Gemakkelijke prooien




De filosofe en haar gedachten

Dit stukje reflecteert op de uitlatingen in een interview in DS Weekblad van 10 december 2011. Het eerste boek van Dalrymple dat in Nederland en Vlaanderen enige ophef maakte, was "Life at the Bottom, the worldview that makes the underclass. Dit verscheen in vertaling: Leven aan de Onderkant. Het systeem dat de onderklasse instandhoudt. Spectrum 2006; 272 pp. prijs: €20,49.


In DS Weekblad stond een best boeiend artikel te lezen over een jonge filosofe, Alicja Gescinska, een Poolse die met haar ouders net voor de Val van de Muur in België belandde en hier blijkbaar goed kon gedijen. Dat kan men alleen maar toejuichen, want het geeft aan dat mensen hier hun droom waar kunnen maken. Of filosofie nu per se haar droom als meisje van 12 was; doet er niet zo heel veel toe, ze kon en mocht studeren en behaalde een doctoraat in de wijsbegeerte.

Haar idee over vrijheid botst blijkbaar nogal met wat een andere filosoof uit het Gentse voor wenst te houden, namelijk dat vrijheid een illusie zijn zou. Zij heeft het over positieve vrijheid, over de mogelijkheden die het met zich brengt als men het beste van zichzelf tracht te geven. En dat ouders, leerkrachten veel aan die positieve vrijheid kunnen doen. 

Nu is het merkwaardige dat zij met die inzichten, die zij in haar boek ongetwijfeld verder doorwrocht heeft en uitgewerkt, naar ons inzicht niet zo heel ver afstaat van wat onder meer Bart de Wever en vooral Theodore Dalrymple plegen te verkondigen en zoals men het raden kon, kan zij beide heren maar moeilijk volgen. 

Afgezien van de vraag of de journalist hier voor iets tussen zit, die haar toch wilde doen geloven dat ze toch niet in dezelfde dwaalwegen als de heer De Wever en de psychiater Dalrymple verstrikt kon zijn geraakt, moet men immers vaststellen dat er in Vlaanderen opmerkelijk weinig debat is over dit soort vraagstukken. En of het belangrijk is, dat onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid. Onder meer Karel de Gucht is een van die herauten die menen dat mijn vrijheid eindigt waar die van een ander begint. Het vergt enig nadenken om te beseffen dat het volstaat anderen niet (zichtbaar) in verlegenheid te brengen opdat men voluit naar eigen heug en meug kan leven. Maar Ad Verbrugge en Peter Bieri hebben betoogt dat deze opvatting weinig bijdraagt aan het eigen persoonlijke welbevinden en bovendien ook nog eens het nadeel kan hebben dat men verloren loopt in een zee van mogelijkheden. 

Ook deze Alicja Gescinska meent dat wat de liberalen, maar ook sociaal-democraten over vrijheid te melden hebben niet altijd strookt met wat (jonge) mensen van node hebben. Deze opvatting staat eindelijk buiten het nu geldende debat en dat zullen we geweten hebben. Nog eens, wat is de inbreng van de journalist in dit geval? 

We willen het daarom hebben over de vraag wat de heren De Wever of Dalrymple te melden hebben omtrent de vrijheid? Daarin kan men wel volgen dat beide zich wel vooral afzetten tegen de gevolgen van wat men dan, met Verbrugge “De Europese culturele revolutie” noemt. En dan nog is het niet zo dat we die revolutie niet alleen voor het consumentisme en het  ontsporende individuele zelfbepalen houden. Of er nog sprake is van zelfbeschikking als men niet het kompas, de mogelijkheden meekrijgt om zich als mens te ontplooien? Deze discussie heeft men vaak afgedaan als weinig relevant. Maar het onderwijs is, volgens Judt, net daarom in het UK en de VS onderuit gegaan. Er is meer dat speelt, want uiteindelijk is het de verering voor de werking van de markt, ook in instellingen als het onderwijs, dat zorgt voor een verlies aan aanbod. De Geheugenhut, waarin Tony Judt afscheidt neemt van zijn levensdagen, merkt hij op hoezeer men, in naam van de vooruitgang de ontwikkelingen in het onderwijs zonder verder nadenken heeft doorgevoerd. Hij betreurt dat de scholier niet meer de kans krijgt echt door te dringen tot het denken van de reuzen die voor ons kwamen. Men kan  discussiëren over de betekenis van Lacan of Foucault, maar men kan hun werken ook ter harte nemen. Dat lijkt nu niet meer de kern van het onderwijs te zijn, ook niet aan de universiteit. Zonder dat men het goed verantwoordde kwamen studenten en professoren ertoe dat de kennis die studenten nodig hebben best niet te moeilijk geadstrueerd wordt. Wetenschapsgeschiedenis was voor historici in hope een keuzevak. Er was zoveel keuzevak dat je bij je eerste stappen vanzelf struikelde en dat je niet bij machte was alleen een curriculum uit te bouwen waarmee je naderhand uit de voeten kon. 

Het is niet moeilijk aan te geven wat men denkt zonder bij de heren De Wever en Dalrymple uit te komen. Wat Dalrymple betreft kan men overigens niet voorbij aan de verbazing die hij uitdrukt omdat men maar niet lijkt te begrijpen dat die gevangenen die hij bezoekt en de psychiatrische patiënten die hij ontvangt in vele opzichten ongewapend zijn voor het leven. In zijn boek “Life at the bottom, the worldview that makes the underclass” kan men lezen als een kritiek op wat sinds de jaren zestig via de media als algemene kennis is verspreid geraakt. Hij, de arts meent dat deze mensen de weg niet hebben gewezen gekregen en dat niemand daartoe ook inspanningen heeft gedaan. Het onderwijs is men verplichtend gaan maken en tegelijk betoonde men dat die kennis toch niet echt ter zake doet. Alicja Gescinska stelt nu net dat zij de gedachte toegedaan is dat men niet zomaar de weg vindt en dat men discipline dient te ontwikkelen om zich zo een weg te vinden. Een jonge vrouw, in haar lagere schooltijd geplaagd door dyslexie leerde op aansporen van haar vader artistieke gymnastiek en haalde met haar turnpartner als zestienjarige een gouden medaille op een EK voor junioren voor haar prestatie. Nu is zij turnjuf, maar zonder dat intense trainen en de discipline voor het wedstrijdturnen was het niet gegaan. De vreugden van het jonge leven heeft ze zich wel enigszins moeten ontzeggen, maar zij blijkt nu vooral verguld met het feit dat zij dat heeft kunnen bereiken. Ik zou het ook over de jonge pianiste kunnen hebben, waarover ik al een paar keer schreef. En toch, in de media en in het algemeen zal men deze kritiek niet goed ontvangen, omdat men meent dat mensen vanzelf tot het juiste in staat zijn en de autoriteit van de meester, de ouder, de meneer agent of andere gezagspersonen niet van node. In een ideale wereld is dat ook zo, maar men vergeet wel steeds dat kinderen niet alwijs en alwetend ter wereld komen. De autoriteit dient zich wel te verantwoorden, maar als we de discussie op Nederland 2 goed begrepen hebben, waar naar aanleiding van een ministeriële uitspraak dat ouders meer betrokken moeten zijn bij de opvoeding van hun bloedjes betrokken moeten zijn, nogal wat stennis is ontstaan, dan is het wel zo dat mensen begrijpen dat noch de school noch de ouders hun rol aan de andere kunnen overlaten. Maar goed, we hebben begrepen uit de krant dat SKEPP psychoanalyse maar niets vindt. Edoch, de rol van de vader in de familie, zoals ook, precies, Dalrymple aangeeft, is niet die van een maatje. Het kan zijn dat je het goed met je vader kan vinden, maar zegt die nooit nee, of altijd nee, dan is er iets dat niet klopt. Het kind verliest de weg, al was het maar om te protesteren.  

Er leeft een hardnekkig geloof in individualisme, maar we weten eindelijk niet goed wat het betekent, als we het niet hebben over positieve vrijheid. We komen er niet toe te spreken over de persoon “comme il faut” te spreken tenzij in termen van ongebonden, zonder oog te hebben voor wat hem of haar hinderen kan. Iemand als Paul van Vliet komt dan wel op radio vertellen dat het misschien toch goed is dat je enkele dingen leert, dat je verzorgd wordt, voor je op eigen benen kan staan. Het lot van de kindsoldaten of de kindjes die kinderarbeid verrichten vinden we vreselijk. Maar hebben we voldoende oog voor kinderen die in emotionele en geestelijke armoede leven. Boris Cyrulnik - ik weet het, we citeren altijd dezelfde auteurs - stelde niet voor niks dat kinderen en jonge mensen niet altijd vanzelf de nodige weerbaarheid vinden, als er niemand in de buurt is, die hen helpt die innerlijke kracht aan te boren. 

Berust de afkeer voor heer Dalrymple wel op een eerlijke lezing van zijn inzichten? Is het niet gemakkelijk te menen dat we telkens weer Dalrymple aankijken op wat hij zogezegd beweerd heeft. Het valt niet te accepteren dat men racisme predikt, maar Dalrymple vraagt zich af of men er wel goed aan doet meisjes met een Pakistaanse afkomst, die nauwelijks hun weg vinden in de Britse samenleving toe te laten dat ze aan een cultureel gebruik zoveel aandacht besteden en dat niemand hen zeggen zou dat we hen niet leren waarom wij een aantal van die oude gebruiken, die vrouwen eronder hielpen te houden, hebben afgewezen. Er ontstaat zo een grote verwarring in de waarden die we hanteren, voor onszelf. En als oudere migrantenvrouwen, die we ook al links hebben laten liggen, vasthouden aan een hoofddoek  kan men daarmee instemmen, maar als jonge vrouwen kiezen voor de hoofddoek, dan etaleren zij hun anders zijn, aldus Dalrymple en dan mogen wij hen ook zo behandelen, als anderen dus. Is dat a fortiori ook discriminatie?  De discussie verloopt moeilijk omdat veel onderliggende agendapunten altijd weer onuitgesproken blijven. Maar door zomaar mee te schieten op de uitverkoren schietschijf Dalrymple, terwijl men natuurlijk maar moeilijk verhelen kan dat zijzelf, mevrouw Gescinska nogal wat standpunten inneemt die sporen met de ideeën van Theodore Dalrymple. Maar misschien is dat wel wat tot deze verwarrende situatie geleid heeft. 

Maar van jetje geven tegen Bart de Wever? Hoe gemakkelijk. Het getuigt van weinig ernst zomaar te zeggen dat hij niet mag schrijven en wellicht vooral niet over Amy Winehouse. De keuze van de Standaard om hem en anderen, ook Torfs, Magnette etc columns aan te bieden kan men schandelijk commercieel noemen, maar het was wel de Morgen die er eerst mee begonnen was, met De Wever. Goed, een politicus moet niet vanzelf toegang hebben tot zo een column, maar aan de andere kant, als men de reacties op het forum bekijkt, dan blijkt men er zelfs op te wachten om naar het bollenkraam te gaan.  De verguizing door de enen en de soms blinde adoratie van anderen maakt blijkbaar indruk, maar komt het debat niet ten goede, maar, honi soit qui mal y pense, daar kan de Wever niet echt aan doen. Als men hem op een lijn zet met de heer Wilders, dan geeft men daar zelden goede redenen voor. Redenen die men echt wel begrijpen en onderschrijven kan. Ten eerste gedoogt Wilders een regering en schiet vervolgens op de zwakste schakel en moet premier Rutte voor zijn Europees beleid beroep doen op de linkerzijde. Dat werkt vooralsnog redelijk, maar de houding van Wilders is dodelijk voor een goede verstandhouding tussen politici, de ambtelijke overheid en burgers. Bij mijn weten is de voorzitter van N-VA niet tegen een goed beleid, want in Antwerpen steunt hij het beleid, kritisch, en ook in de Vlaamse regering hebben ministers van die partij zitting. In het Europese Parlement is de partij actief en zichtbaar bezig. En goed, men kan het oneens zijn over de wat er met het land moet gebeuren, maar of dat aanleiding moet zijn voor verguizing? De discussie over de wijze waarop België functioneert kan men niet afwijzen want dan kan men het issue van het rechtvaardig bestuur niet ter tafel leggen.  

Kortom en tot slot, met verwachting kijk ik uit naar het boek van die jonge dame, maar ik heb mijn twijfels of het verhaal over Dalrymple en De Wever echt wel past in een gesprek over positieve vrijheid. En nee, we zijn goed opgevoed in de schaduw van de Blandijn: Ni Dieu, ni Maître!

Bart Haers

Reacties

  1. 10 december 2012 ? U bent een fantast !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. tja, voor een historicus is een vergissing in de tijdsmeting maar een akkefietje waar we niet teveel aandacht moeten aan besteden?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoe bedoelt u? Een fantast? Zonder verdere argumenten kan ik er weinig mee. En tja, waar het probleem zit met de tijdmeting zie ik ook niet goed. Juist een historicus heeft een besef ontwikkeld dat tijdsverloop zeer relatief is. Soms verloopt iets snel terwijl het om een evolutie van enkele eeuwen gaat. En wat de Europese Culturele revolutie betreft, verwijs ik u graag door naar Ad Verbrugge in zijn essay over het denken van Roger Scruton, Dat heet dan beschaving. Overigens, wat mij betreft kan men best eens beter naar de periode 1945 1971 goed bekijken. De termini zal ik later nog eens uitwerken.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik leef in het heden en dat is voorlopig nog 2011.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Leuk voor u. Ik kijk wel eens naar de toekomst en probeer me daar iets van in te beelden en dan zijn de termini, de wereld die ik geleidelijk ontdekte was tot stand gekomen met een hele erfenis, na wereldoorlog II en in 1971, toe Bretton Woods werd opgeheven ongeveer ten einde liep, wel relevant. Maar goed, 2011 heeft nog heel wat in petto en 2012 wellicht nog meer. Het heden kan ook best heel uitgestrekt uitpakken.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ja, ik heb de fout dus gezien, 2012 i.p.v 2011. Nu, was het een tikfout of een Fehlleistung? Wie zal het zeggen. Ik denk dat het nalezen van eigen kopij het moeilijkste is omdat je vaak denkt dat het er juist staat. En zeker zo iets evident als het jaartal. Maar goed, we hebben onze fout gezien en gecorrigeerd. Als u het inhoudelijk niet eens bent, hoor ik het ook graag, met redenen omkleed als het kan.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts