Over cultuur


Recensie

Koesteren of afscheiden
Over het belang van toegang tot de kunst
En tot de wereld

Wat heet beschaving 
Roger Scrutons kritiek van de hedendaagse cultuur
R. Scruton, A. Burms, H. de Dijn, A. Verbrugge, e.a.
€ 22,50
2011 Klement/Pelcmans. Pagina’s: 218


Conservatief? Een mens krijgt er grijze haren van. Sommigen ergeren zich aan het pessimisme dat er uit spreekt, maar of dat wel zo is, blijft maar de vraag. Maar anderzijds heb ik het zelf altijd moeilijk gehad met Roger Scruton, al wist ik er niet altijd de vinger op te leggen waarom dat zo was. Het punt is namelijk dat men niet per se zicht heeftop wat waardevol is, omdat, zoals verschillende dispuutanten in het debat aandragen, de tijd zelf invloed heeft op de waardering.

Op school en in vele vulgariserende publicaties leert men dat Felix Mendelsohn heel wat heeft bij gedragen tot de hernieuwde waardering voor Bach, Johann Sebastian Bach. Dat is ook zo, maar zowel Wolfgang Amadeus Mozart als Ludwig von Beethoven hebben zich met Bach ingelaten, met harmonie, contrapunt en fuga. Het valt op dat dit element van de muziekgeschiedenis iemand als Scruton ontgaat. Even opvallend is dat we, cultuurpessimisten of conservatieven het optreden van André Rieu vooral majesteitsschennis vinden.

Men kan Rubens of Titiaan bewonderen, men kan intens genieten van een doek van Gustave van de Woestijne, deze laatste zal niet zo gauw door Scruton genoemd worden, maar men moet ook hedendaagse schilders, beeldhouwers of makers van video-installaties kunnen bekijken en begrijpen dat het niet zomaar lawaai is. Wie geen Engels aan de universiteit studeerde hoorde van T.S. Elliot maar kent het werk onvoldoende, maar dat zal Scruton een zorg wezen. Het gaat om de canon en vele redenen maken ons wantrouwig tegenover canoniseren van kunst. Het werk van Sandor Marai kan men stilaan klassiek noemen, omdat hij weet te vertellen wat hem in het leven kon bewegen. Er zijn redenen om aan te nemen dat hij niet per se de hoge cultuur als zodanig centraal stelde, wel dat hij een zekere melancholie koesterde ten aanzien van de wereld van gisteren. Omgekeerd was Stefan Zweig eens een gevierd schrijver, die zelfs aan onze kust, in Den Haan en Oostende het leven vierde, maar nu nagenoeg vergeten lijkt, behalve in kringen van fijnproevers.

Het valt op dat Herman de Dijn onderzoekt waarom Roger Scruton zoveel belang hecht aan de religie en tot de vaststelling komt dat de filosoof een vrij enge opvatting over religie in het geding brengt, een die de persoon kan behagen, maar niet zomaar belang heeft voor een samenleving. Hetzelfde geldt voor wat Hilde van Belle op te merken heeft over de retorische aanpak van Scruton. Zij laat zien dat Scruton wel degelijk de retorische mogelijkheden weet aan te spreken, maar dat tegelijk dit aanwenden gebeurt zonder afdoende naar zijn publiek te luisteren. Hilde van Belle laat ook toe te begrijpen dat je niet overtuigen kan zonder met de andere in gesprek te gaan. Het essay laat zien dat wie overtuigen wil niet alleen zelf overtuigd moet zijn, maar ook het publiek dat die visie niet per se deelt, kan aanspreken. Anders blijft al het spreken over hoge cultuur gepreek, voor eigen parochie.

Het is de teneur van de meeste auteurs in dit boeiende debatboek. Een lezing van Scruton staat centraal, maar niemand is te beroerd om ook niet ander werk van de man erbij te halen en te kijken hoe hij tot bepaalde inzichten komt. Paulus van Bortel noemt Scruton een autentieke stem in het debat over hoe we met traditie dienen om te gaan. De meeste dispuutanten houden er visie op na die toelaat te luisteren naar de man, zonder na te laten ertegenin te gaan. De visie op muziek van Scruton krijgt een weerwoord van Jelle Zeedijk over waarom muziek meer is dan hoge kunst en waarom een objectieve muziekkritiek niet goed mogelijk is. Telkens weer valt op dat de deelnemers aan dit debat de moeite doen om Roger Scruton ernstig te nemen en er ernstig over na te denken. De inzet is dan ook belangrijk, want de onvrede met de huidige gang van zaken bekruipt niet enkel Scruton, maar de antwoorden zijn niet per se de zijne.

Het meest doorwrochte essay komt van Ad Verbrugge, die in Liberales een cultuurpessimist werd genoemd. Maar klopt dit wel? Het is onduidelijk overigens waarom men niet een analyse zou maken van deze tijd, van de cultuur en van de kunsten. Hoe kan men op een zinvolle manier over deze tijd spreken, schrijven of in de beeldende kunst van deze tijd iets vatten. Is het voldoende de kantieke traditie opzij te schuiven, wegens autoritair of vermolmd.

Hermann Hesse schreef zowel in “Der Steppenwolf” maar vooral in “Das Glasperlenspiel” over deze kwestie en waarom het best aangeraden is niet te zeer in te zetten op het onaangeraakt bewaren van de kunst en de wetenschappen. Blinde verering kan leiden tot een steriele omgang met muziek, beelden of literatuur. Ook de wetenschappen kan men zo in een keurslijf steken, of erger, men kan de suggestie geven dat de wetenschappelijke inzichten, theorieën ons in de schoot zijn geworpen door half- en andere goden. Dan is niet meer het onderzoek belangwekkend, maar tellen enkel de resultaten. Hesse laat overigens ook zien hoe het voordoen, het zelf beoefenen van de kunst in het leerproces van Jozef Knecht een essentieel element vormt. Het komen tot inzicht in de Yoga gaat overigens ook niet anders door het navolgen, maar de leerling zal geleidelijk het niveau van de meester bereiken en misschien zelfs overtreffen. Wil men de traditie in ere houden, dan hoeft men die minder te koesteren dan er een fetisj van te maken, dat niet gewijzigd mag worden en dat is wat Knecht ondervindt. Tegelijk ontdekt hij ook het scheppende van de opvoeding van een pupil, het vormen van een mens. Hij ontworstelt zich overigens aan de wurggreep van het Spel door tijdens zijn studiejaren in een abdij kennis maakt men een archivaris die hem ook alweer in het dagelijkse contact leert en onderwijst in de lange geschiedenis van Rome en het Christendom. Deze Roman schreef Hesse toen Duitsland in de greep was van een modernistische dwaling, het Nazisme.

Het kwam dan ook als een boeiende reis, eerder een citytrip voor, het lezen van het essay van Ad Verbrugge over de vraag welke vijanden Scruton nu eindelijk bestrijdt. Ook anderen onderzoeken of het wel klopt of we leven in een age of repudiation, dan wel een republiek van afwijzing. Het valt op dat bij de aanloop tot “Iedereen klassiek” ook mensen aan bod kwamen die in andere omstandigheden joints of Eddy Wally hebben aangeprezen. Nu beschrijft Verbrugge eerst en vooral wat er in zijn visie tijdens de jaren zestig aan de hand is geweest. Hij noemt het terecht een culturele revolutie, waarbij het heden nog slechts achterhoedegevechten levert alvorens men de nieuwe tijd zal instappen. Kenmerkend waren de afwijzing van de oude bourgeoiscultuur, van de autoriteit en de oude vormen in het algemeen, want ook het gezin was volgens die brave jongens en meisjes een broeihaard van onderdrukking, van fascisme zelfs. Het alternatief dat men wilde voortbrengen was de bevrijde mens, die los was van alle binding, van alle opgelegde opvattingen en zelf zijn eigen weg zou kunnen gaan, zonder anderen op zijn weg aan te treffen. Wie de nasleep van Mei ‘68 heeft meegemaakt, weet dat de groepen die de revolte droegen en er vorm aan gaven uit behoorlijk welgestelde families voortkwamen en zich in Mao verdiepten of Che aanbaden. Het was een heftige beweging, maar het lukte hen niet de arbeiders echt in hun strijd te betrekken. De stakingen in Parijs in 1969 en het aftreden van Charles de Gaulle als president was een hoogtepunt van de aanvaring tussen een bij uitstek burgerlijk gezag en de aanhangers van een heerlijke nieuwe wereld. Hoe die wereld eruit moest zien? Ook Verbrugge lijkt aan te geven dat men slechts anders wil zijn en dat het oude afgedaan had. De term culturele revolutie wekt natuurlijk wel bevreemding, maar ook Scruton, die in Parijs in 1968 en er een afkeer van die bende aan overhield, heeft niet gemerkt, aldus Verbrugge, dat hijzelf ook in hetzelfde bedje ziek is.

Het gaat er immers om dat de ene het oude afwijst, zonder zich in te laten over de vraag of en waarom allemaal uit de tijd was, terwijl Scruton dat allemaal wil behouden, waardoor het alle levenssappen verliest. Het gaat erom, aldus Verbrugge dat wie het oude in ere wil houden moet voorkomen dat het tot segregatie leidt. Nu woont de wijsgeer, bijna zoals de eerste Gregorius in een farm op het platteland, omdat hij een afkeer heeft van de stad. In wezen is deze fysische segregatie de illustratie van zijn concept dat men zich niet moet inlaten met het gewone en vooral vulgaire volk. Maar dat vulgaire volk, zoals Scruton het zegt, bestaat niet meer, al zijn er altijd wel vulgaire mensen in te vinden, ook in de bestuurskamers van bedrijven en van de staten. Maar juist deze misvatting zet niemand echt recht, al geeft men wel aan dat bijvoorbeeld ook kunst tot voyeurisme kan leiden, of dat een naaktfoto niet per se pornografisch hoeft te zijn.

Met alles kom ik wel tot de vraag of Scruton wel echt zo conservatief is. Verbrugge ziet het gevaar voor een reactionaire houding, maar mij komt het voor dat het inherent is aan de visies die de conservatief verkondigt inderdaad reactionair zijn. Nu is er uiteraard wel een consumptiekunst ontstaan, maar ook dan is er nog de mogelijkheid het gevaar van platitudes om te zetten in prachtige kunst. Gevaar of mogelijkheid, dat hangt er maar van af. De kwestie of na de decade van de culturele revolutie in Europa inderdaad een gevaarlijk mengsel is ontstaan van individualisme en afwijzing van elk gezag, maar ook elke binding met anderen is daarom veel belangrijker. Of we echt moeten aannemen dat uit de strijd van links en de heropleving van een nieuw liberalisme, met o.a. Tatcher aan het hoofd, een amalgaam kon ontstaan waarin het individu werkelijk machteloos kwam te staan tegenover het geweld van de (communicatie-)industrie blijft dan weer hangen omdat het ook onze mening is dat Links en Rechts in feite het pad van de persoonlijke ontplooiing verlaten hebben, zoals Verbrugge het stelt vorming, zowel in een ambacht als in de zaken van de geest. De vrijheid van de liberalen klinkt mooi maar het vrij zijn van bindingen maakt mensen ook zwak en hoewel er momenten zijn van onvoorstelbare massabegeestering, lijkt men niet meer bereid samen te strijden voor dingen van waarde. De vakbonden? Uiteraard kunnen zij mobiliseren omdat ze goed gestructureerd zijn, maar of dit spontane actie mag heten? Ook het feit dat men als gevolg van de opvattingen over het oude de kwaliteit van de arbeid is gaan negeren en zeker het werk van de ambachtsman, leidt er nog steeds toe dat het onderwijs nodig om die vakken goed te leren niet meer aangeboden wordt. En hierover zwijgt zo te zien ook Scruton. Nergens in zijn essay of redevoering toont hij aan dat het vertolken van muziek, klassiek, jazz of Rock ’n Roll wel iets meer is dan voorgeprogrammeerd recapituleren. Juist het feit dat het bijwonen van een uitvoering zoveel meer kan teweegbrengen dan het beluisteren van een CD versterkt bij ons het beeld dat de man wellicht niet beseffen kan dat koesteren, veneratie, verering dus de geest en de ziel doodt. Zoals Brel coveren slechts weinigen gegeven is, omdat zijn hele lijf meezong en hem helemaal meetrok in het lied.

Het is belangrijk dat dit boekje verschenen is, het valt – eens te meer - te betreuren dat  de media er geen aandacht aan besteden. Hoewel ik denk dat de beweegredenen van Scruton en Dalrymple niet dezelfde zijn, vindt men hun gedachtegoed gelijkelijk storend. Misschien is het net dat wat ik tot mijn erfenis van die roerige periode in de 20ste eeuw reken, namelijk de mogelijkheid verschillende invalshoeken te kunnen onderzoeken, zonder zich daarbij iets op de mouw te laten spelden. Het punt is natuurlijk dat we vandaag, ook in Vlaanderen de band met de cultuur liefst niet willen erkennen en dat wat traditie heet eindelijk slechts ter consumptie dient. En toch zijn er mensen, vooral jonge mensen die zelf met de traditie aan de slag gaan, zoals Ferdevs Eke een Turkse pianiste en componiste die in Gent studeerde en nu in Portugal leeft, omdat de mogelijkheden van de moderniteit ook geen bevredigende oplossingen meer brengen.

Tot slot moeten we vaststellen dat Scruton geen kans biedt tot integratie van immigranten omdat hen de traditie vreemd zou zijn. Verbrugge wijst er terecht op dat op die manier geen (nieuwe) cultuur kan ontstaan, want cultuur is nu net dat wat mensen met elkaar delen om met elkaar samen te kunnen leven. Er is wel een kunststroming ontstaan die per se de vervreemding zoekt, maar ook daar kan men rotzooi vinden en heel mooi gevonden nieuwe producties, die het denken op gang brengen en zo het genot versterken. De cultuur is dus de band die individuen verenigt en hen de kans geeft gezamenlijke projecten te realiseren, zoals dat Duitse dorpje waar om de zoveel jaar een levende kerststal wordt gebouwd of Dendermonde, waar elke tien jaar de stoet met het Ros beiaard uitgaat. Maar ook een staat, per definitie een grote groep van enkele miljoenen tot, zoals China en India meer dan een miljard mensen kunnen ook grootse projecten opzetten, al kijken we graag alleen naar de machthebbers.

Vanouds hebben wij mensen in samenlevingen geleefd en de idee dat we ook echt ooit als eenzame wolven door het woud zouden zijn getrokken was en is wat absurd, net omdat ook wolven doorgaans in een roedel leven. Samenleven betekent ook het vormen van een gemeenschappelijk verhaal en vormen van omgaan die mensen de kans geeft in vorm te komen. Ik denk dat Scruton te gemakkelijk uitgaat van de idee dat wat we over hebben gehouden van het verleden vanzelf goed is, terwijl er veel is dat zelden medegedeeld wordt. Daarom denk ik dat Scruton inderdaad niet goed weet wie zijn vijanden zijn, maar eindelijk nog minder wie zijn medestanders kunnen zijn, want dat is wel het opvallendste facet van dit boek.

Bart Haers 

Reacties

Populaire posts