overweldigende rijkdom van het boek
Brief
Boekcampagnes en leesplezier
Aan Sven Gatz, minister van cultuur
Brugge,
4 mei 2018
Geachte heer Minister van Cultuur,
Promotie van het boek, al dertig jaar lang
bekijk ik dat gebeuren met enige argwaan, want er bestaan boeken en boeken,
kunstboeken, pornografische werken en zelfhulpboeken, kookboeken en tuinboeken
en nog zoveel meer. Er worden boeken in grote oplagen gedrukt en er worden
boeken op slechts enkele exemplaren gemaakt, maar met zoveel zorg dat het meer
kunstvoorwerpen zijn dan boeken. Er staan in mijn bibliotheek wel enkele boeken
die een bibliofiel karakter hebben en andere komen uit de drukkerijen van Folio
en daartussen dus veel ander werk, literair, wetenschappelijk en wat nog meer.
Hoe kan men dan een campagne ter promotie van het boek op stapel zetten?
Wellicht zijn mijn bezwaren naast de
kwestie, omdat het boek vooral een industrietak is en omdat uitgevers en
auteurs nu eenmaal graag hun product de nodige of gewenste aandacht zien
krijgen. Maar er is minstens een schakel in het gebeuren dat forfait geeft en
dat zijn de recensenten in de brede media. Goed, in de kwaliteitskranten kan
men een boekenbijlage vinden, maar tegelijk ziet men met lede ogen dat er een zekere
censuur heerst en dan blijken wetenschappelijke werken vaak zelfs niet aan bod
te komen. Jawel, er verschijnt veel, maar de keuzevrijheid voor recensenten
blijkt beperkt.
Het punt is uiteraard dat men de markt van
boeken wel als een geheel kan bekijken, maar dat er altijd nog zoveel
verscheidenheid in zit, dat het weinig zin heeft promotie te maken voor bijvoorbeeld
bedrijfsboeken, terwijl anderzijds publicaties van een stedelijke gidsenkring
vooral een lokaal bestaan leiden. Natuurlijk zeggen literaire bijdragen vooral
aandacht te besteden aan literair werk, waarbij het toch wel eens moeilijk
blijkt er zich een idee van te vormen waarom de ene auteur zo vaak aan bod komt
dat we er geen sjoege meer om geven, want het laat ons onverschillig, terwijl
de andere nauwelijks aan bod komt, hoogstens eens als een geheimtip wordt
voorgesteld.
Uiteraard moet men recent werk onder de
aandacht brengen, maar zonder aanziens des persoons, wel met oog voor literaire
kwaliteit en niet enkel op grond van verkoopcijfers. Sommige boeken worden met
zoveel toeters en bellen in de markt gezet dat men er niet omheen kan kijken, andere
krijgen een rustiger verspreiding, niet zelden via geheimtips van mensen die
erom bekend staan een bepaalde smaak te hebben. Het boek “De Nijl in mij” van
Fleur van der Bij kreeg in de Vlaamse media geen aandacht, hoewel het op zijn
minst een merkwaardig boek moet heten. Het bijzondere van een boek kan liggen
in de inventio, in de vinding van het thema en het uitwerken ervan, de taal, de
figuranten en protagonisten… Maar laat een recensent niet los op de literatuur
theoretische modellen, want dan sneuvelt nagenoeg elke roman of elke novelle,
fabel… terwijl het wel boeiend kan zijn na te gaan hoe een bepaald werk ons weet
te betoveren, terwijl andere op een koude steen vallen. Maar het kan, denk ik
met Karel van het Reve niet de bedoeling zijn dat zo een studie de zin in lezen
en vooral het savoureren van fictie verstikt.
Al meer dan een campagne voor het boek heb
ik zien passeren en merkwaardig genoeg blijkt het zelden om leesgenoegen te
gaan, om wat een boek kan betekenen voor iemand. Een aantal jaar geleden had “La
Grande Librairie” de idee opgevat te vragen aan gasten en aan het publiek hoe of
welk boek hen het meest had beïnvloed. Blijkbaar sloeg ook daar de
verkleutering ook toe, al zal u mij geen kwaad woord horen zeggen over “le
petit prince” van Antoine de Saint-Exupérie. Het ging dus niet om het beste
boek, al kan een en ander wel samengaan. Want hoe kan men nu helemaal het beste
boek aanprijzen, als men er zich van bewust van is nog lang niet alles gelezen
te hebben. Natuurlijk is het Dagboek van Anne Frank van belang en belangwekkend
voor jongere lezers, maar andere werken, “Is dit een mens” van Primo Levi of de
nalatenschap van Etty Hilleshum, zo ook haar dagboek “Het verstoorde leven”,
kennen we wel, maar komen niet zo vaak bod.
In Vlaanderen houden we nu eenmaal van
pausen, zodat we graag de literatuur ingedikt zien tot enkele oeuvres, zoals
van Claus, Boon en misschien Gezelle of Karel van de Woestijne. Het blijft pover
om aan anderstaligen uit te leggen dat
we maar enkele grote schrijvers hebben, in plaats van de veelheid die er in
werkelijkheid geweest is, waarbij ik dan zelf wel weer enkele namen kan
bedenken, die ik wel belangwekkend noemen wil, maar niet per se groots of
onvergetelijk. Van Maria Rosseel, Hubert Lampo of Clem Schouwenaars wordt niet
meer gesproken, van Claude van den Berghe al helemaal niet meer.
Dezer dagen heeft men de gewoonte boeken te
scheiden in twee categorieën, fictie en non-fictie, terwijl een kookboek weinig
met het oeuvre van Alicja Gescinska te maken heeft of een introductie tot
Michel de Montaigne, van Alexander Roose. En van historiografie spreekt men al
helemaal niet meer, omdat het niet meer echt iets zou bijdragen aan het
welbevinden van lezers. Over het algemeen blijft de doorstroming van
wetenschappelijk onderzoek naar het brede publiek, dat doorgaans hoger
geschoold is dan ooit, beperkt tot enkele spraakmakende titels, terwijl men er
nauwelijks om geeft dat er een debat om ontstaat. Terwijl Thomas Piketty met
zijn boek over ongelijkheid voortdurend ter sprake komt – want het past in de
visie die intellectuelen graag horen – blijft een boek over de economie van
goed en kwaad, door Tomas Sedlacek geschreven onbesproken, het wordt zelfs
afgeserveerd, omdat de auteur er een rommeltje van gemaakt heeft. De
werkelijkheid is dat de auteur net aantoont dat men wel kan pogen de economische
realiteit wetenschappelijk te onderzoeken, maar dat economisch handelen niet minder
of niet meer dan handelen is, soms goed en soms uitgaande van kwade intenties.
Ook Adam Smith was een ethisch bevlogen man.
En zo komen we tot de vaststelling dat men
inderdaad de betekenis van lezen en vooral goed lezen aan de orde moet blijven
stellen. Het is waar, er zijn andere media dezer dagen, van gamen tot bloggen
en nog wel meer, waarmee mensen hun tijd kunnen volmaken en toch enige lering
uit hun bezigheden halen. Helaas geeft de televisie in Vlaanderen verstek, als
het over boeken gaat, maar ook als het over debatten gaat rond filosofie of in
het algemeen rond mens- en wereldbeelden, moet men bij buitenlandse zenders of bij
you-tube gaan zoeken. De openbare omroep is er in geslaagd met publieke
middelen al haar bijzondere opdrachten te laten vallen, waarbij het bleek
afsteekt tegenover wat de Nederlandse publieke omroep presteert en zelfs moet
presteren.
Het zou eraan liggen dat mensen geen “volksverheffing”
meer willen, want dat was inderdaad wel wat paternalistisch, maar in een
democratie moet men mensen ook de nodige informatie aanreiken, die niet altijd
zo gemakkelijk te overzien valt. Journalisten, als het goed is, kunnen wel
degelijk behoorlijk wat denkstof aandragen, als ze hun verhaal niet in de weg
gaan zitten. Er is veel waarover televisie en zeker ook radio gemaakt kan
worden, maar het moet altijd aangenaam en plezierig zijn, terwijl men van Klara
toch meer kan verwachten dan dat een Werner Trio en vooral zijn programma “Trio”
uitgerangeerd zou worden. Informatie op niveau is noodzakelijk, waarbij men als
programmamaker ook onderwerpen kan aanbrengen die niet iedereen even nauw aan
het hart gaat of interesseert. Daarom is het zo triestig gesteld met de
algemene media.
Waarom schrijft geen enkele krant een
kritische analyse van het M-Decreet en het Inclusiedogma. Ben ik tegen
aanwezigheid van mensen met een beperking in de publieke ruimte of in het onderwijs?
Geenszins, maar de wijze waarop men nu voor inclusie pleit, zou het wel eens
aan respect voor personen met een handicap ofte beperking kunnen getuigen. Niet
iedereen kan ook omgaan met een persoon met een beperking, zeker niet als het
om mentale beperkingen gaat. Moet men hen dan tot verplichte omgang dwingen?
Toch schrijven kranten en bladen kritiekloos over het M-decreet. Er zijn
uiteraard nog tal van onderwerpen, zoals de vraag hoe het mogelijk is dat mensen
vandaag een levensverwachting kennen die de 80 jaar benadert of overschrijdt
terwijl het een eeuw geleden nauwelijks 45 jaar of 50 jaar betrof. Er waren
mensen die heel oud werden, maar de grootste meerderheid was oud voor ze oud
werden.
Geachte heer Minister van en voor cultuur,
ik hoop dat u eerlang eens met de boekensector en de openbare omroep een
gesprek zal aangaan. Een boek is niet per se een belangwekkend boek. Er is een
industrie van kookboeken, maar nauwelijks interesse in het publieke debat voor
filosofisch werk en merkwaardig genoeg, ondanks alle gesteggel over STEM, voor
het betere wetenschappelijke boek. Aandacht voor al die domeinen, waar men via boeken
– en televisie, radio – kennis kan opdoen, zou veel meer onder de aandacht
gebracht moeten worden. Er zijn legio filosofen in dit land, historici en
economen, die interessante zaken te vertellen hebben, waarbij men met enige
treurigheid in de stem moet vaststellen dat als een expert ergens zijn
opwachting maakt deze plots overal gevraagd wordt, voor columns, regelmatige interviews
en het maken van lijstjes. Veelzijdigheid en veelvormigheid? Dat is de wereld
van het boek, niet die van campagnes voor het boek.
Met vriendelijke groet,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten