versterken van de liberale democratie
Reflectie
Politieke cultuur onder vuur
We zijn de discussies over de waarheid van een uitspraak van een politicus v/m intussen wel wat moe, ook over de vraag hoe origineel die uitspraak dan wel mag zijn, gaan we ons algauw opwinden, terwijl het moeilijk is om nog origineel uit de hoek te komen. Bovendien is er de paradox dat politici met elkaar al eens een jargon hanteren, aangevuurd door persoonlijke assistenten of adviseurs die in dezelfde faculteiten hun wijsheid hebben verworven. Het gevolg is dat politici elkaar, indien ze elkaar bekampen, vooral met een spelletje welles-nietes belagen. Veel inzicht in de hangende kwesties levert dat niet op. Resultaatgericht blijkt het ook maar mager uit te vallen. Wat is er aan de hand?
Omdat zowat elke man of vrouw die aan politiek doet als
motivatie meegeeft dat de wereld dringend veranderd moet worden, waarbij
uiteraard verontwaardiging een aanzienlijke rol meespeelt en geen politicus v/m
in de knop zal nalaten te zeggen dat rechtvaardigheid en gelijkheid de kern van
hun wereldbeeld vormen, komen we alras uit bij een wel zeer eng denken over de
rol van de politiek en vooral blijkt dat men zelden onderzoekt of mensen wel
eieren lusten van die boer. Natuurlijk dienen politici erop toe te zien dat de
samenleving de gelijkheid voor de wet in ere houdt, dat men geen maatregelen
neemt die als onrechtvaardig gepercipieerd worden, maar wat er al niet meer
speelt, blijft buiten beschouwing. Een geneesmiddel voor een weesziekte op
basis van nieuwe biotechnologische inzichten, kost fortuinen, maar de politiek,
de bedrijven en het publiek redeneren vanuit egelstellingen en komen er niet
toe het ethische debat te voeren vanuit de gedachte dat men mensen moet helpen.
Er ligt een corrumperen van de idee van intellectuele rechten aan ten
grondslag, waarover wel meer van gedachten kan gewisseld worden. Maar er is een
ander aspect dat ook in beeld mag komen, namelijk dat wij hechten aan het
leven, maar dan moet het ineens allemaal in orde zijn. De tijd van zaaien, vormgeven,
ontwikkelen komt niet echt aan de orde. Bovendien is er een lastige vraag die
we niet beantwoord krijgen maar wel paradoxaal genoeg existentieel is: wat
verwachten we van het leven?
Nu is het niet aan politici om daar een antwoord voor
te formuleren, maar het ligt wel voor de hand dat deze maatschappelijke
discussie, namelijk wat we als samenleving verwachten, met grotere aandacht
wordt gevoerd en iedereen is hierbij betrokken. Geeft Klara al eens aandacht
aan intellectuele avonturen, de aandacht die er vroeger was, raakte afgestompt,
want de tijd dat er over Ludwig Wittgenstein gesproken werd op vrijdag avond,
meerdere wekenlang, is lang voorbij. Er was ook jarenlang een programma met
Jean-Pierre Rondas, waar over wereldbeelden werd gesproken, maar de naam
“wereldbeelden” werd vervangen, tot ongenoegen van de maker van de radio-essays,
door “Rondas”, enfin, daar kan men zich nog iets verhevens bij bedenken. De oorzaak ligt in de angst van de openbare
omroep om te elitair uit de hoek te komen, terwijl mensen wel eens hongeren en
dorsten naar kennis en nieuwe ontdekkingen willen doen. Net de openbare omroep
zou een aanbod kunnen ontwikkelen, waar mensen die er interesse voor hebben,
zin toe hebben er zich in te verdiepen, hun weg en gading kunnen vinden. Dat
betekent niet dat mensen die er mee bezig zijn elitair zouden zijn, maar wel
niet per se hun gading vinden in Indische heilspraktijken, al kan het wel interessant
zijn, boeien kan er meer over te vernemen en ermee dan toch aan de slag te
gaan.
De decreten die het functioneren van de openbare
omroep regisseren, de beheersovereenkomsten ademen een sfeer die het moeilijk
maken voor de VRT en voor de afzonderlijke platformen om mensen meer aan te
bieden dan wat populariserend gedoe. Het klinkt hard, maar al in de jaren 1990
toen de VRT onder Vlaamse politieke voogdij kwam en het Vlaams Parlement erover
mocht besluiten, werd duidelijk dat de relevantie van de openbare omroep alleen
in kijkcijfers te vatten zou zijn, niet langer in vorming en (intellectueel)
aanbod. Natuurlijk kan de openbare omroep niet zonder belangstelling van het
publiek en kijkcijfers kunnen mee de respons van het publiek weergeven. De grote
zorg evenwel was en is dat de openbare omroep geen concurrentie zou vormen voor
de toen enige commerciële omroep. Intussen is het medialandschap complexer
geworden, door streamingsdiensten en door herschikkingen in de vennootschappen
die televisie en radio, kranten brengen. Toch krijgen we nergens, ook niet
vanwege de VRT goed zicht op de situatie en wat de mogelijkheden zijn voor
spelers op de markt.
Bovendien blijft men ervan uitgaan dat mensen passieve
volgers zijn, maar als men kijkt naar hoe Villa Politica gekaapt werd door de
presentator, Linda de Win, dan denk ik dat de personencultus – die ook elders
bestaat, in Frankrijk met Patrick Poivre d’Arvor en in Nederland Marcel van Dam
of Paul Witteman – het publieke debat niet ten goede komt. Het afscheid van
Martine Tanghe was dan naar mijn ongevraagde en onbescheiden mening een
dieptepunt. Ten tijde van de protesten op het Tahrirplein in Caïro ging het om
het welzijn van de correspondent ter plaatse, eerder dan om de tragedie die er
zich afspeelde en hoe dat mogelijk was. Het doel van nieuwsuitzendingen zou
kunnen zijn dat mensen zich een beeld vormen van de situatie, van de ernst van
de situatie, waarbij het niet alleen gaat om directe belangen die in het
gedrang kunnen komen, maar ook het algemeen belang. Het verloop van de
Coronapandemie heeft laten zien hoe weinig tijd er was voor reflectie bij de
makers van nieuws- en duidingsprogramma’s. Hoeveel mensen afhaakten omdat het
weer over dat gebeuren ging, waarbij er niets nieuws verteld werd. De discussie
over de pandemiewet is nog schrijnender, omdat de oppositie – wiens rol het is
de machtshonger van de uitvoerende macht te temperen – geen kans kreeg in de
media uitgebreid uit te leggen waar met het voorstel van de regering de rol van
het parlement in het gedrang komt en de controlemogelijkheden van
politiediensten onaanvaardbaar worden uitgebreid zonder afdoende supervisie.
Overigens, de boetes voor wie de coronamaatregelen overtrad waren hoog, zoals
die ook voor verkeersinbreuken onhoudbaar hoog oplopen. Kan men echt elk
dodelijk slachtoffer vermijden, willen vermijden?
Juist, die vraag moet niet gesteld want als het kan,
moet men tegen 2030 op weg zijn naar de 0 verkeersdoden. Maar er zijn ook
verkeersslachtoffers die levenslang de gevolgen dragen, wegens verlamming,
brandwonden, neurologische schade… Hoogleraar Bestuurskunde, Paul Frissen
schreef enkele jaren geleden een behartigenswaardig essay “De Fatale Staat”,
waarin hij kanttekeningen maakt bij de neiging van bestuurders om elk gat in de
wetgeving dicht te plamuren, waardoor finaal het politieke werkeloos moet
blijven, want de enige norm van bestuur is efficiëntie en daar hoort uiteraard
bij dat ongelukken uit den boze zijn. De Toeslagenaffaire in Nederland heeft aangetoond
dat ook zo een bestuurskrachtig ministerie (van Financiën) zelf ook weer
ongelukken maken, maar dat wordt als een bedrijfsongeluk beschouwd, terwijl het
om bedrijfsblindheid gaat. Naar mijn inzicht was de Dioxinecrisis in 1999 ook
een bedrijfsongeval, van de politiek, want de heisa die gemaakt werd als gevolg
van een probleem bij een pluimveevoederproducent die gebruikt frituurolie zou
hebben gemengd met het kippenvoer om er voldoende kracht, c.q. eiwitten aan te
geven. Er werden massaal kippen verbrand en de eieren werden uit de markt
gehaald, maar hoe groot het gezondheidsrisico was, is nooit duidelijk geworden.
-
Het landbouwbeleid dat al decennia Europees
georganiseerd wordt en waar Sicco Mansholt een enorme dynamiek aan gaf, omdat
hij elke herhaling van de hongerwinter (1944-1945 in provincie die nog bezet
waren) als schrikbarend ten koste van alles wilde vermijden. Later bleek dat
het landschap, milieu, de landbouwoverschotten voor problemen zorgden en werd
het landbouwbeleid aangepast, maar er bestaat nog steeds spanning tussen
landbouw en de natuur(-beschermers). Men is intussen ook overgaan naar
natuurherstel, niet zelden ten koste van kleine landbouwondernemingen. Bovendien
verdwenen bij de ruilverkavelingen – het kan niet voldoende herhaald worden –
landschapselementen die zorgen voor een biodiversiteit die niet zomaar hersteld
kan worden. De vraag is of men dat alles Sicco Mansholt of de Europese
Commissie kan verwijten. Met kennis achteraf kan men het beleid wijzigen, maar
niet zomaar mensen aanklagen die niet goed wisten wat er gaande was. De laatste
decennia is men in het landbouwbeleid – ondanks druk – de krijtlijnen aan het
hertekenen, maar eenvoudig is dat niet, omdat landbouwbeleid vaak een heilige
graal is voor regeringen van lidstaten, om Frankrijk niet te noemen.
De media hebben in het verklaren en argumenteren van
beleid een belangrijke rol, want voor er sprake kan zijn van afwijzing dunkt
mij is er nood aan voldoende informatie. De selectiecriteria voor wat nieuws
is, zijn minstens zo belangrijk als wat men dan zegt over een kwestie, de
informatie die men verstrekt. Zo is ook de formulering niet vrijblijvend, want
men moet weten waar men voor staat. Vrije nieuwsgaring is belangrijk,
wantoestanden opsporen evenzeer, waarbij gedegen informatie aan de orde is, wat
impliceert dat men niet enkel eigen uitgangspunten als richtsnoer neemt, maar
ook onderzoekt wat er tegenin kan gaan en alles wat men dan gemakshalve grijs
noemt, terwijl net dat toelaat tot een balans te komen waarbij verschillende
invalshoeken de besluitvorming steunen. Zuiver in de leer staan, ook voor
mediamensen brengt weinig zoden aan de dijk, dreigt zelfs de destructieve
krachten munitie en brandstof te geven. Het is al langer mijn vrees dat de soms
hijgerige interviewstijl politici de ruimte biedt zich er met algemeenheden
vanaf te maken, terwijl het anderzijds wel vaker voorkomt in het parlement dat
tussenkomsten die een bewindspersoon tracht te destabiliseren veel aandacht
krijgen. Het PFOS-probleem in Zwijndrecht en op de werf van de Oosterweelwerken
liet duidelijk zien dat de media niet op de hoogte waren van wat er aan weg was
afgelegd inzake deze persisterende chemicaliën. Dat doet dan weer denken aan de
mestactiedecreten, waarbij men terecht uitging van de noodzaak de
waterkwaliteit van oppervlaktewateren op te krikken door minder mest uit te voeren
op weilanden en akkers. Een onevenwicht in de varkenshuishouding maakte dat er
altijd weer gezocht moest worden naar overtredingen, om te garanderen dat de
waterkwaliteit zou verbeteren, wat politici bevoegd voor de materie voortdurend
tot opgejaagd wild maakte. Maar het is niet de minister die in Tielt of Wingene
mest tegen de regels in uitvoert op het land. Nu komen de dossiers over de
megastallen aan de orde, waarbij de overheid moet tussenkomen, maar gebonden is
aan wetgeving, wat de bouwheren en uitbaters dan weer slecht uitkomt, terwijl
de voorstanders van kleinschaliger landbouw dan weer boos zijn, omdat de
overheid niet stevig genoeg in de schoenen staat.
Het punt is dat onze politieke cultuur waaraan
partijen, individuele politici en burgers deelhebben, met als noodzakelijke
tussenschakel, echo- en reflectiekamer de media geen kroondomein is van een
partij, de politici maar ook een algemeen goed is. De kwaliteit van het debat
is een zaak, maar wanneer de media, journalisten en het commentariaat vanuit
een linkse obsessie alles wat centrumrechts lijkt als extreem voorstellen of
bedreigend voor het bestel, dan kan men maar moeilijk aannemen dat er een open
debat ontstaat, dat streeft naar oplossingen. Meer nog, de benadering die we al
tijden hanteren voor projecten, gaat altijd uit van de idee dat er eerst een
uitgewerkt voorstel komt, waar op alle mogelijke vragen een antwoord in
verwerkt zitten om dan vast te stellen dat er toch actiegroepen ontstaan, die
dan maar even in de kou gezet worden tot blijkt dat in de omgeving van
beleidsmensen de druk te groot wordt. Vaak blijken de initiële vragen, het
lastenboek uit te gaan van een eenduidige rationaliteit, die niet in vraag
gesteld mag worden. Men geeft voor elke oplossing wel een probleem weg en dan
maar aan de slag.
De heisa rond het Gravensteen te Gent laat zien dat
men het probleem zelf niet goed had ingeschat, want de vraag was hoeveel meer
kaartjes men verkopen kan, hoeveel meer mensen kan men in het stadsslot
brengen, terwijl dat net de achilleshiel van het toerisme is, namelijk aanbod
creëren om vervolgens vast te stellen dat de kip met de gouden eieren draakjes
voortbrengt. De kritiek op de plannen over het Gravensteen waren terecht, de
antwoorden die burgerinitiatieven brachten, waren best boeiend, want men stelde
vragen over het bouwprogramma, waarbij de aanleiding voor dat project op losse
schroeven kwam te staan. Logisch zou zijn het hele project voorlopig af te
blazen, maar daar wil het stadsbestuur niet van weten. Toegeven aan de straat?
Nooit. Enfin, niet openlijk, maar hier kwamen geen toevallige passanten in
actie, maar mensen die vinden dat de stad niet helemaal op toerisme mag gericht
zijn en het lot van het Gravensteen ter harte nemen. Het punt is dat het
project ontstond in vergaderzalen en studiediensten, die allerlei criteria
hanteerden om vast te stellen dat het Gravenkasteel niet inclusief genoeg is.
De politici komen dan in beeld als opdrachtgevers maar vaak is dan al een
tunnelvisie bepalend voor de verdere afloop. Vergeleken met een project als
Oosterweel is het klein bier, maar wel maatgevend voor de wijze waarop de breuk
tussen politiek en samenleving zichtbaar wordt.
Breuk tussen politiek en samenleving is wellicht wat
overtrokken, maar aangezien de overheid veel onderneemt en veel aan de gang
moet houden zijn er altijd weer groepen
en individuen die hun banbliksems laten neerkomen, omdat er niet genoeg aan de
weg getimmerd wordt, terwijl de overheid lang niet altijd op al die wensen kan
ingaan. Het blijkt moeilijk voor activistische burgers hun ratio en benadering
te evalueren tegenover andere ratio’s, benaderingen en desiderata. Klimaatzaak is
zo een groep die de rechtbank vat om de overheid te wijzen op tekortkomingen,
wetende dat veel burgers wel heel erg ontstemd zouden reageren als die overheid
onverkort de eisen van Klimaatzaak zou inwilligen. Het ontbreekt die groep niet
aan argumenten en we konden de afgelopen dagen ook niet voorbij aan de urgentie
van de aanpak van de klimaatzaak. Alleen, men doet weinig inspanningen om
mensen te overtuigen, meer nog, wie ook maar een gram twijfel vertoont wordt
meteen als klimaatontkenner afgeserveerd. Dat maakt het debat moeilijk en goed
beleid zonder draagvlak is al moeilijk, moeilijk beleid zonder draagvlak valt
op een koude steen.
De overheid, hoe abstract ook, behelst politici, ambtenaren
en ook wel mensen die adviserend optreden, academische experten. Men kan het
tabaksbeleid of alcoholplan hopeloos ontoereikend vinden, de vaststelling dat andere
drugs, van xtc tot cocaïne zijn dan wel verboden, men lijkt er weinig aan
gelegen dat deze drugs gebruikt worden en dat gebruikers een markt in stand
houden. Er wordt veel energie gestoken in de aanvoer van drugs, men probeert
nog wel eens dealers aan te pakken, maar heel veel bestrijden van drugsgebruik valt
er niet te bespeuren. Intussen dragen gebruikers die geen maat wisten te houden
en verslaafd raakten wel op de dool. Het blijft problematisch dat men de rokers
graag uitschudt, zegt te streven naar een tabaksvrije generatie en intussen
weinig adequate beleidsplannen ontwikkelde om drugsgebruik echt tegen te gaan.
De tijd van Christiane F., Wir Kinder von Bahnhof Zoo, lijkt voorbij, toch zijn
er nog altijd mensen die ten onder gaan. Preek ik dan voor eigen parochie? Laten
we aannemen dat de preventieve gezondheidszorg in algemene termen uit de aard
der zaken aangewezen is, maar dat stringente bepalingen over eet- en andere
gewoonten niet enkel paternalistisch overkomt, maar niet te rijmen valt met de
keuzevrijheid die besloten ligt in de aannames over vrijheid.
Peter Sloterdijk wees er in zijn essay, Kritiek van de
Cynische Rede al op dat preventieve geneeskunde snel tot ongezonde verhoudingen
kan leiden, omdat de noodzaak gezond te zijn, de morele plicht daartoe, niet
enkel de vrijheid van de betrokkene inperkt, maar erger, de morele gezondheid
in het gedrang brengt omdat wie ziek wordt, al is de inbreng van betrokkene
moeilijk vast te stellen, toch hem of haar schuld treft. Dat we hiermee onverwacht
opnieuw in Bijbelse toestanden verzeild raken, blijft vaak onbelicht, terwijl
net daar de schuldvraag over ziekte en ongeluk wordt afgewezen. Het is niet omdat
ouders in zonde leefden, de Mozaïsche wet niet hadden nageleefd, dat mensen
ziek werden. De evangelisten vertellen dat dat Jezus de blinde als lijdende
mens zag die geholpen, genezen diende te worden en niet meer de zondaar die schuldig
was en dus terecht gestraft. Dezer dagen geloven we ook wel dat wie ziek is, de
wetenschappelijke raadgevingen in de wind heeft geslagen en dus schuldig. Dat
mensen niet alle inzichten volgen die de gezondheidsindustrie in de aanbieding
heeft, meer nog, dat bepaalde gezondheidsvoorschriften na verloop van tijd onjuist
bleken dan wel overtrokken of schadelijk voor de natuur, draagt niet bij aan de
geloofwaardigheid, maar dezelfde media die gezondheidsboodschappen afgeven,
geven ook de reclame die ons aanzet tot ongezet leven. Eenvoudige voorschriften
kunnen ons gedrag richten, maar kunnen ook ons welbevinden schaden. Een
psychiatrische kliniek wil roken binnen en in de omgeving verbieden, maar
slaagt er – uiteraard – niet in drugs buiten te houden.
Om maar te zeggen, als politici én het commentariaat
hun hulk naar de wind zetten, dan bekijken we dat met argwaan want van
opportunisme houden we niet. Echter, de zeiler in mij weet dat een zeiler die de
wind en de stroming niet ziet en weet te benutten nooit behouden vaart naar de
haven kan realiseren, want met tegenwind kan men alleen opkruisen en dan wel zo
dat men werkelijk door tijdig te manoeuvreren de tegenwind kan overwinnen.
Opportunisme is geen doodzonde, maar men moet het wel uitleggen en meegeven. Toch
zijn het vaak journalisten en commentatoren die politici opportunisme
verwijten, vooral als het vermeende (geheime) einddoel hen niet zint, wat
meteen een moeilijke discussie overbodig maakt. Toch kan het wezen dat een
politicus een manoeuvre uitvoert die hem nuttig en nodig toeschijnt ook al past
die niet meteen in zijn of haar kraam.
Zo blijft het nazinderen voor wie ooit de bekende rede
van Charles de Gaulle las, hoorde, zag, over de oorlog in Algerije en hoe die
te beëindigen: “Je vous ai compris…” De Gaulle wilde leger, Pieds Noirs en
Algerijnen tot rust brengen en sprak een rede uit die daadwerkelijk elke partij
succes liet verhopen, maar de president wist dat verder oorlog voeren tegen de
Algerijnen uitzichtloos zou blijken en ook andere belangen zou schaden. De “Trente
Glorieuses” waren volop aan de gang, maar de staatsbegroting bleef deficitair,
als gevolg van uitzichtloze dekolonisatieoorlogen. Men kan begrijpen dat de
Franse bevolking in Algerije zich bedot voelde en al bij al onbegrepen, maar de
afwikkeling van de “guerre d’Algérie”, in de Parijse wandelgangen “opératies
ter handhaving van de orde” genoemd, liet zien dat Frankrijk er (nog) weinig
baat uit halen zou. Voor de “colons” was de oplossing desastreus, want het impliceerde
verlies van have en goed. Maar tegelijk is duidelijk dat de Algerijnse
bevolking toen nog maar aan de demografische boom begonnen was, die de
bevolking exponentieel zou doen groeien. Het blijft opmerkelijk dat men de
aanpak van de Gaulle, in wezen vanuit een verloren positie, zoals in Londen met
de toespraak van de 18de juni 1940 en in Algiers, waar alleen
oorlogsdrift en zelfbehoud de partijen tegen elkaar opzetten, waar de regering
zich tot dan toe niets van de verwachtingen van de Algerijnen hadden
aangetrokken, François Mitterrand het geweld gelegitimeerd had in 1954 en zo het
oplossend vermogen dat een politicus aan de dag moet leggen had gehypothekeerd,
toch erin slaagde iedereen even tot het inzicht te brengen dat er iemand was
die al die tegengestelde wensen wist te begrijpen. Daar had hij niet gelogen,
maar De Gaulle voorzag dat Frankrijk Algerije niet kon vasthouden, zonder grote
schade voor de metropool en erger, de militaire aanpak ondergroef in de
metropool ook het vermogen om de burgers gerust te stellen: wij zijn er voor u
en om u te beschermen.
Algerije werd onafhankelijk in 1962, de Fransen die
daar als prinsen hadden geleefd – alhoewel, de biografie van Albert Camus laat
zien dat dit niet voor iedereen gold, maar wel dat zelfs de armste Fransoos in
Algerije hoger stond dan de Algerijnen… - keerden berooid en vele illusies
armer terug naar de metropool, waar ze niet altijd een plaats vonden in de
samenleving, want vaak waren zijzelf en hun ouders daar, in Oran of Algiers
geboren en opgegroeid. De Gaulle overleefde in 1962 een aanslag, waar hij ook
weer zijn authentieke zelf verder uit opbouwde. Zou de oorlog in Algerije en
Vietnam, Indochina, zo een ampleur hebben gekregen als De Gaulle in 1946 niet
verbitterd naar Le Colombay les deux Eglises was getrokken, hopend,
verwachtend, vrezend dat men hem terug zou roepen, wat pas 12 jaar het geval
zou zijn? Men kan geen “Wat als-”geschiedenis schrijven, maar het helpt wel als
men heel nauwgezet de omstandigheden onderzoekt, de teksten van toespraken en
zelfs, zeker ook de beelden gaat analyseren, om de wijze waarop een politicus
publiek wil optreden, invloed wil uitoefenen, opdat men iets gaat begrijpen van
politieke cultuur.
Dat probleem stelt zich dezer dagen omdat de klassieke
ideologische schema’s niet meer werken, maar ook omdat de vertrouwdheid met een
machtspositie verloren is gegaan. De liberale beweging heeft voet aan de grond
verloren, net omdat men het denken over staat heeft opgegeven, door de
marktprincipes van toepassing te verklaren op de politiek, wat overigens niet
consequent opgenomen werd, want in sommige gebieden bleef de politiek het
primaat van de politiek claimen. Maar liberalisme in de negentiende eeuw was
wel gericht op het organiseren van de staat in een moderne, zeg maar nieuwe
samenleving, waar de kerk noch de vorst langer maatgevend waren, maar de
burgers en de bestuurders. Het rationalisme van de wetenschappelijke
vooruitgang dreef hen aan, leidde ertoe dat de staat dan wel geacht werd
bescheiden te blijven, maar tegelijk, zoals Johan R. Torbecke opmerkte zich met
steeds meer kwesties diende in te laten, zoals de spoorwegen, de
industrialisering, het onderwijs voor de brede bevolking, sanering van de
oppervlaktewateren… wat was er niet dat de Tweede Kamer tot een levendig forum
had kunnen maken. Edoch, waar Thorbecke zijn tanden in zette, het
achtergebleven Nederland op te stoten in de vaart der volkeren – oh heerlijke
cliché – daar gingen Kamerleden vooral in de contramine. Was Thorbecke
conservatief? Hij bedacht dat Alette Jacobs toch toegang diende te krijgen tot
de opleiding geneeskunde, maar de academici sloten na haar de poort maar
vergeefs 8 jaar later diende men een nieuwe dame toe te laten tot de opleiding
en later tot de uitoefening van het beroep. Nu is de meerderheid van de
studenten geneeskunde vrouw en ook in de rechtbanken zijn vrouwen in de meerderheid
in de zetel.
De kwestie van opleidingen, waarbij de universiteit
voorbehouden was voor mannen uit de betere milieus bleek evenwel
contraproductief, want men vond niet altijd de beste krachten en dus werd
ernaar geleidelijk naar gestreefd, al in de eerste eeuwen van de universitaire
instituties dat beloftevolle jongeren uit “bescheiden” milieus wel kansen
kregen. Het beleid van de kerk in de negentiende eeuw was noodgedwongen verschoven
naar het promoveren van jongeren uit bescheiden milieus, al bleven de oude
families hun kinderen sturen naar seminarie en monasteria, abdijen. De
rekrutering via klein-seminaries leidde ertoe dat een toenemend aantal jongeren
konden studeren waarbij lang niet iedereen koos voor de priesterlijke staat. De
democratisering van de toegang tot de universiteit als elitaire instelling kwam
zo wel in beeld.
De uitdaging na mei ’68 was de culturele ontbolstering
uitbreiding te geven en tegelijk is de kwestie van het bij de tijd blijven van
de instellingen nooit echt een centraal punt van discussie geworden, hoewel
daar wel aanleiding toe was. De uitbouw van Europa en opbouw van gezag van de
EU-instellingen heeft de zaak verder onder druk gezet. De ideologische vragen
kregen – zoals onder anderen Hugo Schiltz en iets later Rik Torfs vaststelden –
geen onderbouwd debat. Men kan een eind ver komen met pragmatisme, ergens botst
dat ook op limieten van geloofwaardigheid en betrouwbaarheid, betrokkenheid ook.
Toch is het de moeite waard na te denken over de grondslagen van een partij en
wat te doen als die niet meer relevant blijken, omdat men er niet meer dan
lippendienst aan bewijst. Andere vragen
doemen dan op: wat zal men voor de volgende generaties als richtsnoeren hanteren?
Wetende dat ideologieën sowieso reducties hanteren van mens- en wereldbeelden
en dat ze maar werkbaar blijken als er draagvlak voor is, kan men zich ook
afvragen of we met de reducties van de negentiende eeuw nog veel aan kunnen. De
discussie rond de positie van de 1 % rijksten op deze aarde mag dan wel
relevant zijn, het blijven hoogstens Spielereien als men geen middelen heeft om
hen onder de knoet te krijgen. De vraag overigens luidt dan of dat wel zo zinvol
is. Vooralsnog valt men hen aan op grond van hun weigering belastingen te laten
betalen en ook mindere goden doen daar graag aan mee. Bovendien kan men Jeff
Bezos en Amazon niet verwijten succesvol te zijn en vervolgens zelf volop gebruik
te maken van dat platform en andere, zoals Bol.com. Ook is dan nog wel de vraag
wat de goede aanpak kan zijn, als alleen ressentiment ten grondslag ligt aan verwijten
en oproepen tot – tja? – machtsaanspraken jegens dat en andere bedrijven. Winstpunten
van Google, Facebook, Apple en Amazon kan niemand negeren, wel dient men
ernstig na te denken over hoe men wettelijk marktmacht kan beteugelen, maar
daar lijkt men geen consensus over te vinden. Ierland zal marktmacht Amazon en
co niet belemmeren, zo lijkt het, terwijl er misschien in Ierland in potentie
bedrijven zijn die kunnen uitgroeien tot groepen met meer dan 1 miljard omzet.
Politieke macht zelf is geërodeerd, zoveel is helder,
maar er is vooralsnog geen consensus meer over wat die macht moet beogen,
vermogen. Hoeveel kan een regering wensen te doen, hoe kan zij wetgeving doen
naleven, handhaven, als ze er niet (meer) de middelen toe wil inzetten? Als er
iets schort aan de politieke cultuur, waaraan niet alleen politici deelhebben
maar ook mediamensen, adviseurs vanuit de academische wereld en burgers die
zich aangesproken voelen, dan is het wellicht dat men net het gegeven negeert
dat politieke macht verworven dient worden, maar dat die machtsuitoefening een
inclusieve operatie is, waarbij iedereen op dezelfde wijze betrokken is, als
burger, ongeacht het mandaat dat men bekleed. De geloofwaardigheid ging
verloren toen politici zich boven het grauw verheven gingen voelen, wat vaak
tot uiting komt als burgers in nieuws- en debatshows bij verkiezingen ver uit
elkaar gehouden worden en politici naderhand in een VIP-ruimte met elkaar en
journalisten kunnen keuvelen. Al vaker uitte ik er mijn verwondering over dat
politici en burgers niet vanzelfsprekend dezelfde taal spreken of elkaars leefwereld
blijken te kennen. Burgers willen wel spreken, in verband met
belangenbehartiging, politici vrezen gesprekken over hun metier en beroep, want
of er altijd sprake is van een roeping, zoals Max Weber dat voorstelde, valt
nog te bezien.
Het ontbreekt het debat over doel en functie van de
politiek niet aan schone ideeën en dito inzichten, maar men komt er niet toe
het debat te voeren met burgers over precies de grondslagen van het engagement.
Wie vertegenwoordigt een politicus die verkozen is door een partij in een
bepaalde kiesomschrijving? Een president in Frankrijk of de VS kan claimen alle
Fransen dan wel Amerikanen te belichamen, samen te brengen, de polarisering
maakt elke poging daartoe inhoudsloos, terwijl dat toch het opzet was. We
kunnen hier niet het werk van onder meer Wim Blockmans samenvatten, waarbij de
verschuiving van de macht van de gemeenschap naar adelsgroepen naar lokale
leiders en zo naar koningen, gezalfd en bekleed met temporeel en geestelijk
gezag, die uiteindelijk toch weer diende te whealen en dealen met allerlei
groepen. Men heeft voor een democratie allerlei parameters in het leven geroepen,
maar de positie van politieke leiders in West- dan wel Oost-Europa verschilt
nogal, wat in Hongarije de politiek inspireerde tot een nieuwe formule, het
illiberalisme, waar niet de vrijheid het grootste goed is, maar de verzekering
van de welvaart. Echter, welvaart, stabiele welvaart komt wellicht niet tot
stand zonder een skelet van een liberale staat, dat wil zeggen een staat opgetuigd
met een onafhankelijke rechtsspraak, een vertegenwoordiging die via vrije
verkiezingen tot stand komt, media die geen censuur hoeven te vrezen en een
uitvoerende macht die niet op de terreinen van de wetgever en de rechter mag
komen, wat soms moeilijk te herkennen valt, want regeringen sturen maar wat
graag het parlement aan. Liefst mag het meer zijn dan een skelet, een
nachtwakersstaat.
Tot besluit moeten we wel vaststellen dat het politiek
personeel zichzelf dringend moet bevragen over wat hun taak en opdracht dan wel
mag zijn en dat er wel voldoende krachtlijnen zullen opdoemen die partijvorming
mogelijk maken. Bij ontstentenis van een ideologisch kader kan men menen op pragmatisme
terugvallen, zoals Marc Rutte dat graag beoefent – want voor visie moet je bij
de opticien langs – maar onder meer de Toeslagenaffaire heeft aangetoond dat de
consensus die er heerste rond het opschudden van het profitariaat, waardoor
mensen die recht hadden op toeslagen voor kinderopvang plots volgens een algoritme
frauduleus de toeslag te ontvangen, wat sommige gezinnen aan de bedelstaf
bracht. Slechts een paar journalisten en Kamerleden Renske Leijten (SP) en
Pieter Omtzigt (CDA) gingen de zaak opvolgen toen duidelijk werd dat burgers
ongegrond van fraude werden beticht. De meerderheid van de Tweede Kamer, de
Raad van State – optredend als administratieve rechtbank – en de diensten van
Financiën, de topambtenaren bleken nergens de twijfel aan de juistheid van hun
handelen, ook al overtraden ze daarbij – vrolijk? – rechtsbeginselen. Men moet
de toeslagenaffaire ernstig nemen, niet alleen omwille van de inbreuken, maar
omwille van de geest waaruit dit falen van de rechtsstaat kon voortkomen.
Het gaat namelijk om de omgang met nieuwe technologie
en politici die niet nadenken over de gevolgen, maar handelen omdat het kan,
omdat ze over de mogelijkheden beschikken. Dat men fraudeurs die behoren tot
veronderstelde elite met fluwelen handschoenen aanpakt, afkoopwetten stemt,
stoort burgers omdat het gelijkheidsprincipe in de gracht wordt gereden. Anderzijds
ontstaat wel een klimaat dat wie onschatbaar rijk en welstellend lijkt, dat
fortuin alleen op slinkse wijze kon verzamelen. Tegelijk blijkt links het
onderwijs zo te mismeesteren dat wie het kan zijn of haar kinderen naar dure
particuliere onderwijsinstellingen brengt, waardoor gezien de dalende
onderwijskwaliteit de sociale opwaartse mobiliteit tegen wordt gehouden. De rol
van de politiek om dat via wetgeving en beleid net te stimuleren kwam tot stilstand,
al leek men daar in Vlaanderen lang aan te ontsnappen. Het onderwijsbeleid
bleek evenwel net als in Nederland en Frankrijk in de greep van ontscholing. De
leraar als coach, de basis van de taalkunde en de rekenkunde, het verdampt
allemaal. Een politieke cultuur waar het debat overgelaten wordt aan experten
schept ruimte voor demagogie, want als de experten niet meer tegen het licht
gehouden worden…. Maar ja, men mag wetenschappers, hun intenties noch adviezen
in vraag stellen op straffe van wetenschapsontkenner te zijn. Quod non, want
men moet nu ook oog hebben voor het beroep en de roeping van wetenschappers.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten