De wereld met een naald getekend
Grafische
kunst
Van
dwergen, commedia dell’arte
en de ellende van de oorlog
![]() |
Een voorbeeld van zo een waaier van Jacques Callot. Mevrouw Viriginie D'haene zorgde voor de opstelling en de ontsluiting van een deel van de Steinmetz-verzameling. |
Tentoonstelling grafisch werk uit het
Prentenkabinet van het Groeningemuseum te Brugge. Nog tot 20 mei 2013 in het
Arentshuis aan de Dijver.
Hoe gaat het verhaal alweer? De kunst van het
verzamelen kan uit de hand lopen en toch voor de volgende generaties van belang
blijken, als men bereid is ernaar te kijken. Dat Brugge voor Engelse
ingezetenen een aangename plaats bleek om te toeven, is geen onbekende, want
velen vonden er in de negentiende eeuw een rustige woonst in de stad. Maar John
Steinmetz, wiens grootvader of overgrootvader met Georges I van Hannover naar
Londen was gekomen is minder bekend. John Steinmetz (Londen 1795 – Brugge 1883)
zou bij leven 14000 prenten en 3000 tekeningen aan de Stad Brugge schenken in
1864. Ondanks aandringen van zijn kleinzoon Frank bleef het prentenkabinet
Steinmetz lange tijd vrijwel onbesproken en werd er niet naar omgekeken.
Moeten we dan verheugd zijn dat het nu wel
gebeurd en dat een eerste presentatie aan het publiek wordt aangeboden? Deze
week ontdekte ik een deeltje van die indrukwekkende collectie in het Arentshuis
aan de Dijver te Brugge. En het is passend dat deze tentoonstelling daar plaats
heeft, omdat Steinmetz en ook wel Callot tot een culturele sfeer behoren die we
vandaag niet goed meer kunnen plaatsen. Maar het Arentshuis herbergt ook de
collectie van stukken van Frank Brangwyn, een Anglo-Welsch schilder die in
Brugge geboren was maar het grootste deel van zijn leven in het UK leefde.
Steinmetz kwam in 1832 naar Brugge en bekeerde
zich hier tot het katholicisme, over wat eerst kwam, de interesse voor de RKK
of voor het goede leven hier zou wel interessant onderzoek te doen zijn. Hij
zou na het overlijden van zijn echtgenote ook novice worden bij de Karmel, maar
kreeg een consilium abeundi, waarna hij opnieuw trouwde en 11 kinderen kreeg,
waarvan er 5 in het klooster traden.
Die katholiciteit is vandaag wel verrassend,
maar als men ziet dat bij zijn doop in de katholieke kerk stonden Hugues
Félicité de Lammennais en graaf Vilain XIIII peetvader. Men kan het netwerk van
Steinmetz niet negeren, omdat dit meer was dan een discussie tussen twee
gezindten in dit land, tussen katholieken en liberalen. Het lijkt er wel op dat
deze leden van de hoge burgerij en de adel zich in die jaren op een heel eigen
manier tegenover de uitdagingen van de tijd opstelden. Men kan moeilijk voorbij
aan de betekenis van de industriële ontwikkelingen en van 1845 af ook niet aan
de gevolgen van de hongercrisis in delen van Vlaanderen. Na 1848 wordt de
liberale partij als partij actief en zien we dat ook de arbeiders zich gaan
organiseren, ondanks de wet Le Chapelier die in België in 1864 werd afgeschaft.
Het liberale beleid werd door liberalen en katholieken gedeeld, zodat men kan
zeggen dat er een consensus bestond binnen de hogere burgerij. Die burgerij
bleek altijd wel graag bereid om kunst te kopen en soms was de smaak zeer
precieus. En wat met het kerkelijke leven? In die periode komt de strijd van de
Paus om de pauselijke staten tegen Cavour in de belangstelling. Maar in
Vlaanderen, zeker in Brugge zal er een groeiende interesse ontstaan voor het
eigen bloeiende verleden. In de bouwkunst zijn er mensen als James Wheale die
de neogotiek gaan promoten. Aan de andere kant zijn er die gothiek opeisen voor
een katholiek reveil. Steinmetz komt dus terecht in een beweging die niet enkel
culturele, artistieke betekenis heeft, maar zal wellicht merken, gezien zijn
contacten met verschillede grote families in Brugge, zoals die van de
toenmalige gouverneur de Muelenaere, dat hier ook een hevige strijd tussen
katholieken en liberalen uitgevochten wordt.
Opvallend is dat John Steinmetz zoveel
tekeningen en gravures kon verzamelen en er zich ook blijkbaar intens mee
inlaten. Hij kwam uit een familie van reders en bankiers en kon het dus breed
laten hangen. Maar ik moet zeggen, toen ik de tentoonstelling binnenstapte, had
ik daar weinig info over.
Voor veel mensen zijn etsen geen kunst, omdat
ze soms zo klein zijn en omdat ze niet zo impressionant ogen als schilderijen.
Maar wie de werken van Callot gaat bekijken zal merken dat etsen inderdaad een eigen charme
hebben. Jacques Callot was actief in Firenze en zijn thuisstad Nancy, toen geen
deel van Frankrijk. Geboren in Nancy in 1592 trok de jonge Callot naar Firenze
waar hij zijn diensten aanbood aan de groothertog van Toscane. In 1621 keerde
hij terug naar Nancy en we zien hoe de tijdsomstandigheden zijn werk gaan beïnvloeden.
De prenten die “Les Misères et les
Malheurs de la guerre” tonen, zijn dan ook indrukwekkend. Maar ook toonde hij
de festiviteiten die in Nancy werden ingericht, zoals een toernooi aan de
tolboom (Le combat de la Barrière) en ook wel feesten in het centrum van de
stad.
De hele tentoonstelling in het Arentshuis laat
ons zien hoe de mens in beeld kan worden gebracht en plots verdwijnt, had ik de
indruk en die blijft me bij, het onderscheid tussen modern en oud. In zijn tijd
was Callot dan ook wel bijzonder en het valt daarom aan te bevelen dat het werk
van de man onder de aandacht komt.
In welke cultuur werkte de man dan wel?
Blijkbaar had Cosimo II di Medici er belang bij dat zijn feesten en yeesten
goed in beeld werden gebracht, ondermeer de feesten op de Arno, waarvoor Callot
een aantal waaiers maakte, dat wil zeggen prenten die zo vorm werden gegeven
dat ze een op een houten frame van een waaier konden worden gekleefd. In de
tentoonstelling hangen er twee exemplaren, de prenten, maar omdat dit een
typisch gebruiksvoorwerp was, bleven er blijkbaar maar weinig bewaart.
De commedia dell’arte komt hier ook aan bod en
laat het populaire theater ziet, naast dus de grote feesten van de hertogen van
Lotharingen en die van Cosimo, groothertog van Toscane. Het blijft verrassend
hoe kunstenaars zo gemakkelijk doorheen de samenleving kunnen gaan en de grote
namen naast kleine Pierke ontmoeten en in beeld brengen. De dwergen die in de
zestiende en zeventiende aan een aantal hoven hun eigen rol te spelen kregen
maar ook in de samenleving niet onopgemerkt bleven, kregen dan ook hun
uitstalling.
Dat men in die tijd ook moeilijk kon leven
zonder een positie in te nemen, in dat geval tegenover de godsdienstkwestie
blijkt ook uit deze tentoonstelling. Met dien verstande dat behalve in Holland,
de protestanten nogal streng in de leer waren als het op verbeelding aankomt,
maakt dat veel kunstenaars gemakkelijker voor katholieke hoven konden werken.
Ik vond overigens een paar etsen met verwijzingen naar de Tachtigjarige Oorlog
en bijvoorbeeld het beleg van Breda. Hoe het precies zit, maar zeker de
Calvinisten hadden iets tegen beelden, waardoor men merkt dat in Holland, waar
juist wel een grote kunstmarkt kon ontstaan, een uitzondering ontstond, wat
toch enige verklaring zou behoeven.
Er vallen onvermijdelijk ook religieuze
onderwerpen te bekijken in de tentoonstelling, onder andere rond Maria en rond
enkele klassieke thema’s, zoals de Verzoekingen
van de heilige Antonius en ook wel
de studie’s van de zeven hoofdzonden konden ons, nu ja, verleiden. Dat ook
Judith en Holofernes een plaats krijgen in het werk van Callot is, anders dan
we geneigd zijn te denken toe te schrijven aan een heel precieze omgang met het
oude testament. Waar de protestanten zich op het Oude Testament wensten te
richten, bleef de RKK veel behoedzamer omdat precies daaruit een zekere
verleiding kon uitgaan naar de verkeerde interpretaties te grijpen.
Als ik de tentoonstelling met enig enthousiasme
voor u beschrijf, maar er bijlange na niet toe kom het materiaal, de werk goed
aan u voor te stellen, dan ligt aan het medium van de gravure zelf. Een ets
laat toe en Callot geeft er, veel meer nog dan Stefano della Bella blijk van,
dat men met groot vakmanschap levendige werelden kan uitwerken. het blijft fijn
werk dat grote precisie in de uitvoering vergt.
Onbekend en onbemind
Het was een aangename kennismaking met het werk
van Jacques Callot, met de zeer verfijnde naaldvoering waardoor zelfs de
kleinste afbeeldingen gemaakt konden worden. Het was kijken met de loep, maar
het heeft wel zijn charme zo dicht met het oog bij het werk te komen. Het komt
wel telkens weer verrassend voor dat er nog zoveel werk in de reserves zit van
onze musea.
Maar het is wel net zo nuttig te bedenken dat
we ons bij al onze voorkeuren niet kunnen openstellen en nieuwe dingen – uit
andere tijden – accepteren. Verheugend dan ook dat het museum Brugge nu werk
maakt van het onderzoeken van de eigen reserve en de schenking Steinmetz, die
sinds 1864 niet opnieuw bekeken lijkt, ondanks het feit dat Steinmetz blijkbaar
zelf een inventaris heeft opgemaakt – anders had men hem geen echte verzamelaar
genoemd, natuurlijk – laat zien dat er nog wel enige mogelijkheden zijn om
trouvailles te doen.
Warm aan te bevelen dus deze tentoonstelling.
Maar misschien voor de zekerheid zelf een goede loep meebrengen, want anders
bestaat de kans dat men even moet wachten en rondkijken zonder die loep.
Wat men te zien krijgt? Veel fijnzinnig werk
maar de thema’s vallen misschien niet altijd direct in de smaak. Een reeks
kleine gravures, bedoeld voor een medaillon, blijken als beeld wel mooi. En de
figuren uit het dagelijkse leven, er zit en verwantschap in met Breughel en
Bosch. Dat brengt ons dan weer bij de gedachte dat die tekenkunst in Europa wel
erg gewaardeerd werd. En of prenten, afdrukken goedkoper waren? Onvermijdelijk,
maar tegelijk geeft het eraan een eigen betekenis: niet enkel een lord in
Petworth kon aan kunst komen. Alweer in Holland en in Antwerpen had je een
markt voor op ets overgebrachte doeken, naast dus en wel zo interessant,
oorspronkelijk werk voor het medium, de gravure. Daarom is het altijd weer goed
als men de eigen (onbekende) reserve opnieuw gaat onderzoeken. Maar ook spannend voor de bezoeker.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten