Als de woudreus omvalt
Reflectie
Niemand hoort de woudreus
Omvallen, noch de stormwind
![]() |
Dit boek moet ik nog lezen, ùaar het lijkt me wel passend bij mij mijn mijmeringen. |
Schreef ik niet zolang geleden een stuk over een mensvrije wereld, dan merkte ik dat men de gedachteoefening blijkbaar morbide vindt, terwijl de gedachte bij me opkwam tijdens een wandeling in het Meerdaalwoud maar het ging inderdaad over onze menselijke aanwezigheid op deze aarde. Goed, de naam voor het tijdperk dat we zijn ingetreden, het Antropoceen, legt de nadruk op onze menselijke aanwezigheid op deze aarde, omdat we nu eenmaal zoveel schade hebben aangericht, waarbij we lang blind waren of wilden zijn voor wat er gaande is en hoe we door ongebreidelde aangroei van gebroedsel pas waarlijk die laag parasieten werden waarover een Duitse filosoof, misantroop en tegenstander van Hegels dynamische visie het had.
De mens heeft de aarde pas recent veroverd, maar laat
geen triomfkreet horen, want in wezen hebben we de aarde niet onderworpen, maar
nonchalant gebruikt en ons vermenigvuldigd, talrijker dan de zandkorrels op het
strand, de sterren aan de hemel, zoals Abraham werd opgedragen. Maar de dagen
van Abraham zijn lang vervloden en pas goed 200 geleden begon de demografische
boom, eerst in Europa en de VSA, later globaal zodat we moeten vaststellen dat een
belangrijk probleem voor het functioneren van de biosfeer nu net de massale
aanwezigheid van de mens, van meer dan 7 miljard mensen is. Succesvol zijn we
wel, maar we hebben lang geloofd dat het ongepast was (mannelijk) zaad te
verspillen en ook nu nog zijn er tal van gemeenschappen waar kinderloosheid
niet gewaardeerd wordt. We hebben ons vermenigvuldigd, zijn talrijker dan de
zandkorrels op het strand, maar hebben geen idee hoe we al die behoeften zullen
invullen.
Het ethische debat over de kinderwens en hoe die te
realiseren, gaat uit van de idee dat mensen een recht hebben, onvervreemdbaar,
op nageslacht. De noodzaak dat er collectief nieuwe generaties komen, hebben
een bredere betekenis dan alleen het hebben van kinderen. Het punt is ook dat gedurende
eeuwen het kinderlijfje steeds weer bedreigd werd en de demografische groei
doorgaans traag vorderde, tot in de achttiende eeuw, eerst in Engeland en
Vlaanderen, later overal in West-Europa een demografische groei op gang kwam,
die niet meer werd gestopt en mondiaal uitdijde. Merkwaardig genoeg bleef men
op ethisch vlak gefixeerd op het vermijden (mannelijk) zaad te verspillen maar
zelden op wat dr. Alette Jacobs en anderen al wisten, dat het beter is twee of
drie kinderen goed op de wereld te zetten en hen goed op te voeden, dan een
grote bende.
Maar terug naar de woudreus in het woud, de
sleutelboom die plots door parasieten, lianen – hetzelfde? – en ouderdom
onderkomen of uitgehold gewoon bij een windstoot of aardbeving omvalt, maar
niet opgemerkt wordt door alerte mensen. Gebeurt dat dan (nog)? De gedachte dat
het woud leeg is, werd al in de negentiende eeuw door onderzoekers als
Alexander von Humboldt van tafel geveegd, terwijl de levensvormen in de diepzee
ook pas laat werden ontdekt, want je moest eerst over een Bathyscaaf beschikken
om tot duizenden meters te kunnen afdalen in de diepzee. Het geloof in monsters
had dus niets te maken met het slapen van de rede, wel met onwetendheid die pas
langzaam over waarnemingen beschikte om zich vertrouwd te maken met deze onbetreden
gebieden en wat er leefde. Geen mens heeft ooit een levende Iguanodon mogen
aanschouwen, maar er zijn dus tal van mensen die bij een eerste confrontatie
met wat rest van hun bestaan, niet weten hoe zich die wereld kunnen voorstellen.
Zo raar is dat niet, omdat we zelden uitgebreid vertrouwd worden gemaakt met
fauna en flora, op de sauriërs na, die toen leefden. Het beeld kan uiteraard
niet statisch zijn, wat het begrijpen van de ontwikkelingen in het mariene
milieu, de fauna en flora op het land, de klimaatomstandigheden en geologische
ontwikkelingen met zich brachten, niet bevordert. Maar goed, dat is nu net het
eigene van paleontologisch onderzoek, dat het allemaal niet vanzelfsprekend bij
elkaar gevonden kan worden, maar interdisciplinair werk moet heten, waarbij
heel wat punten van discussie blijven bestaan. Maar omdat niemand een iguanodon,
die nog leefde tijdens het Juratijdperk, tot ongeveer 145 miljoen jaar geleden,
bij leven heeft gezien, kunnen we ons er weinig bij inbeelden. Overigens zocht
ik al langer naar een antwoord op de vraag hoe het kon dat die dieren zo groot
werden.
Toen de zoogdieren tijdens het Paleogeen het overnamen
van de dino’s waren het nog kleine diertjes, leren we, maar geleidelijk
ontstond een megafauna, al bleef die ver achter bij de vorige heersers, de sauriërs,
omdat, tja, waarom? Het is net het boeiende van natuuronderzoek dat niet elke
vraag onmiddellijk een antwoord lijkt te krijgen en dat nieuwe vondsten de kijk
op de evolutie en het functioneren van adaptieve radiatie beter begrepen wordt.
Het valt op dat rechtlijnig redeneren vaak de overhand haalt, ook als de
beschikbare data die rechtlijnigheid logenstraffen. Bij de extinctie die we nu
beleven, verdienen sleutelbomen in bossen een grotere aandacht maar dat fenomeen
van complexe ecosystemen blijkt zelden aan bod te komen, omdat we de functie
van sleutelboom bij leven en nadien niet direct waarnemen, want bij leven en na
afsterven blijken zij bron van leven zijn voor micro-organismen en een hoop
diertjes die we zelden zien, maar in de voedselketen van belang zijn, zodat een
maximale biodiversiteit onderhouden wordt. Grote bossen zijn geen luxe, maar de
ruimte snoeren we in en de versnippering treft biotopen, die doorgaans geen
gesloten systemen zijn. Het kan dan alleen maar verbazing wekken dat we ons
blijven concentreren op rampscenario’s zonder de structurele maatregelen te
nemen waarbij we ecosystemen als geheel bekijken. Merkwaardig genoeg, in de
ogen van boeren, jagers en (groot-)moeders maken ook wolven deel uit van de voedselketen,
waarbij het indrukwekkende voorbeeld van de aanpak van het begroeiingspatroon in
het Yellowstone National Park door een teveel aan herten onze aandacht trekt. Gedurende
decennia was de begroeiing van het park zeer verschraald, nadat men de
natuurlijke populatie wolven had uitgeroeid omdat men de ontwikkeling van het
ecosysteem wilde bespoedigen; jonge boompjes evenwel werden door de grazers
opgegeten voor ze tot groei kwamen en bijgevolg werd het park steeds minder
bebost, wat dan weer andere dieren verjoeg of deed sterven. Het is dus geen geheim
dat wolven, eens uitgezet alleen al door hun aanwezigheid, na aanvankelijk de
grazers te hebben bejaagd, de groei van bossen mogelijk gemaakt hebben en
meteen had dat een onmiskenbare invloed op de biodiversiteit, van fauna en
flora.
Vandaar mijn bedenkingen over hoe de wereld eruit had
gezien als de mens niet zo succesvol was geweest en – tja, het is niet anders –
in groepen van 20 à 30 of zelfs in landbouwnederzettingen van 200 à 300
mensen was blijven leven. Sinds de achttiende eeuw is de menselijke
wereld steeds meer beslag gaan leggen op de ruimte en daar schoot de natuur bij
in. Het is niet enkel geschiedenis, omdat reeds in de 12de eeuw
Filips van den Elzas wetgeving uitvaardigde om grote bossen, zoals het
Koningswoud of koningsforeest in het Oosten van het graafschap te bewaren. Zijn
opvolgers en de stedelijke elites begonnen het gebied te ontginnen door
tussenkomst van abdijen die werden gesticht. Tijdens de 18de eeuw
werden de gronden, waar de bossen sinds de zestiende eeuw gerooid waren en waar
weinig groeide, opnieuw bebost met fijnsparren en Douglas sparren, omdat het om
‘woestinen’ ging, waar landbouw weinig opbracht. In andere delen van het Waasland
begon men tijdens de achttiende eeuw met stalmest en stadsputten de zaken
anders aan te pakken. Verder blijkt het gebied minder drassig te zijn geworden,
waar men nu aan wil verhelpen.
Het is een kwestie van onderzoek en theorievorming, terwijl
we in de media vaak zeer episodische benaderingen vinden, waarbij nu eens de
bijen in gevaar zijn en dan weer het everzwijnbestand zorgt voor overlast. Onze
aanwezigheid, zo massaal als die geworden is, heeft natuurlijke processen
doorkruist en andere op gang gebracht, schadelijke dus, zoals de verspreiding
van invasieve exoten. Men kan natuurlijk zeggen dat dit de vooruitgang is,
zoals men ook ziekten als Malaria, cholera, de Pest in de Westerse wereld heeft
weten uit te schakelen, maar het punt van discussie zou moeten zijn hoe we ons
ondanks die bevolkingsgroei van afgelopen twee eeuwen en de industrialisatie
met de erbij horende lucht-, water- en grondvervuiling kunnen vrijwaren van een
onleefbaar wordende wereld. We zijn ver gegaan, moet eenieder, ook wie de
vooruitgang genegen is, accepteren, maar het is niet anders.
Recht op een goed leven heeft iedereen, maar niet
iedereen heeft er evenzeer toegang toe. Nu wij, de Westerse wereld ons
vergewist hebben van de ernst van de situatie, krijgen al die anderen niet
geheel ten onrechte dat we hen er alweer onder wilden houden, in plaats van hen
alle kansen te geven. Het maakt de discussies moeilijk en tegenargumenten met
enige grond gauw genoeg gevonden. We gebruiken massa’s palmolie en die groeien
toevallig op grote plantages waardoor de habitat van de orang-oetang versnipperd
is geraakt. De winsten overigens gaan daarom niet per se naar de bevolking die
ook in een woestijn van monoculturen moeten leven, maar het gaat naar de
investeerders en beleggers in het Westen alsook lokale potentaten.
Er staat dan ook veel op het spel, net omdat we er
niet in slagen de bevolkingsgroei te temperen, al gebeurt er al veel op het
terrein, maar religieuze bewegingen doen er alles aan om iedereen wijs te maken
dat elke mannelijke zaadcel goed gebruikt moet worden. De obsessie met
religieuze reinheid in een of andere vorm blijft ertoe bijdragen dat seksuele
normen onaantastbaar blijven en dat men vasthoudt aan kinderrijkdom, ook al is
door de verbetering van levensomstandigheden de noodzaak daartoe minder
dringend en kan men er niet aan voorbij dat snelle bevolkingsgroei de stabiliteit
van samenlevingen in het gedrang brengt als de rijkdom, de meerwaardecreatie
niet navenant verloopt. Maar hoe kan men mensen, vrouwen overtuigen voor een
meer geplande gezinsontwikkeling, want ook voor hen geldt wat de Anti-Matlhusiaanse
bonden in de negentiende eeuw wisten. Minder kinderen beter kunnen voeden en
opvoeden geeft hun een betere toekomst en betekent per slot van rekening een
positief saldo op, verondersteld dat de medische mogelijkheden voldoende aanwezig
zijn. Het valt ook op dat die beperking van de vruchtbaarheid de
bevolkingsgroei zelf ook heeft aangejaagd.
Overigens zullen we niet zo gauw naar een meer dragelijke
situatie komen als we menselijke methodes hanteren en afzien van oorlog en
erger. Dragelijk betekent hier dat we het leven op aarde niet zo belasten dat
de biosfeer onleefbaar worden. Er waren tijden dat de temperaturen op aarde
hoger waren dan nu en er geen ijskappen waren, maar toen waren er ook geen
mensen die het konden observeren. Tot goed 10.000 jaar geleden was de symbiose
tussen mens en natuur volkomen, zorgde de grote klimaatverandering die het
einde van de IJstijd, Weichselien – als student leerde ik vooral de
verschillende periodes van het Würm-glaciaal kennen, maar dat gaat over de alpine
gletsjervorming terwijl Nederland en België vooral met de glacialen zoals die
zich in Scandinavië en Noord-Europese laagvlakte manifesteerden te maken kregen
– voor een leefbaarder klimaat en zou het sedentaire leven en landbouw mogelijk
blijken, maar het duurt wel nog een paar millennia voor die nieuwe
mogelijkheden uit de Vruchtbare Sikkel Noordwest-Europa bereiken. Geleidelijk en steeds sneller nam de
symbiotische relatie in kracht af en gingen groepen mensen, in China, India,
Midden- en Zuid-Amerika grotere controle uitoefenen op de natuur en kon de stad
als leefgemeenschap ontstaan.
Nu zijn we dus in een stadium belang dat de natuur
afhangt van de goodwill van de mens, van klimaatmaatregelen maar evengoed van
beleid dat de vervuiling van grond, lucht en water indamt. Er werd ons verteld
dat we fier mochten zijn op wat aan welvaart en luxe werd gerealiseerd, dat de
kindersterfte tot een efemeer aantal was terug gedrongen en ja, dat we ook als
individu grotere autonomie hadden en hebben verworven. We zullen dat zeker niet
veronachtzamen, wel integendeel. Het punt is dat we ons eigen nest, planeet
Aarde zwaar hebben belast en dat we beseffen dat we oplossingen zullen moeten
zoeken, willen we niet stikken of aan vergiftiging overlijden. Sterven doen we
toch, heet het, maar het is wel de vraag hoe we oud worden en hoe we ons
bestaan in het ondermaanse mogen beëindigen. Er sterven uiteraard altijd mensen
en soms gebeurt dat gewelddadig, soms in het verkeer en vaak genoeg ook door (premature)
ziekten. We zoeken naar middelen om dat einde uit te stellen, terwijl anderen
vragen er zelf over te mogen beschikken. Het maakt het voor individuen soms
moeilijk om de eigen positie te bepalen.
Het Amazonewoud wordt onder onze ogen, dat wil zeggen,
via satellieten vernietigd, om er monoculturen aan te planten die de grond in
de kortste keren vernietigen. We hebben nu eenmaal soja nodig, heet het dan, voor
de veeteelt en goedkoop vlees op ons bord. Wij blij, maar we vinden wel dat president
Bolsonaro een eikel is. Maar evengoed als voor cocaïne geldt dat zolang er
vraag is het aanbod wel geproduceerd zal worden. Soja heeft lokale gewassen die
ook olie bevatten, zoals lupine, uit de markt geprijsd. De marges voor boeren
zijn laag, maar als we de landbouw verder zouden zien afhaken, zal dat ook op
het landschap grote gevolgen hebben. Men doet er goed aan bossen aan te
planten, maar weilanden en akkerbouw – zonder in monoculturen te vervallen en
met houtwallen hebben ook hun waarde voor de biodiversiteit.
Toen ik jaren geleden voor het eerst van Alexander von
Humboldt hoorde en later zijn werk leerde kennen, werd het me duidelijk dat er
goede rationele gronden zijn om hier in Europa maar ook elders mee te werken
aan het behoud van biotopen en grotere ecosystemen. In “Overstory” laat Richard
Powers ons de verhalen van mensen, bomen en bossen zien, waarbij menselijke
activiteit wouden heeft vernietigd en daarmee ook levensvormen, waar de mens
indirect mee verbonden is. Het is dan ook nuttig na te denken over hoe we als
menselijke globale samenleving niet enkel de vruchten van de handel en
industrie plukken, maar ook een mondiaal beleid gaan ontwikkelen, waarbij
mensen kansen krijgen op een beter leven zonder overdadig in te teren op de
natuurlijke rijkdommen. Daarom moet men niet alleen oog hebben voor de klimaat
gebonden gevolgen van de ontginning en aanwending van fossiele grondstoffen,
die overigens ook voor productie van gebruiksgoederen aangewend worden, maar
dat van ontginning ervan tot het raffineren en inzetten voor ons goed, het milieu
belasten. Afvalstoffen, watervervuiling en grondverharding moeten we ook in het
oog houden.
Toen ik zag dat de oude woudreus gevallen was, begreep
ik dat die mastodont er al tijden lag en geleidelijk verdwijnt onder het nieuwe
leven. Op de overgebleven tronk was een nieuwe beuk gegroeid, recht genoeg om
de timmerman te vergenoegen, maar rond de stam wemelde het van dierkens,
waarbij we weten dat we de meeste ervan niet kunnen zien. Het bestaan was
bevestigd, toen de houtvester de boom had gevonden, geveld en wel, toen ik de
boom had zien liggen, begreep ik dat men niet meer alle droog hout gaat weghalen.
Zoals Richard Powers schrijft, zijn bomen die geveld door leeftijd en de
krachten van de natuur ter aarde liggen, of nog steunen op een nabije boom voor
de afbraakwerken de val vervolledigen. Het gebeurt dat men het hout in het bos hoort
kraken, dat we de zien hoe bomen langzaam sterven, om net aanwezig te zijn
wanneer zo een oude reus omvalt, moet men geluk hebben, of ongeluk, als men
eronder terecht zou komen.
Bart Haers
boeiende bedenkingen...
BeantwoordenVerwijderen