Als de verhalen uitgeput zijn
Reflectie
Voor
vrijheid en voor recht
Van ideologie naar Visie
Geen ideologie die niet beroep doet op vrijheid en recht. Toch blijkt dat niet voor iedereen hetzelfde te betekenen. Vandaar deze reflectie.
![]() |
Als emblematisch figuur kan men best bij Mozes terecht, maar toch zijn handel en wandel zijn minder gedecideerd dan men zou denken. |
Ideologieën de grote verhalen, het was ooit een
hot topic aan de universiteit, maar we wisten niet beter of de verhalen waren
uitgeplozen en uitgemolken, terwijl nader onderzoek toch andere sporen bracht.
In retrospectief denk ik dat toen duidelijk werd dat het communisme zoals het
in de Sovjet-Unie had gefunctioneerd gefaald had, men ervoor gekozen heeft de
ideologische bril maar gewoon stuk te slaan. De vrijheid van opinie werd zo
ineens ook een stuk trivialer want als de grote verhalen van geen betekenis
meer zijn, verliezen ook de overtuiginkjes aan betekenis, blijft er van echte
opinievorming niets meer over.
In het vorige stuk over ideologie hadden we het
al over de bekende zinsnede van Thomas Jefferson in de Constitution,
that they are
endowed by their creator with certain unalienable Rights,
that among these are
Life, Liberty, and the pursuit of Happiness
Het onvervreemdbare recht op leven betekent dan toch dat
mensen zich niet voortdurend bevreesd moeten weten dat de overheid het op hun
leven gemunt zal hebben, maar ook andere burgers niet. Het recht op leven
impliceert een recht op veiligheid maar
de vraag blijft dan hoe men dat recht anders invullen kan dan door de vraag of
de overheid niet het monopolie op geweld toekomt. Dat mensen aan sport mogen
doen, alsook wapensporten zal niemand betwisten, maar dat men wapens mag
hanteren die een massa kogels kunnen afvuren is misschien van een andere orde.
Vrijheid en recht met zo luide stem, met zoveel tremolo’s in
de stem verdedigen, het heeft iets naargeestigs, want dat wil zeggen dat men
het gesprek gewoon niet wil. Nu zal de lezer het met mij eens zijn dat deze
Amerikaanse toestand niet verbonden is met de constitutie en dat er een soort
wapenwedloop in de samenleving plaats heeft gehad. Dat de vrijheid van
vereniging een uiterst efficiënte organisatie NRA oplevert, betekent nog niet
dat die het monopolie zou hebben op een opinie over het recht wapens te dragen
en te gebruiken. Dat was bedoeld voor een tijd toen de oorlog tegen de Britten
nog volop woedde. Of er na 11 september 2001 veel aandacht geweest is voor het
bewapenen van de burgers?
Maar wat in de constitutie staat over het nastreven van geluk
was volgens sommigen niet ideologisch bepaald. Het zou namelijk zo zijn dat de
Grondwet het werk is van mensen die in consensus met elkaar bepalen wat de
fundamentele rechten dan wel zijn. Dat anderzijds in de jaren 1980 nog werd
gezegd dat die Amerikaanse Constitutie er een was van rechtse, conservatieve
krachten, kan men ook moeilijk negeren. Het een en ander is wel aan de hand
natuurlijk maar discussies over de Constitutie waren nu eenmaal ideologisch.
Een begin
Ideologieën worden niet zomaar uit het niets geboren, maar
komen voort uit een kluwen van overtuigingen, die overgeleverd werden en heel
vaak ook schriftelijk vastgelegd. De visie op mensen, zichzelf en anderen ligt
doorgaans in als voorschriften verpakte lessen aan het praktische leven ten
grondslag. In de grote culturen valt al langer een vrij duidelijk proces van
opvoeding naar een bepaald ideaal, waar de school en een of andere religie die
lessen aanbiedt en in vele gevallen ook oplegt – waarbij de beste leerlingen
van de klas zich het vaakst gaan verzetten en nieuwe inzichten brengen. Zich
passend gedragen wordt dan soms in formalistische attitudes vorm gegeven, maar
wanneer de houdbaarheid ondermijnd is geworden, door teveel hypocrisie, zal men
nieuwe ijkpunten aanbrengen. Het burgerlijke leven, waarbij we het
uitdrukkelijk niet hebben over de zogenaamde Victoriaanse moraal, omdat dit
fenomeen nu net in de praktijk de uitdrukking blijkt te zijn geweest van een
dubbele moraal. De burgerlijke opvatting over samenleven en maatschappij heeft
men in gedichten, chansons en dergelijke van tafel geveegd, maar het was dan
wel de middenklasse die graag meezong met Brel of zichzelf op de Bühne te kijk
gezet zag, zodat men zich kan afvragen hoe ver men wel met die zelfkritiek
wilde gaan.
Ideologie en ideologiekritiek moeten we intussen aangeven,
waren en zijn vaak het voorwerp van zorg geweest van links, vaak klein links,
lui die vonden dat de ideetjes van die suffe burgers er niet toe doen of deden.
Alle begin van discussie over ideologie speelt zich zelden af in een sereen
krachtenveld, maar de interne richtingenstrijd bleek al veel meer stof op te
werpen. De discussie tussen Troelstra en Domela Nieuwenhuis, tussen socialisme
en anarchisme was behoorlijk heftig. Troelstra won het, maar misschien omdat de
anarchisten er zwakker uitkwamen terwijl Troelstra wel eens gevaarlijk riep
revolutie te zullen maken maar er dan toch niet meer van maakte dan een slome
kreet.
Het begin van een ideologisch denken volgt dan ook meestal
nadat een vroeger vigerende set van opvattingen hun belang en aantrekkelijkheid
hebben verloren of voor een opkomende groep niet van nut. Wie zich goed voelt
met de eigen opvattingen en de gedeelde opvattingen hoeft die niet in vraag te
stellen. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam het socialisme in
Vlaanderen tot een zekere wasdom, waar de Vooruit in Gent of de gebouwen van de
mutualiteit Bond Moyson op de Vrijdagmarkt nog steeds van getuigen. Men kon
toen verhalen lezen van oude strijders die twintig jaar na hun dood terug
keerden en zagen wat er allemaal al niet verwezenlijkt was, maar ook dat er nog
veel te doen viel. Het kan niet anders of die benadering finaal een uiting
brengt van fierheid en zelfs van zelfgenoegzaamheid. Evengoed kwamen mensen
daar dan weer tegen in het geweer. De discussie over meegaan in de
parlementaire democratie dan wel de harde strijd om de macht, heeft men in
België met het Charter van Quaregnon opgelost. Toch zouden ook hier Communisten
hun opwachting maken, maar behoudens een korte periode na WO II was dat in ons
land geen groot succes. In Frankrijk en Italië daarentegen zouden de
communisten wel lange tijd macht verwerven, zij het zonder deel te nemen aan de
regering. In Frankrijk werden ze doodgeknuffeld door Mitterand, in Italië
werden ze eurocommunisten om vervolgens uit beeld te verdwijnen.
Mij viel de ideologische strijd op het lijf nog voor ik aan
de universiteit ging studeren, omdat in de lente van 1974 een hoop mensen,
waaronder de jongere zus van mijn moeder sympathiseerden met de revolutie tegen
het fascisme in Portugal, de zogenaamde Anjerrevolutie. Anderen vonden dat niet
zo een prettig idee, met name dat de communisme de macht in handen zouden nemen
in Portugal, maar de revolutie werd wel toegejuicht. Want de discussie ging
over de vraag of het nu wel de communisten waren die het regime van de
voormalige leider dr. Salazar omver hadden geworpen of juist centristen.
Naderhand bleek de revolutie uit te draaien op een burgerlijke, parlementaire
democratie. Die evolutie zou men nader moeten bekijken.
Het geloof in eigen uitgangspunten
Wat me opgevallen is nadien, toen links steeds evidenter aan
het woord kwam, was en is dat men de eigen geloofspunten met zoveel aplomb voor
wenste te stellen dat je als jongere plots met twee vrij strakke overtuigingen,
de ene religieus, met name de kerk en anderzijds een politieke stroming van
linksen, communisten, trotzkisten en maoïsten waarna we geleidelijk de
versnippering van het veld leerden te overzien.
Intussen waren de oude traditionele
partijen bezig zich te hervormen, maar hun ideologische harnas moet voor
militanten wel eens vaker een verzijp geleken, hoewel de Liberalen bijvoorbeeld
de oudste partij in dit land zijn, want reeds in 1848 begon men zich te
organiseren – als reactie op het unionisme, waarbij partijen samen het land
bestuurden, katholieken en liberalen dus. De katholieken zijn dan wel pas na WO
II als zodanig een partij geworden, hoewel ze bijvoorbeeld tussen 1884 en 1914
onafgebroken een meerderheid hadden in de kamer, ook toen het algemeen
meervoudig stemrecht werd ingevoerd en verkozenen van de BWP-POB het parlement
binnenwandelden. In diezelfde tijd had je in Antwerpen een Meetingpartij, die
zich wel associeerde met katholieken maar zeer onafhankelijk bleken. Ook in
Aalst kwam er enige concurrentie, met Daens.
Deze bewegingen waren in hun tijd vaak geruchtmakend maar
konden in grotere kring op steun rekenen. Men kan niet anders dan aannemen dat
hier een groot geloof in personen zoals Daens, zoals Anseele in Gent of
bewegingen zoals de Meetingpartij dan wel het marxisme aan de orde was. Het
punt blijft dan hoe die bewegingen zelfs 100 jaar later nog heel wat aandacht
krijgen, behalve het pacifisme van Beernaert of diens strijd tegen de slavernij
(in het eigen Kongo van Leopold II). Het gaat om meer dan een rationele
benadering, dat is wel duidelijk, maar de geloofspunten zelf zijn voorwerp van
rationele argumentatie. Het is vandaag bijna ondenkbaar ideologie en ratio in
een zin te gebruiken, terwijl zelfs in de jaren 1980, maar zeker in het
voorafgaande decennium was het lezen van Das Kapital voor studenten een
bezigheid waar ze zich wel aan wilden onttrekken maar voor de schijn op
toelegden. Discussies over flarden tekst, over het doel van Marx en Engels of
andere coryfeeën maar niet altijd over de werkelijkheid om hen heen.
Toen kwam men er niet op dat vele van die marxisten met
arbeid in de verste verte niet in aanraking kwamen. Vandaag is aandacht voor
arbeid, werk en niet enkel de financiering geen punt meer. Natuurlijk,
uitbuiting mag niet, maar het gaat om de kwaliteit van het werk. Natuurlijk
zijn er rechten van de werknemers, wie zal daaraan twijfelen, de vraag is of
men zo nog arbeid kan aanbieden of zelf als starters er iets van kan maken. Het
verhaal over werk, over arbeid leest men weinig in de politieke of maatschappelijke
debatten. Het is een geloofspunt dat de ondernemer een frauderende uitbuiter is
en de werknemer een lijntrekkende nietsnut. Gaat men op het terrein kijken, dan
blijkt er wel meer wederzijds respect te leven dan uit het discours op de
bühnes van de media.
Zelfcorrigerend vermogen?
Het gesprek in de media met ondernemers, meestal een
vertegenwoordiger, met vakbonden, doorgaans de grote baas zelf verloopt bijna
altijd volgens strakke regels, die men ook in Nederland ziet en in Frankrijk
pakt het nog eens een keertje uitvergroot uit. De geloofspunten klinken op en
de werkgever moet werk geven en verder niet zeuren. Een topondernemer? Dat kan
alleen verdacht zijn? Maar waar de rijkdom vandaan moet komen, blijft dan, aan
vakbondszijde onopgelost. Maar er is meer, hoe kleiner het bedrijf, zo lijkt
het soms, hoe erger het wantrouwen, want ja, daar hebben de vakorganisaties
geen voet tussen de deur. Wat bedrijf x of y maakt? Dat doet niets ter zake.
Succesvolle bedrijven dragen we wel in het hart, zoals Volvo
in Gent of eertijds Lernout & Hauspie – waar men nu nog slechts smalend
over spreekt, maar dat is misschien wel een vergissing. L&H kwam in handen
van het financiële systeem, dat wil zeggen, mensen wilden of dachten dat ze
maar ineens winst moesten maken, ook ten koste van het bedrijf. De
aandeelhouders, veel lokale ondernemers én werknemers verloren hun geloof in
die mogelijke grote spelers. Het geloof werd verstoord, niet door Lernout en
co, of liever, door en co, want het was de omgeving en dan vooral de
(vriendschappelijke) concurrentie die het bedrijf de das om deden. Zelf maakten
Lernout en Hauspie ook de nodige brokken, maar ik denk dat men juist in dat
geval hoe ook het liberalisme een systeem ging aanhangen dat op het oog
tegengesteld aan het socialisme, dezelfde aanpak echter in de feiten dat de figures, de cijfers als belangrijke maatstaf, als enige maatstaf
hanteert. Sommigen noemen dat materialisme, maar het komt me voor eerder
fetisjisme te wezen.
Opvallend is dat bewegingen wel lang blijven bestaan, zich
toch vaak ongemerkt adapteren aan wat in de samenleving gebeurt. Ongemerkt voor
de gelovigen, niet voor de leiders, al hebben die ook zo hun blinde vlekken.
Het corrigerend vermogen komt doorgaans niet van een beweging alleen, maar in het
debat tussen bewegingen. Als een monolithische beweging alle tegenstand
opruimt, dan is er van democratie en tegensprekelijk debat geen sprake meer.
Het streven naar absolute macht of naar het verdringen van alle concurrenten
kan dus het doel niet zijn. Sinds de instelling van het cordon sanitaire en
zeker na de mislukte – of gelukte ? – gedoogregering in Nederland heb ik mij er
rekenschap van gegeven dat partijen en politici wel degelijk mobiliserend
kunnen werken als ze op primaire sentimenten en het ressentiment van burgers
ingaan. Maar niet elke woede over de regering en het parlement is daarom een
kwestie van ressentiment. Het kan alleen duidelijk worden na onderzoek van het
partijdiscours. Ik heb de indruk dat in Nederland een deel van het electoraat
sinds Paars het geloof in de politiek verloren heeft en dat men het gevoel voor
de staat, want anders kan het niet noemen, niet zomaar kan loochenen. Het
probleem schijnt te zijn dat Henk en Ingrid niet willen dat er geld gaat naar
zorg voor gehandicapten tenzij ze zelf ermee geconfronteerd zijn geworden, met
eigen of andermans kinderen die gehandicapt zijn. Of vinden anderen echt dat hoger onderwijs nergens
voor nodig is en zeker niet voor nazaten van migranten? Maar hier geldt dat
niemand dat handelen van de overheid afdoende verdedigt.
De kracht van de ideologie
Toch vinden mensen in een ideologie een vangnet en een
vraagbaak, zonder lacunes en zonder twijfel. Ik herinner mij dat in de jaren
1990 nog voorgesteld werd in een vergadering van de VU dat men opnieuw een
eigen catechismus zou maken, enfin, een kleintje ad usum scholarum, waarin alle
vragen en antwoorden aan bod zouden komen. Zelf vond ik dat een dwaze gedachte,
maar men vond het vanuit propagandistisch standpunt een goede zaak. De zaken
die men moest weten werden in lokale blaadjes van bijna alle partijen overigens
als Wist je dat… aan de man gebracht. Vaak trivia natuurlijk,
maar soms ook zeer onderhuidse opmerkingen over wat hoort en niet hoort.
De kracht van een stevige ideologie is, zegt men bestaat in
de mogelijkheid op een kader van zekerheden terug te vallen. Ik heb genoeg
burgerzoontjes en –dochterjes gehoord die zeer wel bewust van hun kennis hun
pas verworven beheersing van de vraagbaken demonstreerden in luide discussies
met oudere familieleden. Te jong om het te vatten merkte ik dan wel dat de
discussies na verloop van enkele jaren buiten de familie werden gehouden en
uiteindelijk Mao en Trotski op zolder werden bijgezet bij de mooie
herinneringen.
Maar toen Verhofstadt opdook met Von Hayek en Popper en
andere gedachten, bleek dat die niet van zijn geloof te brengen was en dat de
visie van Von Hayek over de Road to Serfdom voor Verhofstadt een ijzeren wet
zou blijven, tot hij het geloof in Europa vond.
De aantrekkingskracht van de twijfel
Het blijft me fascineren waarom op het oog verstandige mensen
zich zo gemakkelijk terugtrekken in een bepaalde beperkende benadering.
Contradictorische inzichten lijken voor hen een horreur. Terwijl het voor het
observeren en reflecteren nu net een groot goed is dat men niet a priori iets
hoeft af te wijzen.
Iemand die voortdurend zit te fulmineren tegen links, kan dit
toch niet ernst schrijven, hoor ik hier en daar al stemmen opgaan. Klopt, maar
wie alleen al deze blog door zou bladeren zou zien dat ik over Tony Judt en
diens werk schreef, dat ik mij inliet Jose Saramago en vooral dat ik een paar
werken van Ludo Abicht niet links liet liggen. Op dat vlak ben ik weinig ofwel
weinig selectief ofwel net zeer kieskeurig. Maar toch wil ik wel ootmoedig
bekennen dat ik mij met mijn vooroordelen wel eens vergis. Maar dan is er altijd
tijd om dat nog recht te zetten.
Het verschil tussen ideologie en wat mij voor ogen staat, te
weten een visie bestaat erin dat de ideologie een volkomen opgetrokken gebouw
is, met alle muren, tussenmuren, deuren en vensters. De andere benadering
brengt ons niet tot zo een stevig aangeklede benadering die geen ruimte meer
laat voor twijfel en onzekerheid, wel gaat het om een visie die de
bouwelementen wel kan aanreiken maar op zeker ogenblik voldoen de aangereikte
plannen niet meer. Voor politiek handelen, voor handelen in de betekenis die
Hannah Arendt eraan gaf lijkt me dat een betere benadering. Het klopt dat men
niet altijd een exact antwoord vindt, maar men kan er wel mee over de baan.
Besluit
Men zou dus kunnen verwachten dat voor een partij het geen
probleem hoeft te zijn als de eigen ideologie zich gaandeweg wijzigt in een
visie, waarbij men de decisieve momenten de gelegenheid laat zijn waarin over
hangende kwesties te oordelen valt. In sommige partijen gebeurt dit zeer
regelmatig, namelijk eens per maand waar een lokaal bestuur samen zit om over
kwesties van gedachten te wisselen, maar ook op het niveau van het
arrondissement en vervolgens op het niveau van de partijraad. Die maandelijkse betrokkenheid
brengt ook het partijbestuur ertoe voldoende regelmatig verantwoording af te
leggen. Het laat toe kwesties als de onderwijshervormingen te bespreken of
grote waterwegenwerken te bespreken.
De visie laat dus toe dat de conclusie niet vooraf exegetisch
uit de heilige schrift gehaald kan worden, maar dat er gesprek en debat nodig
is. Dat lijkt mij de kern van de zaak, dat men op regelmatige tijdstippen over
kwesties als de verdere Europese integratie kan spreken, of over de
ontwikkeling van de gezondheidszorg in een verouderende samenleving. Kan men
daar a priori geformuleerde antwoorden op aanreiken? Ik dacht het niet. Maar
juist dat is de charme van het politieke debat zoals het zou moeten wezen, niet
zoals het nu gevoerd, met invectieven en alles erop en eraan.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten