Gedachtenmeesters en het conservatieve mens- en wereldbeeld
Kritiek
Conservatieve visies op mens en samenleving
![]() |
edmund Burke rond 1767, lang voor hij zich genoopt zag na te denken over de Franse Revolutie. |
Edmund Burke wordt in het
maatschappelijke debat zomaar afgevoerd, zonder te weten waarom de man zich
niet met de Franse Revolutie kon verzoenen. In het algemeen wordt wie meent dat
het heftig timmeren aan de weg, aan mens en samenleving voor personen tot
moeilijke omstandigheden kan leiden. We merken dezer dagen dat zowel
progressieve denkers als conservatieve een grote onvrede aan de dag leggen met
wie de mens is, dom, onaangepast, onbedachtzaam en nog zo wat kenmerken, maar
bovenal zeggen beiden in andere termen weliswaar dat mensen geneigd zijn tot
het kwade, waarbij dan weer opgemerkt worde dat men nog nauwelijks belang hecht
aan de metafysische notie van het kwade. Wie politiek actief wil zijn doet dat
uit verontwaardiging, zelden uit respect voor mensen die men fataal niet kent.
Want
dat blijft het fundamentele kenmerk van een natiestaat, dat mensen elkaar niet
hoeven te kennen om een gezamenlijke lotsbestemming te aanvaarden. Het belang
van schaalgrootte van een samenleving valt niet te onderschatten, maar wie er
zich rekenschap van geeft hoe snel nationale sentimenten opgeroepen kunnen
worden in grote natiestaten, zoals Frankrijk, al zal de kritiek op het bestel
er minstens even luid klinken, van alle kanten, maakt zich weinig illusies over
de redelijkheid van samenlevingen, wat ook niet correct is. Zoals gezegd kennen
mensen elkaar niet vanzelfsprekend, ook niet in onze steden of vooral niet in
onze steden. Met dat aspect van massaliteit komt het niet goed, heb ik de
indruk, want het valt moeilijk te begrijpen dat men aan politiek kan doen als
men er zich geen rekenschap van geeft dat men mensen niet echt kent, niet goed
kent. Toch is het wel degelijk mogelijk inzicht te verwerven in wat mensen
wensen en hoe ze dat trachten te realiseren. Het punt is vanzelfsprekend gekoppeld
aan inzichten die filosofen, sociologen, psychologen en anderen in de loop van
eeuwen hebben verworven. Maar in de massaliteit, die relatief nieuw is, hebben
sociologen zich wel eens vergist, zo stelt bijvoorbeeld Richard Sennett, omdat
mensen hun eigen verhalen hebben en die ze al dan niet kunnen koppelen aan wat in
de publieke ruimte leeft.
Het
moet dan gaan over angst die mensen voelen omdat ze hun samenleving niet meer
herkennen, niet meer weten wie ze zelf zijn of wat ze betekenis kunnen geven.
Angst is niet per se een leermeester, maar kan mensen wel meeslepen in
ressentiment, in afgunst ook en nog zoveel meer. Toch is de angst zelf niet de
drijvende factor van veel maatschappelijk gedrag, want angst, dat is een
reactie op waarnemingen, ervaringen ook, die op zich lijken te staan en ons
bestaan negatief kunnen beïnvloeden, zoals immigratie, zoals de vergrijzing of
de opkomst van nieuwe wereldmachten. Angsten kunnen op zich weinig invloed
uitoefenen, maar wanneer mensen op verschillende terreinen de indruk krijgen
dat ‘hun’ wereld naar de verdoemenis gaat, kan dat de inzichten meer sturen dan
we wensen. Het valt op dat we sinds 1974, het jaar van de olieschok en van de
migratiestop onze welvaart is toegenomen en dat we beter leven, zouden kunnen
leven dan men zich toen had kunnen indenken. De levensverwachting nam toe en verandert
zo onze levensloop, waarbij het opvalt dat ouders al vroeg denken dat ze hun
peuter aan het werk moeten zetten en dat ook van het kleuteronderwijs vergen.
Als mensen bang zijn dat hun kind nog nauwelijks aan spelen toekomt, omdat het
al “ernstig” moet zijn, terwijl het spel juist de creativiteit aanscherpt, maar
goed, leren schrijven is zo belangrijk en kleuterjuffen moeten dus mee in het
schip. Het welbevinden van het kind? Het gaat evenwel niet altijd om later, of
beter, men kan dat later slechts gedeeltelijk voorzien.
Kan
men erom heen dat onze wereld bedreigd wordt, door allerlei groepen? Het lijkt
de conservatieven ingebakken daarover waakzaam te wezen, maar de kans is groot,
dat we dan vergeten zelf aan onze eigen wereld verder te bouwen. Dan zou het
kunnen dat conservatieven menen dat we het hoogtepunt bereikt hebben en dus het
einde van de geschiedenis bereikt. Daarna wacht alleen de grote leegte, het
verval. Merk op dat bijvoorbeeld men bij de strijd tegen alcoholisme onder
arbeiders aan het einde van de negentiende eeuw weinig deed om de hoge omes van
hun verslaving af te helpen en niet begreep dat ook arbeiders recht hebben op
hun deel van ’s levens genietingen. De idee dat de hogere klassen beter weten,
ziet men vandaag op een onvoorstelbare wijze weer ingang vinden en dat met wetenschappelijke ondersteuning.
Er gaat nagenoeg geen dag voorbij of de samenleving krijgt een stevige tik op
de vingers, maar vooral armen, werklozen en alleenstaande ouders krijgen te
horen dat ze verhoogde risico’s lopen op ziekte, armoede en ellende. Dat men
daarmee een oude idee opnieuw zuurstof geeft, namelijk dat de armen zorgen voor
degeneratie en ontsporing, zonder dat er armoede-experten of onderwijssociologen
zijn die de resultaten ernstig gaan onderzoeken: komt men met conclusies die vooraf
al in het onderzoeksproject waren opgenomen? Dat is wat Theodore Dalrymple
ertoe aanzetten die benaderingen ernstig te onderzoeken en met een “conservatieve”
reflectie te komen.
Fast
backward of hoe heet het? August Van Istendael kreeg van zijn zoon een mooie
biografie, net omdat moeilijke en genante aspecten van ’s mans volwassen leven
niet onder het tapijt werden geveegd. In die biografie komt de marginale
afkomst, om een actuele term te gebruiken, aan bod, wat een zoon liever niet
zou vertellen, over hoe de kleine August – in Engeland tijdens WO I geboren –
in Sint-Truiden met de steun van een onderpastoor op het spoor gezet wordt om
zijn talenten te ontwikkelen. Hij krijgt thuis een eigen bankje waar hij zijn
huiswerk kan maken. Later gaat hij op college in een school van de Salesianen
en als men hem te hard richting seminarie of noviciaat duwt, gaat August dwarsliggen.
Later zal hij in dienst van het internationale syndicalisme vooral in
Latijns-Amerika actief zijn, wat ook niet altijd zonder smetten is verlopen.
De
man, August van Istendael, zet zich in voor de goede zaak en vertoont tegelijk
toch wel conservatieve kanten, al is dat voor hemzelf niet duidelijk.
Overigens, deze jongen, Van Istendael was niet uniek, want priesters zochten
wel degelijk talentvolle jongeren en die kregen ondanks hun soms nederige afkomst
een goede opleiding, een strenge opleiding met veel aandacht voor discipline en
uiteraard de christelijke waarden. Lang niet altijd gaan ze de gewenste
richting uit, maar het leidt wel tot een grote democratisering van het middelbaar
onderwijs en dat zal na WO II alleen maar nog versterkt worden. Er ontwikkelt
zich een groep van hooggeschoolden in Vlaanderen, die men in de algemene
historiografie niet altijd ziet opduiken. Net zomin ziet men echt aandacht voor
wat ik met genoegen “l’ embourgeoisement” van de arbeiders noem, omdat dit is
wat gebeurde, anders kan men de toename van nieuwe woonwijken de afgelopen
vijftig jaar niet verklaren en daar verrijzen woningen die alsmaar beter van
kwaliteit zijn.
Gegeven
de onwil om die evoluties in kaart te brengen, de onvoorstelbare toename van de
welvaart, de technische en technologische vernieuwingen mee te nemen, ligt het
voor de hand dat we in wezen geen goed kompas ter beschikking hebben om de
toekomst voor te bereiden, laat staan er zich ideeën over te vormen. De
polarisering tussen conservatieven en progressieven diept zich verder uit,
waarbij geen van beide groepen, koren weet waar men heen wil, doch zeker niet
de weg van de ander. Is een groep als Beter Onderwijs Nederland conservatief
omdat men de voortdurende onderwijshervormingen wil stoppen en kijken wat werkt
om de leerlingen en studenten beter onderwijs te verzekeren, al zullen
leerlingen dat niet altijd prettig vinden, want dan zal men wel weer moeten
luisteren naar een leraar v/m aan het katheder, die beter weet dan de
studenten.
Is men
conservatief als men zin heeft in wat men doet, als men arbeid, werk niet ziet
als een straf van god of van de premier? Veel van de discussies waarbij we als
burgers betrokken worden, over de betaalbaarheid van de sociale zekerheid, de
pensioenen, werkeloosheidsuitkeringen en ziektestelsels, want ofwel kent men
het wel en begrijpt men dat mensen dankzij dat alles ondanks alles een goed
leven kunnen hebben, geen luxeleven, maar toch leefbaar. De obsessies waar we
mee te maken hebben in het publieke en politieke debat, maken mensen angstig,
want alles wat zo zeker leek, komt op de helling te staan, terwijl men zo
zelden opbeurende informatie te berde brengt. Bekijkt men de ontwikkelingen
inzake Biotech rond de universiteit van Gent, dan merkt men dat daarover in de
campagnes van de onderscheiden partijen in Gent inzichten en standpunten achterwege
blijven. Toch werken er in die sector behoorlijk wat mensen. 9000 volgens
recente berichten, wat betekent dat de vroegere rol als textielhoofdstad al
lang en breed door de nieuwe industrie is overgenomen. Daar zit dus heel wat
moed achter van mensen die hun kennis willen omzetten in producten die een
meerwaarde betekenen, ook voor uw en mijn gezondheid. Uiteraard is Gent niet de
enige stad die daarop inzet, wat het gejuich wel relativeert. Maar ten gronde
kan men vaststellen dat het maatschappelijke model nieuwe gronden vindt om zich
verder te ontwikkelen, waarbij het wel mensen zijn die de kar trekken.
In die
zin is het maar de vraag hoe men zich dezer dagen conservatief kan noemen, want
waar slaat dat op, tenzij, zoals ook Burke bij mijn weten stelde, dat je
gegeven de (veranderende) omstandigheden je koers moet uitzetten. Zou het over
ethiek gaan, dan kan men bezwaarlijk beweren dat conservatieven minder mild
zouden zijn dan overtuigde aanhangers van de maakbare mens. Of zou het over de
waarden van de Verlichting moeten gaan, die ook modern waren, want ooit braken zij
met overgeleverde aannames en met de autoriteiten van hun tijd. Opgemerkt kan
worden dat ze niet de enige filosofen waren die met de bestaande orde wil
breken, zelfs Edmund Burke brak met enkele aannames van het Engeland dat zich
sinds de Glorious Revolution als een democratisch georganiseerde samenleving
wilde gedragen, terwijl het om een redelijk goed gestructureerde
standensamenleving ging.
Laat
het duidelijk wezen, de regering die Burke voor ogen stond wilde zeker niet
onderdrukken, maar hij besefte dat zijn kiezers – indien ze zich niet met de
res publica inlieten – hem weinig te melden hadden. Toch gaf hij blijk van een behoorlijke
zin voor arrogantie, zoals we dat ook dezer dagen zien, bij rechtse en bij linkse
politici. Akkoord, men wil ons doen geloven dat links gelijkstaat aan
gelijkheid en rechtvaardigheid, tegen elk onrecht gekant zou wezen, terwijl
onrecht doen buiten beschouwing ligt. De waarden die men graag pretendeert te
huldigen, hebben alle te maken met abstracties, wat hen niet zonder betekenis
maakt, maar niet zo heel veel te maken hebben met handelen, in de betekenis die
Hannah Arendt eraan gaf. Blijk geven van respect is nog zoiets waar het over
zou mogen gaan, als we het over abstracties hebben, terwijl het wel degelijk
gaat om hoe mensen elkaar in de wandeling bejegenen. Arendt vond dat handelen
de opperste vorm van menselijke activiteit moet heten, omdat het zich niet meer
afspeelt op het niveau van het overleven (= werk) of het vervaardigen van
gebruiksvoorwerpen (= arbeid), maar om het creëren van relaties onder mensen,
de ruimte voor vrijheid en het afzien van louter nuttige daden.
Nu
zegt men net graag dat burgers grenzeloos geborneerd uit de hoek komen en zich van
al het hogere onthouden wat impliceert dat, aangezien de burger ook nog eens
conservatief heet te wezen, van de burger geen veranderingen verwacht mogen
worden. De Nederlandse liberaal Johann Thorbecke verzette de wet en ontnam de
koning de voorrechten die in de grondwet van 1815 waren onderhandeld en toch
hield hij er een behoudende maatschappijvisie op na. Neemt men in ogenschouw
dat Nederland in die periode nog niet echt de industrialisatie had omarmd, dan
blijkt dat in de volgende 20 jaar de “take off” wel plaats heeft gevonden, dan
zal de grondwet niet zomaar bijgedragen hebben, maar dat Thorbecke de neigingen
tot (verlicht) despotisme bij de Nederlandse koningen intoomde, zal er wel niet
vreemd aan geweest zijn, terwijl Willem I toch wel bereid was te investeren in
wegenwerken, zelfs in de Luikse staalindustrie. Wie was hier dan conservatief?
Wie timmerde aan de weg? Beiden, elk vanuit hun visie en hoewel de koning er
geen vrede mede had macht af te geven, kon hij niet anders dan vaststellen dat
burgers ook hun ding gingen doen. Aan het einde van de eeuw heeft Nederland een
indrukwekkend traject afgelegd, zijn er aan de universiteiten enkele
toonaangevende natuurkundigen actief en begint men te dromen van nieuwe
polders.
Alleen,
zal men opmerken, industrie op poten zetten is niet progressief, vergroot de
armoede en vergroot de macht van de bazen om arbeiders uit te buiten. Industrie
uitbouwen vergt mensen die kennis hebben, middelen en het risico niet mijden.
Men kent te onzent mensen als John Cockerill, die uiteindelijk faalde, Leo Leander
Bekaert, Lieven Gevaert en uiteraard ook Lieven Bauwens, die de textielindustrie
in Gent op poten zou zetten. Ook elke volgende generatie kent van die mensen,
soms gaat het mis, zoals bij Lernout en Hauspie, soms worden het
succesverhalen, zoals de professoren Shell en Van Montagu in Gent presteerden.
Hun visie op hun vakgebied, ook in het geval van Lernout en Hauspie was er een
van grote durf en gedegen werkzaamheid, maar bij de Ieperse ondernemers bleek het
financiële op zeker ogenblik belangrijker dan het ontwikkelen van producten en
het vermarkten ervan, wat leidde tot allerlei illegale constructies. De heren
werden door de rechter terecht gewezen, maar de financiële machinaties kwamen niet
uit hun koker.
Conservatieve
ondernemers? Misschien hebben ze een mens- en wereldbeeld dat ze goed overdacht
hebben, want men runt geen bedrijf op grond van wantrouwen tegen medewerkers,
met de gedachte dat mensen zomaar hun plaats moeten kennen. Maar wie eigen
middelen investeert, is ook wel verantwoordelijk voor het resultaat.
Anderzijds, CEO’s hebben wel eens de gestalte van de Condottiere, de Italiaanse
huurlingen-ondernemers, die voor rekening van Florence en andere steden de boel
te vuur en te zwaard te lijf gingen en uiteindelijk voor zichzelf begonnen. Met
andere woorden, het CEO kan het goed menen, maar is niet altijd de
eindverantwoordelijke, kan het wel worden als het tot een management buy out
komt. De gedachte dat deze mensen er per definitie een conservatieve
levensvisie op na houden, kan niet worden aangetoond, zoals men ook niet kan
beweren dat elke werknemer progressief zou zijn.
Nog
eens, angst heeft hier veel mee te zien, want mensen durven niet vanzelfsprekend
te leven. Angst wordt vaak afgewezen, maar alleen al de idee dat een
onderneming zou kunnen falen, kan voor menigeen een nachtmerrie zijn, terwijl
het adagio “niet geschoten, altijd mis”, toch ook wel betekenis heeft. Nu is
het wel zo dat ons begrip van succes wel eens zeer beperkt zou kunnen zijn. In
onze visie zijn we blind voor de vele uren die iemand nodig heeft om te doen
wat nodig is, het werk zonder meer, dat wat tot afgewerkte producten of
diensten leiden kan. Angst om niet te voldoen kan tot grootse prestaties
leiden, of tot gesjoemel.
Het
opzet van dit stuk bestaat erin aan te geven dat de termen progressief en
conservatief in de praktijk nogal zinledig zijn, want we kunnen inderdaad willen
behouden wat van waarde is, waar we aan hechten, terwijl we ons aan de andere
kant met tomeloze inzet kunnen inzetten voor een rechtvaardiger wereld. Mag het
nog gezet worden dat in die strijdretoriek ook een kiem zit van onrecht, omdat
men niet bereid is het persoonlijke te laten prevaleren op het strijddoel. Het
persoonlijke is politiek, leerde ik van linkse vrienden en zag hen vervolgens
rustig cocoonen. Het mag, wat mij betreft, consequentie eisen van anderen blijft
de gemakkelijkste methode om zich boven het gewoel te plaatsen, maar toch, wie
beweert dat het persoonlijke politiek is, zal zich hopelijk ook afvragen wat
dat voor hem of haar in ultimo kan betekenen. Het persoonlijke blijft altijd
persoonlijk en het politieke gaat over een andere grootheid, die van de
samenleving, van het dorp tot de Wereldgemeenschap.
In de discussie
over wat goed is voor personen en voor de samenleving als geheel, ook op het
niveau van een dorp, stad, ziet men de
gedachte weer opgeld maken dat individuen zich moeten richten op wat goed is
voor het geheel, maar wie ervan de vruchten plukt, is niet altijd duidelijk.
Bovendien is rechtvaardigheid geen hol begrip noch alleen maar abstract, want
men moet de context zien, waarin gehandeld wordt. Men zegt dat de samenleving
die we kennen onrechtvaardig is, zeker ter linker zijde, maar afgezien van de
vraag of het paard altijd wel de haver krijgt dat het verdient, kan men
vaststellen dat werknemers zich graag inzetten voor hun bedrijf, maar blij zijn
daar niet alle verantwoordelijkheid voor hoeven te dragen. Natuurlijk werd in
de afgelopen decennia de relatie tussen bedrijfsvoering en personeel complexer,
onder meer omdat werknemers niet meer als individuen tegenover de bazen staan,
maar via vakbonden over belangrijke zaken kunnen onderhandelen. De andere kant
is, zoals bij opmerkelijke sociale conflicten is gebleken, kan het (een deel
van) de werknemers zuur opbreken, blijkt de machtspolitiek binnen de syndicale
wereld voor brokken zorgen. En moeten we er nog naar verwijzen dat er maar
weinig alternatieven voor de vrije markt, de rechtsstaat, waarbij bezit gegarandeerd
en door de wet beschermd, de open samenleving succesvol zijn gebleken. Er zijn
er in de twintigste eeuw geen geweest. Juist, over China kan men zeggen dat
mensen het materieel beter hebben, maar of ze bereid zijn het systeem te
vrijwaren, valt nog te bezien, want in 1989 bleek het protest van studenten en
burgers voor het regime onacceptabel. De revolte slaagde niet en het systeem
bevestigde haar macht.
Conservatief wordt nogal eens vereenzelvigd
met autoritaire machtsopvattingen en met de weigering de nodige verantwoording
te geven voor wat men als overheid uitvreet. Nu weet men, of zou moeten weten,
dat precies Lenin de autoritaire machtsopvatting als voorwaarde bij uitstek zag
om zijn communistische staat uit te bouwen. Alle mogelijke concurrerende
stromingen, zoals het anarchisme werden uitgeschakeld. Hoe utopisch het
communisme ook blijken mag, het machtsdenken laat zien hoe oude
bestuurstradities intact blijven, zeker als het om de inlichtingendiensten gaat
en andere praktijken, het autocratisch bestuur op kop. Sinds ik tijdens mijn
collegejaren tot die vaststelling kwam, met dank aan goede boeken en goede
leraren, leek het me onvoorstelbaar dat mensen tot die mens- en
maatschappijvisie verleid konden worden. Aan de universiteit merkte ik gauw
genoeg hoe het linkse gedachtengoed vrij kritiekloos werd omarmd, terwijl alles
wat ervan afweek algauw uiterst rechts en conservatief heette te zijn. Dan ben
je politiek ontheemd, want waar moet een mens zich dan op oriënteren?
In
plaats van ondoordacht dwepen met Jean-Paul Sartre kwam er interesse voor
Albert Camus en filosofisch konden figuren als Hannah Arendt en Sloterdijk ons
wel boeien, terwijl economisch denken gestimuleerd werd door een toenemend
begrip van het liberale denken van Adam Smith, John Stuart Mill en meer
hedendaagse reflecties daarop. Hoewel, het schoot niet over en vooral schoot het
niet op, want in de media zag je vooral de stoet van gedachtenmeesters
opduiken, die telkens weer ons ertoe wilden verleiden het linksige
gedachtengoed voor de ware leer te houden. Een sportcommentator beweerde in een
helder moment dat wie nadacht wel links moet uitkomen. Jan Wouters kon ik als spraakvaar
wel waarderen, maar zo een uitspraak vond ik ergerniswekkend. Want in die tijd
was duidelijk dat noch China noch Rusland echt voorbeeldig bleken op het vlak
van mensenrechten, om maar iets te zeggen. Hoe kon je met Amnestie
International proberen mensen als Sacharov vrij te krijgen en vervolgens
meelopen op 1 mei. Voor mij kon men dat niet verantwoorden.
Gelukkig
was ik niet aangewezen op de BRT, later de VRT, maar kon men in Nederlandse en
Franse media wel eens iets opsteken of kon men Der Spiegel kopen, al had ik het
Duits nog niet goed onder de knie. Boeken over de RAF, over het nazisme over de
industriële ontwikkeling van Duitsland… het maakte het moeilijker om een
eenduidig standpunt in te nemen, maar het liet toe, zeker nadat ik onderweg
flarden meekreeg van de rijkdom van zowel de Aufklärung en de ontwikkelingen
tijdens de negentiende eeuw, waarbij het antagonisme tussen links en rechts,
tussen progressief en conservatief waardeloos bleken bij het overzien van de
samenleving, van mogelijkheden ook, zonder nog te verwijlen in de hoogstens bij
benadering af te lijnen strijdkampen. Hoe moet men Alexis de Tocqueville
waarderen in dat debat? Hij was van adel, stond in het begin de aristocratie
voor en ijverde voor meer macht voor hen, maar begreep a zijn bezoek aan de VS
ook wel dat er voor de toenmalige democratische structuren ook veel te zeggen valt.
Realisme
alleen zal niet zo heel veel opbrengen en vooral, het lijkt neutraal, zelfs
objectief, terwijl het voor beide kampen, progressief en conservatief anders
ingevuld wordt, zodat het als positie weinig te bieden heeft. Idealisme in
allerlei vormen en formaten leidt algauw tot utopische visies en net de lectuur
van Thomas More’s Utopia en reflecties over Jean-Jacques Rousseau brachten me
ertoe minstens kritisch te staan tegenover concepten als het sociaal contract
en “volonté générale” wat me ook weer vervreemdde van de hoofdstroom aan de
universiteit. Ook het denken van John Rawls kon om die redenen niet echt meer
voldoen. Het gevolg is dat ik dan maar diende te kiezen voor een benadering die
zich niet inliet met ideologische achterhoedegevechten. Valt er wel iets te
bedenken en kan er iets nastrevenswaardig bedacht worden eenmaal men buiten het
kader van conservatief en progressief een tuintje gaat cultiveren? Juist, het
is en blijft een werk van lange adem, goed toekijken en goed te leren omgaan
met de planten en bomen, bloemen en het enten van dat alles. Tussen wild en
beheerst, zo oogt een tuin het aangenaamst, wat veel cultuur vergt.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten