Was Kant behept met racisme?
Reflectie
Que
sais-je ?
![]() |
Immanuel Kant (1724 - 1804) |
Een groot Vlaams filosoof hier in den lande, Etienne Vermeersch, ooit bekroond als de grootste filosoof van den lande, volgens Knack, stelde dat men zekerheid diende te zoeken, goed gegronde inzichten die niet aan twijfel onderhevig kunnen zijn want bewezen en met argumenten te staven. Andere filosofen, die net eerder de sceptische kant opkeken, kunnen dan uiteraard geen groot filosoof wezen. Nu we leven in een tijd van grote zekerheden komt dat scepticisme als een bevrijding voor, maar men kan natuurlijk aan alles twijfelen zonder er redenen voor te hebben, zodat men zich over drijfzand lijkt te bewegen en dat levert ook niet veel op. Wat weten we, wat weet ik, vroeg Montaigne en dat blijkt nog een valabel devies.
Zouden studenten echt vragen Kant niet meer te lezen, omdat hij zich aan racisme zou bezondigd hebben? Kant heeft inderdaad nagedacht over de verschillen tussen groepen mensen, omdat men aan het einde van de achttiende eeuw begon systematischer te denken over natuurfenomenen, maar men was niet zeker of men over voldoende kennis kon beschikken. De waarnemingen die men in reisverslagen las, waren overigens ook niet altijd getoetst, het beeld van de neger bijvoorbeeld diende net de slavenhandel en de slavernij te verantwoorden. Toch was er in die tijd al steun voor de idee van de Quakers dat mensen geen slaven kunnen zijn, ongeacht ras of geslacht. Herder zal deze theorie ook verder uitwerken, maar Kant zelf hield dan wel vast aan zijn pogingen tot systematischer inzichten te komen en dacht na over een rassentheorie, maar vond tegelijk dat mensen ongeacht het ras tot dezelfde soort behoren. Nu moeten we ook in aanmerking nemen dat Herder om een of andere reden, zijn teksten, voor een voorvader van het nationalisme wordt gehouden, of uitgescholden, terwijl de man net op zoek ging naar de wortels voor een duurzaam universalisme. Maar Kant stond er niet zover af, alleen was zijn benadering, archeologie van de natuur, gericht op een universeel begrip der dingen en komt hiermee dicht bij de Newtoniaanse natuurkunde, waar ook uit de veelheid van natuurkundige verschijnselen een beperkt aantal wetten werden afgeleid die het functioneren van de natuurlijke wereld regisseren, zoals de zwaartekracht.
Dit is in het kort wat we lezen bij Joris van Gorkom* die de ontwikkeling van het denken van Immanuel Kant over het bestaan van
rassen en de redenen waarom er donkere en bleke, gele mensen zijn. Interessant
is dat Kant zich in 1785 beroept op een theorie waarin een bepaalde soort
lucht, phlogiston zou zorgen voor een verbranding zou zorgen. Antoine Lavoisier
(1743 – 1794) had in 1783 bewezen dat phlogiston niet bestaat, want het is –
vanzelfsprekend denken wij dan – zuurstof dat het proces van verbranding bepaalt.
Kon Kant dat al geweten in 1785? De theorie van het phlogiston is van de hand
van Georg Ernst Stahl (1659- 1734) die
dus een kennis aandroeg die we als speculatief kunnen beschouwen.
Overigens hebben Voltaire en Emilie du Chatelêt op een prijsvraag van de Academie
van Dijon ook op de vraag naar oorzaak en processen van verbranding onderzoek
gedaan, waarna du Chatelêt het wezen van de lucht en zonnelicht als een zaak
van deeltjes of golven is gaan onderzoeken.
Om maar te zeggen dat het niet evident is in deze
tijd, zeker als men zelf niet helemaal thuis is in de onderscheiden
disciplines, te weten wat Kant of Herder en andere auteurs konden weten.
Overigens, na de reis van Alexander von Humboldt in Nieuw-Spanje, Cuba en de
nog jonge Verenigde Staten zou hij over de aard van de tot slaaf gemaakten en
hun huidskleur weer nieuwe gegevens aandragen, waarbij hij zich verzette tegen
het handelen in mensen en het bezit van mensen, slavernij dus. Het kan dus maar
moeilijk Kant aangewreven worden, erkennend dat alle mensen wel degelijk tot dezelfde
soort behoren, waarbij de huidskleur wel tekenend was en volgens Kant een
bepaalde doelmatigheid diende, net naar een verklaring zocht voor de
vaststelling van verschillen. Hoe gek
die idee van phlogiston ook mag lijken, in wezen is het wel dat de donkere
huid, door meer of minder huidpigment op basis van melanine, die mensen net kan
beschermen tegen huidkanker omdat UV-licht de huid kan schaden en tot mutaties
aanleiding geven.
Kant geeft dan wel weer aan dat mensen met een donkere
huid, Afrikanen niet tot volle ontwikkeling, maturiteit komen en kinderen
blijven, maar hoe stellig hij dat ook poneert, hij kon wellicht wel weten dat
zij ook geen kans kregen om tot wasdom te komen op enig ander vlak dan het
fysieke, waardoor ze geschikt waren voor zware arbeid in de ogen van de
Europese en Amerikaanse organisatoren van het bestel. Overigens was Kants opzet
eerder een kennistheoretisch vraagstuk uitwerken, eerder dan een moreel oordeel
vormen, al kan men er niet omheen dat de geleerde uit Königsberg niet kon
beschikken over inzichten die pas rond 1804 en vooral vanaf 1859 uitgewerkt
werden door Alexander von Humboldt het vroegst en uiteraard Charles Darwin, wat
betekent dat de inzichten van Kant ook een welwillende lezing verdragen,
namelijk dat hij dan wel rassen onderscheidde bij de menselijke soort maar het
gaat in biologisch opzicht om een soort en alle leden van elk ras kunnen met
leden van elk ander ras procreëren, kindjes maken, die zichzelf ook weer kunnen
voortplanten.
Men kan de discussie over polygenese en de idee van
het ene, eerste oorspronkelijke paar in het paradijs, niet zien als iets dwaas,
want het ging om een confrontatie van wereldbeelden, maar daar heeft Kant het
niet over, wat zijn opponent Forster Kant in de schoenen schuift, die nu net
probeert iets te onderzoeken, waarover niemand tot dan toe voldoende kennis en
inzicht heeft. Toch is het wonderlijk dat Kant aanneemt dat de menselijke soort
en soorten van levende wezens onveranderlijk zouden zijn, terwijl Darwin in
zijn epoche makende werk “on the origins of Species” laat zien dat soorten
ontstaan door mutaties die volkomen ondoelmatig lijken, maar wel succesvol
genoeg om oudere versies te laten verdwijnen. Het is wat kort door de bocht
geformuleerd, maar het is wel van belang dat we die ondoelmatigheid onder ogen
nemen, want Kant zal juist aannemelijk maken dat veranderingen die leiden tot rassen,
zoals de zwarte huid bij mensen die leven tussen de keerkringen doelmatig
moeten zijn. De discussie over teleologie of de het doel bepaalt het uitzicht,
werd voor ons al lang van tafel geveegd, maar kan men het filosofen als Kant aanwrijven
na te denken over het waarom van verschillen tussen mensen, die meer zijn dan
variëteiten. Kant schetst op weinig aan de verbeelding overlatende wijze hoe
Afrikanen en dus de tot slaaf gemaakte mensen in Amerika niet tot enige
volwassenheid in staat zijn. Dat kunnen wij niet hebben, zo weet eenieder, maar
precies de hele discussie tussen Herder, Kant, Blumenbach en Forster, voor ons
op Herder en Kant na onbekenden, maar wel onderzoekers en professoren met renommee
in hun tijd laat zien hoe sinds de bekende Argumentatie van Bartolemeo de Las
Casas over de vraag of de oorspronkelijke bevolking van Midden- en Zuid-Amerika,
door hen nog abusievelijk “Indianen” genoemd de inzichten verder ontwikkeld
werden, zodat we bij Voltaire in Candide al zien dat hoewel er evidente
verschillen zijn, de mensen uit Afrika gehaald naar Suriname of Guyana, voor de
suikerproductie evengoed mensen zijn als de mensen in Europa die de suiker en
de rum consumeren.
Immanuel Kant zag een ongerijmdheid in wat hij vernam
over verre oorden, Afrika, de Caraïben en Potosi en probeerde te verklaren, gedreven
als altijd want men moet durven te denken, naar de oorzaken en redenen waarom
er mensen zijn met een andere huidskleur en een ander gestel, dan wat hij kende
in Europa. Evengoed als Darwin niet verantwoordelijk kan heten voor de
aberraties die de sociaal-Darwinisten van zijn Evolutietheorie maakten, kan men
de rassentheoretici aan het einde van de negentiende eeuw vrijpleiten van
misbruiken van de inzichten van Kant. Het probleem van dat soort onderzoek was
dat Kant wellicht besefte niet over voldoende gegevens te beschikken. Dat hij
teleologische argumentatie inzette, had wellicht goede redenen, maar Herder
sprak hem heel pertinent tegen, omdat hij had vastgesteld dat er geen
bijzondere reden te vinden zou zijn waarom die Afrikanen, die hij wellicht in
Bordeaux had gezien mindere mensen zouden zijn. Joris van Gorkum beschreef in
zijn essay “Immanuel Kant over ras en teleologie” hoe de discussie over de
oorzaak van de verschillen tussen mensen die aan het eind van de achttiende
eeuw aanleiding gaven tot allerlei interpretatie, in onze ogen speculatie, ook
over de schepping en de oorsprong van de soorten, zoals Linnaeus die had
beschreven en geordend. Wij zijn evengoed dwergen op de schouders van reuzen,
zoals Darwin en moeten niet te verwaand menen dat die Verlichtingsfilosofen en
par excellence Kant maar prutsers waren. Immanuel Kant zal nog wel de terugkeer
van von Humboldt beleefd hebben, maar de studies die de ontdekkingsreiziger nadien
schreef, heeft hij niet meer gekend, want gestorven in 1804. Het valt dan ook
op hoe blind we dezer dagen lijken voor wat men “Ideeëngeschiedenis” kan
noemen, waarbij we proberen na te speuren hoe bepaalde inzichten doorheen de
tijd aan belang winnen of verliezen of voorwerp worden van scherpe discussie.
Net wie woke de wereld in wil trekken en onderzoeken
waarom er zoveel feiten zijn, gebeurtenissen die tot verontwaardiging
aanzetten, zou zich bewust kunnen zijn van het feit dat doorheen de
geschiedenis praktijken die eerst vanzelfsprekend lijken, plots, door nieuwe
reflectie terzijde geschoven worden, vaak na hoog oplopende conflicten. De
strijd tegen de slavenhandel en slavenhouderij – excusez le mot – kwam er onder
meer door toedoen van Voltaire, die zijn Candide in Suriname een onthande en ontbeende
jongen laat aantreffen, Afrikaans natuurlijk, die door zijn meester – zegt de
jongen – terecht gestraft is, waardoor hij een hand en een voet verloor, wat
Candide doet uitroepen dat dit allerminst de beste der werelden kan zijn. Ook
de Quakers hebben heel wat werk verzet om de slavenhandel te verbieden en dat
is uiteindelijk ook gelukt. De afschaffing van slavernij en slavenhouderij –
deze term verdient de voorkeur, omdat daarmee de positie van de daders
duidelijker aanwezig zijn dan bij de term slavernij, waar de slavenhouder
abstract blijft - ervan nam dan nog wel
een generatie in beslag en vergde, wat de VS betreft een Secessie- of Burgeroorlog.
In Rusland werd de slavernij in 1863 afgeschaft, maar helemaal goed het er
evenmin, omdat de vrijgelatenen geen productiemiddelen kregen, om hun bestaan
als vrije mensen ook te stutten in termen van overleving en lotsverbetering.
Men moet dus wel een discussie volgen als die over de
erkenning van het fenomeen ras, wil men ergens komen tot een begrip van wat
mensen aandrijft om de wereld te verbeteren, namelijk eerst verwondering en dan
begrip. De studie van nu onwelgevallige inzichten kan helpen het ontwikkelen
van nieuwe inzichten beter te begrijpen en dat goede argumentatie, waarin
voldoende grond gegeven wordt om een nieuw inzicht te incorporeren in het mens-
en wereldbeeld, waarmee men zijn of haar bestaan optuigt om enigszins een
routekaart bij de hand te hebben. Men kan menen dat het aanbrengen van context
een poging kan zijn ongenadig af te wijzen fenomenen zoals de kolonisatie te
verantwoorden en verschonen, terwijl een verklaringsmodel ontwikkelen niet
gericht hoeft te zijn op vergoelijken.
Morele verontwaardiging over hoe men in het verleden
bepaalde zaken benaderde en hoe men goed en fout definieerde, maakt verwondering
onmogelijk over hoe denkers en ook wel staatslieden hun visie bijstelden, omdat
er voor voorouderlijke praktijken geen plaats meer is. De aanval in brieven van
Voltaire op het parlement van Toulouse, nadat in 1762 een protestantse
handelaar op valse beschuldigingen en aan de hand van gefabriceerd bewijs
veroordeeld was tot de dood door raadbraking, nadat een van zijn zonen,
Marc-Antoine, dood was aangetroffen gaf aan dat er meer nodig was dan
impliciete tolerantie ten aanzien van protestanten. Voltaire ging brieven
schrijven, ook aan de koning, Louis XV, die na het doornemen van de argumenten
die Voltaire con suis hadden verzameld, de zaak liet heropenen, waarna de veroordeling
van Jean Calas werd ongedaan gemaakt, de terechtstelling terugschroeven lag
eerder moeilijk. Louis XV liet ook president van het Parlement van Toulouse,
een rechtscollege, afzetten en de weduwe kreeg van de koning een ruim pensioen.
In principe hanteerde de rechtbank in die tijd in Frankrijk nog foltering en
bestond er de fameuze “Lettre de cachet”, die net de notie van juridische onderbouwing
van een vervolging vastlegde. Toch oefende dat Parlement van Toulouse ’s
konings recht uit, dat gemoderniseerd was geworden, zich baserend op
bewijsvoering en duidelijke bekentenissen ak dan niet zonder foltering.
Niemand kon zomaar aangehouden worden, in Engeland,
want binnen de drie dagen moet men voorgeleid worden voor de rechter, om te
oordelen of verdere aanhouding gegrond is. In welke mate het “gewone”
strafrecht inderdaad op grond van harde bewijzen oordeelde in een gevoelige
zaak – de discussie over de terugtrekking van het Edict van Nantes,
uitgevaardigd door Henri VI om de godsdienstvrede te herstellen en door Louis
XVI teruggetrokken om redenen van gevoeligheid voor het feit dat er inwoners in
zijn land niet de ware RKK aanhingen. Onder Louis XV werd de praktijk van
tolerantie de regel, maar sommige groepen wilden de almacht van de katholieke
kerk bevestigd zien, onder meer ook jegens de jansenisten.
We voegen deze overdenking rond het optreden van Voltaire
in de zaak Jean Calas aan onze overwegingen over de vraag of men Kant kan
afschrijven en schrappen als inspirerend filosoof toe, omdat ik denk dat we
niet genoeg begrijpen dat we vandaag, worstelend met andere kwesties, nog
altijd de gauw genoeg de indruk hebben dat we weten hoe het hoort. Wie Jean
Calas vervolgde, wilde de positie van de Hugenoten – Protestanten – verzwakken en
moest vaststellen dat de koning, Louis XV meeging in de vaststelling van
Voltaire dat de man onrechtmatig vervolgd en veroordeeld was. In plaats van
boeken en inzichten te weigeren te onderzoeken, zoals men voortdurend hoort dat
dit het geval zou zijn, maar we vernemen dat in de media, horen het van een
rector, zou men net de confrontatie moeten aangaan. In Israël ontstond na het
proces Eichmann in Jeruzalem grote animositeit over Hannah Arendts inzichten betreffende
de banaliteit van het kwaad, dat niet de gevolgen van kwade handelingen op het
oog heeft, wel de intenties van de handelingen, namelijk het voldoen aan
bureaucratische opdrachten. Dat Eichmann zelf tijdens het interbellum naar Jeruzalem
was gegaan om de Groot-Moefti en andere moslimleiders te spreken, dat hij
effectief zelf antisemitische denkbeelden deelde en verspreidde, doet niets af
van de vaststelling van Arendt dat de man geen schuldinzicht aan de dag legde
over zijn werkzaamheden bij de dienst die de mensentransporten diende te
organiseren en waar hij leiding aan gaf. Enige tijd was de politieke denker
Arendt persona non grata in Israël en werd ze zelfs belaagd in haar
buitenverblijf, maar finaal heeft ze haar visie over hoe mensen kwaad kunnen
verrichten, willens en wetens, maar in volle gemoedsrust gezien als een
herziening van een ouder inzicht, dat veel algemener wordt gedeeld, namelijk
over het absolute of radicale kwaad. Fundamenteler is het gebrek aan kritiek –
wat men de woke mensen niet kan aanrekenen – en een gedachteloze, van kritiek
verstoken opvolging van de bevelen van hogerhand, wat men hen ook niet
aanrekenen kan. Maar hoe kritisch is men, wanneer men mee op de barricaden
springt tegen Kant, zonder nog nooit ernstig met een tekst van Kant bezig te
zijn geweest?
Men kan nog weinig teksten en inzichten onderzoeken
zonder vooroordelen, luidt de klacht. We worden evenwel volgestouwd met niet te
controleren inzichten en oordelen, vanwege de brede media en ook, uiteraard, de
sociale media. Recensies van boeken en zeker van wijsgerig werk verschijnen
wel, maar na lectuur van het besproken werk blijkt niet altijd dat het oordeel
gegrond was, maar precies een vooroordeel van de recensent versterkt heeft. Sommige
werken kan men blijkbaar niet meer gedachteloos lezen, wat ook niet aangewezen
is, maar het is net zo goed aangewezen te proberen kennis te nemen van het werk
van filosofen zonder belast te zijn met allerlei voorgekauwde kwalificaties. In
die zin was de uitgebreide inleiding tot filosofische stromingen van prof. dr. Ronald
Commers best interessant omdat de docent probeerde duidelijk te maken waar deze
of gene Kant voor stond, dan wel Fichte of Hegel. Zelf vond hij zo een
inleiding dan wel noodzakelijk maar tegelijk bedenkelijk, omdat hij er zich van
bewust was dat hij ons tegelijk de toegang tot het denken toonde, als ook
afsloot voor een open en frisse kennismaking. Die positie liet ons, studenten
toe de inleiding op te vatten als een vademecum, zonder dat het een evangelie
mocht heten, een kompas, maar geen telegeleid vliegtuigje.
Kant beschikte voor zijn onderzoek naar het bestaan
van rassen nog niet over een kompas, maar de discussie met Herder, Forster en
Blumenbach dwongen hem telkens weer zijn standpunten opnieuw te onderzoeken. De
geschiedenis van het denken kan veel leren over hoe we tot weloverwogen
inzichten kunnen komen, zonder ons te laten meedrijven op algemeen gedeelde
aannames of een communis opinio, zeker als we twijfels koesteren over de
geldigheid en houdbaarheid ervan. Michel de Montaigne begreep al dat we ons
tijdig de vraag stellen moeten: wat weet
ik nu (echt)?
Bart Haers
file:///C:/Users/Bart/OneDrive/Afbeeldingen/1966-Artikel%20Tekst-7717-1-10-20160219.pdf.
Reacties
Een reactie posten