Een kleine oorlog van mensen in donkere tijden

 

 


Recensie

 

 

Duitse familiegeschiedenis

Oppervlakkig en diep aangrijpend

 

 



Hugo Hartung, Wij Wonderkinderen. Ondanks alles een vrolijke roman van ons leven. Vertaling: Janneke Panders. Oorspronkelijke titel: Wir Wunderkinder. Der dennoch heitere Roman Unseres Lebens. 1957. Uitgeverij Cossee – Cossee Century 2012. Pp. 240. € 21,99

 

 

Hugo Hartung kende ik ook niet toen ik het boek in de boekhandel vond, waarbij ik uit het nawoord vernam dat de auteur bij het publiek veel aanhang vond, maar tegelijk bleek het gilde van professionele recensenten niet geneigd de auteur en zijn werken veel waardering te gunnen. Waarom dat zo is, kan mij ook na lezing niet duidelijk worden, want het boek, een soort making of van een biografisch relaas dat verschillende verhalen in elkaar schuift, maar ook toelaat om verschillende werkelijkheden, ervaringswerelden met elkaar te confronteren, biedt ons een panopticum van het Duitse leven. Ik hou niet van sterren of ballen, maar ik wil het hier wel al vertellen, het boek brengt een andere Duitse realiteit met zich, die de lezer best weet mee te nemen.

 

Er was na de oorlog in Duitsland, in het Westen, de gebieden onder Amerikaans, Brits en Frans gezag veel te doen over burgers, schrijvers in het bijzonder, die zich tijdens de 12 donkere jaren in innerlijke verbanning hadden terug getrokken. Thomas Mann verweet zijn jongste broer dat hij zo goed en zo kwaad als het kon de Nazitijd had overleeft, zonder nader positie in te nemen tegen het regime. Helemaal eerlijk was dat niet vanwege de beroemde broer, begrijpelijk ook niet, denk ik, omdat Thomas Mann vanaf 1933 uitgestoten was en via Zurich en Zuid-Frankrijk uiteindelijk in Amerika was terecht gekomen. Victor leek dan eerder de goede zoon die thuis was gebleven, maar Thomas Mann heeft zich na 1945 niet meer in Duitsland willen vestigen. Hannah Arendt had nog goede contacten met Karl Jaspers en Martin Heidegger had ze nog gesprekken, maar zijn keuze voor het nazisme kon zij hem niet vergeven. Het persoonlijke en het publieke, het blijft ondanks haar betrachting beide uit elkaar te houden, parten spelen.

 

Men kan over Anna Segers spreken en nog tal van schrijvers, die kort na de oorlog en de val van het Naziregime proberen te vatten wat er gebeurd is, maar naarmate de kennis van het Duits achterwege bleef, verdween ook het vermogen zich in te lezen in de Duitse literatuur. Altijd ook speelt mee dat tijdens de Koude Oorlog auteurs helemaal uit de waarnemingshorizon verdwenen, zoals Victor Klemperer of Hans Fallada. Nu kan men uiteraard menen dat literatuur anders dan historisch onderzoek weinig vaste grond onder de voeten geeft, maar mensen als Klemperer, Fallada, Ruth Andreas-Friedrich brachten mij heel wat bij. Jawel, ook Heinrich Böll en Gunther Grass’ De Blikken Trommel, waarvan ook een boeiende film werd gemaakt zijn mij bekend en heb ik gelezen, maar om redenen van affiniteit denk ik dat die auteurs mij minder lagen. De discussie over de inzet van Grass bij de SS werd veel geschreven, maar zoals de auteur zelf in zijn levensavond bekende, was hij als 15-jarige wel bereid te vechten voor het bestel, maar dat heeft hij lange tijd voor zich gehouden, wellicht bewust vergeten. Maar waar zouden wij gestaan hebben, als twintigjarige, zoals mijn vader in 1943, die na zijn humaniora weigerde in te gaan op oproepen voor de verplichte arbeid en in Aalter de bevrijding mocht vieren. Hoe zou men als veertigjarige familievader keuzes maken, zoals mijn grootvader langs moederszijde voor de kiezen kreeg en hij had niet te kiezen wat het opslaan van graan aangaat?

 

Kortom, al lezende over Duitsland, over wat Duitsers hebben meegemaakt tijdens de 12 duistere jaren, zonder te vergeten dat ook na de val van Hitler en het Naziregime, op hun pad kwam, duurde het nog jaren voor Duitsland enigszins de ellende kon vergeten die hen overkomen was, maar toen kwam de dringende vraag wat ze aan moesten vangen met wat ze anderen, de Europese joodse cultuur en de miljoenen die ze hadden vermoord, iedereen wier leven in de soep draaide, in een poging het vraagstuk voor eens en voor altijd op te lossen. Niet elke auteur, verwijt men naoorlogse schrijvers, hebben zich met de Endlösung ingelaten, velen hebben wel de vernietiging van de burgerlijke instellingen beschreven en de rechten die men had en hen ontnomen had, in ruil voor plicht, eer en vaderland. Klemperer had het over de nieuwe taal, Fallada liet zien dat men verzet kon plegen, maar uiteraard bleek dat vergeefs, maar het gaat fataal om enkelingen, zoals de jonge garde van de Witte Roos. Het kan dus een verademing betekenen dat een auteur probeert zijn en andere levens tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw onder de loep te nemen, waarbij de grote ideologische discussie ex post factum niet opnieuw wordt gevoerd. Hugo Hartung, overleden in 1972 kon nog net bevroeden dat toen pas de grote verwerking zou (kunnen) beginnen over wat er gebeurd is, de vernietiging van het burgerlijke leven, de mobilisering van de bevolking en het ondergraven van de vrijheid. Want was de Holocaust of Endlösung de meest afschuwelijke onderneming van het regime, dan moet men de afbraak van democratie, recht en Bildung in Duitsland en Europa, in de bezette gebieden, met de hulp van lokale medestanders ook wel belangrijk blijven vinden. Zoals Klemperer stelde, ging het om fanatisch handelen, eerder dan fanatiek, het woord dat volgens hem in het woordenboek van de LTI centraal stond.

 

Hugo Hartung beschrijft  het leven in een klein stadje rond 1912, 1913 toen klassieke scènes van het leven in de provincie hem en zijn vriendjes nog in vervoering konden brengen, zoals een feestelijke optocht, zoals een montgolfière die zou vertrekken en waar de notabelen zich laten opmerken bij de voorbereidingen en het gebeuren zelf. Een jongen spant de kroon door als verstekeling aan boord van de luchtballon te geraken en vervolgens over Leipzig vliegend het grote monument van de Volkerenslag dat officieel ingehuldigd werd door de keizer en alles wat telde in Duitsland. Dan was het al 1913 en men wilde de zege bij Leipzig eindelijk in de verf zetten. Het heeft me altijd verwonderd dat de Napoleontische oorlogen en het wedervaren van de verschillende regio’s dan wel eindigen in Waterloo, maar tussen het vertrek, de vlucht uit Moskou in 1812 en de nederlaag in 1815 is er nog heel wat voorgevallen, ver weg van de Schelde en de Rijn. Dat in Duitsland die oktoberdagen nog wel heugden, laat zien hoezeer het hemd nader is dan de rok. De volkerenslag in oktober staat denk ik niet bovenaan in de agenda van de meesten onder ons. Maar er was meer aan de hand, een van de notabelen was de directeur van de gasfabriek, wat we in onze streken ook kenden, want ook hier werd stadsgas gemaakt door kolen te verhitten zonder zuurstof toe te voegen, waarbij cokes, goed voor de staalindustrie een bijproduct was – cokesfabrieken hadden gas als bijproduct. In Brugge dook historische vervuiling op toen men een nieuwe brug wierp aan de Scheepsdalelaan.

 

Er dient zich een triumviraat aan van 11-jarigen, Andreas, de zoon van de gasfabriekdirecteur, Bruno Tiches, over wie het verhaal zou moeten gaan, en R, de verteller. Drie klasgenoten op het gymnasium, maar Bruno vindt andere zaken, zoals de glorie van de Keizer en Duitsland belangrijker dan de school. Ergens doet hij denken aan Diederich Hessling, de protagonist van Heinrich Manns roman “Der Untertan”. Hartung, die zelf literatuur studeerde en in het theater actief was tot hij beroepsverbod kreeg, zal Mann wel gekend hebben en lijkt in zekere zin dat concept van de Onderdaan op zijn manier aan de hand van het levensverhaal van Bruno Tiches in te vullen. De jongeman vindt op zeker ogenblik de keizer en later in de oorlog ook de legertop maar mietjes, maar weet intussen zijn leven aardig in te richten. Geld inzamelen voor behoeftige landgenoten? Uiteraard, maar er kleeft iets aan de lijmstok. Vervolgens werd hij leerling-bankbediende, maar hij ging gokken, met ontslag tot gevolg.

 

De familie Meisegeier speelt in de roman een bijzondere rol, omdat deze outsiders altijd weer het geordende leven van burgers en notabelen weten te verstoren, soms op een zotte wijze, later op een tragische wijze, gewoon omdat de moeder, die de stadsschone was, vooral een veile vrouw wier kinderen elk een aparte vader blijken te hebben. Een dochter zal op zeker ogenblik door toedoen van Bruno Tiches in de klas weten te geraken en de les hebben bijgewoond onder diens bank. Een andere figuur zit dan weer in het andere spectrum, een adellijk meisje uit het verre oosten, dat wil zeggen Letland, maar door de oorlogsgebeurtenissen aangespoeld in het stadje bij Leipzig. Wera zal enige tijd het leven van R. delen, maar dan is de oorlog al voorbij, de eerste en hebben de communisten geprobeerd Radenrepublieken op te richten, onder meer in München. In München merkt R. voor het eerst hoe een nieuwe beweging onverwacht snel opgang kan maken en verschijnt de heer A. Hitler in het publiek. Bruno Tiches die geen diploma heeft van het gymnasium, komt wel les volgen aan de universiteit en verstoort de rustige dagen van R. onder meer door zich voortdoen als student en lid van een corps. Deze lichtzinnige vorm van veinzerij, zijn nood aan het behoren tot een club kan hij met genoegen botvieren, al is hij tegelijk dienstbaar aan de aristocratische leden van de club. Bruno blijft geloven in het Algemeen en wil de kracht van de groep doen zegevieren. Eenmaal geroyeerd uit de studentenclub, gaat hij zich voegen bij de groep die een putsch pleegt, waarna Hitler een jaar vestingstraf krijgt. R. is intussen de brave student, die zijn jeugdvriendinnetje Wera opnieuw ontmoet in München, aan de universiteit. Het valt hem wel lastig uit de buurt van Tiches te blijven, zeker als de crisis opnieuw toeslaat en hij, maar ook Wera moeten werken in “gemeenschapsdienst”, waarbij Tiches hen opnieuw weet te kleineren en frustreren.

 

We moeten ons dus wel afvragen in welke mate deze soms lichtvoetig beschreven gebeurtenissen voor de lezers wel zo lichtvoetig uitpakten bij de oorspronkelijke lezers, want zij wisten hoe de hyperinflatie, de moord op Walter Rathenau en de Bierkelderstaatsgreep gewoon gebeurden en geleidelijk hun bereidheid in de realiteit te geloven deed afbrokkelen. Het blijft deel van de geschiedenis, maar zoals Susan Neiman betoogde, kan men die geschiedenis wel accepteren, maar lange tijd wilde de Duitse publieke opinie er niet aan dat men zoveel ellende had veroorzaakt, te meer omdat de “men” eenieder betrof. Toch kan men ook vaststellen dat de pleitbezorgers van neonazisme vooral buiten Duitsland te vinden waren. In Duitsland, het Westen was er eerst, na de geallieerde pogingen tot denazificatie een pragmatisch beleid vanwege Konrad Adenauer en de Founding Fathers van het nieuwe West-Duitsland. In de DDR werd de denazificatie op het oog met meer gestrengheid doorgevoerd, maar Neiman laat zien dat er ook daar een en ander op af te dingen valt.

 

Na lectuur van dit boek kwam me de vraag bezoeken of Hugo Hartung niet de roman en de ingenieuze constructie opgezet heeft om precies de naoorlogse verhoudingen in Duitsland op te roepen. De lichtvoetigheid klinkt dan algauw wrang, dunkt me, wanneer men in ogenschouw neemt hoe vooraanstaande leden van het bestel, van de SS, zoals Bruno Tiches erin slaagden algauw weer zichzelf te zijn, c.q. als succesvol oplichter door het leven te gaan. Hoe andere mensen zich door de nazitijd hebben geworsteld en geprobeerd zo normaal mogelijk te leven, is een vraag die Heinrich Böll en Günther Grass wel opwierpen, maar dat iemand vrienden uitzwaait, tijdens de jaren ’30 die “auswandern” wilden, met achterlating van have en goed, is ook deel van het verhaal en dat draagt Hartung wel vaker aan.

 

Ingenieus maar niet origineel is het vertellen van het verhaal van een boek dat getuigenis moet afleggen van doen en laten van die Bruno, als een puzzel van verslagjes en opmerkingen, die door de verteller, die ook actief mee is geweest, tot op zekere hoogte, bijeengebracht worden tot een samenhangend geheel. Het verhaal gaat over de omgang van een oudgediende van de SS die als jongen al achter de keizer aanliep, vervolgens een plaatsje wist te vinden in een studentencorps – omwille van het uniform – en vervolgens dus via de SA in SS een thuis vindt. Maar hij zal geen dupe worden van de nederlaag, lezen we aan het einde, wat toch ook wel herkenbaar moet zijn geweest voor Hartungs eerste publiek.

 

Het roept bij mij vragen op als men het onderscheid tussen een publikumserfolg en een Kritikererfolg, succes bij het publiek dat ingaat tegen de kritiek van de ervaren, professionele kritiek herleidt tot bekwaamheid van de ene partij dan wel de andere. Het publiek kan uiteraard vaak maar voortgaan op wat de kritiek via bladen hen vertelt over wat er verschenen is en van belang zou kunnen zijn. Leesplezier is dan niet altijd een criterium, herkenbaarheid is een ander punt waar men op afhaakt als dat verhaaltje niet past in een ideologisch kader. De kritiek werd elitair, wat na de oorlog in zekere mate verder doorgezet werd. De grond voor die kritiek, zegt men dan, lag bij Jose Ortega y Gasset en diens essay over de massamens. De lectuur leidde tot een diepgaand cultuurpessimisme, zegt men dan, maar het was eerder de uitdrukking van een onbehagen in de cultuur. De massamens waar Ortega y Gasset het over heeft, komt voort uit de industriële Revolutie en de ontwikkeling van de kleine steden tot industriële, grootschalige woongebieden, vlak bij de industriële productie-eenheden. Hartung kende zo te zien deze inzichten, als theatertheoreticus en wellicht kan men in zijn boek over de Meisegeiers die massamens ontwaren, terwijl Bruno Tiches toch een andere representant opduikt, want net als R. en Andreas behoort hij tot de kringen van kleinsteedse notabelen. Kennelijk is zijn falen in de opleidingsfabriek voor de hogere kaders van de samenleving geen beletsel om een plaats te vinden in de nieuwe beweging, maar dat was ook al in die jaren een discussiepunt. Maar of het nazisme de beweging is van de massamens? De Laatste mens, waar Friedrich Nietzsche het over heeft, verschijnt op de puinen van de beschaving, waar ook Andreas uiteindelijk niet mee om lijkt te kunnen, terwijl R. zich uit de slag weet te trekken, eerst met Wera en dan later, met Kirsten. Hij heeft geen groots afgelijnd plan, maar studeert en haalt wel zijn doctoraat, hij hoopt op een navenante positie in de samenleving en dat, helaas, gaat in de jaren na de crisis, de Grote Depressie goed fout. Werklozen moeten hun brood verdienen en Bruno, die op dat moment aan bepaalde touwtjes kan trekken, vernedert hem, niet voor de  eerste keer.

 

R. meldt vaak waar Bruno zich over opwindt en wat hem opwindt, maar de brave borst, tot de affaire aan de universiteit, ziet er zelden kwaad in. Dan groeit het wantrouwen, want Bruno zal hem duidelijk maken dat niet alleen Goebels zijn revolver trekt als het woord cultuur valt. Profiteren van wat er zich aandient is voor Bruno veel verdienstelijker dan zich inzetten voor de hogere kunst en cultuur. Toneel spelen kan er dus bij hem niet, hoewel hij, zoals R. niet nalaat te vertellen, graag ook zijn eigen theater opvoert, doordrongen van zijn importantie. Ook de Meisegeiers geven blijk van inventiviteit en sluiten zich aan bij de SS en de ene zoon krijgt aardige posities in Beieren, München, maar de andere blijkt dan weer wat te ijverig in het vergaren van materiële voordelen. Ten koste van de waardigheid kan men zich niet blijven gedragen, al klinkt dat in deze context bizar, maar wie sommige werken van Anna Segers doorneemt, zal merken dat ook in revolutionaire regimes, zoals in de DDR de baten van het systeem bij enkele handige jongens terecht komen, terwijl de hele samenleving vooral moet opdraaien voor de ideële, utopische uitbouw van het SED-bestel.

 

Dat de Duitsers in de jaren 1950, toen er af en toe schandalen onthult werden van aannemers en ondernemers die graag meer inpikten van het heropbouwprogramma van Duitsland, het Amerikaanse plan van de Marshallhulp, dat het Wirtschaftswunder mee aanjoeg zoals in de films van Fassbinder uitgebreid vertoont wordt. Ook Volkert Schlöndorff heeft het nodige bijgedragen aan die beeldvorming. Het punt is dat de Amerikaanse middelen voor de wederopbouw niet volstaan hadden als de Duitsers, Nederlanders, Belgen, Fransen niet hun kennis en werkkracht hadden ingezet. Men kan nu beweren dat Hugo Hartung alleen publikumserfolg heeft gekend, ten gronde schetst hij, met de middelen die de literator ten dienste staan evenzeer een indrukwekkend portret van een tijd en omgeving, die voor ons niet zomaar te vatten valt.

 

De inventie van Hartung? Hij schetst een kleinsteeds milieu van mensen die elkaar hun leven lang altijd weer zullen tegenkomen. Een springt eruit, geeft al vroeg blijk van ambitie, door zich in een dagboek uit te drukken, wat ook R. doet. Maar veel heeft hij zo te zien niet te vertellen. De oorlog komt, de overlevenden moeten verder en opnieuw slaagt Bruno Tiches er iets van te maken, eerst als verkoper van potten en pannen, later als leider van een nieuwe partij, een nieuwe NS? Het is en blijft wonderlijk dat men Hugo Hartung verwijt nogal karikaturale figuren te hebben neergezet, maar zowel de Meisegeiers als Bruno Tiches zelf waren wel herkenbaar bij het publiek en wellicht was het dat wat de kritiek niet kon hebben, want men kende wel voldoende mensen die aardig wisten te profiteren van de nieuwe meesters. Bovendien vormt de vraag hoe men overleeft in duistere tijden en – na de oorlog – tijden van grote tekorten, zeg maar armoede – een thema dat toen het Wirtschaftswunder eenmaal op gang kwam, niet door iedereen vergeten werd. Inventief is het verhaal uiteindelijk wel, zowel de anekdotisch aangedragen avonturen van R. en Bruno, als in de grotere spanningsboog, die het verhaal, aan het einde laat zien.

 

Goed leven, moreel in orde blijven garandeert geen grote welvaart, maar zegt de Deense Kirsten, wel vrolijkheid. Geen rozengeur, maneschijn noch dolle komische belevenissen, maar gewoon ook wanneer alles tegenslaat toch kunnen blijven feesten, dat er dingen gebeuren die men zich niet voorstellen kan, zoals bij het licht van boenwas met gebarsten vingers feesten. Vrolijk leven is niet oppervlakkig in het leven staan, begrijpt dat meisje, dat R. in zijn kosthuis heeft ontmoet, toen Wera was verdwenen, vertrokken. Hartung geeft op die manier ook een ernstige les mee, want de omstandigheden kunnen ons in greep houden, we kunnen ons buiten de gebeurtenissen houden en niet meedoen aan de doxa van de tijd, omdat we er geen geloof in kunnen hebben noch waarde aan hechten. Maar dan worden jonge mannen toch nog opgeroepen, maar ook veertigers, zoals vader en zonen Fest, zoals Joachim Fest wist te vertellen. Doxa, de idee dat grote groepen mensen beheerst kunnen worden door een gezamenlijk gedeelde idee, leer, zonder er verder nog kritisch mee om te gaan, wat outsiders zowel weerbaar kan maken als hen kwetsbaar maken voor willekeur vanwege (vertegenwoordigers van) de machthebbers.

 

De roman vertelt ons drie levens, die elkaar telkens weer kruisen, Bruno Tiches die doodvalt als hij op het toppunt van zijn macht is, door in het parlement zijn fiat te geven aan een regering, zittende op de balans tussen twee grote groepen, die echter geen van beide een meerderheid hebben. Er is Andreas, die naar het theater gaat, in Silezië in een Russisch kamp van krijgsgevangenen zit – en blijkbaar geluk had niet naar Siberië te zijn gestuurd. Er is R. die met zijn Deense meisje uit Gilleleje, trouwt in 1939, net voor de ellende losbarst, al brachten de eerste jaren niet direct oorlogsschade mee in Thüringen en Beieren, die komt later. Het verhaal van de huwelijkstoebereidselen, verloving en het feest kan men zien als de illustratie van wat Hartung wil doen: de kleine oorlog van mensen in hun dagelijkse overleven tijdens grote oorlogen en omwentelingen. Inderdaad, er klinkt iets bekends door.

 

Bart Haers

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts