Mei '68 en het gevoel van vrijheid




Reflectie



Opstanden en grote verwachtingen
Over de herinnering aan heldendaden?





Het icoon van '68? Daniel Cohn Bendit was een actievoerder
maar werd later een elder statesman, die met gezag kan
spreken, maar evengoed tegen de gevestigde 'linkse" orde
durfde in te gaan. 
In 1974 verbleven mijn ouders een paar weken in Italië en mijn tante en haar man verbleven bij ons, om op ons te passen en te zorgen dat alles naar wens verlopen zou. Mijn tante is een eind jonger dan mijn moeder, maar de band is altijd goed geweest, ondanks meningsverschillen, onder meer over de wenselijke politieke orde.

Na het regime van Salazar begon het Portugal te gisten en in 1974 bleken de erfopvolgers niet bij machte de problemen waar het land mee te maken had, wat zeker op links voor enige stoutmoedigheid zorgde – of Salazar echt past in de schare dictators van dat moment in Europa, neemt men gemelijk aan, zonder verder onderzoek. Op 25 april begon de revolutie, waar mijn tante zeer verheugd over was. De volgende dagen las ik onze krant, De Standaard en haar krant, Vooruit, denk ik, over hetzelfde gebeuren en vroeg ik me af wat er gaande was. Enthousiasme voor de Revolutie, in de familie was men daar niet zo voor, maar we beleefden wel een en ander, op een afstandje, van de gebeurtenissen in München tijdens de Olympische Spelen werd nog wel gesproken en ook van de maanlandingen en de oorlog in Vietnam. En dan kwam het gesprek wel eens op Mei ’68, ging het over dolle mina en hoe alle waarden op de helling kwamen te staan. Het was geen kwalijke zaak dat mijn tante onze zekerheden wat overhoop haalde, maar later zou mij blijken dat mijn ouders haar ondanks haar “dwalingen” hebben gesteund, nu gaat het jongere zusje bij haar oudere zussen op bezoek, leeft ze mee met het lijden en met het leven.

In de jaren die volgden op deze vakantie, want zo voelde het wel een beetje aan, hoewel wij thuis bleven, zagen we hoe de wereld veranderde, maar het leek erop dat niemand aan de knoppen zat. Er waren er die pretendeerden te weten hoe het ging, waar we heen gingen, terwijl duidelijk werd dat het allemaal niet duidelijk was, voor niemand. De revolutie in Portugal, bedacht ik me later, was wellicht een betere oplossing dan de schijnbaar vloeiende overgang die Spanje mocht beleven, maar waar er uiteindelijk geen gesprek over kwam behelsde wat achter hen lag, de Burgeroorlog en de dictatuur van Franco. Nu is het probleem wel dat we de geschiedenis van Spanje herleiden tot die burgeroorlog en Franco en wat eraan vooraf ging, blijft doorgaans onbesproken. De generatie van ’98, 1898 toen er zich in Spanje een moment voordeed waar de men toekomst wel omhelzen kon, komt zelden nog in beeld. Het verlies van Cuba zorgde voor nieuwe verkramping en politieke onzekerheid. Mensen als De Unanumo en Ortega y Gasset naast anderen, waar ik al helemaal niets van afweet, begonnen aan de weg naar een liberale democratie te timmeren, maar de weerstanden bleken te groot.

De gedachte aan revolutie, de visie van Marx, dezer dagen mag hij zijn 200ste verjaardag vieren en daarmee is hij vijf jaar jonger dan Wagner, maakte in onze jeugd furore, maar tegelijk vonden we het wel wat overdreven, al groeiden we tegelijk op in een Vlaams kerkelijk leven waar men mocht geloven dat alles nieuw zou worden. Gebleken is dat het allemaal niet zo een vaart liep, in die zin dat de revolutionairen in Vlaanderen of Nederland wel het landschap beheersten, maar vooral zelf op het pluche kropen en in de universiteit de touwtjes in handen kregen. Echt nieuw werd het niet, zou men zeggen, waarbij we wel niet mogen vergeten dat wij, de mensen van mijn generatie nog van alles aan het ontdekken waren en probeerden een wegenkaart te vinden, die we ten langste leste zelf gingen tekenen.

Op een dag vond ik in de bibliotheek thuis “Darkness at noon”, waarin Arthur Koetsler zijn afkeer en walging van de Russische Revolutie of beter de praktijken nadien uit de doeken deed, de wijze waarop Stalin zijn tegenstrevers en vermeende tegenstrevers te grazen nam en hen naar Siberië stuurde en voor de gevaarlijkste gold de onmiddellijke dood. De macht van de staat liet zich voelen en dat vond ik een enge gedachte. Men kan natuurlijk stellen dat Marx niet verantwoordelijk was voor de moordpartijen van Lenin, Stalin, Mao of Maduro, zijn Kritik des Gothaer Programms, dat de reformistische SPD had voorgesteld, vindt geen genade en Marx pleit voor de klassenstrijd en voor revolutie, om de kapitalistische samenleving af te snijden van de staatsmacht. Het punt is dat de visie op macht bij Marx al uitging van de gedachte dat men het doel diende te bereiken zonder acht te slaan op wat mensen daarmee te doorstaan hadden.

Ik ben dus geen linkse jongen geworden, nog minder toen ik las over Gide die naar Rusland ging en er ontdekte hoe desastreus de heilsleer uitpakte voor de mensen aldaar, ook al werd hij langs Potemkindorpen geleid. Ook Daisne, ontdekte ik later, raakte genezen van de revolutie en vooral het communisme. Anderen kozen dan weer wel voor de doctrines van Marx, zoals Marcel Minnaert, die eerst een Activist en Flamingant was geweest. Maar of hij de rechtse revolutie genegen was, valt niet te staven, want al vroeg in de jaren dertig ging hij afstand nemen van het VNV. De geschiedenis, zo bedacht ik, bood ijkpunten terwijl ook niet te negeren viel  dat in beide stromingen het individu gemakkelijk ondergeschikt werd gemaakt aan het hogere doel, maar dat was ook, op het oog, in andere groepen voor kon komen, zelfs in het dimmende licht van de kerk, waar er nog waren die geloofden dat men zich inzetten moet voor het doel dat men dan weer niet geformuleerd kreeg.

Sinds die zondag in april 1974 had ik geleidelijk stukjes van een omvangrijke puzzel op mijn tafel zien vallen en was het enthousiasme in Portugal ook getaand, voor de revolutie, want men ging streven naar een goed geordende burgerlijke samenleving, waar mensen hun ding kunnen doen, om het even plat te zeggen. Spanje en Portugal werden lid van de EEG, nu de EU en leerden de mogelijkheden van een moderne samenleving kennen. Vooral in Spanje veranderde er veel, liepen regio’s leeg en werden er autowegen aangelegd, met talloos veel bruggen, viaducten en tunnels, werden nieuwe treinstations gebouwd en kregen jongeren kansen die hun ouders niet hadden moeten verwachten of dromen. De horden kwamen er, de mensen die zich spiegelen in anderen en gezamenlijk dezelfde weg opgingen, maar de opstand bleef uit, want het leven bleek verrukkelijk.

Kijken we dan even naar het Oosten, naar Midden-Europa, Polen onder meer en Tsjecho-Slowakije, waar de geest van Mei ’68 volgens sommigen afwezig was, waar er evenwel wel degelijk ook opstand heerste. Over Praag hoorden we al in de jaren 1974 en volgende, maar over Polen hoorden we weinig. Wel waren er in 1970 stakingen en rellen bij de havenarbeiders. Die werd bloedig neergeslagen, zogenaamd uit angst voor een Russische interventie. Dat werd ook later aangevoerd om het invoeren van de noodtoestand in 1981 te verantwoorden. Maar over een roerige situatie in 1968 vind ik weinig, terwijl er toch door Polen over gesproken wordt. De omstandigheden voor intellectuelen in Polen waren niet bepaald rooskleurig en toch kwam er weinig tot ons. De revolutie in Portugal in 1974 bereikte ons bijna in real time en we waren er min of meer verbaasd over.

Het probleem van opstand tegen de macht, tegen het systeem heeft me altijd bezig gehouden vanuit een historische belangstelling, omdat de kreet vaak vrijheid was, terwijl het begrip zelf onbesproken bleef, want wat betekent vrijheid in een samenleving waar, zoals in de periode na Mei ’68 heel veel toegelaten was, al kon de publieke opinie er niet altijd goed weg mee. De eerste homo’s in Gent die voor hun geaardheid uitkwamen, deden dat zeker niet op straat. Student op kot in de stad liep ik in de late avond graag een blokje langs de Kuiperskaai en via de Sint-Pietersnieuwstraat terug naar de Kantienberg. In de kamers naast de mijn zat een jongedame die hogeschool liep en al eens vriendinnen uitnodigde. Ik zag niet zo gauw deviant gedrag, maar op een dag klopte ze aan omdat er een probleem was. Iemand had geklaagd bij de huisbazen dat ze zich ongepast zou gedragen en ze dacht dat ik de schuldige was. Zelf had ik wel eens iets gemerkt, maar mij er nooit om bekommerd, de muziek wat luider en het probleem was opgelost, als er al een was. Ze zou het kot moeten verlaten en dat vond ze niet rechtvaardig. De volgende dag ben ik gaan bellen naar de eigenaren en ze begrepen van mij dat er niets aanstootgevends was voorgevallen. Toen ik een paar avonden later na een late vertoning in de Studioscoop thuis kwam, vertelde ze met dat ze mocht blijven, maar geen problemen mocht veroorzaken. Haar vriendin was al even blij en ik kreeg een paar glazen martini door te slikken, met genoegen, maar de volgende ochtend had ik wel een kater. Toen onze Chinese huisgenoot weer eens een visje had laten rijpen, begon iedereen te zeuren, want de stank was ondraaglijk. Toen bleek dat die Chinees het meisje in een lastig vaarwater had gebracht, leek zijn lot bezegeld. Na een goed groepsgesprek in de gemeenschappelijke keuken, besloot hij zijn vis niet meer in zijn kamer te laten versterven, maar het in de ijskast te laten en tijdig te consumeren. De jongedame zelf had niets tegen hem ingebracht. Toch werd zij, zoals ik wel eens merkte door mensen van het huis in de nek aangekeken. Dat twintig jaar later de aanvaarding van “afwijkend” gedrag voorwerp werd van een verhevigde strijd voor het homohuwelijk, leek me de cirkel rond, maar zoals dat meisje me gezegd had, de holebi’s moeten wel in rust kunnen leven, ze moeten geen burgerlijke eisen stellen, wat natuurlijk de crux was van de strijd tegen discriminatie, zorgde dat voor maatschappelijk ongemak. Voor sommige mensen, kerkelijk en anderszins, was het een uiting van decadentie, terwijl anderen kozen voor soevereine onverschilligheid.

De idee dat mensen hun leven kunnen leiden zoals ze het zelf willen, zonder dreiging van vervolging door de overheid is een enorme verdienste, al menen sommigen ook dat burgers andere burgers niet mogen veroordelen, of homoseksueel gedrag niet mogen afwijzen. De laatste jaren wordt die aanname ook inzake racisme gehanteerd, terwijl dat bij de goegemeente, hoe kleinburgerlijk ook, niet goed valt. De opstanden van ’68 zorgden eerder voor een “élan vital” zoals Bergson dat al in 1907 formuleerde, waarbij hij een idee van Spinoza nieuw leven lijkt te hebben ingeblazen, de conatus. Maar anders dan Spinoza zal Bergson wel weer aanknopen bij de dualistische visie tussen materie enerzijds en nog iets anders, de ziel, de beleving.

Gegeven het tijdsgewricht, gegeven het feit dat iemand als Henri Poincaré zou hebben geopperd dat rond die tijd bijna alle wetenschappelijke kwestie een oplossing zou hebben gekregen, zelfs de beruchte mathematische vermoedens, kan men de visie van Henri Bergson wellicht plaatsen: de visie op de mens kreeg vanuit de geneeskunde en zelfs de psychologie, zoals het wereldbeeld steeds meer een mechanistisch karakter. Ook de evolutieleer liet toe te veronderstellen dat de mens een gedetermineerd wezen was. Na WO II bleek de aandacht voor technische en technologische vooruitgang te botsen op kritische stemmen, die zich tegen het gebruik van atoomwapens ging verzetten of tegen de vervuiling van de natuur. Het mechanistische mens- en wereldbeeld kreeg intussen opnieuw vleugels en werd gesecondeerd door een consumentisme zonder grenzen: men kon mensen om het even wat aansmeren als men hun gevoel van tekort gedaan zijn kon aanspreken.

Wat al voor WO I begonnen was in allerlei groepen, wat ook tijdens het Interbellum een grotere vlucht nam, onder meer via literaire werken, zoals “de reis naar het Morgenland” van Hesse en zeker ook zijn Kralenspel, kreeg bij het jeugdige publiek van de late jaren zestig een nieuw elan. Anderen kwamen met dystopische romans zoals “A Brave new world” van Aldous Huxley. Anderzijds zagen ook boeken het licht niet de mechanisatie van de wereld toejuichten en kwam het Futuristisch Manifest opnieuw in beeld. In wezen zal men moeten vaststellen dat het vanuit ideeënhistorisch oogpunt wat te simpel is om een teleologische keten van stromingen aan elkaar te rijgen om een beeld te krijgen van het verleden. Er waren, hoe complexer de samenleving werd, steeds meer stromen en stroompjes die om aandacht vroegen, die elkaar ook nog eens gewoon uitsloten. Waar de ingenieurs na WO II ons trachtten te verleiden met sublieme autowegen, met steeds betere auto’s en keukenapparaten, huishoudassistenten als wasmachines, vaatwassers, stofzuigers en wat al niet meer, gingen anderen zich verzetten tegen die benadering.

We zijn relatief blind voor evoluties die zich tijdens de jaren van wederopbouw hebben laten gelden. Men mag immers niet vergeten dat studenten tijdens die periode algauw merkten dat wat hen aangepraat werd, niet altijd zomaar aannemelijk was, want men zag ook de andere kant van de medaille. Het moeilijkste om te vatten wat de periode na WO II en uitlopend op Mei ’68 is nog altijd dat men graag de nadruk legt op de grauwte van de tijd, het muffe, het gezag, de alomtegenwoordige kerk, maar net in de kerk begon Johannes XXIII met het adgiornamento, waarvan de uitkomsten pover lijken, maar de betekenis groter is geweest voor veel gelovigen, dan men nu gemelijk aanneemt, gemakzuchtig niet verdisconteert. Priesters gooiden de soutane over de haag en nonnen vonden plezier in de armen van een nozem.

Bekijkt men hoe mensen na WO II, zeker de middenklasse ging spelen met fotografie, met muziek ook, want bijvoorbeeld jazz werd een belangrijke uitlaatklep, dan blijkt dat ‘oerdegelijke’ deftigheid aan diggelen werd geslagen. In alle eerlijkheid moet ik hier toegeven dat historisch onderzoek over die periode tot nog toe weinig aanleiding geeft tot dergelijke overwegingen, want men lijkt zich vooral te richten op het politieke leven in die tijd, met in Frankrijk en Duitsland oude mannen aan de macht, Charles De Gaulle en Konrad Adenauer, maar het waren ook de jaren dat de jonge Giscard d’ Estaing en uiteraard de iets oudere François Mitterand zich warm liepen en ook Jacques Chirac begon al naam te maken aan het einde van de periode. Pas met Macron blijkt die oude generatie helemaal opzij te zijn geschoven, alsook hun eeuwige netwerken en acolieten. Echter, Macron blijkt op goede voet te staan met Daniel Cohn Bendit.

De opstandigheid aan de universiteiten in de VS ging tegen de steeds toenemende druk om zich aan te melden bij het leger om in Vietnam de zaak uit te klaren, als men al niet opgeroepen werd. Al bij al kan er maar moeilijk een peil getrokken worden op al die activiteiten en bewegingen. Unabomber, alias Theodore John Kascinsky (Chicago 1942) was evengoed een product van Mei ’68 of men kan beter stellen dat de nagenoeg geniale wiskundige in 1969 zijn veel belovende loopbaan op Berkeley los liet en na enige tijd in Illinois te hebben gepleisterd in Montana op zoek ging naar autonoom leven; het opdringen van de “beschaving” zou hem ertoe gebracht hebben bombrieven te versturen naar de actoren die hij bedreigend achtte voor het goede autonome leven.

Deze verregaande reactie op het maatschappelijke gebeuren stond niet alleen, want de kritiek op de consumptiesamenleving bleef ook na 1969 nog veel aanhangers vinden. Tijdens die jaren na Mei ’68 bleek men zeer druk met het organiseren van inspraak, het strijden tegen grote mastodontbedrijven en monopolies en de gedachte ingang te doen vinden dat het grootkapitaal gedwarsboomd moet worden, waarna we vrolijk bedrijven als Google, Amazon, Apple en Facebook naar het zenith stuurden.

Ging er veel aandacht naar de werken van Karl Marx, vooral naar de catechismus van het communisme of allerlei deviante stromingen, dan kregen ook allerlei goeroes uit Oost en West een aardige schare volgelingen en sekten vonden overal een gewillig oor. De ene ging zich verdiepen in het woord van de heer, de ander volgde een zonnetempelaanbidder. Heeft u net als ik de indruk dat het (jeugdig) enthousiasme alle kanten opschoot, dan kan men inderdaad ook betogen dat Mei ’68 niet zo heel veel voorstelde. Het is alvast een handig ankerpunt om allerlei historische en maatschappelijke evoluties aan op te hangen, een kristallisatiepunt dus, waar we vele van facetten van zien, maar het is niet altijd mogelijk ze allemaal te zien.

Meewarig doen over Mei ’68 heeft weinig zin, omdat er toen op vele plaatsen allerlei vormen van opstand, in allerlei gradaties aan de dag traden, die jongeren maar ook ouderen mee konden slepen. Het consumentisme werd aangepakt, maar de avond doorbrengen in een eettentje, werd toen pas goed mogelijk voor de zeer velen, van de frituur tot de chinees. Allerlei maatschappelijke thema’s werden bespreekbaar of de zittende elite in het gezicht gegooid, zoals vrouwenemancipatie en in het algemeen kwam het begrip mensenrechten in een bredere kring aan de orde. Amnestie International kreeg steeds meer aanhang en soms wilde men bevrijdingsbewegingen in Angolo of Mozambique steunen.

Proberen we  de som proberen te maken, dan valt op dat er veel remmen geruimd werden en mensen met grotere zorg het eigen leven in handen namen. Zo zag men tegelijk de antipsychiatrie opgang maken en de psychiatrie ging zelf ook nieuwe paden bewandelen, terwijl de samenleving zelf angstvallig ver weg bleef van dit soort hangijzers. Toch merkt men dezer dagen dat het geloof in de klassenmaatschappij weer aangewakkerd wordt, door mensen die strijden voor een rechtvaardiger samenleving. Of die benadering zinvol is, wordt niet in vraag gesteld. Ook grijpen mensen terug naar het communisme, zoals dat in de jaren zestig en zeventig gewogen werd en door enkelen omhelsd, door anderen te licht bevonden. De Anjerrevolutie in Portugal maakte mij er attent op dat mensen die zich gezamenlijk tegen een fout regime verzetten, wel degelijk succes kunnen oogsten, later bleek dat men het wel kon redden met democratische instituties, zoals ook Spanje liet zien.

Zelf heb ik de “fall out” gezien van Mei ’68 en ik was er niet ontevreden mee want je kon vrolijk de kersen van de taart plukken en genieten van een grotere vrijheid. Toch merkte ik tijdens mijn studiejaren aan de universiteit hoe bepaalde verwezenlijkingen zich uiteindelijk tegen de studenten gingen keren, omdat het programma geschiedenis, dat ik het beste ken, uit balans is geraakt. Aandacht voor instituties, het begin van het rechtsdenken en uiteraard economische benaderingen verloren aan betekenis, waarbij gezegd kan worden dat ook mentaliteitsgeschiedenis zonder goede introductie in die domeinen weinig zin had en heeft. In het algemeen begon men de student naar de mond te spreken, maar vaak ten koste van het geboden onderwijs. Jaren later ontmoet ik wel jongere vakgenoten die zeggen gefrustreerd te zijn over de studies, waarbij de ene vond dat deze of gene prof te moeilijk was en een andere dan weer dat het allemaal wel wat beter kon en mocht, lees: veeleisender.

Al die stemmingmakerij omtrent die periode kan overtrokken voorkomen, in wezen wordt er opnieuw een Kulturkampf geleverd, door oudgedienden en door nieuwkomers. Een balans wordt niet opgemaakt, alleen zegebulletins en autodafe’s aangestookt, waarbij men de verwezenlijkingen weigert te zien in een ruimer perspectief. Er was wel degelijk sprake van aantasting van de pretenties van autoriteiten, er was wel degelijk een blijvende aandacht voor emancipatie, ontvoogding en verheffing. De gecombineerde inspanningen van linkse krachten en neoliberale en neoconservatieve influisteringen hebben ons doen geloven dat vorming, volksverheffing en een volwaardig maatschappelijk debat niet meer aan de orde waren. Die context leverde het humus waarop Uiterst Rechts of extreem rechts kon wortel schieten.

Alles komt niet terug, wel is het zo dat bijvoorbeeld antisemitisme van gedaante veranderde, want Links ging het Zionisme te lijf omwille van het lot van de Palestijnen, zonder erop toe te zien dat de PLO en anderen de kansen op vreedzaam samenleven niet lieten schieten. Tja, sinds München heeft Israël een steeds performanter veiligheidsapparaat ontwikkeld, maar kregen de Palestijnen de rekening gepresenteerd. Jongeren gingen veertig jaar geleden hun energie gebruiken in Kibboets, zelf inderdaad het vehikel van de herovering van het beloofde land, terwijl, zoals Tony Judt getuigde de idee van gemeenschap er zover ging dat hij zelf niet had mogen beslissen wat hij zou studeren. Later bleken Kibboets ingezet te worden, naast kolonies, om kwartier te maken voor Israël.

Mensen als Daniel Cohn-Bendit, Regis Debray, Leo Apostel en vele anderen hebben inspiratie geboden aan mijn generatie, al vonden we het soms onbegrijpelijk en zelfs onaanvaardbaar. Maar claimen dat afzonderlijke gebouwen voor meisjes en jongens in Nanterre uit de tijd waren, dat vonden wij “crimineel wijs”. Het zou dus wenselijk zijn als we de periode eens wat vanuit een breder perspectief bekijken en bijvoorbeeld ook kijken naar wat werkelijk in Praag en Warschau is voorgevallen. De opinieboer mag vrijuit putten uit dat verleden en er zijn beeld van ophangen, de historicus dient te proberen de vele stroompjes en stromen te onderzoeken en een bij benadering omvattend beeld te berde brengen. Het moet een uitdagende opdracht zijn die krachten en tegenkrachten onder de loep te leggen en te proberen te verklaren wat er uiteindelijk uit is voortgekomen, want dat is niet min. Het recht op opstand kan men niemand ontnemen, maar beweren dat het volstaat opstand te preken om ook te overtuigen, blijft dubieus. Of zoals Miguel de Unanumo stelde, overwinnen is nog niet overtuigen.


Bart Haers




Reacties

Populaire posts