Wereldbeelden voorbij de reductie complexiteit onderzoeken

 



Reflectie

 



Ons denken op de proef gesteld

 



 




Edgar Morin bracht ik al eens te berde, maar het blijft nuttig deze criticus van het hokjesdenken onder de aandacht te brengen. Zoals men weet bracht René Descartes orde in het denken, waarbij hij in zijn discours de la méthode betoogde dat men onoverzichtelijke vraagstukken het best behandelt door ze op te delen in logische eenheden die wel te behappen zijn. Er is met dat cartesiaanse beproefde denken toch iets misgegaan, maar zoals Morin betoogt, dat ligt niet aan Descartes, wel aan onze economische denkact, waarbij we liever geen overbodige hobbels nemen. Het heeft veel opgeleverd, maar tegelijk zien mensen er de betekenis niet meer van. Het leven van onze geest, om Hannah Arendt in herinnering te brengen, vraagt ons na te denken over hoe we tot inzichten komen.

 

Kan men denken zonder distincties te maken, zonder waarderingen aan te brengen, waarbij het gezegd moet worden dat niets ons belet een bepaalde kwestie te onderzoeken, maar dan niet zonder aandacht te hebben voor wat in belendende percelen aan de orde zou kunnen zijn. Wetenschappelijk hokjesdenken aankaarten staat vaak gelijk met onwetenschappelijk denken, waarbij men de noodzaak van specialisatie zou ontkennen. Het probleem is dan dat er geen discussie meer kan ontstaan over hoe de natuur niet kenbaar is zonder hoe we cultureel schema’s en inzichten hebben ontwikkeld. De natuur van de natuur valt niet te bestuderen zonder dat we onze houding tegenover de natuur hebben bekeken. Er is het geologische gegeven en de geografie, maar een stroomgebied van een rivier bestuderen brengt ook klimatologische data in kaart en verder de menselijke aardrijkskunde, over hoe de ruimte in het stroomgebied van bijvoorbeeld de Schelde is aangewend en hoe vervolgens het stroomgebied ondergeschikt gemaakt is aan onze noden. De diversiteit aan levensvormen in en langs het water brengt dan ook weer informatie over fauna en flora met zich mee en zal uiteindelijk ook esthetische kenmerken en de betrokkenheid van mensen op dat rivierengebied met zich brengen. De Zwalmstreek is iets anders het poldergebied in Beveren of het Buitenland in Bornem, waar een rietzee zorgde voor bescheiden welvaart terwijl het nu vooral een recreatiegebied en oase van rust is geworden. Mensen staan niet onverschillig tegen het veranderen van het landschap, zoals Chris De Stoop beschreef in “Dit is mijn erf”, waarin hij onderzoekt hoe het voor landbouwers moeilijk te behappen valt dat men cultuurlandschap wil omzetten in natuur, nieuwe, herschapen natuur. Dat erf, de weilanden en akkers, het werk erop, dat verdwijnt, dus ook iets onmeetbaars als het beleven van dat alles.

 

Men kan natuurlijk niet voorbij aan de vooruitgang van de wetenschappen, de chemie, maar ook wordt nu heel prangend dat het aanwenden van wetenschappelijke inzichten, bijvoorbeeld de producten die onder de noemer PFOS vallen, om nuttige toepassingen te maken die ons leven een hoge vlucht hebben doen nemen, meer dan in de productiviteitstoename of de groei van het BBP uit te drukken valt, maar tegelijk schadelijk kunnen zijn of zijn voor onze gezondheid, de volksgezondheid en ook voor de fauna en flora ongunstig uitpakken. Het punt is dat het probleem groter is dan al dan niet aanwenden van stoffen die chemici hebben weten te maken, maar omdat de relatie tussen oorzaak en gevolg niet in verhouding van 1 op 1 staan, zoals bij klassieke fysicaproeven aangetoond wordt, maar omdat er in de oorzaak meer energie zit besloten dan het zichtbare gevolg weergeeft. Morin verwijst onder meer naar Ilya Prigogine om wel de complexiteit te duiden, maar zeker niet kan er zomaar een ethiek uit gedistilleerd worden, ook geen (marxistische) droom van wetenschappelijk positivisme, net omdat geschiedenis, politiek moeilijk leesbaar zijn zonder het besef dat oorzaken niet altijd onmiddellijk meetbaar blijken in de waarneembare realiteit. Het wetenschappelijk positivisme ging net uit van de enkelvoudige relatie tussen wat men invoert en hoe dat uitpakt, maar dat is niet gebleken, ook al omdat er een verstarring in dat positivisme was geslopen. Maar de homo sovjeticus was niet wat de communistische machthebbers ervan verwacht hadden en de “ingenieurs van de ziel” in opdracht van Stalin hadden ondernomen. Nu, ook de homo economicus is niet meer dan een model, niet echt een mens van vlees en bloed. Het gaat erom dat het politieke denken onderhevig is aan reductionisme, zoals dat ook het geval is bij het sociale denken, Reductionisme geeft er aanleiding toe dat het individu, het subject opgeheven wordt, verdwijnt in de analyse, ontdaan van ziel en leven. Morin vocht ook nog eens tegen het Stalinistische adagio dat de tegenstander moet uitschakelen, omdat hij ervaren had, dat die tegenstander ook bestaansrecht heeft.

 

Het wordt interessant als we het denken van Morin inzetten om onze houding tegenover het neoliberalisme of het globalisme te bestuderen. Het neoliberalisme dat de idee van de blinde hand, waar Adam Smith over had gesproken, zij het spaarzaam, uitvergrootte tot de bepalende kracht van de economie, terwijl een oplettende overheid en de actoren moet temperen als die andere dreigen te onderdrukken of vernietigen. Globalisme leidde er niet toe dat wij armer werden, want een hoop producten werden gemakkelijker toegankelijk en tot voor kort konden we voldoende meerwaardecreatie ertegenover zetten. Nu China zelf een grotere dynamiek heeft gevonden en meer meerwaarde creëert, kan Europa niet meer achterblijven, wat uiteraard tot spanning leidt. Alleen lijkt het mij nog niet duidelijk of Europa oplossingen heeft gevonden en zo ja, hoe die zullen uitpakken.

 

Het economisch denken, zoals Tomas Sedelcek onderkende gaat ten onrechte uit van de idee dat men eenvoudig parameters kan wijzigen. Men kan dat wel op het niveau van modellen en dat kan zeer instructief blijken, maar laat onverlet dat de economie in het vrije veld niet altijd de modellen volgt, maar laat zien dat de modellen ontoereikend blijken. Daarbij kan men wel niet stellen en dat zal de 100-jarige ook niet beweren dat de modellen in se simpel zijn, laat staan simplistisch. Maar als men parameters onafhankelijk laat variëren, dan blijkt dan men te weinig zicht heeft op de interacties. De bijdrage van economen en econometristen in het publieke debat ontwijken vaak de complexiteit van hun werkzaamheid en vooral de complexiteit van de te beschrijven realiteit omdat men er wel aan kan refereren, maar niet zonder dieper in te gaan op precies het complexe karakter ervan.

 

Zegt Morin niet dat er niet zoiets bestaat als een relatie tussen oorzaak en gevolg, dan laat hij zien dat er meer is dan directe relaties tussen oorzaak en gevolg, alsof de wet van behoud van energie uit de thermodynamica ook op andere terreinen zou werken. Overigens, die wet laat zien dat energie wel niet verloren gaat, maar zich kan omzetten in andere vormen, warmte of beweging. Dus neen, simpel is de wet niet en niet zomaar toe te passen op bijvoorbeeld het maatschappelijk gebeuren. Morin betoogt ook dat men de complexiteit niet dient te zien als iets onvatbaars, een argument om onwetenschappelijk te gaan denken, maar dat wetenschappers zelf de complexiteit van de door hen onderzochte realiteit onder ogen kunnen zien en zo in hun onderzoek niet vergeten dat ze meer onderzoeken dan wat ze in een onderzoeksvraag hebben beschreven. Kan men alles met alles verbinden? Dat is de weg vrijmaken voor een mythologie die niets verklaart, maar ook de werkelijkheid geweld aandoet. Zoals Umberto Eco beschreef in “De Pendel van Foucault”, kan een boodschappenlijstje best een boodschappenlijstje blijven en geen geheim document dat refereert aan een verloren geheime kennis. Het leverde wel een prachtige roman op, al lijkt niet iedereen zoveel waardering voor dat werk op te brengen, wegens te veel en te omslachtig, te complex dus.

 

Als we kijken naar de pedagogie en de onderwijshervormingen van de afgelopen decennia dan merkt men dat er een wetenschappelijke benadering van het onderwijsgebeuren ontstaan is dat merkwaardig genoeg niet meer gericht is op een optimaliseren van de kennisoverdracht, maar over het verspreiden van gelijke kansen, zonder zich om de inhoud te bekommeren. Zonder het onderwijs van de klassieke humaniora te idealiseren, dat hoeft niet, kan men zeggen dat wie de eindmeet haalde, zeer gedegen gekneed was in talen, wiskunde en ondanks de discussies daarover later, ook in het onderzoeken van de dingen, de aard der dingen en mensen. Het feit dat van een groep van 120 leerlingen in de Zesde Klasse er aan het eind van de Eerste Klasse of Retorica nog dertig, veertig overbleven, die dan konden “doorleren”, heeft men vaak tegen het systeem ingebracht alsof mensen die de eindmeet niet haalden verloren werden geacht voor het leven, terwijl zij vaak hun kennis wel te gelde wisten te maken. Was het dan niet frustrerend? Soms kan een frustratie mensen ook energie en zelfvertrouwen geven…

 

Maar er werden ook handelsscholen opgericht, nijverheidsscholen en avondlessen. Het panoplie aan mogelijkheden was rond 1950 en zelfs aan het begin van de twintigste eeuw behoorlijk indrukwekkend, omdat er een noodzaak was. De industriële ontwikkelingen, de ontwikkelingen van verzekeringen, de komst van de auto en chemische industrie bracht met zich dat men meer mensen nodig had, schrijfhanden, sterke koppen ook. De pedagogen stonden toen niet vooraan om te zeggen hoe het moest, maar de groei van de scholingsgraad was wel indrukwekkend, tot in de jaren zestig en zeventig de groei exponentieel opliep, zowel aan hogescholen als universiteiten.

 

Maar de pedagogie deed nu net wat Morin in zijn benadering betreurenswaardig acht, dat het subject, het individu gesmoord wordt, want wat leerling Piet of leerlinge Anne leren, dat doet er niet echt toe, terwijl men tegelijk afstapt van de idee dat leerlingen een leraar hebben die hen moeilijke zaken adstrueert, want ze moeten zelf ontdekken wat er te leren valt. De meester was niet langer meester, wat ertoe leiden kan dat leerlingen lacunes laten in hun kennis. Nu denk ik wel dat als men een jaar lang grondig bezig is de geschiedenis van de achttiende eeuw in Europa en de wereld aan te brengen, dat wel eens tot grotere interesse kan leiden, want het beeld dat veel mensen van de achttiende eeuw meekrijgen valt nogal schraal uit, behalve indien de leraar het tot zijn of haar taak rekent leerlingen meer te vertellen dan de rechte lijn van Louis XIV tot de terechtstelling van Louis XVI als een kwestie van onontkoombare realiteiten. Wat wetenswaardigheden betreft, geschiedenis bestuderen is iets anders dan feitjes stapelen om een quiz te winnen. Maar de huidige situatie leidt ertoe dat jongeren noch de toegang tot het ene meekrijgen noch de stapeling van parate kennis kunnen opbouwen, want dat heet dom te zijn. Overigens leert men data het beste door veel met de studie van geschiedenis bezig te zijn.

 

Het komt er niet op neer dat Edgar Morin de wetenschappelijke methode zou afwijzen of doorgedreven wetenschappelijk onderzoek overbodig zou vinden, maar er is wel een probleem, zeker in de sociale wetenschappen, waar men de wetenschappelijke inzichten hoopt in te zetten ter verbetering, terwijl men daartoe net de complexiteit van mensen en samenleving buiten beeld moet houden. Maar geldt niet dat men uit verkeerde aannames om het even wat kan afleiden? Dat wie de gevolgen van de industriële revolutie ziet als een proces van verpaupering van den arbeider, terwijl men historisch kan aantonen dat de mensen die in de industrie terecht kwam, een redelijk stabiel inkomen konden krijgen, maar dat de ontwikkeling van industriële centra ertoe leidde dat veel mensen die op het platteland geen emplooi vonden naar de stad trokken om te leven in sloppen en beluiken. Al waren die beluiken vaak in eerste instantie in handen van bedrijven die hun personeel dicht bij zich wilden hebben. Bovendien waren er ook die van het platteland vertrokken met een uitzet en wat geld maar ook vakkennis en helemaal niet in de armoede verzeild raakten. Het marxisme heeft van het arbeidersproletariaat wel een zeer donker beeld geschapen, zoals men dat nu nog doet met beelden van de Borinage – waar nota bene heel wat mensen uit Vlaanderen heen gingen om te werken. Om sociale spanningen te verhinderen, liet men nogal wat spoorlijnen aanleggen, zodat vanaf 1870 arbeiders vanuit Ronse en omgeving naar de Borinage trokken om er in de mijnen en het staat te werken. Wat dat met de mensen deed? Bestaat er onderzoek naar? Demografen komen niet zo vaak in beeld, maar ook kan niet om stadshistorici of landschapshistorici heen, wat vragen oproept over de dynamiek van de negentiende eeuw. De industrialisatie is belangrijk, maar daar zegt men weinig mee, als men niet gaat onderzoeken waar die tot stand komt, wat neveneffecten zijn en hoe die dan weer mensen mee blijkt te trekken.

 

De complexiteit is niet iets wat Morin aan de dingen toevoegt, maar hij kwam tot de vaststelling dat alleen al mensen nogal complex in elkaar zitten en er tussen droom en daad wel eens onverwachte verbindingen ontstaan. Gerard Walschap schreef het al, “de mens, ge kunt gij daar niet aan uit”. Bekijkt men populariserende psychologische geschriften, dan merkt men vaak genoeg dat men er net meent aan uit te kunnen en te weten hoe men deze of gene moet aanpakken. Maar mensen zijn niet statisch, groeien en bloeien of verwelken bij tijd en wijle, maar hoe gebeurtenissen op hem of haar ingrijpen, valt niet te voorspellen. Bekijkt men de ontwikkelingen in Human Resources Management, dan krijgt men de indruk dat men mensen eenvoudig kan aansturen. Gebeurtenissen bij een Frans bedrijf France Télecom, waar van 2008 af tot 2011 een groot aantal mensen tot suïcide overgingen die alle te linken vielen aan de bedrijfscultuur. In 2008-2009 sloegen 35 mensen, volgens directie en bonden, de hand aan zichzelf, omwille van grootschalige reorganisatie van het bedrijf. De rechtbank heeft in 2019 de bedrijfsleiding schuldig verklaard aan “harcèlement moral” of in het Nederlands, morele intimidatie? Klopt die term wel? Wat bewoog die werknemers meer dan tien jaar geleden tot zelfmoord? Feit is dat er geen publiek debat is gekomen over wat men human resources management noemt, maar door sommigen als een citroenpers wordt gezien. Juridisering van de arbeidsverhoudingen heeft werknemers beter beschermd tegen al te veeleisende werkgevers, maar ten gronde zou een wetenschappelijke benadering van de arbeidsverhoudingen in bedrijven en organisaties verder moeten gaan dan een optimalisering van de werknemer en diens/haar vermogen bij te dragen aan het succes. Hoe dat kan uitpakken, kan men dezer dagen wel eens lezen in kranten en bladen, maar doorgaans gaat het niet over het welbevinden van werknemers, want voor de een is dat ondergeschikt aan de inzetbaarheid en voor de ander, de vakbond, moet dat welbevinden altijd wel ondermaats uitpakken, terwijl men wel kan merken dat mensen die in sterk presterende bedrijven werken daaruit en uit hun werk fierheid en genoegen, arbeidsvreugde putten. Dan gaat men niet meer werken om des avonds goed te kunnen genieten, uit te gaan, te eten en drinken, maar dan is het werk zelf veel bijdraagt aan het welbevinden, waar dan andere activiteiten, een goede thuis ook, verder bijdragen. Wie evenwel al het welbevinden uit arbeid, beroepsactiviteiten wil halen, kan al eens bedrogen uitkomen, omdat het werk niet altijd tot onverdeeld succes leidt. Het is, euh, complex.

 

Wat Edgar Morin op de agenda zet, komt mij belangrijk voor, omdat het toelaat voor politici, journalisten, burgers om de samenleving, het economische gebeuren, het gevoel van onvrede beter te begrijpen, zonder onmiddellijk te moeten zeggen dat er een enkele oorzaak zou zijn, want monocausaliteit vooropstellen hindert het zicht op een soms wonderlijke werkelijkheid. Het verandert ook de aard van wat men de “kritiek” noemt, omdat kritiek die zelf de observeerbare werkelijkheid reduceert, in wezen niet meer de zaak onderzoekt, maar een voorafname doet op de te bedenken oplossingen. De discussie over de vervuiling veroorzaakt door 3M in Antwerpen en vooral Zwijndrecht laat zien hoe bedenkelijk het is onmiddellijk en zonder verder voorafgaand onderzoek naar schuldigen te zoeken. De producent? Tja, die produceerde stoffen waarin PFOS aanwezig is, omdat er een markt voor is, zoals teflon voor pannen die niet aanbranden. We gebruikten die wel, maar wisten dat we er met scherpe messen en vorken uit dienen te blijven of ijzerwol. Indien niet de producent dan politici, die niet goed op de winkel gepast hebben of zich hebben laten bedotten door de producent? Ambtenaren die het gevaar niet zagen? Wetenschappers? Dan hebben we de gevolgen nog niet in beeld.

 

We vragen niet dat de zaken moeilijk gemaakt worden, moeilijker dan ze zijn, maar als men dan toch cartesiaans meent te denken, pak de zaken dan consciëntieus aan, dat wil zeggen dat we goed kijken hoe we een complexe kwestie opdelen en waar we met enige zekerheid achteraf opnieuw de synthese van kunnen maken. Want het was toch de verdienste van Descartes om zichzelf bewust te worden van wat we doen als we denken en dat een zaak begrijpen soms zeer bewerkelijk kan blijken. Nadenken over de methode kan nooit kwaad, dunkt me, zoals ook de afgelopen 15 maanden is gebleken, net omdat het virus niet altijd functioneert zoals men na eerste onderzoek had verwacht. Ook de samenleving bleek niet altijd vatbaar voor de gevaren en soms speelden andere factoren mee, zodat de kritiek op het beleid te onzent, wat men niet zomaar aan een parameter kan afwegen. Met kennis achteraf moet ook nog eens voorzichtig omspringen. Overigens vermag het beleid hoe dan ook niet veel als burgers niet mee willen, maar dan komen andere factoren aan de orde, zoals het wederzijdse vertrouwen tussen overheid en burgers, de betrouwbaarheid van beleidsadviseurs en de communicatievaardigheden. Toch krijgt men de indruk dat de verantwoordelijke voor de oversterfte in de rusthuizen de minister van sociale zaken van de Vlaamse Regering was, terwijl er WZC’s waren die weinig besmettingen en nog minder overlijdens te melden hadden. Over het algemeen gelooft men ook in eenheid van commando om problemen op te lossen als de coronapandemie. Misschien eens kijken hoe Brazilië het ervan af heeft gebracht en ja, de president zag geen probleem. Toch verdient ook Braziliaanse verhaal van de pandemie meer aandacht dan de vaststelling dat de president niet deugt.

 

Besluiten we dan maar met de gedachte dat ons denken ons vaker dan we denken verleiden kan tot reducties, versimpelde voorstellingen, omdat we er dan meer grip op hebben. Een van de exemplarische wetenschappelijke domeinen vormt de paleoantropologie, omdat men daar kan vaststellen dat de zoektocht naar een “oermoeder” een Eva, nogal ver afwijkt van wat Darwin zelf in gedachten had, die begreep dat de soort, de homo erectus geenszins met een enkele stammoeder zou begonnen zijn. De stamboom van de homo sapiens sapiens is nog niet helemaal op te maken, omdat er veel lacunes zijn in de vondsten die zo een stamboom zou kunnen opleveren, maar ook, op basis van botten en schedels kan men al heel wat opmaken, maar er blijft nog veel waar men naar moet gissen. De oermoeder zal misschien een hele stam blijken, of zelfs meerdere stammen, anders is er van een soort, zoals Darwin dat presenteerde en waar we nog altijd mee bezig zijn, geen sprake omdat net de verschillen tussen de individuen binnen een groep voorwaarde is voor een succesvolle ontwikkeling. Maar zeggen dat het niet simpel zou zijn, hoort niet, wat de vorming van een valabel mens- en wereldbeeld in de weg kan staan. Wat dat dan weer met zich brengt, vergt een ander essay: waartoe leidt het verzamelen van kennis, het onderzoeken en ontwikkelen van hypotheses.

 

Bart Haers

 

_______________


Ik las weliswaar nog niet zo heel van Edgar Morin, maar op Arte zag ik een interessante documentaire over de werken van Morin en dat zette me aan tot wat verder onderzoek. Omdat het me uitdagend voorkomt, dat nadenken over complexiteit, de veelvormigheid van het "sujet", kwam ik tot deze betrachtingen. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts