Theater
Kennis
Karakter en nog iets meer
Jan Decleir krijgt eredoctoraat en hield daarover een korte dankrede. In alle beknoptheid en wellicht vooral om al het verzwegene, heeft hij de Academie een lesje gegeven. Wie herinnert zich niet, toen in de jaren 1970 de films waarin een jonge acteur telkens weer gestalte gaf aan de grimmigste figuren, de mannen van weinig woorden of toch minstens de zittende macht weerstrevend? Sil de Strandjutter was wellicht nog de braafste onder hen. Geleidelijk ontdekten we een acteur die meer rollen speelde, die ook als acteur buiten zijn rol kon treden en minder herkenbaar Decleir bleef.
Sommige acteurs spelen altijd dezelfde rol of zichzelf in elke rol, sommige kunnen verdwijnen achter hun rol, zoals Philippe Noiret dat soms meesterlijk deed. Soms kan ik de indruk niet van mij afschudden dat film en vooral televisie het echte acteren in de weg staan. De fabels van Dario Fo, ik zal ze maar zo noemen, die de acteur Decleir ooit bracht, behoorden tot het sterkste in de woordkunst die iemand bracht.
Zijn instelling, waarvan hij het gezicht is geworden, de Studio Herman Teirlink ging onder politiek ten onder, terwijl er toch zeer veel goede acteurs werden opgeleid. Het is een van die raadsels waar we vandaag nog altijd rouwig om zijn en waar de organisatorische ratio het haalde van het begrip voor de uitzonderlijke waarde van een opleiding. We hebben het vaak gemerkt, acteurs hebben deze demarche van de politiek nooit goed begrepen, omdat het beleid soms keuzes maakte die maatschappelijk verder gingen dan het louter ambtelijke behandelen van dossiers. Een opleiding zoals de Studio was en blijft voor Vlaanderen een van die centra die meer deden dan mensen iets te leren. Het ging om de kern van het theater maken, het spelen en het vertolken. Net geen emoties tonen, maar de kijker-toehoorder meenemen en laten zien wat er aan de hand is.
Is het dan niet wrang dat de universiteit die mee bijdroeg aan het stroomlijnen van het hoger onderwijs in de Scheldestad net deze instelling, Jan Decleir nu een eredoctoraat wegens buitengewone verdienste aanbiedt? Feit is dat er van die zaken zijn die ontstaan door toedoen van personen, die meer zijn dan wat de naam laat veronderstellen, onderuit moeten in een tijdperk van rationeel bestuur. Toen Jan Decleir enige tijd geleden de leden van het Vlaams Parlement een bende sukkels of erger noemde, vond ik dat overdreven, maar al die tijd was er ook de twijfel, of ie niet ook gelijk had. De begrijpelijke rancune over het feit dat de Studio moest sluiten, mag dan kleinmenselijk heten, de wijze waarop in de Vlaamse middens over kunsten gesproken wordt, blijft ook ons een doorn in het oog. De kunst, of liever elk slagend project van artistieke waarde heeft in onze samenleving vaak een nogal afwijzende bijklank, waar men zelden het belangrijkste van oppikt. Op het toneel Aristophanes gepresenteerd zien of Karakter, kan ons wel een weg wijzen naar wat in het leven mogelijk is. Te vaak helaas dienen de kunsten, dient het patrimonium voor de politici andere doeleinden dan waar ze werkelijk voor staan. De kunst, in onze samenleving heet tot onze culturele verworvenheden en waar het parlement al jaren bevoegd voor is, net als onderwijs, blijft voor de overheid vaak een lastige subsidiepost. Soms wilde men ermee uitpakken, zoals toen, met de culturele ambassadeurs, maar men vergat, vergeet dat er intussen in Vlaanderen heel wat waren die de taak op zich hadden genomen. Gewoon omdat zij op hun eigen en vaak zeer eigenwijze manier hun bijdrage leverden. Sprak men in de jaren 1980 zorgelijk over de brain drain, dan weet men vandaag nog steeds niet zo goed wat men met het fenomeen aan moet vangen dat Vlaanderen zonen en dochters uitstuurt. Hoeveel zijn er niet in theaters buitengaats actief, in orkesten of als intendanten en anderszins? En in Vlaanderen zijn er dan nog die vele podia die vaak de fraaiste bezettingen kennen.
Alleen, hier moeten we de media wel met de vinger wijzen, heeft men oog voor wat een bepaald publiek graag heeft, het gemakkelijke, dat geen smaak of kraak heeft, terwijl het echte werk onbesproken blijft. Het kunstenbeleid een linkse hobby noemen, we zegden het voordien al, doet veel tekort aan het aanwezige talent hier.
En toch, ook Jan Decleir vergiste zich, toen hij het over de bende knoeiers in het parlement had, want men moet helaas vaststellen dat het cultuurbeleid en het cultuurleven steeds meer gepolitiseerd is geraakt. Binnen de wereld van de kunstenaars zagen we dat sommigen zich met veel inzet een plaats verwerven en die als verworven bezit zijn gaan hanteren. Ook zij hebben toch wel boter op het hoofd, want als onbekend al onbemind maakt zijn er teveel cultuurprelaten opgestaan die de hoeders van de goede smaak heten te zijn. Belemmeren zij niet het doorstromen van meesterschap, door vanuit hun positie mensen al dan niet hun steun te geven? Ook de recensenten verloren hun maagdelijkheid, enfin, ze gaven steeds vaker blijk van vooringenomenheid, deze kon niets fout doen en anderen niets goed. Modetrends in het theater? Het zal altijd wel wat meespelen, maar geleidelijk zien we dat er nieuwe auteurs op de proppen komen met nieuwe theaterteksten, die het rumoer van de straat in het theater brengen, zoals Rail Gourmet van Wunderbaum, geschreven door Annelies Verbeke, maar wat vinden we daarnaast. Als we op de theaterkritieken afgaan lijkt het landschap desolaat. Er zijn er wel, maar er komt geen weerklank. Veel meer aandacht gaat naar de clowns van deze tijd, of naar de oude coryfeeën, die hun kwaliteiten bewezen hebben. Het verhaal dat verteld moet worden, jawel, zoals ooit en eens Mary Stuart of Wallenstein, McBeth, Brittanicus, kan dat nog in onze tijd. Film en televisie lijken zich net als literatuur te vergenoegen dat fictie alleen nog over misdaad zou gaan. In deze optiek denken we dat acteurs, regisseurs en auteurs best eens tegen de schenen van die knoeiers in de media gaan stampen, maar dat kan niet, want die media sponsoren ook veel projecten.
Jan Decleir kan hier mee de kar trekken, niet met grote en weidse gebaren, maar in de keuzes die hij maakt. Toch, ten slotte, treft ook het publiek schuld, jawel, schuld, want wij aanvaarden dat men ons blijft teisteren met producties die niet altijd voldragen blijken. Een film, waarin de Ronde van Vlaanderen een rol speelt, daar hadden we mee kunnen leven, maar die reeks, wat brengt die bij? Goed, stel dat we het niet begrepen hebben, dan nog ligt dat aan de makers en aan de publiciteit die ze kregen, zonder dat iemand wist waarover het gaan moest. Men kan de theaterwetten in de film of een reeks aan de wilgen hangen, maar toch… en die andere succesreeksen, van Vlees en Bloed? Ik zocht naar een verhaal en kwam uit bij de bosneuker en voor het overige het klassieke geneuzel over familieruzies over de spaarcentjes van oma of de erfenis van de slagerij. Geef ons dan maar Slauerhof, ook Karakter ging over een familieruzie, over vader en zoon, maar toch, het was tragisch en liet ons begrijpen dat vader en zoon elk hun gelijk hadden en elkaar wilden kennen, maar niet konden.
Tijd dus om eens goed te bekijken hoe we theater, film en inderdaad ook televisieproducties kunnen opzetten. Er zijn voorbeelden waar het goed ging, maar veel vaker werden we met middelmaat geconfronteerd, waarbij we vooraf al moesten geloven dat het wonderlijk en charmant zou zijn.
Toch dank, Jan Decleir, want u bent een van die mensen die ons kon tonen hoe het wel kon. Eerlijk is eerlijk, ook Josse de Pauw, Dirk Roofthooft en Johan Heldenberg verdienen aandacht. Jongere acteurs en actrices ook, maar het zal met de tijd te maken hebben dat we er niet altijd in slagen ons te laten overtuigen door wat we te zien krijgen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten