8 mei 1945 herdenken
Dezer
Dagen
De oorlog voorbij,
8 mei geen bijzondere dag meer
Nog
altijd is het me vreemd te moede dat men 8 mei als dag van herdenking heeft
laten vallen. De achtste mei 1945 eindigde, zoals Tony Judt het zegde, de
Dertigjarige oorlog en begon een nieuwe tijd. Op 9 mei vieren we de dag van
Europa en ook dat gebeurt niet en plein
public. 11 november zou nu de dag van de vrede zijn, maar veel komt er niet
van terecht. Wat is het dat het einde van WO II en van de Dertigjarige oorlog
niet met klaroengeschal gevierd wordt en de doden, de slachtoffers herdacht?
Het
moet in de lagere school geweest zijn dat een meester vertelde over hoe in september
1944 de Duitsers uit Waarschoot vertrokken en alle fietsen naastten die ze konden
vinden. De schoolmeester was toen nog een jongen en keek aan de grote baan (nu
de N9) mee naar de soldaten die in lange rotten naar Eeklo trokken en verder
zouden ingezet worden in de strijd om Walcheren en de Schelde. De bezetter
droop af omdat de geallieerden al in Brussel stonden en zelfs langs de kust
vorderden de Polen en de Canadezen verrassend snel. Maar, zo kregen we te
horen, boven Eeklo zou de strijd nog een paar maand duren en voor de Canadezen
en de Polen was er geen doorkomen aan. Het was de eerste keer dat we zagen en
hoorden hoe de oorlog ook in ons dorp was langsgekomen. We vernamen dat tijdens
de bombardementen en beschietingen het gedaver te horen was in het dorp en dat
mensen bang waren dat vrienden of familie die in Balgerhoeke of verder in het
fel bevochten gebied woonden. Mijn vader hoorde mijn verhaal aan en vertelde dat
het hof van zijn vader in Sint-Margriete die twee maanden van de buitenwereld
was afgesloten omdat er door de inundaties, het onder water zetten van de
polder, geen land meer te bewerken viel en de wegen onbegaanbaar, zelfs de
boomgaard zou het niet overleven. Zelf was mijn vader ondergedoken, nadat hij
gevorderd was om naar Weimar te vertrekken. Hij zat in Aalter en is er een of
twee keer op de loop moeten gaan, doch overleefde de bezetting zonder merkbare
kleerscheuren.
Jaren
later veranderde men 8 mei tot een gewone dag, zonder bijzondere betekenis en om
meerdere redenen kan men dit alleen maar betreuren. In Nederland heeft men
zelfs twee dagen, vier mei, de dodenherdenking, 5 mei, de bevrijding en verder
blijft het ook daar moeilijk om een en ander goed over te dragen aan komende
generaties. Was prinses Beatrix, geboren in 1938 nog een beetje een symbool van
de overlevingsstrijd van Nederland, waarbij Juliana in Canada verbleef met de
prinsesjes, dan zat de schavuit van Oranje, Prins Bernard met koningin Wilhelmina
in Londen om mee te werken aan de inspanningen ter bevrijding van het land, dan
behoort koning Willem-Alexander tot mijn generatie, de lui die het moeten
hebben van horen vertellen. Veel greep had de regering in ballingschap niet op
de gebeurtenissen, maar dat gold ook voor de Belgische regering of voor de
Poolse en Tsjechische regeringen in ballingschap. Als dan op 8 mei de Duitse
troepen, de SS en andere eenheden definitief de wapens neerlegden en zich
onvoorwaardelijk overgaven, begon een nieuwe tijd. Dat de wederopbouw er niet kwam
zonder slag of stoot, dat ook bij ons materieel puin en moreel puin geruimd
diende te worden, kan op zo een 8 mei in overweging nemen.
Men
heeft gedurende decennia de aandacht gericht op het conflict tussen Zwart en
Wit, op de rol van collaboratie en het verzet, waar wel iets voor te zeggen
valt, want het ging om mensen die deel namen aan een strijd die op Europese
schaal werd gevoerd, waarbij de liberale democratie en de rechtsstaat op het
spel stonden. Het ging uiteraard over het lot van joodse mensen, waarover lang
niet werd gesproken. Het feit dat in Antwerpen, zoals in Nederland relatief
veel mensen opgepakt werden en via Mechelen, de Dossinkazerne naar het Oosten
werden gestuurd, kwam slechts de laatste jaren goed en wel aan het licht door
gedreven onderzoek. Het blijft zonder meer belangrijk dat we dat in herinnering
houden en ook op 8 mei herdenken.
Toch
komt het me voor dat men, zoals overigens ook voor WO I het geval is het lot
van de gewone burgers, niet aan de strijd deelnemende mensen weinig of geen
aandacht besteedt, tenzij ze slachtoffer werden van bombardementen, in
Merelbeke en Mortsel, van de V I en V II, de vliegende bommen. Wat mij bij is gebleven
van de verhalen van mensen die het beleefd hebben, mijn grootouders, mijn
ouders en anderen, is dat hun leven van de ene dag op de andere aan nieuwe
wetten leek onderworpen. De vader van mijn moeder had een graanhandel, met veel
opslagruimte en diende een deel ervan aan de bezetter in bruikleen te geven,
wat hem na de oorlog even in een lastig parket leek te brengen, al wist hij dat
de secretarissen-generaal en de hoogste magistratuur, onder meer
Ganshof-Vandermeersch stelden dat economische samenwerking niet vervolgd zou worden,
in de mate dat niet aan de oorlogsinspanningen werd deelgenomen en dat men
vooral de medeburgers toeliet te voorzien in hun noden. Het was uiteraard een
wankele afweging, maar blijkbaar werd na de oorlog, in de septemberdagen een
eitje gepeld met mijn grootvader. Nooit hebben we daar iets over gehoord,
behalve van een tante, die de hakenkruisen in pek op de arduinen plint van het
huis had gezien. Van mijn moeder vernam ik dat de familie brood bracht naar
onderduikers, in kinderwagentjes met poppen erin.
Mijn
andere grootvader werd gevorderd om de oogsten in Sint-Margriete en de aanwas
aan vee te volgen en de bezetter aanvaardbare schattingen te bezorgen. Ik heb
de man niet gekend, maar zijn plaats in de gemeenschap, onder meer als
dijkgraaf, beheerder van een polder, ook als voorzitter van de Kerkfabriek en
het eigen verlies dat de familie leed bij de inundaties moeten hem gevrijwaard
hebben van vijandigheden na de bevrijding. Overigens, hoe lang het duurde voor
de polder opnieuw leeg was gepompt is me niet bedenkt. Wel zijn er foto’s van de
herstelde akkers.
Acht mei
niet herdenken, niet meer de officiële aura geven die de dag toekomt, lijkt me
een maatschappelijke vergissing. Net omdat er zoveel aan het schuiven ging in
de samenleving, net omdat overleven voor personen en gezinnen tijdens die
periode niet vanzelfsprekend was. Mijn ma verloor een oudere zus, die van bij
de geboorte leed aan de zogenaamde blauwziekte, een hartaandoening, terwijl
twee broertjes in 1943 en 1944 wellicht niet waren gestorven als de oorlog de
verspreiding van antibiotica niet had tegengehouden. Het is het leven, maar
toch, ook tijdens de oorlog worden mensen geboren en sterven mensen, daar helpt
geen lievemoederen aan. Toch kan men zich niet de vele beperkingen indenken die
mensen toen ten deel vielen, want voor alles waren toelatingen nodig, wat mij
wel eens doet huiveren.
Uiteraard
gaat onze bewondering uit naar de wijze waarop Winston Churchill met zijn
regering en landgenoten tot december 1941 haast alleen tegen de Duitse troepen
diende op te tornen en op zee verloor men schepen bij de vleet aan de U-botenoorlog.
Ook de bijstand van de Amerikanen aan de Russen van het begin van Operatie
Barbarossa, op 22 juni 1941 blijft vaak onbesproken, zeker van Russische zijde,
want Stalin kon onder meer na de val van Stalingrad, of beter, de verovering,
het ontzetten van de stad door het Rode leger, begon de voorbereiding van de
tankslag bij Koersk, waar de Duitsers niet tegen de vuurkracht, de snelheid en
wendbaarheid van de tanks op konden. Het is pas het lezen van Vasili Grosmans “een
schrijver in de oorlog” dat ik van die realiteit op de hoogte raakte, terwijl
andere informatie kwam van de overzichten van oorlogsinspanningen van de VS tijdens
WO II, waaronder de Lent-leaseconstructies
met het UK en Rusland.
Men
kan het eindeloos hebben over strategische kunststukjes van Erwin Rommel, Bernard
Montgommery en vooral General George Patton, die in 1945 niets liever wilde dan
Tsjecho-Slowakijke helemaal bevrijden, omdat hij begreep wat hen te wachten
stond indien de Russen zouden mogen beslissen wat er te gebeuren stond. Ook de
militaire flaters, of beter, misrekeningen, zoals operatie Market Garden, ook
bekend als de slag om Arnhem, waarbij onder meer gaten in de Intelligence voor
een foute aanpak zorgden. Let wel, de idee om de Rijn en Maas via
luchtlandingstroepen te bevrijden, in september 1944 was wel stoutmoedig, maar
in principe niet onmogelijk, maar blijkbaar waren er problemen met het droppen
van troepen, luchtlandingstroepen, zweefvliegtuigen voor de logistieke
ondersteuning en wat al niet meer, zodat de verdedigers een aantal landingen
konden opwachten en de troepen inrekenen, andere konden vervolgens de zich
ontplooiende luchtlandingstroepen aanvallen en in de Rijn drijven.
Het blijft
altijd riskant de ene partij moed en opofferingsgezindheid toe te schrijven, de
andere nalatigheid te verwijten, de oorlog liet geen fouten toe, maar fouten
waren bijna onvermijdelijk en vaak dienden troepen op de grond te improviseren,
zodat de hoofdkwartieren niet altijd meer wisten waar de troepen zich werkelijk
bevonden.
De oorlog
liet veel puin na, dat pas langzaam werd opgeruimd. De bombardementen werden op
een zeker ogenblik onderwerp van discussie waarbij Dresden, 24 februari 1945
als een schoolvoorbeeld van een barbaarse aanval werd voorgesteld. Militair had
het weinig zin, zo blijkt, bovendien zat de stad vol vluchtelingen, die aan het
oprukkende Rode Leger wilden ontkomen, wat “Bomber Harry” niet deerde. De idee
dat men met bombardementen de moraal van de Duitsers kon breken, werd zelden
ter discussie gesteld, omdat men niet goed wist hoe de Duitsers zelf tegen de
oorlog aankeken. Verzet was er, maar heel moeilijk te overzien en ook de
aanhangers van de Nazi’s kon men niet goed inschatten.
Het
is, 73 jaar na het einde van de oorlog van belang na te gaan hoe de Duitsers ermee
zijn omgegaan, hun verantwoording ernstig te nemen en tegelijk te begrijpen dat
ze op een zeker moment de geschiedenis van het Derde Rijk hebben aanvaard en
tegelijk aan de slag zijn gegaan met de verwerking ervan. De Historikerstreit
met als protagonisten Ernst Nolte en Jurgen Habermas ging zelfs aan de Gentse
universiteit voorbij, waarbij ik vooral de herinnering wakker hou van een
gesprek met Chris Vandenbroecke, enkele jaren later, over het feit dat noch studenten
noch professoren zich aan dat debat hebben gewaagd. Wij waren natuurlijk nog
aan het twisten over amnestie ten aanzien van de collaborateurs, terwijl in
Duitsland de vraag gold of de Endlösung een historisch feit – als alle andere –
mocht genoemd worden, dan wel als een uniek gebeuren moest beschouwd blijven
worden, waar de Duitse Natie nog altijd de last van meedroeg. Ook recent zijn
er in Duitsland stemmen om de geschiedenis te laten rusten en vooral, dat men
de “heldendaden” van de SS eindelijk eens in het zonnetje mocht stellen. Oradour-sur-Orne,
Lidice en uiteraard de Holocaust, niet te vergeten ook Operatie T-4 kan men
niet reduceren tot faits divers. Ze hadden geen militaire betekenis, gaven uiting
aan de volstrekte minachting van de SS voor iedereen die niet tot de hunnen, of
Hunnen behoorde, de barbaren. Het ging om wraakoefeningen, oorlogsmisdaden en
misdaden tegen de mensheid. Anderen spreken van Menselijkheid, maar helaas zijn
mensen daar perfect toe in staat, tot die wreedheden zonder goede redenen, als
die er al zijn.
We
kennen verhalen van mensen die stierven in de kampen, mensen die vermoord
werden zonder andere redenen dan dat ze “mismaakt” waren of behoorden tot een “ras
van minderwaardigen”, zoals men leerde bij de Hitlerjugend. We weten dat de
opzet erin bestond in het Oosten de Slavische volkeren uit te roeien of
volkomen te onderwerpen. Op deze achtste mei, zoals elk jaar denk ik hier met
enige moeite over na, net omdat er in de samenleving wel voortdurend over de
oude tegenstellingen wordt gesproken in eigen land, niet over de Europese
context. Westerbork bezoeken? Men hoort er hier weinig over, Buchenwald
naderen, het bleef een moment van contemplatie, waarbij overwegingen over
menselijk vermogen tot wreedheid streden met de gedachte dat er anderen waren,
enkele rechtvaardigen, die begrepen dat men zo geen samenleving kan opbouwen.
Op
acht mei past inderdaad een reflectie en jawel, contemplatie over wat is
aangericht, de gruwelijkheid van de oorlog, het succes van een volgehouden
strijd tegen totalitarisme en een utopische heilsleer, wat het Nazisme was. Dat
jongeren als broer en zus Hans en Sophie Scholl met geestverwanten pamfletten
gingen schrijven en die bezorgden bij intellectuelen, prominenten in Hamburg,
Berlijn en andere steden, die de hele tijd hun mond hadden gehouden, maakt hen
bij ons zo te zien niet tot bijzondere figuren. Thomas Mann zou na de oorlog
bij een bezoek aan Duitsland zijn broer Victor zijn stilzwijgen en afzijdigheid
verwijten. Wist Thomas dan niet, was het verweer, hoe moeilijk het was tegen de
haren van de bazen, Himmler en Göring in te strijken. Overal waren er mensen
die de defaitisten en andere oppositie wisten te vinden en aan te dragen bij de
autoriteiten.
Toch waren
er die probeerden recht in de schoenen te blijven, zoals Johannes Fest, die weigerde
lid te worden in 1936 als Gymnasiumdirecteur en daarvoor met zijn gezin
geisoleerd werd en toch, aan het einde nog werd opgeroepen, waarbij Johannes
Fest jr. sneuvelde en Joachim na de oorlog, vele jaren later een boek over
schreef. Aan de andere kant waren er (groot-)burgers zoals Georg Hans Klamroth,
die omwille van hun nationalisme lang met het regime meegingen, maar
uiteindelijk bleek dat ze betrokken waren bij de mislukte bomaanslag van 20
juli 1944 tegen Hitler. Ze zouden het niet meer kunnen navertellen.
Men moet,
zegt men dan, geen medelijden hebben met al die lui, die heulden met de nieuwe
leiders van het land, noch met de mensen in bezette gebieden die meegingen in
de collaboratie. Dat klopt ook wel, maar het blijft wel moeilijk te ontkennen
dat het voor Duitsers toen in eerste instantie een aantrekkelijke situatie
bracht, want in steden als Hamburg werden in de jaren voor de machtsgreep
gewelddadige gevechten geleverd werden, tussen jonge socialisten en communisten
enerzijds en de aanhang van de NSDAP, via de SA. De Duitse samenleving was na
1918 door elkaar geschud en de republiek van Weimar vond geen antwoorden op de
complexe situatie, mede als gevolg van de opgelegde schuld middels het verdrag
van Versailles. Onder meer Sophie de Schaepdrijver meende in een televisieprogramma
dat Versailles de opkomst van Hitler niet kon verklaren. Alleen het verhaal van
Erich Ludendorff en de verschillende groepen soldaten, onder meer Stahlhelm
worden wel aangezet tot hun acties, groepen die later bij de NSDAP betrokken
zijn geraakt. De moord op Walter Rathenau mag al evenmin buiten beschouwing
blijven.
8 mei
is daarom meer dan alleen een nationale gebeurtenis. Nu viert men – wat heet –
op 9 mei de dag van Europa, maar ook daar leeft weinig animo rond, zo te zien,
terwijl de opbouw van Europa, met mensen als Robert Schuman, Jean Monnet, maar
ook Max Kohnstamm en bij ons onder meer Paul Henri Spaak, in Duitsland Konrad
Adenauer – al voor hij Bondskanselier werd streefde hij voor de bezette
gebieden de Westbindung na – lange tijd als een ambtelijke onderneming werd
beschouwd. Toch zou met Hendrik Brugman in Vlaanderen een behoorlijk levendig
circuit van kringen ontstaan die de vorming van een Verenigd Europa hoog in het
vaandel voerden.
8 mei
niet herdenken, blijft voor mij een bizarre ervaring, elk jaar weer, omdat ik
denk dat onze omgang met WO II daardoor altijd in een spanningsveld tussen goed
en fout, zwart en wit blijft zitten. Dat het een einde betekende voor een
onderlinge concurrentie tussen Europese mogendheden, dat vervolgens de
decolonisatie die mogendheden zou reduceren tot regionale spelers, mag ons niet
ontgaan. Het antwoord dat tussen 1949 en 2007, het verdrag van Rome/Lissabon
gevonden werd, heeft voor ons heel wat meegebracht, onder meer vrede, maar ook
welvaart en de luxe van de vrijheid. Die vrijheid moet wel opnieuw besproken
worden, niet om er komaf mee te maken, maar om na te gaan wat dat betekent
dezer dagen, vrij te zijn van bijvoorbeeld vrees voor vervolging omwille van
een opinie.
Ik zal
dus alvast 8 mei blijven herdenken, op allerlei manieren, als een contemplatie
op de zegeningen van de vrede, democratie en rechtsstaat. Als de aanvang ook
van een nieuwe samenleving, van de sociaal gecorrigeerde markteconomie en de
mogelijkheden die wij kregen in onze jeugd, die de jeugd van heden nu krijgt.
Dat mag op 8 mei herdacht worden, net als de oorlogsinspanningen en het
mededogen met het lot van burgers in de oorlog, waar alle zekerheden plots van
nul en generlei waarde bleken. De onmenselijkheid in Europa nam een einde, maar
het zou decennia duren voor ten volle duidelijk werd wat de Endlösung allemaal
had meegebracht aan vernieling, aan cultuurdestructie en aan doden die geofferd
werden in het vuur ter wille van een utopie, die van de zuivere samenleving.
Die fatale en misdadige vergissing over wat het betekent tot een ras te behoren,
van mensen die vaak zozeer geassimileerd waren – zeker in Duitsland zelf – dat men
hen niet meer erkende als behorende tot dat andere ras. Hierover moet men niet
zwijgen, want we kunnen zo op een ander misdadig spoor terecht komen. Vraag me
niet welk, want er zijn er genoeg die verleid kunnen worden en we moeten
onszelf niet immuun achten voor totalitaire en utopische verwachtingen. Het heil,
de heilsverwachting heb ik leren wantrouwen, dank zij het denken en vooral
bestuderen van WO II.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten