dichter, vrouw en arts
Boeken
Over het koele brein
En het warme hart:
M. Vasalis ten voeten uit
Frauenleben und –liebe
We spraken ons al even uit over dit boek, maar nu we het einde van de lectuur van deze wel zeer uitgebreide biografie in zicht zagen komen, vonden we het van belang er inderdaad nog eens aandacht aan dit boek te besteden. Want er zit meer in dan uit verschillende recensies tot nu toe is gebleken. Natuurlijk, het is veel, 880 bladzijden om deze dame voor ons uitvoerig te laten spreken, vooral omdat, zoals men zegt, het oeuvre niet zo veel bladzijden omvat als we van auteurs plegen te verwachten. Over haar stilte als dichter, over haar werk als kinderpsychiater en andere aspecten een vrouw wier leven inderdaad in betrekkelijke welstand is verlopen lijkt inderdaad niet zo heel te vertellen, tenzij men net die aspecten als voorwerp van studie neemt. Is elk excuus dan goed om een overladen biografie op tafel te gooien? Helemaal niet, maar de details die we krijgen laten ons wel toe te zien dat het leven in de afgelopen eeuw, van 1909 tot 1999 echt wel de moeite van het overschouwen waard is. Misschien had Maaike Meijer ons beter, na grondige research een meer doorwerkte en beknoptere versie kunnen bezorgen, maar wat als zij ons dan onthouden had wat Vasalis en haar man over de werking van de hersenen te melden hebben, over de bizarre neiging van de psychoanalyse om zeer strikte regels uit te vaardigen en nog meer van dat soort vragen. Over de politiek vernemen we niet veel, noch over het universitaire leven en de wereld van de dichters des te meer.
De dichter is (g)een vrouw
Vasalis was niet geneigd zich in de grote polemieken onder de dichters te mengen, maar liet zich evenmin afschepen als dichter van vrouwelijke, vermeend tedere verzen. Nog vandaag, zo blijkt uit de polemiek tussen van Bastelaere en Gerrit Komrij, dat de ars poëtica een soort mannenzaak is, hoewel vooral vrouwen met poëzie bezig lijken. Ook toen Vasalis dichtte en nadien, merkte ze vaak dat mannen over het dichten veel te melden hadden, maar dat ze voor de verskunst en dichtkunst van vrouwen nogal wat machismo aan de dag legden. Het is een soort ordening der dingen die ons wel eens met verbazing vervult, omdat we menen dat wie de zegeningen van de moderniteit ter harte neemt, wat vele dichters en andere kunstenaars plegen te beweren, de kunst van vrouwen zonder meer in ogenschouw hoort te nemen en de werken ernstig te nemen, zonder naar het geslacht van de maker te kijken, of de geaardheid. De dichter Vasalis zocht hoe ze over het leven kon schrijven, over wat haar beroerde en wat haar zo groots leek, maar tevens mocht het gedicht noch gezocht noch overdreven autobiografisch zijn. Teksten als “Het Ezeltje” laten zien hoezeer ze met die gedachte een poëtica ontwikkelde die tegelijk concreet en abstract-universeel klonk. De schoonheid van het vers ligt in de eenvoud en de doorwrochte samenhang, zonder al te esoterisch te worden.
Was haar dichtkunst vrouwelijk? Of ouwelijk – in de ogen van de hemelbestormende Vijftigers? Geleidelijk werd duidelijk dat Vasalis, die veel materiaal weg heeft gegooid of verbrand, voor zichzelf behoorlijk streng was en dat ze tegelijk lange tijd betreurd heeft dat ze geen behoorlijke vorm of taal meer leek te hebben om die gedichten te brengen. Maar het valt ons op dat men haar kennis van de Franse dichters, Baudelaire, Rimbaud e.a. niet had opgemerkt, dat er ook daar dichters zijn, Rimbaud in het bijzonder, die slechts enkele bundels schreven, jeugdzonden zoals men zegt, om vervolgens in de Afrikaanse wouden handel te gaan drijven. Het schrijven van lyriek, van poëzie is een hachelijke zaak, want soms klinkt er al snel bombast in, of te gedreven drammerigheid. De al te afstandelijke benadering verdient volgens Vasalis wellicht eerder een benadering in proza, maar daar lijkt ze de schrijvers niet al te hard om te willen aanspreken. Wel heeft ze het lastig met slechte teksten.
Bewogen door het leven
In onze schoolse loopbaan sprak men niet over Vasalis, maar ook niet over Anna Blaman Ida Gerhardt. In feite werden we met een zeer bedenkelijke canon geconfronteerd en ook vandaag nog, zijn er weinig echte debatten over wat het betere gedicht zou kunnen zijn. Juist daarom is het van belang opnieuw te leren spreken over smaak. Neen, wat ons aanspreekt, kan men niet ontlenen van schoonheid die boven ons zou zweven, wel is het zo dat wat ons aanspreekt verbonden is met opvattingen over de dingen én een ontwikkelde sensitiviteit. Al meerdere jaren vragen we ons af of de kunstwerken die we mochten leren kennen ons aanspreken omdat ze alleen maar iets zouden aanspreken, een snaar beroeren, want dan kan er veel zijn dat we missen. Het interessant vinden van iets, kan helpen, maar zegt niet genoeg. Het feit beklijft dat Vasalis zeer ver gaat in haar zelfkritiek, waardoor ze tegelijk zichzelf lange tijd (publiek) monddood gemaakt heeft als dichter. Als we goed opgelet hebben, dan denk ik dat de ontwikkeling van de cultuur in Nederland na WO II inderdaad uitermate verscheiden is geweest, veel meer omvattend dan we nu soms denken, maar ook voor Vlaanderen geldt dit. De media hadden de verscheidenheid meer aandacht kunnen geven, maar zo te zien is men in een soort fuik gezwommen en is de eenheid van opvatting er alleen maar straffer op geworden.
Het leven van Margareta Droogleever-Fortuyn, van zichzelf Leenmans, ziet er daarom heel anders uit dan dat van een dichter, zoals ook Kopland, Hoofdakker ook een psychiater is. Hoe zij tegenover de academische psychiatrie en tegenover de psychoanalyse stond, laat ons zien dat mensen die in het volle leven staan, werkelijk niet op automatische piloot vliegen en normen zomaar, d.w.z. ondoordacht volgen.
Maaike Meijer laat zien dat de vele facetten van haar leven haar wel vaak met de nodige vragen en lasten omringen, maar tegelijk, op een merkwaardige manier laat het ook zien dat men niet zomaar kan zeggen dat zij een burgerlijk bestaan leidt, want materieel is het burgerlijk, maar net dat burgerlijke bestaan, waar men zo vaak in de loop van de afgelopen eeuw op afgegeven heeft, vormde de bron van een grote autonomie van geest. Heeft ze met haar vader gemeen dat ze niet vond dat haar werk echt aan haar eigen vereisten beantwoordde, haar werk als schrijfster, maar haar leven als vrouw, moeder, arts en zoveel meer, dat ging haar duidelijk goed af.
Misschien vinden sommige recensenten daarom dit boek zo saai, omdat het net al die facetten van haar bestaan onderzoekt. We moeten onderzoeken of dit niet net de winst is van genderstudies, dat duidelijk wordt dat deze dame en met haar anderen wel degelijk veel van hun leven zelf in handen kregen, maar tegelijk dat het niet altijd eenvoudig was om er ook nog gemakkelijk mee te leven. Het zal haar nog een discussie met het feministische blad “Opzij” opleveren, omdat ze uit haar ervaringen met haar man, Jan Droogleever-Fortuyn en met andere mannen als Victor van Vriesland, Bertus Aafjes en anderen, geleerd heeft dat haar bestemming in het leven haar eigen keuze was, waar ze uiteindelijk veel uit heeft gehaald.
Atheïstische religie
Zelden hebben we, in de jaren nadat we met het werk van Leo Apostel kennis hadden gemaakt nog zo een openheid voor het onverwoordbare kunnen opmerken. Het gaat om de idee dat we met de rede een bepaalde werkelijkheid kunnen vatten, maar dat het leven als wetenschapper zowel voor haar man, Jan Droogleever-Fortuyn, die onderzoek deed naar het brein als voor M. Vasalis, die als psychiater vooral therapeutisch te werk ging, meer was dan het wat de werking van het brein als zodanig liet zien. Aangezien we vandaag verder staan, veertig jaar verder, lijkt het evident dat we nu beter weten hoe het met dat brein ons bewustzijn organiseren, maar net op dat punt blijkt er zich een probleem voor te doen, namelijk dat we met dat brein van ons wel een en ander bevroeden kunnen, maar niet hoe dat proces verloopt. Net zoals we niet weten hoe het esthetische op ons bewustzijn inwerkt.
Stel, u staat in een museum en kijkt naar een werk van Charly Toorop, ziet een portret van haar hand of een naakt en het bevalt u, als een onderzoek naar de menselijke levensvorm, dan kan de esthetische ervaring niet zomaar ergens in het brein ontstaan, of liever, dat is nu net wat wel gebeurt, maar dat weten we niet, Sommigen leiden daaruit af dat ons brein de dingen bepaalt, maar dat kan men en hoeft men niet eens tegen te spreken. Het denkende brein brengt wel, menen we een bewustzijn voort dat gebonden is aan onze persoon, onze predisposities en wat ons in het leven overkomt. Met andere woorden, het brein werkt en zoals het werkt brengt het de ene mens tot andere inzichten, bedenkingen, fantasieën en wat al niet meer dat we al dan niet in waakomstandigheid dan wel droom en impulsen ontvangen. De kwestie van de vrijheid wordt, anders dan men vandaag voorhoudt, daarmee niet gesteld, lijkt het, want dat brein en het (vermaledijde) lichaam zijn samen een. Het valt niet aannemelijk te maken dat men tot het gedetermineerd zijn van de mens zou besluiten uit de vaststelling dat ons brein al iets heeft besloten heeft voor we het doen. De kwestie is of het brein tot een of tot meer acties, bijvoorbeeld verbale replieken kan besluiten. Of dat de tekenaar die naar de natuur tekent in dat landschap plots iets inbrengen zal, dat niet direct waarneembaar doch wel waarschijnlijk waarneembaar is.
Ik ga op deze kwestie in omdat men de indruk zou kunnen hebben dat mevrouw Droogleever-Fortuyn echt wel een zeer gespleten persoonlijkheid zou hebben gehad, die het wetenschappelijke kennen niet ernstig nam. Net het tegendeel blijkt het geval, want zij begrijpt in eigen gemoed en dat van anderen dat de wereld zoals we die kennen en vermoeden meer is dan we onmiddellijk of middels technologisch ver gevorderde instrumenten kunnen kennen, want dat kennen betreft de werking van hersenen, hoe de geur- of oogzenuw hun weg hebben, hoe bepaalde gebieden bij mystieke of droomervaringen actiever blijken te worden, maar hoe dat gehele universum van synapsen en stoffen zich tot consistente dan wel verstrooide handelingen verhoudt, en dus het voor onszelf en derden waarneembare deel van de hersenwerking, blijft daardoor fataal onbekend voor het denkende brein, laat staan voor een ander brein. Als neurologen en psychiaters die discussie veertig jaar geleden al voerden, dan moeten we tot onze ergernis wel vaststellen dat sommigen vandaag in wezen weinig verder gekomen zijn, wel integendeel.
Omgaan met mensen
In dit boek komt iets naar voor dat we het Constancemodel zouden kunnen noemen, Maaike Meijer toont ons een vrouw die we in de literatuur nog het beste met Constance barones van der Welcke, kunnen vergelijken. De werkelijkheid meten aan een romanfiguur doet niet altijd eer aan de levende of aflijvige persoon, maar toch, Constance vormt in al haar complexiteit en compliciteit wellicht een verbijzondering van wat men in het leven kan vinden, een mens die luistert, raad schaft of net zwijgt, aanwezig en alert anderen steunt en toch ook zelf leeft en zich van haar beleven rekenschap geeft. Heeft deze vrouw zich een soort atheïstische religiositeit eigen gemaakt, dan heeft ze wellicht onder invloed van haar moeder een mildheid des harten ontwikkeld, die men niet zo vaak denkt in het werkelijke leven. Natuurlijk zijn er die egoïstweg anderen voor hun kar spannen, zich door anderen voor hun kar laten spannen of per se prima donna willen zijn. De Kiek die we leren kennen, blijkt graag prima donna te zijn, al doet ze veel om het tegendeel ervan te laten uitschijnen. Ook zal ze wel eens de druk en overlast van gasten in het huis ergerlijk vinden, maar kan zij weinigen haar raad en hulp ontzeggen.
Zou zij dan echt zo een heilige geweest zijn, als we haar afgeschilderd zien? Wie de bladzijden al lezende volgde, merkt dat deze dame graag borrelde, reisde, zich te goed deed en zoveel meer. Ook seksueel lijkt ze weinig geremd te zijn, al zal ze na haar huwelijk met Jan Droogleever-Fortuyn – zelfs diens overspel op de koop nemend – hem naar de geest niet vreemd willen laten worden. Haar keuze voor hem is duidelijk en blijft ze gestand doen, maar anderen kunnen zich op haar vriendschap verlaten. Nogmaals: is dit hagiografisch?
Misschien begrijpt men de biografie niet goed als men tot deze vraag komt, omdat er in vele van de briefcitaten en aantekeningen veel staat over wat haar remt en wat haar drijft, hoe mensen haar niet beletten assertief haar eigen grenzen te trekken. Deze kant van het verhaal is minstens zo boeiend. Victor van Vriesland, Geert van Oorschot, zij dingen naar haar… aandacht is alles wat ze krijgen kunnen en als dat niet volstaan kan, ontstaat (tijdelijke) vervreemding. Men kan bedenken dat dit inderdaad emblematisch mag heten voor de moderne vrouw, die perfect moet zijn als moeder, echtgenote en op het werk. In al die domeinen weet zij – niet zonder pijn of moeite – haar grenzen te stellen en tegelijk grenzen te doorbreken.
Cura sui
Geboren als zij is uit het duistere dat het geloof in zich kan dragen en het lichte dat er ook uit voortspruiten kan, haar vader en diens donker denkende voorzaten versus de familie van Louise Creutzberg, waar een lichtere en opener kijk op de religie mogelijk bleek. Hieruit, zo lijkt het ons, ontwikkelden de ouders van Kiek niet zonder moeite een visie op mens en op het eigen bestaan die voor de zusters Leenmans echt wel de ruimte bood om zich vrij te ontwikkelen. Zoals zij later eens klaagde, was haar jeugd te aangenaam geweest. Maar misschien was de inbreng van haar moeder, die onder andere in Parijs een jaar had geleefd – in onduidelijke omstandigheden – met een vriendin en die ook nog eens de commune Walden van Frederik van Eden had geleefd voor haar meer dan een opening om het ongedwongen leven aan te kunnen. Uit dagboekfragmenten en andere aantekeningen krijgen we een bijzonder intiem portret van een dame die altijd weer een “room of one's own” wenste en er toch niet verwijlen kon. Ze wilde wel iets als Bloomsbury group, had misschien die positie ten aanzien van anderen, maar was bevreesd voor verstolling in regels, afspraken. De omstandigheden schaften haar meer raad dan de voorschriften, want soms stonden, als in haar werk met kinderen het geval was, die voorschriften nu net de geestelijke genezing in de weg. Inzichten leverden niet altijd een vaststaande kennis op. In die zin leek zij meer op haar man, Jan Droogleever-Fortuyn die ook vond dat je wetenschappelijk onderzoek volgens goede methodes dient te voeren en tegelijk ziet hij vaak dat hij en zijn collegae op die manier vooruitgang niet altijd bevorderen. Wetenschap is met andere woorden wel degelijk gebonden aan een bepaalde benadering, aan goede methoden maar moet tegelijk het spel toelaten, de hypothese als uitdaging en de bewijsvoering als een competitie.
Het is op dit terrein dat Vasalis een vorm van menselijkheid ten toon heeft gespreid die verre nog de kracht van haar gedichten heeft overtroffen. De wijze waarop ze met haar eigen kwalen en ongenoegen omging en hoe anderen haar zagen, laten zien dat ze echt kon genieten van de dingen die haar overkomen (zijn). Het gaat om een vrijheid, die we haar wel benijden moeten, maar wie deze biografie lazen, keken er blijkbaar overheen. Als het om de dichter gaat, is de biografie van Maaike Meijer misschien overladen, maar als om het leven gaat waarin de gedichten ontstonden, doet zij dat leven niets tekort.
Cura Sui verwijst naar wat de ouden tot hun levensvervulling ontwikkeld hadden, het dagboek en de reflectie op het eigen handelen. Aangezien de arts Droogleever-Fortuyn-Leenmans met de psychoanalyse wel een aantal inzichten deelt, maar er de strakke regels van de praktijk, zoals ze in 1942 mocht ervaren toen ze in analyse was en deel had aan de Psychoanalytische Vereniging (Tijdens de oorlogsjaren heette het “Werkverband van Amsterdamsche Psychoanalytici)) waarvan het klimaat haar ging tegenstaan, omdat de regels en normen belangrijker waren dan de mensen, het is die eeuwige desillusie over de omgang van mensen met elkaar, telkens weer bemiddeld door de enculturatie van normen. Maar als de normen het overnemen, dreigt men de mens die hulp zoekt in de hoek te zetten,wat zij kon niet volgen. Tegen een geestelijke gezondheidszorg van bedienaren en/of functionarissen had zij zo te zien veel in te brengen.
Via mystica
Lijkt het erop dat zij, M Vasalis na 1954 niet meer tot dichten kon komen, dan valt op dat zij in brieven en andere notities die ze voor haar dagboek, de biografie van haar ouders en autobiografische aantekeningen haar benaderen van het zelf, het leven en de anderen toch een boeiende nalatenschap heeft nagelaten. De strengheid over het eigen werk is misschien wat overdreven, maar haar kritische essay over de vijftigers en bedenkingen over de poëtica in de Lage landen, de aanvaring met Charlotte Mutsaers laat zien dat zij, Vasalis wel degelijk de leegte van de moderne poëtica ervaren heeft.
Sommigen verwijten haar dat zij in haar poëzie al te vaak de paradox tot kern van haar beschouwen maakte, terwijl het heus wel zo kan zijn dat deze wereld zich aan ons vooral via paradoxen laat kennen. De spanning ook tussen schijn en werkelijkheid, het complexe dat een direct begrijpen niet altijd mogelijk maakte. Zo ook kan men haar werk als humaan duiden, waarbij duidelijk is dat ze geen blad voor haar mond heeft om het onmenselijke te zien. Een deel van onze waardering voor de gedichten en voor deze biografie ligt ongetwijfeld hierin dat Maaike Meijer ons toegang heeft tot een zegbare kritiek op deze samenleving, tot de wijze waarop we met wetenschappelijke kennis en de zorg voor kleine zielen omgaan, laat zien. Zou het kunnen dat de biografie overdadig citeerde omdat er geen publicatie van de vele teksten van Vasalis beschikbaar is, want dat wilde die zelf niet, helaas?
Men wil vandaag velen laten geloven dat de kopieerkunst van het leven, het leven zoals het is, ons alles duidelijk maakt. De discussie of de wetenschappelijke kennis verhindert dat we ons laten betoveren door een ezeltje of een uitzicht over de zee, heeft zij, door als wetenschapster en echtgenote van een wetenschapper, die zich met het brein intens heeft ingelaten, steeds afgewezen. Dat bracht haar tot aandacht voor haar dromen, maar niet in een freudiaanse zin. Ook was haar omgang met musici en beeldende kunstenaars intens, waarin de mogelijkheden van het verbeelden groot belang kreeg.
Wie zich bewust lijkt van de mogelijkheid van mystieke gewaarwordingen lijkt in deze tijd echt wel bizar, maar we vragen ons af of dit zo wel hoeft te zijn. Zij verkeerde op normale, zelfs hartelijke voet met echtgenoot, kinderen en kleinkinderen, met vriendinnen en vrienden, schreef brieven aan een tempo die we vandaag niet voor mogelijk houden. Zoals we hoger opmerkten over Leo Apostel, is er een atheïstische religiositeit denkbaar, maar dat zal toch niet gelden, denkt men dan, voor een niet door het goddelijke geleide mystiek. En toch, het omineuze kon zij wel ervaren en erover nadenken, het ernstig nemen.
Nog eens, wat zij andere dichters euvel duidde, hoewel ze dat voor zichzelf noteerde was dat het vaak niet meer was dan aanstellerij en donkerte zonder grond, waaruit men zou kunnen afleiden dat zij echt meende dat er andere formuleringen denkbaar waren. In die zin zou een ruimere publicatie van haar aantekeningen en dagboeken, hoezeer ook haar privé-domein, voor de lezer van vandaag wellicht boeiende paden voor reflectie kunnen bieden.
Afscheid
Van deze oude dame nemen we node afscheid, maar de tijd gaat verder en hoewel het heden in zich het verleden en de toekomst verbergen of net aan het licht komen, zodat we weten dat de overwegingen van Vasalis over tal van onderwerpen best het overwegen waard blijven, moeten we Maaike Meijer wel denkbaar zijn. Een recensie als deze is, lang uitgesponnen als het is in deze tijd, laat veel onbesproken, maar wil graag de eventuele lezer(es) opmerkzaam maken op dit lang leven en het vele dat zij te vertellen heeft, nog steeds. Ook Elsschot liet ons weinig na, maar uit het werk van de zakenman Alfons de Ridder en diens realisaties zien we dat ook die man de werkelijkheid niet genoeg achtte en naast zijn succesvolle handelspraktijk een schaduwleven realiseerde. Misschien is dat wel wat de burger het volle leven geeft, dat men beseft dat er naast het dagelijkse, het banale ook ruimte is voor meer, waaraan elk een eigen invulling en uitdrukking geeft.
In die zin valt op hoezeer mevrouw Leenmans, Droogleever-Fortuyn, hoe zij ook haar lever wel eens overbelaste, in het genderonderzoek ook een plaats heeft, maar vooral dat het beeld van de moderne samenleving best wat meer raffinement kan verdragen. De aandacht voor Isabelle de Charrière, de interesse voor de Afrikaner dichters en zoveel meer, het krijgt hier allemaal een plaats. En vooral, er is afstandelijkheid en heftige, diepgaande betrokkenheid, die elke lezer wel moet opvallen.
Dit lijkt ons dan ook aanbevolen lectuur voor wie een cultuurhistorische studie van de 20ste eeuw (in Nederland) wil aanvatten. Fascinerend is het immers te zien hoe kleine kringen van intimi aan dat culturele leven vorm geven, zonder uit de anonimiteit te treden, dat wil zeggen, door zich in de private sfeer te ontwikkelen, zonder a priori de openbaarheid te zoeken.
We hebben het lange leven van een Nederlandse dame mogen volgen, die ons veel te vertellen heeft, over haar aanvoelen van de dingen en het leven, over de zorg voor gekwetste zielen en zoveel meer en het is dan ook enigszins beteuterd dat we het boek terzijde leggen, want het lijkt hoogstens een van die (ontelbare) biografieën te zijn. Maar het is er wel een die ons echt wel verrast heeft, niet door de omvang, want die is het gevolg van het feit dat Maaike Meijer ons echt wel een overtuigend beeld wilde scheppen, waar de kritiek vooralsnog blind voor bleef. Men kan deze recensie dan ook eerder zien als een aanzet tot een cultuurhistorisch essay, maar ook niet meer dan dat.
Bart Haers
6 april 2011
Maaike Meijer
M. Vasalis
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028241497
Tweede druk, 968 blz., geïllustreerd, luxe paperback met flappen
€ 35,00.
"Het valt niet aannemelijk te maken dat men tot het gedetermineerd zijn van de mens zou besluiten uit de vaststelling dat ons brein al iets heeft besloten heeft voor we het doen". Hoezo???. Uw stelling lijkt mij een loze bewering. Het lijkt mij nu net wel degelijk zeer aannemelijk ! Je merkt je eigen "voor-oordeel" niet. Angst voor een materialistische levensvisie is uw voor-oordeel. Maar dat wisten we al.
BeantwoordenVerwijderenGoed, dan hebben we maar een kanjer van een vooroordeel. Ik begrijp echter niet hoe een materialistische visie van het brein tot overdreven simplificatie aanleiding kan geven. Het brein maakt deel uit van het lichaam, daarover kan geen twijfel bestaan. Sommige handelingen blijken mogelijk zonder specifieke tussenkomst van het brein. Anderszins kan men niet anders dan besluiten dat er ergens in het handelende lichaam een besturingssysteem functioneert en dat kan alleen het brein zijn, maar wat is daarmee verklaard? Als Philippe van Loocke de complexiteit aangeeft van het denken over het bewustzijn, dan blijft hij binnen de materialistische visie, maar blijft elke poging tot een eenvoudig model achterwege, zonder dat onnodige tussenschakels (bv goddelijke inspiratie) ingeroepen worden. Nog eens, u verwijt mij dat ik een vooroordeel zou hebben. Maar dat vooroordeel, geachte anonimus, is vooral gericht tegen ongeargumenteerde oversimplificatie en het feit dat een verklarend model ook werkelijk verklarend moet zijn. Het lichaam (inclusief brein) stellen personen tot heel wat in staat, maar de mogelijkheden van dat geheel zijn ook door de gegeven kenmerken ervan bepaald. Maar binnen dat kader is er ruimte voor het tegenhouden van impulsen of er althans de vaardigheid toe te oefenen. Wordt u boos, dan zal u die aandrift ook niet altijd de overhand laten nemen. Maar goed, blijkbaar acht u dit slechts het gevolg van jarenlange indoctrinatie door Rome en duistere paters jezuïeten. Die zullen wel hun sporen hebben nagelaten, maar het leven zelf en reflectie over de staat van mensen en samenleving hebben en hadden ook hun invloed. En net de invulling van het humanisme brengen mij ertoe rustig verder te zoeken naar het hoe, waarom en waartoe van het handelen van personen.
BeantwoordenVerwijderen