Terug naar Walden
Kleinbeeld
Kunstenaar met een roeping
Johan
Clarysse en de meerduidigheid
Johan Clarysse. Walden and other suspicions. Mer. Paper Kunsthalle. 2014. Prijs: 39,50 €
Een brief was ook mogelijk
geweest, gericht aan mevrouw Annelies Verbeke, maar laten we het maar bij een
kleinbeeld, die fotootjes die je in oude familie-collecties vindt, niet groter
dan een postzegel en toch zo rijk aan informatie. Alleen, zo bleek die avond,
het opnemen van die informatie blijft natuurlijk altijd weer afhankelijk van de
interactie tussen boodschapper en ontvanger. Loopt het altijd goed?
We zijn het zo gewoon geraakt
dat onze aandacht steeds op grote namen getrokken wordt, dat we in de loop der
jaren de indruk krijgen dat we wel weten wat er te koop is, maar bij nader
toezien blijkt de kunst, blijken kunstwerken soms zeer bijzonder, al weten we
er maar een ietsepietsje van. In die zijn al die lijstjes van topwerken, in de
muziek, de romans of gedichten, beelden en schilderijen een vorm van barbarij,
want wie heeft alles gelezen? Wie kan alles behappen of begrijpen? En moet dat
ook, want er zit in de kunstmarkt iets dwingends, dat ons misschien niet moet
aanspreken. Boekhandel De Reyghere aan de markt in Brugge zorgt voor confituur
op onze dagelijkse boterham, of soms zelfs wat ganzenpastei en soms smaakt het
naar kaviaar. Overdreven misschien, maar het moet me van het hart dat de
zelfstandige boekhandel echt wel een belang heeft in het publieke debat,
precies omdat ze potentiële lezers, een geïnteresseerd publiek wel eens
verrassen met titels op de schappen, die ons wel heel ver weg kunnen voeren.
Daarom is het altijd aangenaam
op ontdekking te gaan, niet per se naar dat wat ons zogenaamd hapklaar wordt
voorgeschoteld, maar nog iets van mysterie in zich draagt. De bekende
schrijfster Annelies Verbeke mocht ons vergasten op een inleiding en zij kweet
zich welwillend en met enige bevlogenheid van haar taak. Ze las een brief voor en dat was een gepaste
situatie, net omdat ooit de gewoonte bestond om brieven voor te lezen, waarbij
de brief het publiek middels een al dan niet geoefende voorlezer een eigen
leven ging leven. Later pas werd de brief een meer persoonlijke en intieme
aangelegenheid, wat samen ging met het erkennen van het briefgeheim. De
briefwisseling van bekende schrijvers en denkers wordt vaak postuum uitgegeven
als bijkomende toegang tot het officiële oeuvre van de betrokkene. De brief van
Verbeke werd door de schrijfster zelf voorgelezen, maar het zijn kniesoren die
daarover vallen.
Een mooie brief was het ook,
want ze zag een band tussen haar werk en de schilderijen van Johan Clarysse en
wel op een eigen wijze. Behalve het feit dat ze nadacht over de verhouding
tussen zender en ontvanger in de communicatie, kwam er ook een gesprek tot
stand over het goede in het leven. In het werk van Johan Clarysse ontdekte
Mevrouw Verbeke ook aandacht voor het menselijke, het kwade en het goede. Het
zouden thema's zijn die we dezer dagen ver van ons af houden, want we kunnen er
geen weg mee.
In het gesprek met Thomas
Barbier liet Johan Clarysse zich kennen als iemand die op een zelfbewuste, maar
tegelijk terughoudende wijze over zijn werk sprak. Ook daarin kwam de
boodschap, de boodschapper en het publiek aan bod. Want daar is het de schilder
om te doen, zal men dan wel zeggen. Maar waarom kijken we graag naar zo een
tekening of naar een berglandschap met als boodschap "It's the economie,
stupid!" - in kapitaal wel te verstaan. De boodschap, zo vernemen wij,
toehoorders, heeft niet per se iets te maken met het beeld. Hola, het beeld? De
schilder legt uit dat we niet alleen maar hoeven te kijken naar het wat, want
dan zouden we enkel met plaatjes bezig zijn, maar ook naar het hoe, naar de
toon, de modaliteit waarmee de schilder het beeld realiseert. Natuurlijk is dat
niets nieuws, want al tijden houden kunstwetenschappers zich bezig met de
kwestie van de techniek, maar het gaat over iets anders, de keuze van de
kunstenaar om een beeld zo te brengen dat de toeschouwer ook een betrokkene
wordt. De betrokkene die zelf ook weer iets ziet waaraan zij of hij betekenis
kan geven, niet per se de betekenis die de schilder zelf voor ogen had staan.
Maar het gaat er voor Johan Clarysse dan ook om, denk ik, dat zijn boodschap
niet eenduidig kan zijn, al had hij het dan niet over betekenislagen, wel over
een graven in de diepte. Of zou een delvende bergopwaarts zijn.
Dat nu was ook de teneur van
de brief van Annelies Verbeke, die ons onderhield over de complexiteit van de
dingen en hoe ze te verbeelden, te verwoorden. Zij schildert nu eenmaal met
woorden en dan komt er zoiets als semantiek om de hoek kijken. Ze sprak bij
mijn weten het woord niet uit, maar mijn gedachten gingen als vanzelf uit naar
Wittgenstein en zijn devies: waarover men niet spreken kan, zal men zwijgen!.
Maar zoals een jonge filosoof me eens zegde: vooral daarover wilde ook
Wittgenstein spreken. Het vermogen het gezegd te krijgen is uiteraard bijzonder
schaars bedeeld en soms wil men dat ook niet, want men wil mensen onderhouden,
zonder meer. Anderen lijken slechts aangenaam bezig te willen houden, maar ook
dan kan het mysterieuze, het onbenoembare toch door gaten en kieren komen.
Daarom wellicht maakte de
schrijfster ons getuige van haar worsteling, hoe ze in haar nieuwe roman over
het goede zou kunnen schrijven. Onderweg naar huis bedacht ik mij dat het wel
ongewoon mag heten dat een schrijfster en een schilder zo dicht op de huid
komen te zitten van wat ook ons beweegt, namelijk dat wat we niet per se kunnen
beheersen ook onbeheerst laten. Was de kunstenaar niet de uitgelezen meester in
het beheersen van de boodschap? Was het niet de grootste ambitie van auteurs
als Thomas Mann, Louis Couperus maar ook Stendhal het hele verhaal zo te
vertellen, dat er geen ruimte zou zijn voor eigen fantasie? Maar net deze
auteurs wisten dat zij, zelfs als ze alle gaten en kieren hadden dicht
geplamuurd er nog altijd wel lezers zouden zij die zich het verhaalde anders
eigen zouden maken. Ook Harry Mulisch heeft daar onder meer in "De
Procedure" nog over gesproken en zijn roman "De ontdekking van de
Hemel" geeft er aanleiding toe die vragen expliciet te stellen. De roman
laat het toeval geen kans en toch komt het toeval voortdurend om de hoek
kijken, al zijn er een paar engelen doende dat toeval te bewerken. Hoe ironisch
ook getoonzet, toch komt Mulisch ertoe ons ervan te overtuigen dat we in het
dagelijkse leven niet alles hoeven te regisseren, want wat gebeuren moet, zo
denk ik dan, twintig jaar na het lezen van de roman, zal ook gebeuren... en
aangezien we niet in het bestaan van engeltjes geloven, moet dat ook de
conclusie wezen.
Johan Clarysse, die
buitengaats bekender blijkt dan in Brugge, wat hoegenaamd geen nieuw gegeven
mag heten, laat de kijker dus toe, zelfs al zet hij expliciete boodschappen bij
zijn portretten en zijn landschappen, eigen verhalen te gaan bedenken. Het is
iets wat in de kunstkritiek niet altijd voldoende aandacht krijgt en vooral bij
conceptuele kunst kan de boodschap van de Conceptuele kunstenaar alles
overheersend worden, terwijl kunst toch altijd iets omineus in zich draagt.
Blijft de vraag, bedacht ik
mij na het bezoek aan het literaire salon De Reyghere, dat we het terug over
het goede mogen hebben, maar dat we dan ook het gesprek over het kwade moeten
hebben. Soms, zo vernam ik van Annelies Verbeke in het gesprek na de officiële
gebeurtenissen, vergaat haar de zin in de actuele voorstelling der dingen omdat
het allemaal zo vast lijkt te zitten, mensen in een vast stramien, een kooi
worden opgesloten. Het was een andere gedachte die me onderweg naar huis ook
bezocht: waarom dat gedoe over verliezers? Waarom zou men niet over het goede
in deze wereld mogen spreken. Zij vertelde in haar brief dat ze nog geen titel
heeft voor haar roman, omdat de ene zegt dat ze "het goede" niet in
de titel kan vermelden. "Het overwinnen van het kwade" zou al
helemaal oneigentijds wezen en dat kan voor een auteur, een schilder altijd nog
de uitdaging bij uitstek wezen, de oneigentijdsheid op te zoeken, in plaats van
voor alles bij de tijd te willen zijn.
De titel van het boek dat werd
voorgesteld, Walden, deed me denken aan "Walden", de commune die
Frederik van Eden eens probeerde op te zetten, maar dat liep niet goed af.
Later die nacht vernam ik van Joost Zwagerman dat Lucebert in zijn atelier als
een kluizenaar leefde en daar zijn eindeloze reeks schilderijen en andere
beelden maakte. Ik dacht opnieuw na over wat Johan Clarysse had gezegd, over de
titel. Walden was de plaats waar David Henry Thoreau zowat twee jaar leefde in
een hut bij een meer. De ene maakte er een commune van, de ander koos
vrijwillig voor een volslagen isolement. Al verliet Lucebert des avonds zijn
cel in Bergen aan zee wel om zich bij zijn gezin te voegen. Maar hij kon
blijkbaar niet anders dan alleen te werken, zonder al die indrukken die de hedendaagse
internetgebruiker moeilijk kan ontlopen.
Ik weet het, dit blijft
strompelen in een oeuvre en denken van anderen, maar toch meen ik dat men er
weet van hoort te hebben dat er ook in Brugge, in Vlaanderen van alles gaande
is, dat niet met geld verdienen te maken heeft of beter, dat belang heeft
buiten de rechtmatige vergoedingen voor het werk van kunstenaars. Annelies
Verbeke vertelde me dat ze het van belang blijft vinden dat gedachten een kans
krijgen, ook als ze niet de bubbel waarin we lijken te leven thuis horen. Het
goede, denk ik, moet ook een plaats krijgen in ons bestaan, net omdat we weten
dat we ook het kwade ontmoeten kunnen. Leszek Kołakowski heeft zich als
filosoof met die kwestie ingelaten. Hij vond dat de duivel bestaansrecht heeft
in ons denken over de wereld zoals we die kunnen kennen. Anderen menen dat het
kwade niet bestaan kan, tenzij als metafysisch begrip - en metafysica bestaat
dus niet (echt). Maar de ideologische verkaveling van de dingen des daags en de
andere, het blijft altijd weer iets dat het denken insnoert, fnuikt. Kijken
naar mensen, naar het functioneren van de dingen en af en toe oneigentijds uit
de hoek komen, ontregelend zelfs, kan het leven meer kleuren dan een omroep
vermag. Of zou dat net de list van het goede kunnen wezen, dat het ons pas
duidelijk wordt als het goede voltrokken is, maar vooral wanneer we ons met de
ontregelende werking van het goede opnieuw verzoend hebben.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten