Wetenschap versus mythe? universalia versus het dagelijkse
Kritiek
Schijnzekerheden
overtuigen matig
Prometheus geketend
Rik
Torfs en Etienne Vermeersch vliegen elkaar weer eens in de haren, waarbij ze
uiteraard niemand van node hebben als secundant. Toch irriteert de discussie om
meerdere redenen. Ten eerste is de zekerheid van de natuurwetenschappen maar
toegankelijk voor wie de wiskunde begrijpt waarin die zekerheden verteld worden
en de werkelijkheid achter die wiskunde kan begrijpen. Een tweede reden waarom
het debat anno 2014 irriteert, kan men vinden in het feit dat wetenschappelijke
bevindingen inderdaad de aard der dingen, van de natuur kan beschrijven, maar
telkens wanneer men claimt het menselijke en het menselijke handelen
wetenschappelijk te kunnen beschrijven, met eventueel enige voorspellende
kracht, komt in de kortste keren bij benaderingen van individuen en
samenlevingen uit die utopisch blijken en de handelingsvrijheid van mensen
uitschakelen. Een derde reden ligt dan ook voor de hand, want stellen dat
vrijheid een illusie zou zijn, zoals aanhangers van het wetenschapsdenken, dat
wil zeggen een denken dat alleen wetenschappelijk gestaafde inzichten bron van
waarheid en dus van inzicht kunnen zijn, wel eens doen, op grond van niet
altijd even doorslaggevend onderzoek - ik heb het over de idee dat de vrijheid
kan gemeten worden aan de hand van eenvoudige oefeningen, zoals het knippen met
de vingers - want die vrijheid staat uiteraard tegenover een (wetenschappelijk)
determinisme dat ook al door Immanuel Kant betwijfeld werd. Schreef hij niet
dat hij met zijn kritieken heel wat bij elkaar had gebracht, maar dat het een
eilandje blijft in een oceaan van onoverzienbare feiten en data? Natuurlijk,
met een paar goede algoritmes kan men daar ook wel enige klaarheid in krijgen.
Bovendien gaan we ervan uit dat de sociale wetenschappen, antropologie,
psychologie ons ook wel enig houvast kunnen bieden, zodat de marge van
onzekerheid alsmaar kleiner wordt. Maar is dat ook werkelijk zo, voor u en mij?
Neem
nu de idee van maakbaarheid, van geluk, van succes en van onszelf. Het is een
droom die op vele manieren doorheen de geschiedenis hoogtepunten heeft beleefd
en dan weer werden die vergeten, in tijden van barbarij in een of andere vorm. Het ridderideaal, het humanistische ideaal
van de uomo universale... het waren pogingen, die evenwel slechts binnen een
vrij beperkte kring leefden.
Het
is dus van node dat we begrijpen dat de zekerheid van Etienne Vermeersch niet
contingent kan zijn, maar juist daar komt de hoop en het vertrouwen die Torfs
in de aanbieding heeft mooi uit. Het tijdelijke is niet voor elke filosoof even
belangwekkend. Want natuurlijk kan men er alleen maar blij om zijn dat we niet
opnieuw de stelling van Pytagoras hoeven te bedenken of de hydrostatica van
Simon Stevin. Ook het gedachtenexperiment met de clootkrans van dezelfde
wiskundige kan ons wel helpen en vergeten we natuurlijk Isaac Newton, Leibniz
noch Einstein en al die anderen, die we niet onmiddellijk in gedachten hebben,
laat staan dat we altijd nog weten wat ze hebben onderzocht, laat staan dat
velen er zich rekenschap van geven dat sommige bevindingen vaker dan verwacht
lange tijd als vergissingen werden gepresenteerd. Of voor waar aangenomen om
vervolgens na nieuw onderzoek toch verworpen te worden.
Ontkennen
we hiermee het belang van wetenschappelijk onderzoek? Geenszins, wel weten we
niet altijd hoe we dat alles in ons mens- en wereldbeeld dienen te vertalen.
Neem nu het succesvolle traject dat Voyager I en Voyager II hebben afgelegd
doorheen het zonnestelsel en die nu ergens voorbij het bereik van de
aantrekkingskracht van de zon zouden geraakt zijn. Ik vind dat nog altijd een
prachtig verhaal, net omdat onze leraren ons toen, in 1976-1977 vertelden dat
net dat de bedoeling was van de lancering, proberen voorbij de uiterste grenzen
van het zonnestelsel te geraken. Alleen, die bijna veertig moet toch heel wat
gebeurtenissen met zich meegebracht hebben voor die toestellen? Toch hebben we
maar van enkele intieme ontmoetingen, onder meer met de maan Titan weet,
terwijl we over de reis van de omgeving van Mars naar Jupiter, waar toch heel
wat ruimtepuin rond de zon draait, een gevaarlijke zone denkt men dan, maar
weinig vernamen. En bovendien, hoe communiceert men in de vluchtcontrolecentra
met deze toestellen, want de programmeertalen zijn toch onvoorstelbaar
veranderd? Ook die toestellen werden intussen industriële archeologie en toch,
toch kan men er nog wel mee communiceren - al weet ik niet wanneer de laatste
signalen gehoord, vernomen dan wel opgemerkt zijn.
Maar
het verhaal van Voyager I en II laat nog iets anders zien, niet ontkrachtend
het vermogen van mensen de aard der natuurlijke dingen beter te begrijpen, maar
juist bevestigend dat het niet altijd helder is wat waar begint en waar iets
eindigt. Want de grenzen van het zonnestelsel, dat blijkt toch niet zomaar te
bepalen, maar het gaat eerder om een gebied voorbij de halfplaneten als
Pluto... een voorbeeld van een definitieprobleem voor de astronomen. Kortom, ik
neem graag aan dat wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke bevindingen
voor helderheid zorgen in de natuur der dingen, maar tegelijk blijkt dan weer
dat we niet geheel zeker kunnen zijn van de instrumenten die we hanteren om die
natuur te leren vatten.
Moeten
we daarom terugvallen op de informatie die de mythen en grote religies hebben
geboden? Dat zou een begrijpelijke reactie zijn en we zien genoeg hoe sommige
bewegingen binnen de oude religies die keuze maken, zich verzetten tegen de
evolutietheorie, de theorie over het uitdijen van het heelal en wat al niet
meer. Maar het komt deels ook voort uit het feit dat "Het Westen" en
"De Moderniteit" het wetenschappelijke mens- en wereldbeeld zeer
definitief en als volkomen zeker aan
anderen opdringen en daarom met grote verachting spreken over wie een geloof
aanhangt, zich in een bepaalde mythologie vermeien kan. Roodkapje kennen we
maar het waren de gebroeders Grimm die op ontdekkingsreis gingen in het
Thüringer Wald en andere regio's in de Duitse landen en daar allerlei verhalen
gingen optekenen. Natuurlijk fatsoeneerden zij de verhalen en later werden ze
zo uitgegeven dat kinderen er niet mee op verkeerde gedachten gezet werden. Dus
komt de vraag: over welk Roodkapje spreekt Etienne Vermeersch? Maar zelfs als
het over de RKK gaat, over de dogma's en de doctrine kan men zeggen dat deze
soms wel heel simpel uitpakken, maar tegelijk, als men er zich verder mee
inlaat, dan moet men met onder meer Leszek Kołakowski wel kennis van nemen, van
die oude mythologie, omdat zij op verschillende manieren ons zelfbegrijpen
heeft vorm gegeven. De moderne psychologie, die zou toelaten onszelf en vooral
anderen te kneden, gaat uit van een volkomen maakbaarheid - nu zou toch een
deel van onze psychische dispositie afkomstig zijn van onze genen - maar die
maakbaarheid (naar men zegt 40 %) loopt niet altijd zoals verwacht. Juist van
de Jezuïeten werd gezegd dat zij kinderen perfect konden modelleren naar de
gewenste hoog presterende normen die ze hanteerden.
Maar
wat mij duidelijk is geworden, onder meer als men zich inlaat met taalkunde,
met historische teksten en ook wel met interculturele psychologie is dat de bij
aanvang opvallende verschillen in de verhalen van Inca's, Chinese tradities als
die van Lao Tze en Confucius, de Indische Veda's... dat de aangedragen thema's
overzichtelijk maken wat mensen in hun geworpenheid in de tijdelijkheid bewogen
heeft en nog steeds bewegen kan. Men kan, schrijven Jacques de Visscher en
Guido Vanheeswijck onderkennen dat mensen zonder verhalen, zonder mythologie
niet kunnen, omdat de wereld hen niet genoeg is. Dat maak ik dan op uit de
bijdragen die ze schreven over het werk van Leszek Kołakowski, die in het Polen
van Gomulka de discrepantie tussen de beleden aandacht voor de wetenschappelijk
gedetermineerdheid van de geschiedenis en de werkelijkheid van alledag. Het is
een probleem dat ook Martha Nussbaum in haar essay over politieke emoties
aandraagt, in de mate dat ze meent dat alleen politici die erin slagen met een
positief en enthousiasmerend verhaal voldoende burgers mee te krijgen om een
bepaalde crisis te boven te komen, terwijl populisten en raddraaiers de crisis
verdiepen en geen gedragen oplossingen weten te vinden.
Het
zal dus zaak zijn de antropologische kijk op de verhalen en de betekenis van wetenschappelijke
inzichten als verhalen onder ogen te zien die zich niet altijd even eenduidig
tegenover elkaar verhouden. In het contingente bestaan dat we met elkaar delen,
kan men best wel geloven dat de wetenschap zekerheid schept over de natuur der
dingen, maar die zekerheid blijkt altijd weer zichzelf te relativeren. Over het
begin van het universum, de expansie van de singulariteit en de verdere
ontwikkelingen, ook chemisch die ertoe leiden dat de zon de zon werd en de
aarde de aarde, het leven het leven, kan men heel wat vertellen, maar het komt
mij voor dat men daarbij zoveel aandacht heeft voor het noodzakelijke karakter
van die ontwikkelingen, dat men vergeet dat wij veel ervan post factum hebben
weten te reconstrueren, wat uiteraard een onvoorstelbare verdienste moet heten.
En
in het eindige van onze levens speelt dat noodzakelijke een nog veel minder
overtuigende rol, al zeggen we graag dat toeval niet bestaat, telkens weer doen
er zich gelegenheden voor waarin het toeval nu net overweldigend aanwezig
blijkt, ten goede en soms ook ten kwade, zoals bij vlieg- en andere rampen het
geval is. De ramp met een bus vol kinderen die in Zwitserland tegen een
tunnelwand knalde en 28 levens eiste, waaronder dat van de chauffeur, bleef
voor een deel van de ouders lange tijd een geval van zelfmoord vanwege de
chauffeur, omdat ze geen andere redelijke verklaring vonden. Een redelijke
verklaring of een verklaring die we redelijkerwijze kunnen aanvaarden, schept
gemoedsrust, maar het is niet altijd zeker dat er zo een verklaring te vinden
is. Moeten we dan wetenschappers beletten die te zoeken? Dat kan men geenszins
voorop stellen, wel integendeel, hoe groter de beschikbare kennis over de
krachten die op zo een bus kunnen inwerken - en ik heb het over natuurkrachten,
die in wetten beschreven zijn - hoe beter we ongelukken kunnen voorkomen.
Maar
het is op dat punt dat de academicus Rik Torfs onze aandacht wil vestigen, dat
ongelukken kunnen gebeuren, maar dat er ook, quasi onbegrijpelijk en zonder
aanduidbare reden ons ook gelukken kunnen
overkomen, zegeningen vanwege anderen, de omstandigheden en uiteraard ons eigen
handelen. Rik Torfs speelt met de klassieke voorstelling van de hemel als de
plaats waar we rijstpap met gouden lepeltjes zullen verorberen voor eeuwig en
drie dagen. Hij meldt uiteraard dat de fysische verschijning van het leven hiernamaals
niet meer contingent is, dat tijd en ruimte aan de hemelingen anders
verschijnen dan wij dat gewoon zijn, want een 1000 jaar zou niet langer dan een
dag duren voor de Eeuwige vader. Het zijn voor ons onvoorstelbare dimensies en
daar putten sommige mensen hoop uit, voor anderen blijkt het een
afschrikwekkend toekomstbeeld. Maar net de utopieën die men de afgelopen eeuwen
heeft gevestigd, gelukkig zonder succes, waren gebaseerd op inzichten waar men
niet aan hoefde te twijfelen en die ook nog eens 1000 jaar wilden doorstaan.
Het
denken van Tomas Sedlacek, dat hij in zijn naar sommigen menen rommelige essay
heeft uitgewerkt, dat economie als wetenschap zinvol is maar dat het tegelijk
moeilijker valt dan men zou willen, er de voorspellende waarde van te
onderkennen. Macro-economische inzichten hebben zeer zeker hun betekenis, maar
de omstandigheden, die wel eens durven af te wijken van de veronderstelde
situatie bij de nulmeting, kunnen het model op langere termijn onbruikbaar
maken voor concreet gebruik, door ministers of een kredietbeoordelaar aan deze
of gene zijde van de Oceaan. Moet men daarom de economie als wetenschappelijke
discipline afwijzen? Geenszins, maar wie er zich op wil beroepen in goede
tijden, moet er niet meewarig over doen op andere momenten.
De
discussie zoals Etienne Vermeersch die voert, irriteert omdat hij, zoals ik
hiervoor betoogde zelf negeert wat er in het wetenschappelijke bedrijf gaande
is, namelijk de onzekerheid over definities en formules en de spanning tussen
verschillende benaderingen. Mensen als Kołakowski, maar ook Sedlacek en Arendt,
Nussbaum ook, hebben het niet zo hoog op met een star geloof in de
wetenschappen als onbetwistbare kennis, net omdat de wetenschappen, eens ze als
onbetwistbare zekerheden geponeerd worden, zelf ook weer mythologische dragers
van zekerheden worden. Het verwondert me altijd weer dat Vermeersch net in die
val trapt. Ben ik dan zo dwaas blind
te geloven in mythen, in Sinterklaas en - ga weg - de persoonlijke god? Ten
eerste, ik weet dat het verhalen zijn, soms kan het inzichten verhelderen omdat
ze niet zelden universele menselijke inzichten en ervaringen weergeven, maar
hoe men daarmee hiernumaals mee om kan gaan, ligt ook weer aan de
omstandigheden. Denkend over de crisis in Syrië en Irak, kan men vaststellen,
zoals Marc De Kesel beschreef, dat sommige vormen van geloof zo zelfverzekerd
zijn van het eigen gelijk, dat zij die het aanhangen geheel in de greep blijken
van een bijgeloof, waarin slechts
facetten van wat een religie te bieden kan hebben, voor waar aannemen. Ik weet
tot slot dat Etienne Vermeersch over de Islam vrij scherpe inzichten heeft en
met allerlei soera's kan goochelen, maar hij komt niet, zoals Marc De Kesel het
wel lukt, bij het probleem uit, i.e. dat deze lui die vechten voor het kalifaat
zo een steil geloof in hun waarheid hebben, dat het a) modern moet heten in de
zin dat het een zeer doelmatige aanwending van de teksten veronderstelt en b)
dat het vooral onzekerheden uit wil sluiten en ook daar kan men die benadering
modern noemen, als modern impliceert dat men een grotere vat op de realiteit
wil krijgen. Het accepteren van onvoorspelbaarheid is een belangrijk gegeven in
onze omgang met het dagelijkse leven, maar ook in het formuleren van onze
verlangens en verwachtingen. En daar lijkt Rik Torfs meer oog te hebben voor
wat mensen ook beweegt: de hoop op een beter leven, niet alleen na het leven,
maar ook in het ondermaanse. Daarom blijft de discussie waarbij wetenschap
tegen mythologie geplaatst wordt voor mij vaak een kwestie van onwil de mogelijkheden
van beide benaderingen,inzichten te onderkennen en dat zij inzichten
verschaffen in de dingen die zijn, zowel de eeuwige waarheden als de
omstandigheden die voor ons bevattingsvermogen soms ondoorzichtig zijn.
Het
gaat erom dat beide domeinen, dat van de wetenschap en dat van de mythe
verschillende aspecten van ons menselijk kenvermogen bestrijken. Soms sluiten
inzichten van wetenschappelijke aard mythes eenvoudigweg uit, gewoon omdat de
mythe een voorlopige verklaring van astronomische grootheden bood, soms kan de
wetenschap niet alle facetten van de condition humaine bestrijken en dan komen
nieuwe dan wel zeer oude mythes te hulp. Het gaat niet meer om
verklaringsmythes, maar bijvoorbeeld om inzichten in menselijk gedrag, zoals de
Griekse tragedie, de roman of andere verhalen die ons menselijke bestaan ook
kunnen belichten en ons inzichten leveren. Kan men zich nog een Medea indenken,
een Agamnoon die zijn dochter offert? Niet echt, of toch, maar dan in andere
omstandigheden. En daarom irriteert de discussie, zoals Etienne Vermeersch die
voert. Wetenschappelijke vooruitgang heeft ons leven onvoorstelbaar comfortabel
gemaakt, voorzien van vele gemakken en zelfs onze gezondheid zeer bevorderd,
daar zal geen zinnig mens iets tegenin brengen, maar het ontbreekt in de
benadering van Vermeersch aan wat Leo Apostel wel onderkende, de zin voor
spiritualiteit, ook al gaat het dan om atheïstische spiritualiteit, maar daar
lijkt men het wel moeilijk mee te hebben, Vermeersch niet in het minst.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten