Denken over de inconsequentie
Recensie
Denker van deze tijd:
Leszek Kołakowski
Tegen het systeem
Jacques De Visscher, Alicja
Gescinska, Guy van Heeswijck. Leszek Kołakowski; De Onrust van onze eeuw.
Uitgeverij Klement/Pelckmans. 259. 24,95 €
Ik had al eens gehoord over
deze Poolse filosoof en ook Alicja Gescinska had al laten horen dat er een boek
zou komen over Leszek Kołakowski. Maar wat mocht ik verwachten? Toen ik het
boek eenmaal in handen had, kreeg ik het even te kwaad, want de teksten zijn
vlot geschreven, maar er opent zich een wereld, die vandaag door velen
wellicht, neen, met grote zekerheid als illusoir bestempeld worde. Verwijzend
naar een lezing van Kołakowski in het Nexus-Intstituut, waar men zich bezint
over de cultuur die het oude Europa heeft voortgebracht, zocht ik even in het
archief van De Standaard en ja hoor, de authentieke
Poolse filosoof wordt door Frank Albers bij naam genoemd, maar de conferentie
over het Kwaad, was niet aan Albers besteed[i].
Het kwaad kan men niet vatten, kan men niet objectief definiëren en derhalve,
inderdaad, kan men er geen vaste betekenis aan geven. Het vormt mee de basis
voor dit boek waar drie generaties filosofen, van de emeritus Jacques De
Visscher, de Leuvense filosoof Guido van Heeswijck en de jonge filosofe van
Poolse afkomst en nu actief in de VS, Alicja Gescinska hun gedachten over het
leven en vooral het denken van Kołakowski lieten gaan.
Kolakowski ging doorheen de
hel van WO II in Polen, een ervaring waar we als West-Europeanen alleen over
kunnen horen spreken, omdat daar de oorlog nog wreder werd uitgevochten door
beide partijen, De Russen, de Nazi's en de Wehrmacht, maar ook de derde partij,
de Polen waren niet minder onversaagd. Maar aan het einde van de oorlog won
Stalin en Polen zou het geweten hebben. Kołakowski dacht even, een aantal jaren
dat hij het communisme zou kunnen omhelzen, maar het is anders verlopen.
Alicja Gescinska heeft de
biografische schets van de man geschreven en daarmee een aantal wezenlijke
thema's van zijn denken naar voor geschoven, maar zowel Jacques De Visscher als
Guido van Heeswijk nemen verder in het boek volop deel aan de discussie. Het is
niet altijd evident het product van een team van wel zeer onderscheiden
filosofen als een eenheid te zien, maar dat lijkt in dit werk in die zin
geslaagd dat elke bijdrage een eigen zicht op het werk van de filosoof biedt
terwijl de lezer aan het eind wel heel wat stof heeft om over na te denken. Ik
zal overigens over het essay dat aan het eind van het boek de introductie
afsluit "de onrust van onze eeuw" afzonderlijk bespreken, omdat het
een eigen benadering verdient.
Priesters en Narren
Deze tussentitel viel me op
bij het overlopen van de inhoudstafel en haast onmiddellijk leek het me een
geschikte invalshoek. Want Leszek Kołakowski laat verstaan dat wie zich als
priester inschakelt in het systeem meteen ook de zwakke plekken van het systeem
leert te negeren en ook wel de karaktereigenschappen van de priesters eigen
moet maken. Daar staat tegenover de nar, die vanuit de marge het systeem met
genoegen over de hekel haalt en toch, sommige narren worden ook priesters.
Het verschil tussen de Nar en
de priester is niet het habijt, de zotskap, maar de systematische twijfel, maar
toch, tegelijk, niet een twijfel die afbreuk doet. De man die enkele jaren
geloofde in het marxisme, heeft dat geloof gethematiseerd, maar niet door plots
te gaan preken dat er geen enkel geloof valabel is, maar dat geloof,
overtuiging, inzicht in grotere verhalen, die het tijdelijke, het toevallige
zin kunnen geven, voor mensen van belang zijn. De twijfel aan het godsgeloof
kan geen kwaad, de zekerheid dat God niet kan bestaan is niet van de orde waar
men het geloof en het transcendente kan situeren, maar ligt in het
wetenschappelijke kennen en ook dat kan weer een mythe worden.
Maar Leszek Kołakowski kan het
verschil tussen de priester en de nar niet genoeg benadrukken, waarbij hij
vervolgens de bevinding aandraagt dat de inconsequentie best enige lof
verdient, omdat wie alleen maar consequent kan en wil handelen, met zichzelf en
met de eigen overtuiging in conflict kan komen. Is het niet zo dat pas zo de
tragedie mogelijk zou zijn? De nar durft al eens zichzelf tegen te spreken, vele
priesters raken verwrongen omdat ze er geen zicht meer op hebben of ze nog wel
houdbare posities presenteren. Het kan dan ook niet verbazen dat Kołakowski
kritisch zal kijken naar het moderne humanisme, omdat het er te vaak de schijn
van heeft dat zij zich als priesters zijn gaan gedragen.
Prometheus en de mythe
De moderniteit overdenken, savoureren hoeft
niet te leiden, zo lees ik in deze bijdragen, betekende voor Kołakowski niet
dat men op de een of andere manier opnieuw of eens en voorgoed naar een
deterministisch mens- en wereldbeeld zou terugkeren, dan wel overgaan. De visie
dat alles in de natuur bepaald is, omdat onze wetenschappelijke modellen van de
fysische natuur nu eenmaal zouden stipuleren dat alles bepaald is - al houdt
men dan niet afdoende rekening met de inzichten die de kwantumfysica heeft
opgeleverd - maar ook, meen ik te mogen afleiden, meende hij dat het precies de
mens gegeven is hoog te reiken en zich toch te vergissen.
Zou het effectief zo wezen dat
wie dat deterministische model afwijst ook tegen de moderniteit en de
vooruitgang in zou gaan, dan betekent dat ook dat vooruitgang weinig ruimte
laat voor variatie, voor vrijheid en dat lijkt de filosoof in ballingschap niet
te kunnen onderschrijven. Want was Kołakowski een tijd lang een overtuigd communist,
dan blijkt hij naderhand te twijfelen aan de waarheid van het systeem en meer
nog aan de menselijkheid. De mythes van de proletarische revolutie en van de
zekerheid van het gelijk van de leiders, konden hem niet meer overtuigen. Was
hij zijn loopbaan begonnen met een doctoraat over Spinoza, dan zou hij in
ballingschap zijn werk over de Amsterdammer opnieuw bewerken en vele jaren
later pas uitgeven. Hij heeft het niet zo voor de Amsterdamse filosoof, die ons
met een visie op de aard der dingen opzadelde die volgens de Poolse filosoof in
ballingschap niet echt vrij van tegenspraak mag heten. Het masochistisch
determinisme zit ook in de visie van Spinoza, maar vooral, zo leest men, komt
Kołakowski tot de bevinding dat Spinoza vrijheid hoog in het vaandel voerde en
inderdaad een ontvoogdende filosofie aanbood, maar tegelijk zit ook de
onvrijheid in zijn denken besloten. Onderkent de filosoof dat Spinoza vijf niveaus
van autonomie, gaande van cognitieve vrijheid over metafysische vrijheid en dan
verder via antropologische vrijheid en er is ook nog een morele vrijheid die
ons voert naar politieke vrijheid, dan zitten er ook tegenspraken in die visie,
die men zo te zien zelden aandraagt: want de visie van Spinoza is elitair en
men moet er klaar voor zijn, gewapend voor zijn. Niet iedereen is dus
vanzelfsprekend klaar voor de vrijheid. Zou het kunnen dat dit de voormalige
communist te zeer doet denken aan de visie van de Communistische partij, die
ook niet iedereen in staat acht de leer goed te vatten en er vooral trouw aan
te blijven? Alicja Gescinska onderzoekt overigens de visie van Kołakowski over
negatieve en positieve vrijheid, waarbij ze opmerkt dat hij net als Isaiah
Berlin de positieve vrijheid afwijst, maar tegelijk, anders dan zijn collega
wel zeer genuanceerd denkt over negatieve vrijheid en derhalve niet de mening
is toegedaan dat het volstaat dat de vrijheid negatief gevrijwaard is, maar wel
door goede wet- en regelgeving bijgestuurd kan worden.
Prometheus vormt in het denken
van Leszek Kołakowski een interessante figuur in de mate dat de filosoof wel
degelijk het belang van mythes heeft onderkend en daarmee gaat hij in tegen de
moderne filosofische ontwikkelingen die precies de mythe als verzinsel niet
ernstig wilde nemen. Maar zo blijkt ook, zelfs een wetenschappelijke visie kan
uiteindelijk tot mythe worden, als alles in het teken van die mythe geïnterpreteerd
moet worden. Op dat ogenblik is de blik op de werkelijkheid immers verstoord en
mag men beweren dat men alleen op de feiten afgaat, die feiten zelf worden
gelezen in het licht van de gekoesterde waarheid.
Nadenken over de Duivel
Frank Albers vindt, zoals
velen onder ons dat we over de duivel en het kwaad geen zinvolle dingen kunnen
zeggen. Maar in dit boek van Jacques De Visscher, Alicja Gescinska en Guido
Vanheeswijck vernemen we dat Leszek Kołakowski de gedachte wil onderbouwen dat
het kwaad een noodzakelijke categorie is van de dingen in de menselijke orde.
De duivel, zo lezen we, is het eerste wat mensen in het kader van
rationalistische opvattingen laten vallen, maar wie het bestaan van het kwaad
ontkent, ontkent finaal ook het goede en het menselijke. De duivel, zoals we
die kennen uit de literatuur moeten we ernstig nemen, zoals we het vermogen van
mensen ernstig moeten nemen kwaad te doen. Want als het zo zou wezen dat kwaad
iets is dat men kan oplossen, dat men kan overwinnen of dat men zelfs kan
negeren, dan komt men in een samenleving terecht, zo meen ik te begrijpen, waar
we de grenzen van ons kunnen niet meer herkennen.
Het klinkt vreemd dezer dagen
over de duivel te horen spreken, want dat Thomas Mann ons een tafereel
voortovert waarin de Duivel, Mephistopheles met de componist Adrian Leverkühn aan
de praat gaat, maar het is nog niet het grote of kleine kwaad waar Kołakowski het
over heeft, het kwaad dat waarvan we het bestaan ontkennen. Waarom het zo belangrijk
is? Omdat het kwaad zelf de individuele verantwoordelijkheid betekenis geeft. Het
gaat er dus om dat we het kwaad wel weg kunnen denken, het is er niettemin en
kan ons belagen.
Waarom we het kwaad niet
willen accepteren, blijkt wel uit het feit dat we dan iets moeten accepteren
dat onszelf en ons bestaan overstijgt. Dat we dat liever niet onderkennen heeft
als voordeel dat we het onaangename in eigen gedrag of gedrag van anderen
kunnen proberen te verbeteren, denken we, maar ten gronde gaat het erom dat we
de gevolgen van wat we doen, in vele facetten van ons bestaan naar onze eigen
normen kunnen inrichten. Het vermogen het eigen gedrag te rationaliseren, heeft
de notie van het kwaad overbodig gemaakt. Bovendien vormt de afwijzing van het
kwaad een noodzakelijke voorwaarde voor de emancipatie van de individuele
persoon en hier had de filosoof problemen mee. Want wat voor ons geen
boosaardigheid in zich draagt, zal dus wel in orde zijn. Ooit mocht ik bij een
lezing van prof. em. Louis Dupré meemaken dat de term "radicaal
kwaad" dat ik slechts aanhaalde om een eigen vraag beter te situeren, werd
afgewezen. Ik ben me sindsdien blijven afvragen waaraan dat wel mocht
toegeschreven worden, want wie zich met religie en religieuze antropologie
inlaat, komt altijd uit bij de vragen die ook Kołakowski zich stelde en die
ermee te maken hebben dat het niet gaat om het kwaad, maar dat als men de
duivel afwijst en afserveert, dan komt men in de problemen met de criteria van
het handelen, het juiste handelen.
Oud-communist en christen
zonder kerk
Wie niet in de werkelijkheid
van Polen onder Gomulka of de DDR van Walter Ulbricht geleefd heeft, kan zich
wellicht niet indenken hoe sterk de aandrang was zich te conformeren, maar ook
dat het bijzonder moeilijk was en blijft, de visie van de Communistische partij
te blijven aanvaarden. Het probleem is
niet, zo kan men uit het boek begrijpen dat Kołakowski zomaar de grondslagen
van het communisme zou hebben afgewezen, want uit zijn hoofdwerk over dit
thema, "Hoofdstromen van het marxisme" laat zien waar hij niet langer
met het bestel kon instemmen. Het gaat niet om de vraag of het marxisme in se
fout zou zijn geweest, noch omdat de politieke praktijk die voortkwam uit de
zekerheid van het eigen gelijk dat doorslaggevend was, maar precies de kern van
het marxisme, de heilsleer die het aanbiedt, de soteriologie die Marx biedt.
Heel precies lijkt het grote bezwaar van Kolakowski erin te bestaan dat het marxisme
de spanning tussen polen in de samenleving, de conflicten wil uitbannen. Want
wie het particuliere bezit afschaft, omdat de conflictueuze samenleving een
klassensamenleving moet heten en derhalve zal met de gewelddaad van de
afschaffing van persoonlijk bezit en van de klassen, zal ook in dezelfde actie
de vrijheid afschaffen - citeer ik hierbij uit het besproken boek. Het
herleiden van conflicten in de samenleving tot de bezitsvraag, leidt ook tot
een geloof in een eigen kunnen, een faustiaans zelfbeeld, zelfs opnieuw een
determinisme, waardoor het menselijke alweer uitgeschakeld wordt.
Problematisch humanisme
Kołakowski was de gedachte
toegedaan dat filosofen niet enkel met discussies over formele logica bezig
hoeven te zijn, maar de gedachten van voorgangers ernstig kunnen onderzoeken, niet
losgezongen van de eigen tijd, maar ook niet alsof men met een tekst om het
even wat kan vertellen, want zoals hij van het marxisme zegde, was het wel zo
dat die inzichten niet eindeloos rekbaar zijn, niet geheel ten onze dienste
staan, mar precies ook nog eens een eigen onafhankelijk behouden, zodat we er
ons niet zomaar meester van kunnen maken.
Niet het humanisme an sich is problematisch,
maar wel kan men zich afvragen, aldus Guido Vanheeswijck, of men ermee kan
volstaan te poneren dat we slechts met waarden, normen en criteria te maken
hebben, die we zelf formuleren. Ook blijkt men een aantal waarden te schrappen,
te doen alsof ze nooit hebben bestaan. Immers, men wil laten geloven dat we
alleen vooruit kunnen en dat enkel de vooruitgang heil kan brengen.
Het emancipatorische humanisme
zou zich willen ontdoen van het mythische en Leszek Kołakowski meent dat dit
kan leiden tot een culturele zelfmoord. Hij wijst het emancipatorische
humanisme niet af - hoe zou hij dat kunnen -, maar ontkent wel dat we buiten
het mythische kunnen. God en Duivel? Het zijn immers mythische begrippen waar
we geen betekenis aan kunnen hechten, want ze passen niet in een
wetenschappelijk kennen. Maar het is wel duidelijk, denk ik, dat wie alles wat
niet tastbaar, niet kenbaar is, afwijst, op zeker ogenblik de grond onder de
voeten verliest. Het gaat om de vraag, het prometheïsche zonder meer alle
kansen te geven, maar daarbij te vergeten dat de vooruitgang, nieuwe inzichten
niet zomaar moreel neutraal zijn. Hoe we die zullen aanwenden, blijft nog een
vraag en daarom is het nuttig begrijpelijk te maken, dat men de technologie
echt wel moet waarderen, maar tegelijk het menselijke niet uit het oog mag
verliezen. En jawel, er zit daar iets vaag in, dat men niet a priori benoemen
kan, niet kan definiëren en toch is het van belang voor ons zelfbegrijpen.
De Poolse filosoof zou het, zo
blijkt uit dit boek, ook moeilijk hebben met een humanisme dat de theoretische
en filosofische grondslagen die onze cultuur vorm hebben gegeven, zou
schrappen. Toch kan men van Kołakowski niet beweren dat hij een katholiek zou
zijn geweest en al helemaal niet een verstokte pilaarbijter. Hij plaatste zich
buiten de kaste van de priesters, van zij die het mythische zeggen af te
wijzen, maar intussen er alles aan doen om dat opnieuw te versterken. Omwille
van zijn voorkeur voor de nar, kon hij zich niet binnen een kerk, zelfs geen
vrijzinnige plaatsen.
Christenen zonder kerk
In het hele debat over de
ideologieën van deze tijd, ziet men vaak een grote gedrevenheid het eigen
gelijk te poneren waarbij men zich ook ineens bekent tot een bepaalde
obediëntie, waarbij kritiek uit den boze is. Kołakowski die zelf van zijn
geloof afvalt, zegt niet dat geloof uit den boze is, maar hij verkiest wel, zo
blijkt een overtuiging zonder de neiging tot conformisme die met het omhelzen
van een obediëntie samen hangt.
Het is voor ons, die de val
van de Muur hebben beleefd, van op afstand natuurlijk, blijkbaar overbodig de
beleving van een totalitair systeem te erkennen en er ons voordeel mee te doen.
Want Leszek Kołakowski heeft op zeker ogenblik begrepen dat de vereisten die
men aan het denken stelde en stelt, onder meer vrij zijn van tegenspraak,
consistent zijn en vooral, zo blijkt, de universaliteit en eeuwige geldigheid
van visies de werkelijkheid niet meer bevattelijk maken. Daarom zong hij de lof
van de inconsequentie en dat zal velen wellicht vreemd voorkomen, want een
filosoof die inconsequentie niet afwijst, is een charlatan, toch? Dat wilde hij
ook zijn, maar het blijft maar de vraag of men de tegenspraken in onze visie op
mens en samenleving kunnen blijven negeren.
Slot
Het boek van Jacques De
Visscher, Alicja Gescinska en Guido Vanheeswijck kan mij wel inspireren, omdat
het de moeilijke oefening voorstelt de samenhang tussen aangelegenheden die
elkaar soms uitsluiten toch met elkaar verbonden te weten. Het komt mij voor
dat men hier voldoende aandacht aan dient te besteden, omdat het contingente,
het tijdelijke onze sfeer is en niet de transcendente sfeer of, zoals Lucien
Goldmann stelde, het transcendente in het immanente, want zelfs de natuurwet,
zo blijkt, kan zo voorgesteld worden dat het niet meer iets is, waar we iets
mee kunnen aanvangen, maar moeten ondergaan. In die zin is de emancipatorische
kracht van de moderniteit op een aantal terreinen altijd weer afgezwakt.
Het is niet eenvoudig een boek
als dit afdoende te presenteren, maar ik denk dat de auteurs ons de kans bieden
een denken te ontmoeten en er de betekenis van te onderkennen, dat we niet via
de brede media zullen vernemen. Er bestaat nog altijd weinig animo op een
doordachte manier de posities van intellectuelen in het verleden, die niet
kozen voor een liberale open samenleving, maar zonder meer Stalin en het
Marxisme-Leninisme genegen waren, te onderzoeken. Kołakowski laat toe vrijer te
denken en al eens te erkennen dat twee inzichten met elkaar in tegenspraak
komen.
Bart Haers
[i]
http://www.standaard.be/cnt/dsl20062002_022 die Marx biedt.
Heel precies lijkt het grote bezwaar van Kolakowski erin te bestaan dat het marxisme
de spanning tussen polen in de samenleving, de conflicten wil uitbannen. Want
wie het particuliere bezit afschaft, omdat de conflictueuze samenleving een
klassensamenleving moet heten en derhalve zal met de gewelddaad van de
afschaffing van persoonlijk bezit en van de klassen, zal ook in dezelfde actie
de vrijheid afschaffen - citeer ik hierbij uit het besproken boek. Het
herleiden van conflicten in de samenleving tot de bezitsvraag, leidt ook tot
een geloof in een eigen kunnen, een faustiaans zelfbeeld, zelfs opnieuw een
determinisme, waardoor het menselijke alweer uitgeschakeld wordt.
Problematisch humanisme
Kołakowski was de gedachte
toegedaan dat filosofen niet enkel met discussies over formele logica bezig
hoeven te zijn, maar de gedachten van voorgangers ernstig kunnen onderzoeken, niet
losgezongen van de eigen tijd, maar ook niet alsof men met een tekst om het
even wat kan vertellen, want zoals hij van het marxisme zegde, was het wel zo
dat die inzichten niet eindeloos rekbaar zijn, niet geheel ten onze dienste
staan, mar precies ook nog eens een eigen onafhankelijk behouden, zodat we er
ons niet zomaar meester van kunnen maken.
Niet het humanisme an sich is problematisch,
maar wel kan men zich afvragen, aldus Guido Vanheeswijck, of men ermee kan
volstaan te poneren dat we slechts met waarden, normen en criteria te maken
hebben, die we zelf formuleren. Ook blijkt men een aantal waarden te schrappen,
te doen alsof ze nooit hebben bestaan. Immers, men wil laten geloven dat we
alleen vooruit kunnen en dat enkel de vooruitgang heil kan brengen.
Het emancipatorische humanisme
zou zich willen ontdoen van het mythische en Leszek Kołakowski meent dat dit
kan leiden tot een culturele zelfmoord. Hij wijst het emancipatorische
humanisme niet af - hoe zou hij dat kunnen -, maar ontkent wel dat we buiten
het mythische kunnen. God en Duivel? Het zijn immers mythische begrippen waar
we geen betekenis aan kunnen hechten, want ze passen niet in een
wetenschappelijk kennen. Maar het is wel duidelijk, denk ik, dat wie alles wat
niet tastbaar, niet kenbaar is, afwijst, op zeker ogenblik de grond onder de
voeten verliest. Het gaat om de vraag, het prometheïsche zonder meer alle
kansen te geven, maar daarbij te vergeten dat de vooruitgang, nieuwe inzichten
niet zomaar moreel neutraal zijn. Hoe we die zullen aanwenden, blijft nog een
vraag en daarom is het nuttig begrijpelijk te maken, dat men de technologie
echt wel moet waarderen, maar tegelijk het menselijke niet uit het oog mag
verliezen. En jawel, er zit daar iets vaag in, dat men niet a priori benoemen
kan, niet kan definiëren en toch is het van belang voor ons zelfbegrijpen.
De Poolse filosoof zou het, zo
blijkt uit dit boek, ook moeilijk hebben met een humanisme dat de theoretische
en filosofische grondslagen die onze cultuur vorm hebben gegeven, zou
schrappen. Toch kan men van Kołakowski niet beweren dat hij een katholiek zou
zijn geweest en al helemaal niet een verstokte pilaarbijter. Hij plaatste zich
buiten de kaste van de priesters, van zij die het mythische zeggen af te
wijzen, maar intussen er alles aan doen om dat opnieuw te versterken. Omwille
van zijn voorkeur voor de nar, kon hij zich niet binnen een kerk, zelfs geen
vrijzinnige plaatsen.
Christenen zonder kerk
In het hele debat over de
ideologieën van deze tijd, ziet men vaak een grote gedrevenheid het eigen
gelijk te poneren waarbij men zich ook ineens bekent tot een bepaalde
obediëntie, waarbij kritiek uit den boze is. Kołakowski die zelf van zijn
geloof afvalt, zegt niet dat geloof uit den boze is, maar hij verkiest wel, zo
blijkt een overtuiging zonder de neiging tot conformisme die met het omhelzen
van een obediëntie samen hangt.
Het is voor ons, die de val
van de Muur hebben beleefd, van op afstand natuurlijk, blijkbaar overbodig de
beleving van een totalitair systeem te erkennen en er ons voordeel mee te doen.
Want Leszek Kołakowski heeft op zeker ogenblik begrepen dat de vereisten die
men aan het denken stelde en stelt, onder meer vrij zijn van tegenspraak,
consistent zijn en vooral, zo blijkt, de universaliteit en eeuwige geldigheid
van visies de werkelijkheid niet meer bevattelijk maken. Daarom zong hij de lof
van de inconsequentie en dat zal velen wellicht vreemd voorkomen, want een
filosoof die inconsequentie niet afwijst, is een charlatan, toch? Dat wilde hij
ook zijn, maar het blijft maar de vraag of men de tegenspraken in onze visie op
mens en samenleving kunnen blijven negeren.
Slot
Het boek van Jacques De
Visscher, Alicja Gescinska en Guido Vanheeswijck kan mij wel inspireren, omdat
het de moeilijke oefening voorstelt de samenhang tussen aangelegenheden die
elkaar soms uitsluiten toch met elkaar verbonden te weten. Het komt mij voor
dat men hier voldoende aandacht aan dient te besteden, omdat het contingente,
het tijdelijke onze sfeer is en niet de transcendente sfeer of, zoals Lucien
Goldmann stelde, het transcendente in het immanente, want zelfs de natuurwet,
zo blijkt, kan zo voorgesteld worden dat het niet meer iets is, waar we iets
mee kunnen aanvangen, maar moeten ondergaan. In die zin is de emancipatorische
kracht van de moderniteit op een aantal terreinen altijd weer afgezwakt.
Het is niet eenvoudig een boek
als dit afdoende te presenteren, maar ik denk dat de auteurs ons de kans bieden
een denken te ontmoeten en er de betekenis van te onderkennen, dat we niet via
de brede media zullen vernemen. Er bestaat nog altijd weinig animo op een
doordachte manier de posities van intellectuelen in het verleden, die niet
kozen voor een liberale open samenleving, maar zonder meer Stalin en het
Marxisme-Leninisme genegen waren, te onderzoeken. Kołakowski laat toe vrijer te
denken en al eens te erkennen dat twee inzichten met elkaar in tegenspraak
komen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten