Brief
Aan
de President van de Raad
Van Staatshoofden en regeringsleiders
Van Staatshoofden en regeringsleiders
Brugge,
5 maart,
![]() |
Een man is maar belangrijk als hij een karikatuur krijgt. Alexis de Tocqueville boeit me zeer en voor dit stuk bracht hij wat inspiratie. |
Er zullen er niet veel zijn
die er zich rekenschap van geven maar zaterdag laatstleden kon men een oude
politieke moord herdenken, want op 2 maart werd in Brugge op de Burg graaf
Karel vermoord, die we kennen uit de geschriften van een klerk van zijn
administratie, Galbert van Brugge. Karel de Goede werd vermoord omdat hij een
politieke misstand wilde rechtzetten, waarbij middel en doel al eens door
elkaar lopen: hij wilde een familie uit het Veurnse, de Erembalden, die teveel
macht verworven hadden uitrangeren want ze telden zowel de Proost van
Sint-Donaas tevens hoofd van de grafelijke administratie als de militaire chef
van het huis in hun rangen. Het middel was een oude discussie over de afkomst
van de Erembalden, die niet van vrije mannen zouden afstammen. Het herstel van
de legitimiteit kon Karel de Goede niet meer beleven want hij werd vermoord en
daarmee kon hij ook andere, economische plannen niet uitrollen. Want hij had
bij zijn onderdanen aangedrongen meer peulvruchten, bonen te kweken omdat dit
een zekerder opbrengst zou hebben, als de graanoogst mocht mislukken.
Waarom zouden we een brief aan
de President van de Raad van Staatshoofden en regeringsleiders beginnen met een
verhaal over een graaf die in 1127 op 2 maar werd vermoord? Omdat, de graaf er
zich wel van bewust geweest dat hij de usurpatie van macht van de Erembalden
moest stoppen om de rest van zijn vorstendom niet van zich te vervreemden. Hij
koos voor de aanval, maar de tegenstanders waren er sneller mee weg. Omdat elk
stichtelijk verhaal goed afloopt: de Erembalden verdwenen van het toneel, maar
niet de behoorlijke administratie die was opgezet.
Vandaag heeft Europa geen last
van Erembalden, lijkt het, maar als we de discussies goed volgen, hebben velen
onder ons last met de legitimiteit van de Europese instellingen en vooral met
uw ambt, mijn de President. Zij vergeten dat de verdragen sinds 1953 altijd uit
vrije wil zijn getekend en met redelijke argumenten omkleed in het parlement
zijn geratificeerd. Dat wil zeggen dat de soevereiniteit die aan de Europese
instellingen, dus ook aan uw ambt legitiem zijn overgedragen en dat men best
niet te veel tijd meer verliest met discussies over de legitimiteit van de
beslissingen van de instellingen van de EU. Iets anders is het de discussie
over het beleid van uw ambt en andere instellingen van de EU te belichten en
waar nodig gerichte kritiek aan te dragen. Want dat is wat men van burgers –
ook journalisten en commentatoren zijn burgers – moet verwachten.
Het andere punt dat vrijdag
bij Pauw en Witteman door Minister-President Mark Rutte werd gepresenteerd was
de discussie over de begrotingsdiscipline. Zoals we zagen, kon Karel de Goede
nog wel volstaan met het opdracht geven boontjes te kweken in de moestuin om
voldoende eiwitten binnen te krijgen. Merk op, van die eiwitten had hij
wellicht nog niet veel gehoord, maar toch koos hij voor een goede uitbreiding
van het menu. Vandaag zijn de zaken iet of wat ingewikkelder, maar bovendien
heeft de overheid in de loop van de afgelopen decennia een groot aantal taken
toebedeeld gekregen of op zich genomen. De burger is daar niet altijd rouwig
om, behalve als het op enig moment betekent dat hij of zij in moeilijk
vaarwater terecht komt.
Meer dan ikzelf heeft u de
crises van de jaren 1974 en volgende meegemaakt, omdat u toen al via de
politiek de vele discussies kon volgen en er vervolgens mee op kon wegen. U zal
het met mij eens zijn dat men toen niet altijd gelukkige beslissingen heeft
genomen, maar ook kan ik het met u eens zijn dat het beleid voor de mensen niet
zo slecht uitkwam. Er was werkeloosheid, de staatsschuld klom tot onvoorstelbare
niveaus en er waren ministers die gingen staken. Kortom, de politiek maakte
zich genadeloos belachelijk. Nadien vond de politiek enige rust, vanaf de val
van de regering Mark Eyskens tot in 2007 kon men relatief gemakkelijk tot
beleid komen, omdat iedereen wist dat de toestanden met Mathot – de staatsschuld
is er vanzelf gekomen en zal vanzelf ook weer weggaan – eindelijk niet konden.
Hoe of in 2007 de politiek weer eens bewees dat ze niet kon omgaan met
gewettigde eisen van een relevant deel van de bevolking, gedragen door een
grote fractie in het gefragmenteerde parlement, zal u ook wel geweten hebben.
Maar toen bleek dat de bankencrisis een crisis werd, dan was het klaar, want
dan kwam de euro in beeld.
Op zeker ogenblik waren
Griekenland, iets minder Spanje regelmatig in het nieuws maar nogal vaak werden
misgroei in voorzieningen of regelrechte corruptie plots als verworven rechten
voorgesteld. Ik denk aan de gratis gezondheidszorg voor ouderen in Spanje,
waarbij apothekers aan patiënten niet alleen voor henzelf medicijnen geven maar
ook voor de (niet zo) naaste familie. Intussen zijn belangrijke, levensreddende
zorgen bijna onbetaalbaar. De betoging van de gezondheidszorgers in Madrid kwam
ampel in beeld, het dilemma voor de regering werd nauwelijks toegelicht en tja,
goede en betaalbare zorgen moeten wel bekostigd worden.
We merken ook dat het
ondersteunen van innovatie niet aan het matthaeuseffect lijkt te ontsnappen.
Een tiental bedrijven krijgen een groot deel van de subsidies. U zal begrijpen
dat het niet eenvoudig is hier een probleem in te zien, laat staan het probleem
zelf juist te formuleren: dat de efficiëntie van een beleid dat Europees is
gesanctioneerd (Lissabon 2020?). Het gaat erom dunkt mij dat men de hele
procedure voor de aanvraag van subsidies niet te zwaar mag maken, maar dat
vloekt tegen andere beginselen en vooral, denk ik, de neiging van het
ambtenarenkorps om de eigen verdiensten af te meten aan de mogelijkheden die
men heeft om despotisch op te treden. Er is de wet die alles regelt, maar de
uitvoering van de wet blijkt wel eens een heerlijk speelterrein. En voor de
politici is het goed te kunnen zeggen dat zoveel miljoen aan innovatie is weg
gevloeid. Als later blijkt dat het niet zo efficiënt is aangewend kan men nog
steeds een onderzoekscommissie erop zetten.
In wezen draaien de problemen
om een dubbel verweven probleem dat machtsuitoefening heet én burgerschap. Het
komt erop neer dat zij die aan bepaalde knoppen zitten, zeg die van een
televisie- of radiostudio menen dat al dan die anderen gewone mensen zijn en
dat zou impliceren dat die gewone mensen van niets weten. Voor mensen van wie
men zegt dat ze links zijn en dus de gelijkheidsgedachte omhelzen, komt dit
aanvoelen van superioriteit mij vreemd voor. Aan de andere kant vinden mensen
zichzelf wel eens ten onrechte onbekwaam, incompetent want men vergist zich als
alleen specialistische kennis ertoe doet. De gewone man is niet slim of dom,
maar de overheid, iedereen dus heeft sinds decennia geïnvesteerd in de vorming
van mensen en vandaag kan men zeggen dat meer mensen dan ooit hooggeschoold
zijn.
Of iedereen even wijs handelt
en denkt, moet ik wel in het midden laten, omdat ikzelf ook deel uitmaak van de
discussie, zelf ben ik immers burger en dan nog een zeer gewone burger – of net
niet. Maar kan men pleiten voor diversiteit en deviante versies afwijzen? Ik
dacht het niet. Maar wat heeft dat te maken met het begrotingsdebat? Alles en
nog meer. De overheden hebben zich terecht de taak opgelegd het beleid niet te
voeren ten koste van komende generaties. Maar tegelijk heeft men wellicht aan God
en klein Pierke beloofd dat de overheid voor alles zou zorgen.
Een goed voorbeeld waartoe de
discussie kan leiden: Vlaanderen heeft een bijzonder betaalbaar onderwijs van
de kleuterschool tot de universiteit. Bij benchmarking blijkt evenwel dat ons
onderwijs veel mensen zou afleveren die uitvallen onderweg. Immers, de
leerplicht geldt tot 18 jaar. Maar in de andere landen blijken velen wel een
papiertje te hebben gekregen, zonder dat ze er in de samenleving iets mee
kunnen aanvangen. Het komt er dan op neer dat men zijwegen aanbood en aanbiedt,
die noch voor de vorming noch voor het verdere leven van belang mogen heten. Ik
denk dus dat men met zoiets als benchmarking zeer omzichtig moet omspringen. Wat
men als goed ervaart, zoals ons onderwijs moet men niet overhoop gooien en meer
verliezen dan men wint bij hervormingen die geen ander heil dienen dan de
glorie van de Hervormers en hun acolieten, zoals een Guy Tegenbos van de
Standaard. Want uiteindelijk moeten creatieve onderzoekers toch ergens vandaan
komen.
Het debat over onderwijs laat
overigens nog iets zien, namelijk dat burgers die belang hechten aan een goed
beleid voor alle jongeren, maar niet meestappen in het hervormingsbeleid worden
door de knoppendraaiers in redacties niet voor ernstig gehouden. Hun visie
wordt niet aanvaardt omdat ze niet zou stroken met de communis opinio. Toch
merken we dat een aantal bewuste burgers hun petitie zagen verdwijnen op het
internet. Deze mensen, geachte heer President van de Raad van Staatshoofden en
regeringsleiders, nemen hun verantwoordelijkheid op, willen dat hun kinderen,
dat wil zeggen de kinderen en jongeren in deze samenleving niet het voorwerp
worden van experimenten maar vooral de kans krijgen op een degelijke manier
gevormd worden. Wat die jongeren er vervolgens mee doen, dat blijkt doorgaans
wel mee te vallen. Jawel, ook dit is een vorm van burgeractivisme, dat spreekt,
maar het is een activisme dat betrekking heeft op het beleid en niet op een
punctuele beleidsbeslissing.
Het verschil is helder en
klaar als men zich herinnert hoe een aantal jaren geleden aan het
Schipdonkkanaal feestelijkheden werden ingericht om plannen voor de aanleg van
een nieuw zeekanaal in de kiem te smoren. Een aantal eigenaren in de streek van
Damme hadden onder meer de Groenen en natuurverenigingen zo gek gekregen zich
met de boerenbond te verzetten tegen de verdieping en verbreding van het
Schipdonkkanaal. Alle argumenten en soms zelfs tegenstrijdige belangen blijken
goed om het idee af te schieten. De balans voor het milieu, voor de mobiliteit
en zelfs voor de werkgelegenheid in Brugge werd niet gemaakt. Hoewel de aanhang
groot lijkt, blijkt er geen mogelijkheid te zijn om voor een goede oplossing te
ijveren en zo de haven van Zeebrugge ook over water met het hinterland te verbinden.
Moeten we het nog hebben over Ademloos, ook het werk van een burgeractivist,
die meende de mensen te kunnen overtuigen dat de Lange Wapper schadelijk zou
zijn voor hen. Maar dat ook hier de balans elders positief zou kunnen
uitpakken, was geen voorwerp van discussie. Nog eens, het doet me denken aan de
betoging in Madrid, waar alleen de stem van de gezondheidszorg en de arme
bejaarden werd gehoord en het algemene plaatje buiten beeld bleef.
Van burgeractivisme naar
actief burgerschap is een grote stap, omdat in het eerste geval mensen voor een
punctueel probleem andere mensen mobiliseren, vaak onder het banier van de
verontwaardiging tegen geslist of voorgenomen beleid. Ik denk – het moet maar –
aan de aperte contradictie die men gemakkelijk lijkt te negeren, tussen het
ijveren voor windmolenparken op zee en de weigering de verbinding tussen die
windmolenparken en de gebruikers op het land over hun honk te laten passeren,
komt in de media niet aan de orde. Dat soort discussies, die in wezen gaan over
burgerschap heeft men liever niet. Uitgesproken stellingnames tegen het gevoerde
beleid is veel handiger. We moeten toch kritisch zijn voor het beleid?
Uiteraard, maar kritiek hoeft niet op afwijzing uit te lopen.
Het verhaal dat ik probeer te
vertellen heeft alles van doen met de vraag die Alexis de Tocqueville ons voor
de voeten werpt en die kunnen we moeilijk negeren: kan men met vrije wil en
zonder de rede achterwege te laten er alles op zetten om de publieke zaak te
laten slagen? De zin is van belang in deze tijd omdat de burger geacht wordt
niet enkel de legitimiteit van de overheden, van de locale bestuurders tot de
Europese instellingen in twijfel te trekken, maar ook het concrete beleid. Er
wordt, om maar iets te zeggen, vandaag eindelijk maar weinig geduid over het landbouwbeleid,
dat in de jaren zestig en zeventig tot stand is gekomen onder invloed van Siko
Mansholt, maar door een Franse tournure bij momenten op kostelijke
overproductie is uitgelopen. Daarom is dat gegeven van belang dat de
Tocqueville ons heeft nagelaten, namelijk dat we als burgers niet een contract
aangaan, maar dat we opgroeiende betrokkenheid ontwikkelen met onze medemensen,
die we niet altijd kennen. Als burgers leren we het eigenbelang af te zetten
tegen wat we redelijke belangen van het algemeen noemen. Dat is dan welbegrepen belang. Het feit dat ik als
persoon de keuzes van Paul-Henri Spaak, Konrad Adenauer en Charles de Gaulle
niet meer ongedaan kan maken laat staan de Europtop van Laken of het verdrag
van Rome/Lissabon aan het begin van deze eeuw, verandert niets aan de
mogelijkheid om mijn wil en mijn rede in te zetten om van het Europa zoals het
nu is omdat het de gemeenschappelijke zaak is, een succes te maken. Ik offer
dus mijn vrije wil noch mijn denken op.
Het probleem is dan of het
nuttig is verder te gaan op de ingeslagen weg van de rigoureuze
begrotingsdiscipline. Nu, als men die 3 % vasthoudt, schrijft Johannes
Witteveen, van 1973 tot 1978 managing director van het IMF, kan men de economie
dood besparen. In de bespiegelingen van Gaston Eyskens, zoals die uitgegeven
zijn door zijn zoon, zien we dat in de jaren 1930 het niet kunnen kiezen voor
een aangepast beleid na 1929 tot 1935 het beleid zich vastliep in cirkelredeneringen:
het deflatoire beleid van de opeenvolgende regeringen liepen uit op een
stagflatie en onzekerheid bij ondernemers en werknemers. Dat was mede de
oorzaak van het zogenaamde negatieve en populistische klimaat van de jaren
1930: de onzekerheid van de burgers en van de banken.
Nu bent u de verpersoonlijking
van dat rigoureuze begrotingsbeleid, aldus Marc Rutte. Het is wat gemakkelijk
want onder de vorige regering heeft net hij een grote rigueur afgedwongen. Nu
(terecht) komen klagen, zou er naar mijn inzicht aanleiding moeten toe geven
dat de mix van relance en gepaste begrotingsdiscipline elkaar kunnen vinden.
Maar te vrezen valt dat de regeringen van de 27 en vooral die van de 17 – van de
EU – een dubbele oefening zullen moeten maken, vrij snel kleine elementen van
het grotere debat vrijgeven. Dat grotere debat is het herstel van de economie.
Waarom in kleine stukjes? Omdat vele mediamensen niet bereid zijn uitgebreide
reflecties te verstouwen.
Het tweede punt? Europees
burgerschap. Inderdaad men kan Europa als een gevaar zien van de nationale
democratie, maar zo te zien zit er een denkfout in: die nationale regeringen
zelf houden greep op de besluitvorming van de Raad van Staatshoofden en
Regeringsleiders, toch? Bovendien vaardigen nationale regeringen, de emanatie
van de meerderheid in het nationale parlement de commissarissen af in de
Commissie en bovendien zijn er ook de leden van het Europees Parlement die
gekozen worden in de nationale kiescolleges en volgens de regels van de
democratie. Hoe kan men dan het verwijt blijven bovenhalen dat Europa niet
democratisch is? Het argument van de zwaar verdienende eurocraten? Ook in het
nationale bestel hebben ambtenaren een groot gewicht en het klopt dat de regering
daar niet altijd veel aan wil of kan doen, maar ook dat het parlement dat
aspect van het uitrollen van besloten beleid niet altijd voldoende onder ogen
houdt, vormt geen substantieel onderdeel van de beleidsdebatten. Integendeel,
voor elk probleem dat maatschappelijke stennis veroorzaakt, komt er nieuwe
wetgeving, te zelden een onderzoek naar de wijze waarop de bestaande wetgeving
toepassing kreeg en krijgt.
Men zou van dat oogpunt uit
kunnen besluiten dat mijn kritiek hoger tegen burgeractivisme, in concrete
gevallen als de aanleg van een zeeweg vanuit Zeebrugge of over het aansluiten
van de windmolenparken op zee op het elektriciteitsnet wel moet steunen, maar
mij lijkt daar iets anders aan de orde. De extreme vorm ervan zien we in de
VSA, waar de staat als een usurperende instantie wordt beschouwd die de
belangen van de burgers inperkt. Net wat de Tocqueville ziet als een gevaar
voor de democratie, namelijk dat de burgers niets met de staat van doen willen
hebben. De andere mogelijkheid is dat de burger alle medebestemming overlaat
aan de staat, maar vooral dus aan de administratie. Een administratie die meer
despotische trekjes lijkt te vertonen naarmate de staat democratischer is: iemand
moet het vuile werk doen, wellicht.
Vanuit die gedachte koestert
men, ook u de nodige huiver om de afgesproken beleidsoptie van een maximaal
tekort van 3 % tekort op de begroting en een inperking van de publieke schuld.
Alleen, als we die weg blijven gaan, zeggen economen als Paul De Grauwe,
verliezen we de nodige weerbaarheid voor een economisch herstel. De discipline
zelf moet dus niet losgelaten, maar het richtcijfer en de aspecten van de
tekorten kunnen onder de loep genomen worden. Zal de beurs in kramp slaan? Dat
hangt van de beleggers af. Als zij inzien dat het ook in hun belang is dat er
tijdelijk een ruimere marge wordt geschapen, met de dwingende opdracht dat als
de economie twee jaar na elkaar groeicijfers laat zien boven de 1,5 % de marge
sneller in te perken tot 2 % van het BBP, dan zou dat voor de economie een
mooie aanzet geven. Op voorwaarde evenwel, dat de burgers het allemaal nog
vertrouwen. Het is vooral de keerzijde van de medaille, dat als het goed gaat
de begrotingsdiscipline groter moet zijn, die men uit het oog is verloren.
Frankrijk en Duitsland waren hier de voorttrekkers, namelijk door de
grenswaarde die men had afgesproken te overschrijden. Aan hen dus om de burger
te overtuigen dat een meer op relance gericht begrotingsbeleid kan, als de
overheid inschrijft dat bij een stabiele groei boven de 1,5 % de zaak wel
scherper gesteld zal worden. De omstandigheden dan zullen ook weer voor gedoe
zorgen, maar staat het eenmaal in een akkoord van de Europese instellingen,
Commissie, Parlement en Raad, dan kan men die omstandigheden niet meer
inroepen.
Het is overigens op die wijze
dat de Europese instellingen nu al werken, namelijk de kansen af te sperren om gemakkelijkheidoplossingen
te kiezen. Alleen komt het erop aan dit ook aan den volke kond te doen. Dat
volk wil immers wel volgen, zou zich graag inschrijven in het
gemeenschappelijke project, maar het ziet ernaar uit dat dit een ander soort
communicatie vergt. Luuk van Middelaar heeft daar een aanzet toe gegeven, maar
in de crisisjaren is dat weer op de achtergrond verdwenen. Dus, mijnheer de
voorzitter van de Raad van Staatshoofden en Regeringsleiders van de Europese
Unie, hoop ik dat we daar als Europa eens werk gaan van maken, want u mag het
willen, ik mag het wel verlangen, als het alleen van enkele personen afhangt,
zal het nergens op uitdraaien. Daarom vinden we die gedachte van Alexis de
Tocqueville zo opvallend, dat zich inzetten uit vrije wil en met het volle
verstand, c.q. de rede, voor de gemeenschappelijke zaak de democratie ten goede
komt. Hieraan voegen we graag toe dat het gebruik van de rede ook inhoudt dat
men, naar het woord van Guido Gezelle bezint
eer men begint en al handelend verder denkt.
Vale,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten