Waarom politici het noorden verliezen
Reflectie
Ideologie
zonder geschiedenis
![]() |
Thomas Jefferson of hoe een bevlogen man in de praktijk wel eens met een conflict kan te maken krijgen: de gelijkheid van allen versus de slavernij in stand houden. |
De krant De Standaard had deze week een
interessant initiatief in de aanbieding, namelijk uitzoeken hoe het met de
ideologie is gesteld. Maar bij nader inzien bleek men toch te blijven spreken
over koetjes en kalfjes, of liever over politieke akkefietjes.
Men kan een ideologie bezien als een model dat
deze of gene stroming aanreikt om het heden te beschrijven en verder om een (utopisch)
vergezicht aan te bieden. Wie in een ideologie een honk en veilige haven
gevonden heeft, zal die niet zo gauw opgeven, tenzij de resultaten zouden
tegenvallen, waarbij nog valt te bezien of die resultaten persoonlijk zijn of
de beweging, de ideologie aangaan.
Deze week konden we heel wat bespiegelingen
lezen van Bruno Tobback, van Gerolf Annemans en Gwendolyn Rutten, maar ik kan
niet zeggen dat deze interviews mij iets hebben bijgebracht. Maar ik wil de
journalisten daarvoor niet alleen verantwoordelijk stellen, wel dat politici,
als ze dan eens een uitgebreid gesprek krijgen over hun thema, blijft men
hangen bij de waan van de dag.
Van een Bruno Tobback had een mens toch
verwacht dat hij van het socialisme meer zou zeggen dan dat ze nodig zijn voor
de mensen. Tobback kan nauwelijks verbergen dat hij weet dat Janni Haeck bij de
NMBS-holding een zeteltje bekleedt zonder dat dit voor de samenleving veel baat
bijbrengt. Ook op andere terreinen merkt men de ernstig ondergraven
ideologische gedrevenheid. Of het socialisme zich opnieuw kan uitvinden, weet
ik niet, maar als ik van tijd tot tijd Samenleving & Politiek las en lees,
blijkt mij weinig van die ideologische bevlogenheid.
Met Gwendolyn Rutten kan men ook geen kant op,
omdat ze een liberalisme predikt dat voor liberalen suspect klinkt. Of zoals
Guy Verhofstadt naar aanleiding van het bezoek van Mario Monti in Brussel
zegde, dat Europa full speed vooruit moet. Over de afgrond van onbegrip en
onduidelijkheid? Zeer Europees gezind als ik ben, weiger ik mij door zo een
uitlatingen te laten opjagen.
Natuurlijk, de hele kwestie is dat men een
ideologie eruit wil, die men voor het gemak rechts heeft genoemd, want links is
het zeker niet, behalve in Schotland, Catalonië of Baskenland. Het
Nationalisme? Inderdaad, maar dat is dan nu net geen ideologie en als van het
mensen afhangt die in Vlaanderen met enig voorbehoud nationalisme accepteren,
dan is dat precies omdat daar nog niets mee gezegd is over de opbouw van de
samenleving, de verhouding tussen de samenleving, de politiek en de burgers of
over hoe men pluralisme zal hanteren. Want laten we ernstig blijven, er zijn
vandaag maar weinig partijen die over de natie nog iets durven te zeggen. Elk
politiek niveau heeft haar zwakheden en sterktes, maar we krijgen er maar geen
zicht op hoe de partijen daar tegenover staan. Als de provincie overbodig is,
waarom doet men dan zo weinig om het niveau helemaal uit te kleden en hoe men
de noodzakelijke samenwerking tussen gemeenten, vooral tussen centrumgemeenten
en ommeland zal organiseren. Is dit een technisch probleem? Afgaande op het
gedoe rond het Limburggevoel, maar ook de afkeer van sommigen tegenover het
Westen des Lands, West-Vlaanderen, kan men dit niet zomaar een technisch
probleem noemen. Aan de andere kant mag men niet vergeten dat Frankrijk in 1982
een grote macht en gezag aan de 22 regio’s van Frankrijk heeft toegeschoven,
een devolutie die ook in het UK aan de orde is.
Wil men dus ideologische uitspraken doen op dit
punt, dat dient men het te hebben over betrokkenheid van de burgers bij het
bestuur en hoe overheid en burgers zich tot elkaar kunnen verhouden. Men kan
zeggen dat de efficiëntie van bestuur gebaat is bij gehoorzaamheid van de
onderdanen, maar aanvaardt men dat
burgers en overheid zich aan de wet moeten houden, kan de overheid niet zomaar
om het even wat uitvaardigen en de burgers kunnen daarom ook niet vanzelf
beweren dat de overheid fout handelt.
Nu in Nederland weer een bank genationaliseerd
wordt, nu in dit land de naweeën van de verstrengeling tussen bank en sociale
beweging, het ACW tot een wat complexe afwikkeling komt, komt de vraag aan de
orde of men wel consequent met zichzelf blijft: moet men de schade van een mislukking of voortdurende
fout niet zelf dragen? De sociale bewegingen hebben hard afgegeven op het
casinokapitalisme, maar hebben zelf ook via Ethias – in mindere mate – en Dexia
volop meegedaan. Maar als men deel gaat nemen aan het casinokapitalisme waaraan
de financiële wereld zich heeft overgegeven, moet men dan niet ootmoedig de eigen zonde erkennen?
Christelijke deemoed aan de dag leggen en het verlies nemen?
Het klinkt allemaal wat cru, maar toen ik
ergens in 2007 las hoe Noels aangaf dat in de VSA de huizenbubbel op barsten
stond en dat dit in geen tijd invloed zou hebben op de Europese financiële
markten, bleef het ongewoon stil. Valt dan Lehman Brothers, dankzij een stoere
president Georges W Busch, dan zien we hoe sommige banken bijna onmiddellijk
omvallen, zodat de samenleving, de belastingbetalers de zaak moeten stutten. Maar
blijkbaar kon men wat die bank aangaat geen waardebepalingen meer doen van de
schulden, zodat elke prijs goed was geweest. Nu zou niets doen vanwege de
regeringen geen optie geweest zijn, maar vandaag zien we niet dat de financiële
structuren opnieuw hun rol van oliemannetjes spelen en dus ondernemers kansen
geven.
Wat we dan wel zien is dat sommige politici andere
verwijten rechts te zijn of conservatief, maar niet meer tot een articulatie
komen van hun eigen visie en wat ze kunnen aanbieden.
Men kan niet aan de vraag voorbij wie nu
eindelijk de behoeder van een ideologisch verhaal kan zijn. Sommigen menen dat
de partijvoorzitter en de partijtop die taak op zich moeten nemen, terwijl men
ook de gedachte niet van zich af kan schudden dat de toevallige poppetjes niet het
beste geplaatst zijn. De cruciale fasen in de geschiedenis sinds begin XVIIe
eeuw in Holland de politiek in handen van een sterke groep is gekomen, de
regenten, hoewel het wel een behoorlijke tijd geduurd heeft voor de groep echt
afgesloten raakteen toen kregen ze te maken met het verlies van een
gearticuleerd verhaal. Johan de Witt heeft, zoals voor hem Oldenbarnevelt een
ideologie van de republiek ontwikkeld en beiden botsten op de strenge dominees.
Johan de Witt botste ook op de prins, maar de idee van Holland als een
weelderige tuin, bewaakt door een leeuw, maar bewoont door een maagd, bleef wel
hangen in de Hollandse zelfverbeelding.
De ondergang van de Republiek van Weimar wordt
altijd in de schoenen geschoven van de middenklasse, terwijl duidelijk is dat
de SPD haar eigen achterban had zien overgaan naar de nieuwe partij. Onder meer
omdat de SPD ideologisch niet in staat bleek een aantal eigen premissen beter
aan de achterban uit te leggen, overtuigend uit te leggen. Het verhaal over hoe
de Republiek van Weimar ten onder ging kan men uiteraard bij de politiek leggen
maar men moet niet doen alsof de SPD alleen het slachtoffer is geweest van de
machtsovername. Het probleem blijft dat de partij die in 1918 de macht kreeg
toegespeeld niet bij machte is gebleken de hangende kwesties van de
oorlogsschade, de schande van Versailles
en schande ook van de ontwapening, inclusief de Ruhrbezetting op een
aanvaardbare manier op te lossen. Alle verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd
is na 1933 ligt bij de NSDAP en de SS, uiteraard, maar de ideologische zwakte,
ondanks de steun van de achterban, zoals de Reichsverbande Schwarz Rot Gold,
waar een politieke en een operationele tak aan vast zat, zeg maar de
knokploegen, blijft . Toch heeft dat niet mogen beletten dat de SPD zeer
beperkt werd qua manoeuvreerruimte, omdat ze de sterk aan de oude
leerstellingen vast hielden maar het embourgeoisement van de burgers niet kon
accepteren.
Het ideologisch kapitaal van een beweging is
natuurlijk verbonden met het vermogen mensen te blijven aanspreken en het moet
gezegd dat na 1991 en de collaps van het communisme links wel degelijk pogen
ondernomen heeft tot herbronning, maar tevens blijkt dat men de vergissing van
het communisme, zoals het opofferen van de vrijheid, de individuele vrijheid
aan het werkzame leven van de gemeenschap, aan de solidariteit en de naasting
van de productiemiddelen door de collectiviteit voor de samenleving noch voor
de burgers heilzaam is gebleken. De aanname dat men onrechtvaardigheid ten
allen prijze moet uitbannen, dus eventueel door onrechtvaardige daden te
stellen, blijft voor mij nog steeds een punt van reflectie. Onrechtvaardigheid,
wie kan ervoor zijn? Ongelijkheid? Maar wat betekent het in concreto? En wat
doet men als mensen zaken die niet hetzelfde zijn toch als hetzelfde
beschouwen? Discriminatie moet uitgebannen, maar soms ziet men sterke partijen
daarvan gebruik maken om hun positie te versterken.
Ideologie is een reductie van een ruimer mens-
en wereldbeeld. Men kan er een stuk utopie in stoppen, maar men kan het zonder
ook stellen. De wijze waarop men spreekt over het neoliberalisme blijft voor
mij de meest verrassende wending in het debat. Alles wat niet links zegt te
zijn, zou plots neoliberaal zijn, terwijl het toch best mogelijk is dat men een
idee van de staat aankleeft die minder op controle en beheersing is gericht dan
sommigen nu net wel wenselijk vinden. Is de mens goed? Of is de mens slecht van
nature? Ik denk dat het ene noch het andere te staven valt. Het valt me
moeilijk aan te geven waarom ik beide gedachtendingen
niet goed kan plaatsen. Enfin, Descartes leerde ons dat bij de geboorte een
mens een onbeschreven blad is en er tabula rasa gemaakt wordt met goed en fout.
Jean-Jacques Rousseau en Hobbes die het sociaal contract als idee aandroegen,
vonden dat men niet anders kan besluiten dan dat de mens van nature goed, dan
wel slecht is – homo homini lupus – terwijl er heel wat argumenten voor de
verderfelijke rol als wel voor de opvoedende rol van de omgeving van zo een
mensenkind te zeggen valt.
Men begrijpt dat deze filosofische discussie
van fundamenteel belang is, ook voor het ideologiedebat, net omdat de gedachte
dat de mens gecontroleerd moet worden omdat het anders mis zou lopen, zodat
alleen paternalisme mogelijk is. Anderen gaan nog een stap verder dan de
kwestie van goed of kwaad van nature kan de mens alleen maar doen wat hij doet,
wegens volkomen gedetermineerd. Met mevrouw Arendt ben ik de mening toegedaan
dat deze uitlating nergens op slaat omdat er niet zoiets bestaat als dé Mens,
want het eigene van mensen is juist de verscheidenheid onder de individuen en
de uniciteit van elk individu. Maar als de mens gedetermineerd zou zijn, zoals
een ijspegel die bij dooi plots van de dakrand afschiet en de wet van de
zwaartekracht volgend zich in een auto kan boren of in het kwaadste geval in
het schedeldak van een passant, dan zou de mens inderdaad volkomen voorspelbaar
zijn. Dan, denk ik, zou er niet zoveel ruzie om niets zijn, zoveel misverstand
en zou kwaadwilligheid niet kunnen. Natuurlijk zijn er filosofen die ons dat
met veel aplomb melden, waarbij ze uitgaan van de idee dat we door hersenscans
te lezen de werking van brein volkomen kunnen begrijpen. Wie, zoals Bert Keizer
daar vraagtekens blij plaatst, krijgt uiteindelijk wel een probleem, want hij
zou niet wetenschappelijk zijn. Op dat moment, heb ik de indruk heeft
observatie en reflectie, toch voorwaarden zonder meer voor wetenschappelijk
onderzoek, het moet afleggen tegen een soort wetenschappen dat Galilei Galileo
of Vesalius dachten te bestrijden. Dan gaat de autoriteit opnieuw spreken.
Wat in het ideologiedebat van De Standaard
vooral opviel was dat geen van deze mensen zich beriep op filosofen, terwijl in
het politieke debat er toch wel heel wat aannames meespelen die verder niet
onderzocht worden – men sprak Bart de Wever wel aan over Edmund Burke, diens
eerste wapenfeit in het politieke debat. Cruciaal is dat men in het debat vaak
op wetenschappelijk goedgekeurde inzichten wil terugvallen. Alleen, sinds Dirk
Stapel weten we hoe sterk sociologisch onderzoek wel kan zijn. Goed, niet elke
socioloog is een Dirk Stapel, maar het democratiedebat dat nu goed tien jaar
geleden woedde en waarbij men de kamer niet enkel uit exact 53 % vrouwen, 45%
en 2 % hermafrodieten wilde samenstellen. Maar ook dienden de migratie- en
adoptiestromen vertegenwoordigd te zijn, homo’s en hetero’s en uiteindelijk ook
de sociale gelaagdheid. Maar goed, wie arbeider is in de chemie verdient een
mooie boterham, iemand in de kuisploeg moet het met heel wat minder stellen.
Arbeiders zijn niet per se arbeiders. Moet er dan geen verscheidenheid zijn bij
de rekrutering van politiek personeel? Ongetwijfeld wel, want als er alleen
juristen in het parlement zouden zitten, valt nog te betwijfelen of goede
wetgeving tot stand zou komen, want er zijn niet alleen de formele aspecten van
de wetgeving, er moet ook gekeken worden naar de concordantie met de bestaande
wetgeving en meer en meer is duidelijk dat de extern aangeleverde expertise
niet altijd de wetgeving maar vooral ook de samenleving en personen niet ten
goede komt. De verkeersveiligheidspolitiek, met steeds betere instrumenten om
de snelheid te meten, frustreert de welwillende chauffeur ook omdat deze weet
dat de kilometerteller misschien niet altijd de werkelijkheid weergeeft, de
snelheidsmeting kan een paar procenten afwijken, maar het apparaat van de
politiek ziet alleen de eigen waarneming. Dat het aantal verkeersslachtoffers
gedaald is, kan men vooral toejuichen, de manier waarop mensen zich behandeld
voelen in die mangel blijkt voor een groeiend wantrouwen vanwege de overheid te
zorgen.
Want als er een vraag niet gesteld is tijdens
de afgelopen week dan is het wel de vraag naar de verhouding tussen Burger en
overheid. Hoe gaan we om met de representatieve democratie? Wat kan men met een
referendum aanvangen? Hoe zal men noodzakelijke grote publieke projecten erdoor
krijgen? Mag een persoon zo een initiatief doorkruisen? Wat zijn de rechten van
personen als derden bij projecten van andere natuurlijke personen of
rechtspersonen? Men merkt dat we nogal straf uit de hoek komen, maar ideologie
bespreken is meer dan de strategische posities van de partijen tegen elkaar
aftoetsen.
Duidelijk is wel dat op die manier de
verschillende benaderingen van mens en samenleving met daarin de onderscheiden
visies op de rol van de politiek niet als zodanig een plaats kregen. Want dat
het van belang is dat een jongedame of jongeman die graag de net verworven
zelfbeschikking van het volwassen leven heeft ontdekt, toch kan kiezen voor
systemen waarin die zelfbeschikking (ethisch) wel hard gemaakt wordt, maar niet
bijvoorbeeld als het om onderwijs van de kindjes zal gaan of hoe men zal wonen
en dat soort dingen meer.
Kortom, de grote ideologische discussie gaat
nog steeds, zoals ten tijde van de Girondijnen over de vrijheid van de persoon
in een samenleving met een bestuurskrachtige overheid, over die dingen waarover
de politiek kan handelen. De discussie kan moeilijk complexer uitpakken, dat
kan ik alleen maar toegeven, tegelijk is het duidelijk dat de Revoluties tegen
het absolutisme en tegen willekeurige machtsuitoefening net de actieradius van
overheden wilden beperken door de Rule of
Law in te voeren. Maar wil dat werkzaam blijven als remedie tegen willekeur
en totalitatarisme dan moet men ook de wetgeving overzichtelijk houden en
mensen de ruimte geven binnen het kader van de wet een persoonlijk leven te
leiden.
Het is merkwaardig dat Guy Verhofstadt bij zijn
ideologisch ontwaken alleen naar Karl Popper en Friedrich von Hayek keek en
zacht gezegd blind bleef voor de lacunes in hun visie en hun bijkleuren van de
door hen beleefde jaren 1930. Hannah Arendt was minstens evenzeer gefascineerd
door de gebeurtenissen van het totalitarisme, maar koos wel andere oplossingen,
zoals in Vita Activa op te maken valt. Een punt is ook voor haar duidelijk, dat
er een niet te overschrijden grens is tussen wat politiek moet heten en wat
persoonlijk. Vanuit haar visie kan men vrij gemakkelijk overstappen naar Martha
Nussbaum, die in haar werk Mogelijkheden
scheppen aan heeft gegeven dat men bij al wat men doet ten behoeve van
mensen die niet op eigen kracht voldoende kennis en inzicht hebben kunnen
verwerven, hun persoonlijke waardigheid niet in de waagschaal mag leggen. De
hulp mag niet de ontvangende persoon tot een ondergeschikte maken.
Niemand zal op een partijcongres de bekende
gedachte in vraag stellen, namelijk dat
naast leven en vrijheid the pursuit of
happiness een fundamenteel recht is. Nog afgezien van de enorme
mogelijkheden die mensen hebben om de vrijheid te veroveren, blijft het maar de
vraag wat onder het najagen of nastreven van het geluk verstaan. Andere vraag
is hoe we de verovering van de vrijheid, zoals Alicia Gescinska het
vooropstelde zullen organiseren: scholen en goed onderwijs, Deeltijds
Kunstonderwijs en uiteraard ook sportclubs, bibliotheken. Kortom, wat is de rol
van de overheid in de vorm van voorzieningen om die pursuit of happiness
mogelijk te maken.
Voor sommigen betekent het streven naar geluk
het vermijden van lijden, waarbij men kan stellen dat elk lijden dat medisch,
sociaal of mentaal kan opgelost kan worden een onnodig leed zou zijn en niet,
zoals ook te beargumenteren valt het gevolg van onder andere een enorm
toegenomen levensverwachting, betere levensomstandigheden ook. Anderen menen
dat men bij het veroveren van vrijheid wel eens een inspanning moet doen of tot
eigen leedwezen moet vaststellen dat men het niet halen zal en dat kan wel eens
voor wrevel kan zorgen. Niets doen betekent verveling en leed van ontbering.
Ondernemen kan wel eens leiden tot kleine problemen en heel soms – hoewel het
in deze tijden wat sneu klinkt – tot een falen. De pursuit of happiness gaat
niet over het resultaat, merkwaardig genoeg, wel over inzet. En dan denk ik
spontaan aan Camus en zijn gedachte dat Sisyphus een gelukkig mens mag heten.
Dus kan men wel eens mensen ontmoeten die heel wat ingezet hebben op dat na te
streven goed en er niet helemaal uitkwamen. Die kwestie zit inderdaad ook
ingebakken op onze visie over het eigen leven en het leven van anderen. Maar
toch merkt niemand veel van de behandeling van deze toch fundamentele kwestie.
Het was het proberen waard te schrijven over de
ideologische achtergrond van de onderscheiden partijen, want dat is wat kranten
toch horen te doen. Maar men heeft niet geopteerd voor een systematische
benadering van de kwestie bij elke partij. Ik denk dat er in de interviews wel
degelijk een systematische benadering is te vinden, dat de verschillende
gesprekken wel degelijk probeerden te peilen naar de politieke uitgangspunten
en doelstellingen, niet de strategische maar de maatschappelijke hoop ende
verwachting. Dus komen ook de utopie en de middelen om die te realiseren best
aan de orde. Jose Saramago schreef even voor zijn dood over een belangrijke
kwestie, met name over de realisatie van een utopie, c.q. de communistische
utopie en het valt me op dat dit debat niet van Lanzarote afgeraakt is. Het kwam wel in Le Monde aan
bod, maar hier te lande vond men de discussie over de realisatie van de utopie
die Saramago had aangesneden niet van de grond.
Het blijft dus een heikele kwestie, spreken
over ideologie als men blijft hangen bij de Petites
Phrases en men de vragen niet wenst
aan te snijden over vrijheid, geluk, rechtvaardig politiek bestuur. Pas zo kan
men het discours goed analyseren en er een afweging over maken.
Het einde van de ideologie komt er niet zo snel
aan omdat mensen altijd wel waarden zoeken te geven aan wat er om hen heen
gebeurt. Ik weet dat er meer dan een opinie bestaat waarin men ervan uitgaat
dat men wetenschappelijk goed gegronde inzichten heeft die niet vatbaar zijn
voor discussie. Ook het Neoliberalisme en het Communisme doen beroep op de
gedachte dat we alles wetenschappelijk kunnen invullen en elk probleem met
gepaste, wetenschappelijke onderzochte en bewezen antwoorden te lijf kan gaan.
Hoe het dan wel gaat, is mij nog steeds niet duidelijk, want ook inzake
onderwijs merkt men dat bepaalde kwesties, bijvoorbeeld de vorming van hoog
opgeleide mensen botst met de gedachte dat iedereen toch minstens gelijk aan
het einde van het leerplichtonderwijs moet komen. De discussies hierover zijn
uiteraard niet wetenschappelijk maar ideologisch gefundeerd. Maar net blijft
nauwkeurig buiten beeld. En daarmee is de staat van het ideologische debat ten
voeten uit getekend: er is geen debat.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten