niet
altijd zo eenvoudig is en dat oudere Duitsers zich nog altijd ook slachtoffer
voelen, zowel van de bombardementen als van de exodus, door de uitdrijving van
Duitstaligen uit Oost- en Midden-Europa, waarbij sprake was van wreedheden.
Overigens, hier viel het op dat Vaclav Havel het wel moeilijk kreeg toen hij in
2002 als president die verantwoordelijkheid van de toenmalige communistische leiding
van Tsjecho-Slowakije te berde bracht. Etnische homogeniteit nastreven was voor
Stalin en Churchill een sanitaire oplossing voor de bedreven misdaden. Maar
Havel onderkende dat daarbij nieuwe wreedheden werden begaan.
België kende overigens na WO I
al een stevige golf van verdrijving en afnemen van de Belgische nationaliteit
aan mensen die men dacht nog steeds Duitser, Pruis te zijn. Onder meer de
familie Arenberg zou de Belgische nationaliteit verliezen, maar ook burgers,
actief in Antwerpen werden over de grens gedreven en hun goederen werden
aangeslagen. Men kan daar 101 jaar later nog weinig over horen en vernemen. Net
zo goed kan men weinig vernemen over het feit dat Nederland, België en
Frankrijk in mei 1940 de gedachte vreemd leek dat Joden die hier uit Duitsland
heen gevlucht waren ook wel eens tegenstanders van Hitler zouden zijn, want ze
werden toch als vijfde kolonne bestempeld en in kampen opgesloten, in Gurs en
elders.
Mississippi Burning? De film
maakte een enorme indruk, terwijl ik toch niet begreep waar het over ging. Wit
privilege? Wat echt duidelijk wordt uit de vele hoofdstukken over het leven en
sterven in de Delta in Mississippi, een gebied van moerassen en vroeger een
centrum van katoenproductie, van de slavernij en van segregatie. Het punt is
dat ook voor mij de Afscheidingsoorlog, de Secessieoorlog eindigde met de
stemming over het XIIIe Amendement, de afschaffing van de slavernij in de VS,
met de moord vervolgens op Abraham Lincoln, maar wat er volgde, voor de nazaten
van de tot slaaf gemaakten, de bevrijde mensen, die uiteindelijk de ketenen
dachten af te werpen, maar geen enkele compensatie ontvingen vanwege de
overheid, terwijl de voormalige slaveneigenaren wel vergoed werden voor het
verlies van hun activa, de werklui die hun vrijheid kregen. Die compensatie had
hen, de vrijgelatenen kansen gegeven hun leven zelf uit te bouwen. Het werd
echter blijvende armoede, van generatie tot generatie doorgegeven.
Eerst volgde er de Reconstruction,
een poging van de overwinnaars om in het Zuiden de geesten in een andere
richting te bewegen en het racisme, de minachting voor de nieuwe medeburgers
weg te masseren. Na 15 jaar bleek het project reddeloos verloren, wellicht
omdat de toonaangevende figuren in het Zuiden, de katoenplantage-eigenaren geen
krimp gaven en vonden dat ze het slachtoffer waren van de bemoei- en
vernielzucht van de noordelijke troepen. In de loop van de volgende decennia
begon in de VS, het Zuiden een narratief te rijpen dat men onder de term “The
lost cause” publiek ging uitdragen. De oorlog van de confederatie was
gerechtvaardigd, maar men verloor. Men
mag zich hierover verwonderen, maar verloren oorlogen hebben wel vaker gezorgd
voor een ontkenning van de werkelijkheid
en als zo een oorlog gevoerd werd met een schuldig doel, zoals het in stand
houden van de slavernij, of in de Balkanoorlogen aan het eind van de twintigste
eeuw, het Servische Intransigantisme, dan kan men verwachten dat zo een verloren
zaak mobiliserend gaat werken. Susan Neiman onderkent die realiteit ook, onder
meer ook door mensen te laten vertellen, nazaten van betrokken handelende
personen, zoals rechters, advocaten en eigenaren, maar door de slachtoffers,
die vaak niet wisten hoe ze aan de ramp die hen overkwam konden ontkomen. Feit
is dat na de negationistische retoriek, waarbij men kan beweren dat het zuiden
niet handelde in slaven, want die werden aangeboden door zeekapiteins uit… het
Noorden. Het ging om belastingen, die ganse Burgeroorlog. Helemaal gelogen is
dat niet, maar toch, het bereik van de slavenstaten was wel een belangrijker
inzet.
Wij haken meestal weer in, als
het om de Amerikaanse geschiedenis gaat, met het optreden van dr. Marten Luther
King jr. en de burgerrechtenbeweging; ook Lyndon B. Johnson, die zelf absoluut
geen ambitie had om zich achter de burgerrechten te scharen, begreep dat de VSA
overmatig veel zou verliezen aan slagkracht, als de samenleving er niet in
slaagde de gelijkheid werkelijk ingang te doen vinden. Selma, juist het verhaal
van de brug, de bus waarop Rosa Parks zat en al die mensen die verdwenen in
kreken en kleine moerassen, zijarmen van de Mississippi, dat alles is ons min
of meer bekend. Wat we pas onlangs zagen gebeuren, het zwaaien met de vlaggen
van de Confederatie en het huldigen van helden van de Burgeroorlog, generaals
en gewone soldaten en uiteraard hun beelden in de staten van de Confederatie,
waarover nu alweer veel te doen is, om het zacht uit te drukken. Zetten we
standbeelden neer naar ons eigen beeld en gelijkenis? Zijn onze helden deze die
onze gefrustreerde droom ook niet hebben kunnen waarmaken? Het zijn gedachten
die voortkomen uit de lectuur van dit essay, want Neiman weet zeer goed aan te
geven, onder meer door gesprekken weer te geven hoe in Mississippi de geesten
nog steeds bezocht worden door demonen. Eerst was er de Burgeroorlog, dan de
Reconstruction, die weinig uithaalde, dan, na een periode van stilte kwam de Lost
Cause als totem op de pleinen en begonnen de nazaten van de vroegere
plantage-eigenaars de negatie van de slavernij vorm te geven. Zij mochten geen
les hebben, niet leren schrijven, rekenen… en toch zijn er die beweren dat dit
wel gebeurde.
Wie zich verzet tegen het
streven naar gelijke rechten, desegregatie en het opheffen van beperkingen voor
Afrikaanse Amerikanen, krijgt weinig tegenkanting, al verandert het klimaat
langzaam. Het probleem is, valt vast te stellen dat tot vandaag essentiële
burgerrechten, zoals het uitoefenen van het kiesrecht door dat recht te
ontzeggen aan wie een gerechtelijke veroordeling heeft opgelopen. Aangezien
statistieken laten zien dat (jonge) Afrikaans Amerikaanse mannen voor vaak vaag
gehouden inbreuken veroordelingen oplopen en zo gebroodroofd worden en uit het politieke
rechten gezet. Ook Bill Clinton heeft dat proces nog aangescherpt, wat voor die
bevolkingsgroepen als zodanig impliceert dat ze geen druk meer kunnen uitoefenen
op de politiek en dat is hun goede
recht, in een samenleving gebaseerd op gelijkheid, rechtvaardigheid en
broederschap.
Het lezen van dit essay brengt
me ertoe ondanks de gronden voor kritiek, zoals de sneer aan het adres van de
Witte Roos, Sophie en Hans Scholl en de anderen die stierven voor hun moed,
naar wie in Duitsland vele straten en pleinen zijn genoemd, scholen ook, omdat
dit de anderen zou vergoeilijken voor het feit dat ze geen weerstand hadden
geboden, wel enkele inzichten mee. Men herinnere zich de woede van Thomas Mann
jegens zijn broer Victor die vond dat hij het nodige had gedaan aan weerstand
omdat hij zich afzijdig had gehouden tijdens de 12 donkere jaren. Thomas Mann
vond die claim ondeugdelijk omdat daardoor het regime wel degelijk de plannen
waar ze op broedden konden uitwerken en realiseren. Thomas Mann zelf was,
anachronistisch uitgedrukt, ausgebürgerd tijdens een lezingenreeks in Nederland
en andere landen. De verwerking van de schuld aan oorlog en genocide was lange
tijd voor de Duitse burgers onbespreekbaar. Pogingen om daar toch verandering
in te brengen, kwam er pas nadat een nieuwe generatie aantrad. Of de DDR beter
het nazisme uitgedreven zou hebben, kan men sinds 1990 niet meer vaststellen. Bovendien
heeft de bezetter de economische slagkracht niet geholpen en mogen er dan wel
grote monumenten zijn, het wringt wanneer men vaststelt dat de Sovjet-Unie zelf
verantwoordelijk is voor een genocide in Oekraïne, waarover Susan Neiman niet
spreekt. Totalitarisme gaat overigens niet over de genocide, lijkt mij, maar
over pogingen van een overheid om totale macht over de samenleving en individuen
uit te oefenen, met de beschikbare middelen. In die zin kan men er toch
moeilijk om heen dat de DDR haar burgers niet zo vriendelijk bejegende. Het
zijn punten van kritiek die aangebracht moeten worden. De denazificatie mag dan
wel beter gelukt zijn en de kinderen mogen op school dan behoorlijk geleerd
hebben hoe verkeerd het nazisme was, maar als men veertig jaar in een ander
systeem zonder vrijheden moet leven, hoe moet men dat dan begrijpen?
Was het overigens niet net het
doel van Hannah Arendt om begrijpelijk te maken hoe regimes, hoe verschillend
ook van doelstelling en ideologische grondslagen, toch voor de burgers en de
samenleving even nefast uitpakken, ook al kan men stellen dat in het Duitsland
van 1933 tot 1945 een grotere steun was voor het regime, al was het noch in dat
Duitsland noch in de Sovjet-Unie mogelijk enige kritiek publiek te maken. Joachim
Gauck wordt in dit boek niet echt vriendelijk bejegend, op grond van een
getuigenis uit de kringen van Leipzig. De vader van Gauck werd in 1951 opgepakt
en naar Siberië gestuurd. Had dat te maken met zijn verleden als
marine-officier? Was hij een nazi of was hij gedwongen te dienen bij de marine,
zoals dat overigens ook gold voor Nederlandse officieren die op zee waren en
plots door de Nederlandse regering in ballingschap te Londen werden
opgevorderd. Er zijn verschillen, maar toch kan men zich de vraag stellen of
Gauck die een opvallende rol speelde in de omgeving van Rostock en bepaald niet
meeliep met de regering in Oost-Berlijn, al roept men graag twijfels op over
zijn autobiografische boek, hier met recht en rede een ongunstig portret krijgt.
Men kan bij iedereen die deze tijd
beleefde in Duitsland – Gauck werd geboren in 1940 – terwijl het opvalt dat
Neiman gemakkelijk zogenaamd conservatieve politici en publieke figuren wegzet
als quasi irrelevant. Ook – ut supra – moet hier de houding ten aanzien van de
Witte Roos toch opnieuw aangestipt, want Hans Scholl werd uit de Hitlerjugend
gezet wegens onhandelbaar en diende dan een deel van zijn opleiding tot arts in
veldhospitalen in de omgeving van Stalingrad verder te zetten. Zo ontdekte hij
ook aspecten van de genocide, omdat hij blijkbaar wel rondkeek. Hoe zou hij
anders met zijn medestanders en zijn zus de gevaarlijke pamfletten hebben
kunnen schrijven.
Het verhaal van de Stolpersteine,
waarover ook in de Delta, in de staat Mississipi nagedacht wordt, komt dan weer
belangwekkend over. Het is voor ons moeilijk allemaal goed te vatten, hoe zelfs
meer dan vijftig jaar nadat de segregatie wettelijk werden beteugeld toch nog
een virulent racisme heerst in de voormalige staten van de Confederatie, al worden
ook allerlei initiatieven opgezet om rond de Ole Miss, de universiteit in Oxford,
Mississippi en andere plaatsen opgezet om tot gesprekken en verzoening te
komen. Was James Meredith erin geslaagd, als oud-militair toch toegang te
krijgen tot de gesegregeerde universiteit, dan geloofde hij niet in de claim
van Dr. Martin Luther King dat men via geweldloosheid die meer dan smachtende
en drukkende situatie op te lossen. Goed, er werden wettelijke regelingen
getroffen om de Afrikaanse Amerikanen ten volle van hun burgerrechten te laten
genieten, uiteindelijk bleef het geweld endemisch, wat precies de pogingen tot
vreedzaam samenlevingen via gesprekken en verhalen zo wonderlijk en
indrukwekkend maakt. Het William Winter Institute, waar Neiman een jaar een sabbatical
vorm geeft, leert haar mensen kennen, blanke of witte, die bereid zijn na te
denken over de wijze waarop zijzelf en hun voorzaten naar de segregatie keken
en naar de mensen die ooit op de plantages tot slaaf gemaakt waren, hadden
moeten werken. De omvang van die beweging, om te pogen tot gesprek te komen,
zorgt evenwel ook voor ongenoegen, omdat men precies het goede recht van die
voorzaten niet in het gedrang wil brengen. Het kan voor ons allemaal
overtrokken lijken, maar de verhalen over de moord op Emett Till, een jongen
uit Chicago die op vakantie was bij familie in de Delta en daar – de zegslieden
zijn niet zo formeel – een blanke vrouw zou aangesproken hebben, wat bij enkele
mensen de stoppen had doen doorslaan, laten zien hoe weinig aanziens des
persoons in rekening gebracht werd. Nadat hij dood was terug gevonden, werd
duidelijk hoe hard hij was toegetakeld. Zijn moeder wilde dat iedereen zag hoe
haar zoon van 14 eruit zag.
Evengoed kan men ook vaststellen
dat het voor de blanke bevolking niet goed te doen is, welwillender op te treden
en het racisme jegens de Afrikaanse Amerikanen achterwege te laten, want dan
sluit men zichzelf uit de gemeenschap van weldenkenden. Dat, zo komt het mij
voor, draagt ertoe bij dat die hele ideologie, gelardeerd met de Lost Cause en
de beelden van helden van de Confederatie een totalitair karakter heeft. Het is
nuttig dat verhaal te laten bezinken, want een deel van de problemen waar de
VSA nog steeds mee worstelt, maar dat wij zelf hoogstens kunnen vaststellen, te
wijten zijn aan de blijvende weergalm van die ideologie. Als men kijkt naar we
wijze waarop drie burgerrechtenactivisten, Chaney, Goodman en Schwerner,
vermoord werden en later teruggevonden, dan begrijpt men nauwelijks dat er geen
mensen waren, binnen de gemeenschap, die het moorden zelf veroordeelden, laat
staan gingen nadenken over de gronden ervoor. De staat Mississippi stond bekend
voor de talloze lynchpartijen, waarna de slachtoffers in kreken en moerassen
werden gedumpt. Zonder een uitgesproken dreiging kon niemand daar tegenin gaan,
wat uiteindelijk het samenleven steeds verder belemmert.
Dat de drie, twee joodse
studenten en een Afrikaanse Amerikaan, Goodman, wilden iedereen die tot dan toe
uitgesloten was van het stemrecht helpen zich te laten registreren. In de tijd na
de Reconstruction had de staat Mississippi in 1890 bijkomende wetten uitgevaardigd,
waardoor de voormalige katoenarbeiders, Afrikaanse Amerikanen helemaal uitgesloten
waren. De strijd voor burgerrechten werd dus uitgevochten zonder geweld uit te
sluiten en alle middelen waren goed om de toestand van segregatie verder te
zetten. Het komt ons, in Europa vaak vreemd voor dat de grondwet van de VSA zo
vaak met voeten werd getreden en, gezien de evolutie in de wetgeving vanwege
het Hooggerechtshof nog steeds niet verworven is.
De gedachte dat de Shoa, de
Endlösung uniek was en door Duitse handen en koppen bedacht en uitgevoerd, mag
men niet negeren, maar we moeten er ons wel van bewust zijn dat racisme en
geweld tegen interne buitenstaanders, zoals de joodse burgers in Duitsland,
Nederland, Frankrijk, België enz ook gericht kan zijn tegen anderen. Voor
Duitsers is het niet goed mogelijk andere vormen van genocide en virulent
racisme te veroordelen, want dat universele, algemeen menselijke aspect van de Endlösung,
daar kunnen zij weinig over zeggen en de uniciteit van het hele opzet en de uitvoering
draagt ertoe bij dat ze zich niet aan de gemeenschappelijk gedragen verantwoordelijkheid
en schuld kunnen onttrekken, wat voor sommige partijen en groepen moeilijk te
aanvaarden blijft. De Historikerstreit, die in de jaren 1985 en volgende woedde,
was een ongemakkelijke poging duidelijk te maken dat Duitsland niet meer kon doorgaan
met die schuldvraag. Evengoed vinden Duitsers het Holocaustmonument in Berlijn
een plaats van schaamte en schande, maar kunnen dat niet meer voor zichzelf
erkennen.
Heeft Duitsland, de Bondsrepubliek
sinds 1949 de gevolgen van de oorlog aanvaard, met Israël een overeenkomst gesloten
over vergoeding voor geleden schade en ook met individuele nazaten van de
slachtoffers van de jodenvervolging en -uitroeiing, dan blijkt ook dat individuele
ambtenaren en magistraten, zoals Fritz Bauer, die na eerdere broodroof en
gevangenschap gevlucht was naar Zweden, joods, jurist en procureur, in 1949
teruggekeerd was naar Duitsland om mee te bouwen aan een aanvaardbaar
rechtssysteem. Hij zou geweten hebben waar Adolf Eichmann optrad, maar vreesde
dat hij de man niet in Duitsland voor de rechter zou krijgen. Feit is dat de Israëlische diensten de architect
en logistieke chef van de Endlösung naar Israël heeft gebracht, al dan niet
getipt door Bauer. Susan Neiman besteedt heel wat aandacht aan de vraag waarom
de Duitse regering na lange onderhandelingen met Israël niet wilde weten van de
term “herstelbetalingen”, omdat die zou verwijzen naar het verdrag van
Versailles en voor toen oudere Duitsers was die term sowieso onaanvaardbaar. In
het parlement was het voor Adenauer moeilijk een meerderheid te vinden, maar
zonder dat akkoord zou het Westen nooit de “Westbinung” van Duitsland
beantwoorden en de nieuwe staat, de Bondsrepubliek, erkennen in de familie van humane
naties.
In de Verenigde Staten zien we
hoe naar de moorden op burgerrechtenactivisten en op een onschuldige
schooljongen dat er wel pogingen ondernomen worden om de last van het verleden
te bespreken. Het Winter Instituut en andere initiateven dragen daartoe bij. De
discussie over monumenten ten behoeve van de slachtoffers van de segregatie
blijft woeden, het strijken van de consideratievlag en andere plaatsen van
herinnering, blijven gaande, soms met enig succes. Dat een universiteit zo lang
weerwerk bood om een Afrikaanse Amerikaan toe te laten, iemand die militaire dienst
had gedaan, laat zien dat het verhaal van racisme en apartheid niet alleen te
maken heeft met ontmenselijking, maar dat die ontmenselijking zelf het gevolg
is op mens en samenleving, een ideologie dus, waarin men, zich steunend op het
narratief van de “Lost Cause” waarin de slavernij niet als misdadig opzet werd
gezien, maar als een goed recht van plantage-eigenaars. Dat 150 jaar later en
na een mislukt proces van Reconstruction een deel van de bevolking nog altijd
bovenmatig veel in de gevangenis komt, daardoor loopbaankansen verliest en
burgerrechten niet maar mag uitoefenen, ligt er wellicht ook aan dat men zonder
complexen de bestaansreden van de Confederatie nog steeds erkent, al legt men
de nadruk op de belastingkwestie.
Sommige benaderingen van Susan
Neiman kan niet ik helemaal onderschrijven, al ken ik te weinig van de geschiedenis
van de Verenigde Staten na de Burgeroorlog om op die punten kritiek te brengen,
toch denk ik dat haar poging uit te tekenen hoe een samenleving met een grote
schuld in het verleden voor onnoemelijk leed, de moeite loont er zich in te
verdiepen. Het thema is vandaag nog altijd aan de orde, omdat we soms gemakzuchtig
aannemen dat we de fouten van de voorvaderen van ons af kunnen schuiven. Het is
zo dat we zelf alleen maar kunnen hopen beter te doen, maar het is wel zo dat
de Segregatie er geweest is, dat in het Zuiden van de VSA een Apartheidsregime
heerste dat evengoed als in Zuid-Afrika gebaseerd was op ideologisch
geformuleerde superioriteitswaan. Dat er nu milities in Winconsin, toch niet in
deep South, de politie gaan helpen tegen het “gepeupel”, jongeren oproepen
gewapend tegen betogers op te treden en dus het recht in eigen hand nemen, kan
alleen maar schokken. Dat het protest gaat om politiegeweld, die de regels van
het geweldmonopolie negeren, mag ons ook niet ontgaan.
Susan Neiman wil een rechtvaardiger
samenleving of minstens aan een rechtvaardiger samenleven meewerken. Haar
onderzoek kan inderdaad inspireren, maar haar sympathie voor het socialisme en
communisme, moet ik er dan bijnemen. Enige tijd geleden als ik het boekje van Géraldine
Schwartz over haar Franse en Duitse grootouders en hoe die met nazisme en Shoa
zijn omgegaan, maar ook met zaken als arisering van bedrijven. Onrecht
bedrijven, gesanctioneerd door de overheid, geeft een legitieme zegen aan die
ondernemingen. In Frankrijk was de politie, in Parijs en elders best bereid mee
te werken aan de uitvoering van de Endlösung, het oppakken van joodse mensen
tijdens de razzia en het opsluiten in de Wintervelodroom, Vel d’hiv, blijft voor
Frankrijk een smet, maar er waren ook mensen die joodse mensen hielpen onder te
duiken, ver weg van Parijs, zoals in de omgeving van Chambon-sur-Lignon. Na de
oorlog heeft men die kwalijke kanten geprobeerd weg te poetsen. Latere
generaties begrepen niet hoe ze de omvang van de pogroms konden rijmen met de
schijnbare afzijdigheid van de politie. De herinneringsindustrie laat ons geloven
dat herinneringen feiten zijn en een betrouwbaar feitenrelaas weergeven, maar herinneringen
zijn voorwerp van bewuste en vooral onbewuste selectie. Onze herinneringen zijn
niet a priori betrouwbaar en wie bij een dader van racistisch geweld in de Delta,
Mississippi gaat luisteren, moet weten dat men een wel zeer gekleurd verhaal
krijgt. Susan Neiman durft ook die gesprekken aan, wel wetende dat ze zelden
zal vernemen wat die mensen echt weten. Maar weten zij het zelf?
Slachtoffers beroepen zich ook
op herinneringen, maar vaak slagen daders erin zichzelf als slachtoffers te
zien. Duitse burgers na 1945 waren verongelijkt en boos, waren slachtoffers van
bombardementen en de pogingen tot denazificatie vanwege de Amerikanen en de
Britten liepen vast op de onwil van de burgers, die zich verscholen achter het eeuwige
Vae Victis, helaas en jammer voor de overwonnenen. Hoe of de economische
heropbloei Duitsland, West-Duitsland meer heeft gebracht dan alleen economische
groei en sociale welvaart, maar ook bij de wisseling van generaties en de
gebeurtenissen, zoals het optreden van moedige burgers, ambtenaren,
magistraten, die wel dieper gingen graven en de schuldvraag ernstig namen, de
schaamte voor wat aangericht is geworden onderkenden. Er is volgens Susan Nieman
een groot onderscheid tussen Duitsland, waar er geen monumenten meer te vinden
zijn voor de verantwoordelijken van het Nazisme, Hitler in de eerste plaats, en
aan de andere kant de situatie in Mississippi en de andere Zuidelijke staten,
waar een nostalgie naar de Confederatie gekoesterd wordt en waar voor alles het
onderscheid tussen blanke mensen en mensen van kleur nog steeds messcherp
gemaakt wordt. Gaat het om verlies aan prestige, dat men vreest, als mensen van
kleur opklimmen? Wellicht, maar het gaat er vooral om te tonen wie de baas is
en wie de vrijheid heeft te vernederen en mensen zonder reden neer te schieten,
zoals met Emmett Till gebeurde, die door een leugen van een vrouw door mannen
uit de omgeving werd ontvoerd en vervolgens in een kreek gedumpt. We krijgen
zeer uitgebreid alle verklaringen van daders, van omstaanders, de leugens en de
bekentenis na het proces waar ze waren vrijgesproken. Een donkere wereld doemt
uit het moeras op, maar deze ontmenselijking van een jongen van 14 werd mee
aanleiding voor het activisme dat pas tien jaar later enig resultaat zou
hebben.
Het probleem dezer dagen in de
VSA waarbij zwarte mannen en jongens zonder omhaal worden neergeschoten door
politiemensen, blijft aldaar de geesten beroeren en ons slaat het met
verstomming. De grondwet geldt lang nog niet altijd voor allen die het recht
hebben het geluk na te streven. Het punt is, zoals Neiman uitvoerig onderzoekt,
dat er in feite nog altijd geen brede consensus tot stand kon komen, waarbij
mensenrechten inderdaad universeel zijn. De idee van blanke superioriteit
blijft nagenoeg onaangetast en de verhalen om dat te staven blijft men
onderhouden en doorgeven. Omgekeerd blijven de kansen van de Afrikaanse Amerikanen
beperkt en kunnen velen nog geen goed onderwijs genieten. De vraag is of in dat
klimaat van racisme de armere witte bevolking niet zelf slachtoffer is van de
toestand. De gedachte dat men mogelijke bollebozen een behoorlijk leven
ontneemt, kan men al moeilijk verdragen, maar dat men de economische ontplooiing
van een regio, een staat als Mississippi dwarsboomt, zou toch minstens politici
moeten beroeren. Zou men aan prestige verliezen als en indien… Mensen als
Thierry Baudet zullen aanvoeren dat men zo de koek onder meer mensen moet
verdelen, maar economie is geen zero sum game, wie welvaart kan scheppen door
meerwaarde te creëren, draagt ertoe bij dat de koek groter wordt. Daarom kan
men samenlevingen, waar mensen niet hun weg kunnen gaan en hun talenten laten
rijpen en tot ontwikkeling komen, ten onder zien gaan. Want niet voor niets
luidt het vaak genoeg “Thank God for Mississippi!”, omdat de staat op
indicatoren van onderwijs, ontwikkeling
en welvaart het slechtste scoort in de VSA en andere staten soms wat
blij zijn dat er nog altijd een staat slechter scoort. Zou er dan echt geen
middel zijn voor politici om met langdurig volgehouden beleid de armoede in de
staat terug te dringen, het onderwijs te verbeteren, gezondheidszorgen uit te
bouwen en vooral, uiteraard, economische activiteit te stimuleren?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten