Wat verwijt men Jan Dumolyn, lid van de canoncommissie?

 

Dezer Dagen

 

 

Historicus slachtoffer

Van defenestratie en Ostracisme

 

Gustaaf Wappers (1803 - 1874) Historieschilder
Episode des journées de Septembre 1830 sur la
Place de l'Hôtel de Ville de Bruxelles. 
Brussel Koninklijke Musea voor Schone Kunsten

  

Moet ik Jan Dumolyn te hulp snellen? Hij zal zichzelf wel afdoende verdedigen, zoals in Knack van 16 november 2022. Toch moeten we toch even nadenken over de vraag waarom die historicus zo belaagd wordt door mensen die anders de grootste voorzichtigheid aan de dag leggen. Een ander punt is: wat voor geschiedschrijving willen we?

 

Opnieuw over de historische canon? Laten we die kwestie verder ter zijde leggen, maar nog eens terug kijken naar wat we van geschiedschrijving verwachten. Want wat die canon bieden zal, zal blijken wanneer de commissie die voorstelt. En ja, politiek en historiografie, het blijft een zaak van gebruik en misbruik. Mensen als Paul-Henri Spaak, Churchill, De Gaulle kenden hun klassieken en toch, ze wisten hoe ze die konden mobiliseren om de achterban te mobiliseren, maar als het publiek het niet meer kan volgen of plaatsen, kan men er ook niet gepast op reageren en vallen oproepen of waarschuwingen plat. De geschiedenis is evenwel niet wat we zouden willen, een verhaal dat onze voorzaten altijd als helden en drakendoders voorstelt. De geschiedenis is smoezelig en af en toe komen er verhalen aan het licht waar Cesare Borgia bij kan blozen.

 

Schreef ik eerder dat goede handvaten voor de geschiedenis van dit land, België en Vlaanderen, noodzakelijk zijn om maar enigszins de ontwikkelingen te kunnen vatten, de lange termijn, la longue durée en data over wat er concreet gaande was en invloed uitoefende op de samenleving en wat later kwam, dan begrijp ik ook dat die evoluties niet aan de actuele grenzen gebonden zijn. Om maar iets te zeggen, Johan Rudolph Thorbecke was professor aan de Universiteit Gent, gesticht door Willem I – zoals zijn voorzaat Willem de Zwijger de universiteit van Leiden oprichtte als tegenwicht voor de  katholieke universiteit van Leuven, waar Erasmus zoveel kritiek op had – en nadien in Leiden als jurist om zelf ook zelf rector van de universiteit Leiden 1840-1841. In Brussel en Gent behield hij nadien contacten en daar bestaat een briefwisseling over. In 1848 stond Thorbecke mee in voor de invoering van een moderne Grondwet, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid vorm werd gegeven. Maar Thorbecke had in zijn jeugd en jonge jaren goede contacten in Duitsland, vanwege familiale banden maar ook privaatdocent in Giessen en Göttingen. Zo zijn er ook nog andere biografieën waar mensen doorheen hun leven in verschillende (actuele) landen actief waren, zoals Necker en Belle van Zuylen.

 

Een canon van Europese geschiedenis, waaraan ik refereerde, zou best mogelijk zijn en leerzaam, omdat de geschiedenis(sen) van de lidstaten van de Europese Unie overlappend blijkt en tegelijk vaak in vijandschap van vorsten, die elkaar op verschillende manieren patrimonium wilden ontfutselen. Ging het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks en komt daar dan Hugo de Groot met zijn werk “De iure belli et pace”, waarin deze de rechtvaardiging van de oorlog bespreekt en hoe men op een rechtvaardige manier oorlog kan voeren, dat wil zeggen dat men burgers niet zomaar kan gijzelen, doden, vrouwen verkrachten etc. Het is van belang deze visie onder ogen te zien omdat die inderdaad geleid heeft, zeer langzaam, tot een andere visie op oorlogsvoering, al blijkt men hier ook de scheidslijn tussen Europa en bijvoorbeeld Rusland te kunnen ontwaren, maar anderzijds, het gebruik van Agent Orange door het Amerikaanse leger was ook niet in lijn met de visie over oorlogsvoering die onder meer in de conventies van Genève afgesproken werd. Anderzijds kan men ook denken aan het werk van Carl vorst von Clausewitz, die de beginselen van de oorlog opnieuw formuleerde, waarbij – hoe raar dat ook klinkt – efficiëntie hoog aangeschreven stond. Het zou dus bij de conceptie van zo een Europese canon eerder moeten gaan om ontwikkelingslijnen, over burgerschap, over rechtvaardigheid van het bestuur en rechtspraak en dan kan men wellicht laten zien hoe de realiteit weliswaar niet altijd spoort, toch de uitgezette lijnen volgt. Aan de ene kant zorgen opstanden, frondes en andere conflicten binnen vorstendommen daarvoor, anderzijds zijn er ook publicaties in handschrift en druk die naargelang de tijd vordert steeds weer nieuwe vormen aanneemt.

 

Jan Dumolyn heeft in zijn werk, voor zover ik het kan overzien steeds de vergeten, kleine, luiden uit de steden in beeld te krijgen, waar ook zonder ideologische aandrijving reden toe was en is. Dat men de ontwikkeling van steden als Gent en Brugge niet enkel vanuit het standpunt van het patriciaat kan behandelen was al langer duidelijk, iets waar Bart van Loo ook op wijst, zonder daar verder op in te kunnen gaan. Migratie is dan ook van zijn thema’s en ook zou men zich kunnen afvragen wie vocht voor Filips de Stoute en later voor Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute. Maar ook denk ik dat Dumolyn begrepen heeft dat het zonder synthese niet goed lukt gebeurtenissen te plaatsen in een begrijpelijk kader, terwijl voor Jo Tollebeek die aanpak, het schrijven van syntheses (à la Pirenne) schier zinloos is geworden, omdat al die syntheses gekunsteld zijn. Mocht dat de kern van het debat zijn, dan zou het verwijt dat de Canoncommissie zich prostitueert, dat de commissie collaboreert een verhulling blijken. Hoezo collaboreren? In welke definitie dan ook komt men uit bij de idee dat mensen bereid zijn samen te werken met een regime of bestuur dat niet legitiem of gelegitimeerd door de steun van het volk wordt beschouwd. Collaboratie betekent dan ook en vanzelfsprekend samenwerken met de vijand (van het volk). Hoezo, vijand van het volk? Nu ben ik het eens met hen die menen dat de idee van natie een recente vinding is, toen het absolute koningschap door de Franse Revolutie en andere bewegingen te dien tijde werd uitgerangeerd. Eerst zagen we Willem I bij zijn aantreden vanaf 1813 en vervolgens bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 veel inspanningen doen om dat nieuwe staatsbestel als een natie voor te stellen, maar zowel in het Noorden als in het Zuiden prominente groepen bezwaren tegen hadden. In het Noorden vreesden protestantse leidinggevende figuren dat het Zuiden op korte termijn het roer van staat in handen zouden nemen omwille van hun overtal, terwijl in het Zuiden de katholieken en Liberalen elkaar vonden tegen de figuur van de verlichte vorst waar ze niet  van hielden, maar vooral de taalpolitiek van Willem en de positie van de katholieken werden steen des aanstoots. Thorbecke zou pas na de eerste consternatie – en zijn vlucht uit Gent in 1830 of iets later – begrijpen dat de verhoudingen tussen de welwillende maar lichtjes autocratische Willem en zijn onderdanen in het Zuiden weinig affiniteit mogelijk bleek. Al moet men dan tegelijk ook meegeven dat Willem in het Zuiden, zeker in Gent een zeker Organisme op gang bracht, dat na de consolidatie van de onafhankelijkheid dat orangisme politiek niet zo heel veel meer kon betekenen. Maar die geschiedenis, zal men moeten toegeven is ook een Belgische maar evengoed een Vlaamse geschiedenis. De verwevenheid brengt die samenhang duidelijk aan het licht. Zoals men weet heeft ook Leopold I, maar vooral de regering, eerst unionistisch, later liberaal gepoogd een Belgisch nationaal gevoel op te wekken. Dat alles verdient aandacht, waar em. Prof. dr. Els Witte de laatste decennia veel aandacht aan besteed heeft, zoals de radicalen. In die zin kan men niet anders dan de rol van Conscience in de conceptie en ontwikkeling van een Belgisch Nationaal gevoel als prominent zien, met de steun van het Paleis, al vond de Uber-Belgicist Charles Rogier dat het niet te ver moest gaan. Franse vader, Franstalig door opvoeding en toch koos hij voor het Nederlands om zijn verhalen te vertellen. Tja, moet die Henri Conscience dan in de Belgische of de Vlaamse canon? Feit is dat de Vlaamse Beweging die romans gaan koesteren is en de kritiek op al wat Vlaams gezind is, in Conscience een iconische en alom bekende schietschijf heeft gevonden. Hoezeer men moet zeggen dat De Kerels van Vlaanderen op een foute interpretatie van de bronnen en dan vooral de pas door Henri Pirenne uitgegeven volgens de normen die golden voor academische publicaties zoals de Monumenta Germaniae Historica en vertaald als “De moord op Karel de Goede” (De multro, traditione et occisione gloriosi Karoli comitis Flandriarum). Conscience hanteerde een eerdere uitgave uit 1830 en nieuwe informatie – voor de uitgave van Pirenne in 1890 er kwam. Toch is die moord op Karel de Goede voor Vlaanderen een belangrijk kristallisatiepunt, maar dat schreven we al.

 

Neen, de discussie over de canon, zoals die tot nu gevoerd is, viel hard tegen, net door de harde woorden. Dat men argumenten ad hominem van bedenkelijk allooi tegen Emanuel Gerard en vooral de nog beroepsactieve Jan Dumolyn – die dus nog beurzen voor zijn promovendi v/m en postdocs in de wacht moet zien te slepen – kan men vanuit de academie, niet zonder meer laten passeren. Goed, een reflectie en zelfs een uitgebreid betoog tegen de canon schrijven en publiceren moet kunnen en het is gebeurd, maar verdachtmakingen via de pers uitstrooien lijkt me niet echt passend.

 

Bart Haers

 

 

Reacties

Populaire posts