Ruth Andreas-Friedrich en Alexis de Tocqueville
Reflectie
De staat in ontbinding
Strijden voor de democratie
& voorwaarden voor democratie
![]() |
Ruth Andreas-Friedrich. Waaraan denkt deze dame? Misschien neit aan Alexis de Tocqueville en toch, een gesprek tussen hen had boeiend kunnen zijn? Hij als een andere Stéphane Hessel? |
Hoe
verhouden Ruth Andreas-Friedrich en
Alexis
de Tocqueville zich tot elkaar
Alexis de Tocqueville heeft
weinig uitstaans met Ruth Andreas-Friedrich of met de Kreisauer Kreis. Of toch
niet? Het gaat niet om De Vrijheid,
toch? Het gaat om de gelijkheid voor sommigen? Maar zowel Ruth
Andreas-Friedrich als Alexis de Tocqueville beseffen dat men die vrijheid wel
van node heeft. Met een eeuw verschil beleven ze wat er mis kan gaan als het
staatsbestuur al te veel wil realiseren. De omstandigheden zijn anders, maar
beiden bemerken dat de mogelijkheden van een democratie in een moderne,
technologische samenleving niet noodzakelijk in de gewenste richting gaan. De
weg naar democratie is ongetwijfeld moeilijk, maar beiden merken in hun eigen
tijd en omstandigheden dat het realiseren van een democratisch bestuurde
samenleving waarin de individuen een grote mate van zelfbeschikking hebben,
vrijheid dus zowel voor de burgers m/v als de bestuurders een uitdaging vormt. Misschien
kan solidariteit voor een goede zaak wel degelijk iets betekenen, denkt Ruth
Andreas-Friedrich. En wij?
Het falen van Weimar lag aan
vele omstandigheden, buitenlandse niet minder dan binnenlandse, lag en ligt ook
bij de bestuurders. Een regent mag zich democratisch noemen, hij of zij is
hoogstens democratisch gelegitimeerd; ook als de persoon in kwestie zich als
een (milde) despoot gedraagt is een appel op de democratische ingesteldheid van
de bestuurden mogelijk terwijl men hoogstens dito legitimatie kan inroepen.
Tocqueville merkt dat in een democratie, beter, in een samenleving die de
standsgelijkheid voorop stelt de bestuurders meer geneigd zijn tot centralisme
en al dan niet mild despotisme en dus niet per se democratisch denken.
In Vlaanderen heb je niet echt
bekende anarchisten, dat wil zeggen mensen die de roep meedragen dat ze over de
anarchie interessante dingen te zeggen hebben. Maar de vraag is natuurlijk of
de anarchie voor de samenleving en personen de beste constellatie zou vormen.
Anarchie betekent immers dat er naar de letter van het woord geen archie, geen
bestuur is en dus geen wetten. In Vlaanderen, zegt men, heerst de anarchie en
dat zou te maken hebben met vroegere, langdurige vreemde bezettingen. De
Vlaming zou zich niet aan wetten houden, maar voor wie goed toekijkt is
diezelfde Vlaming wel degelijk een gezagsgetrouwe mopperaar, die weet dat
sommige wetten niet deugen, maar om problemen te vermijden houdt men zich aan
de wetten, tot op zekere hoogte. Men leeft op gespannen voet met de wet. Maar
het aloude excuus van de eeuwige bezetting van Vlaanderen kan men niet blijven
inroepen. Wat wel een probleem blijkt, vormt de afwezigheid bij de grote
discussies van de betrokkenen, vooral ontbeert men een grote betrokkenheid bij
de uitrol van wetgeving, zeker op terreinen als ruimtelijke ordening. We gaan
er wel alleen voor, niet samen…
Maar men zou eens goed dat
sociaal kapitaal in Vlaanderen moeten onderzoeken, de bereidheid om mee te
denken over grotere kwesties dan een protestje hier tegen een kindercrêche of
voetballen op het pleintje van de wijk. Neen, zijn Vlamingen bereid, nog bereid
mee te denken over wat onderwijs nu voor hen en ook wel voor hun kinderen kan
betekenen. Dan zal men merken dat nagenoeg geen enkele organisatie deze
discussie echt mogelijk maakt. Immers, voor zover men er al ruimte voor
inruimt, zal men een expert uitnodigen die er plezier in zal scheppen de
wijsheid van elk van die toch volwassen mensen gewoon belachelijk te maken. Of
men zal spreken over aspecten van het onderwijs, zoals de gelijke kansen, die
met het onderwijs verstrekken én onderwijs ontvangen weinig te maken hebben. Dan
denk ik aan August van Istendael.
Een oppervlakkige lezer mag
hier eens te meer uit willen afleiden dat ik kritisch sta tegenover gespecialiseerde
wetenschappers en onderzoekers, maar de lezer die begrijpt dat er in de dialoog
tussen de experten van bijvoorbeeld de studiediensten van partijen en mensen
die echt het gesprek willen aangaan gewoon geen ruimte voor is. Wat we bedoelen
is dat het publiek dat die experten, direct of via journalisten toespreken,
niet altijd op dezelfde manier de zaken oppikken. In die zin is het opvallend
in deze tijden van massacommunicatie dat men de boodschappen steeds weer op
dezelfde toon brengt. Leest men de aantekeningen van Ruth Andreas-Friedrich,
dan merkt men dat dezelfde ontvangers van de boodschappen van Goebels en het
hele net van bladen en radio erin slagen tijdens de sinistere jaren de sociaal
gewenste antwoorden te geven – op hen na die in een of andere vorm van
geestelijk en feitelijk verzet een eigen benadering hadden – na de oorlog er
vrij vlug in slaagden hun eigen meelopen of actief deelnemen te laten
uitwissen. Maar vooral ook dàn de juiste boodschappen weer te geven. Zij waren
geen dupe van de communicatie van Hitler c.s. hoewel velen dat achteraf, toen
de eindoverwinning verloren was en vooral de vijand Duitsland in bezettingszones
had opgedeeld, zich wel dupe toonden. De slachtoffers van de Russische wraak is
een ander verhaal – waarover dan ook weer maar half gesproken wordt -, maar
precies het feit dat een aantal mensen wel voor actief maar doordacht verzet
kozen, laat zien dat de anderen wel keuzes hadden. Men kan er niet omheen dat Vasili
Grosman nu net wel besefte dat er heel wat mis is gegaan en de Russische leger,
dus Stalin dat ook wel hadden aangemoedigd. Zoals in de Moderne Tijden toen
generaals een overwonnen stad vrijgaven ter plundering – goedkoper dan soldij
uitbetalen, natuurlijk.
Men mag mij de vraag stellen
zoveel als men wil waarom in 1932, de laatste vrije verkiezingen, Hitler zoveel
stemmen kreeg, maar zonder een goed inzicht in de Duitse samenleving na 1914 en
zeker na 1919 is onontbeerlijk. Waarom konden zij zoveel mensen mobiliseren
voor de massamanifestaties? Hoeveel? Want Ruth Andreas-Friedrich geeft aan dat
dit goed in beeld werd gebracht Maar ook: als zelfs eenvoudige mensen als Otto
en Elise Hampel voor het verzet kozen,
op hun bescheiden doch koppige wijze maar pas na de dood van haar broer, zijn
schoonbroer en nadat ze actief waren geweest in de beweging, dan kan men
vaststellen dat de toevallige gebeurtenissen meer invloed hadden op de betrokkenen
dan historici soms menen te kunnen of mogen aangeven. Deze mensen, moet men
maar bedenken vonden het al in mei 1940 een schande dat de jonge mannen werden
uitgestuurd om voor Duitsland te vechten, te sneuvelen. Eerst partijganger en
dan scherpe critici, dat zien we niet zo heel vaak – wel de verbittering van de
ontgoochelde liefde, die wel.
Het komt erop aan onder ogen
te zien dat de zoveelste zware crisis sinds 1919 en ondanks de verbeteringen
van Locarno en de toegevingen van Frankrijk inzake de oorlogsboete, de Duitse
bevolking in één beweging die de schuld gaf aan de vertrouwde partij die de SPD
was geweest alle weerstanden leek te breken. Maar men vergeet dan dat de top
van de NSDAP, de vier die zelf hun leven beëindigden en nooit gestraft werden,
Hitler, Göring en Goebels, Borman ook, bij de bevolking lange tijd veel potten
konden breken – dus altijd van fouten werden vrijgesproken. Voor delen van de
bevolking was er lange tijd geen sprake van een confrontatie tussen de partij
en zijzelf. Zoals Jacques van Doorn het presenteerde was het zelfs best
mogelijk dat aanhangers van de NSDAP, van de Beweging, de opofferingen niet
onaanvaardbaar leken, terwijl ze dat voor Ruth Andreas-Friedrich wel degelijk
wel waren. Maar zij ervoeren hun eigen opofferingen dan weer als noodzakelijk,
de opofferingen vloeiden voort uit hun verzet tegen het regime.
Het punt waar we telkens weer
mee worstelen als het over democratie, bestuurlijke ambitie en burgerlijke
autonomie gaat, blijkt in het werk van Tocqueville helder uit de doeken gedaan.
Maar in de praktijk, zowel in de Republiek van Weimar als in de latere
Bondsrepubliek bleek democratie voor een deel van de burgers een probleem te
zijn. In de jaren 1980 kon men in Duitsland nog aankondigingen vinden aan de
stations van gezochte terroristen van de Rote Armee Fraction, ook gekend als de
Baader Meinhoff Gruppe, die vonden dat de politieke orde van de Bondsrepubliek
bij verre na niet aan hun ideaal beantwoorden kon. Zij kozen voor het gewapende
verzet, maar als er sympathie bestond, dan nam dit na enkele opvallende acties
wel sterk af. Het verschil tussen Andreas Baader en de groep van Ruth
Andreas-Friedrich is wel al te frappant om er geen aandacht aan te besteden,
want de eersten handelden niet als verzetsstrijders tegen een onrechtmatig
regime. Zij vochten tegen het bestel dat hen onrechtmatig voorkwam. Daarom
waren er in hun ogen geen onschuldige burgers: wie zich niet verzette tegen de
burgerlijke republiek die in Bonn haar regeringszetel had, maar feitelijk
gedecentraliseerd opereerde, een
federale staat was en is, was dus schuldig aan de onrechtmatige toestanden. De
groep van Andrik, Ruth en Frank Matthis was het erom te doen dat Hitler en
zijnen een inbreuk waren op de democratie, op de vrijheid en de waardigheid van
de burger. Zij handelden, zal u zeggen, beiden vanuit een (eigen) ideaal. Dat
klopt maar ten dele. De groep van Bader en Ulrike Meinhoff koesterde een
utopische droom en wilde die met alle geweld realiseren, ook al wisten ze dat
ze nooit de meerderheid van de bevolking achter zich zouden krijgen. De groep
Ruth Andreas-Friedrich handelde op grond van een – helaas niet zo - stevig in
de samenleving ingebedde kijk op democratie en burgerschap.
De knoop die men ontwarren
moet is dezelfde, in meerdere opzichten als de vraag wat de Franse Revolutie en
de Amerikaanse Revolutie met elkaar gemeen hebben en wat hen scheidt. Wel, de
aanvang van de Franse revolutie was er een van burgers die gezamenlijk hun
belangen wilden behartigen en niet meer door een centralistisch en
absolutistisch bestuur voor voldongen feiten te worden geplaatst. Waar de
Amerikaanse revolutie vervolgens centralisatie wist te vermijden en autonomie
van de burger, betrokkenheid van de burger bij het bestuur wist te realiseren,
alvast op het niveau van de lokale besturen, verviel de Franse Revolutie met
het Comité du Salut Public, de Terreur en de latere dictatuur van Napoleon in
nog verder gaand centralisme. In Duitsland zou men in 1848 en 1849 een poging
kennen om het monarchale absolutisme te doorbreken, maar de revolutie mislukte.
Toch behield de burger behoorlijk wat autonomie, behalve op het politieke vlak.
Thomas Mann heeft er tijdens WO I een behoorlijke kluif aan gehad zijn positie
tegenover het Duitse Kultuurmodel en
het Franse gepolitiseerde civilisatiemodel
uit de doeken te doen. Later heeft hij dat geschrift, Betrachtungen eines Unpolitischen, als onhoudbaar beschouwd, en na zijn dood
heeft zijn dochter Erika Mann de zaak opnieuw op de agenda geplaatst. Het boek
is inderdaad confronterend, maar niet omdat het de achting voor de schrijver
zou beschadigen – dat kan altijd nog en velen hebben er zelfs geen weet van,
van het oeuvre van Thomas Mann – wel omdat het ons als lezer, meer dan Erika
Mann kon vermoeden, ervan doordringt dat overtuigingen aan de schrijftafel geconcipieerd
in het praktische leven niet houdbaar blijken. De Baader-Meinhoff Gruppe heeft
bewezen dat handelen vanuit een ideaal ook niet echt beargumenteerd kan worden.
Hun opstand tegen Stern, de crypto-fascistische regering in Bonn en de daarmee
heulende burgerij was niet gedragen, tenzij door kleine groepen (burgerlijke)
studenten – waarbij we deken aan de latere minister van Buitenlandse Zaken van
Joshka Fischer, maar die had dan weer ouders in die in 1946 naar Duitsland
waren gekomen, want Duitsers in Hongarije en dus displaced Persons. De moord op ondernemer Hans-Martin Schleyer, als
student recht in de Nazi-leer en ook betrokken – zeker niet als meeloper – in het
bestuur van het protektoraat Bohemen en Moravië, Tsjechië dus, kreeg hij het
gedaan slechts als meeloper te worden aangemerkt. Zo kon hij als industrieel
een mooi leven opbouwen. Het heeft mij steeds en ook in dit geval weer
onbegrijpelijk en toch aannemelijk geleken dat dit gebeurde. Aannemelijk omdat
men een nieuwe zwakke republiek wilde vermijden. Onbegrijpelijk omdat het in
menselijk opzicht moeilijk te begrijpen is dat men verantwoordelijken voor het
onheil dat Hitler en co hadden aangericht liet gaan. Ruth Andreas-Friedrich en
anderen hadden dat al wel begrepen in 1945 en nadien. Maar ook de RAF beriep
zich op de gefaalde denazificatie, maar zij steunden dan weer op de SU en
werden wellicht ook gesteund door de DDR…
Tocqueville zou het optreden van
de Baader-Meinhoff Gruppe niet echt gewaardeerd hebben, omdat deze groep de
standsgelijkheid opleggen wil in plaats van, zoals hijzelf het zag er voldoende
acceptatie voor te scheppen dat de samenleving zonder onderscheiden standen
echt wel kan en dat aristocraten van het Ancien Régime, in de praktijk, hun
nazaten, best die standsgelijkheid aanvaarden. Dat is dus het tegenovergestelde
van de idee dat mensen een staat van de samenleving en dus ook een politiek
regime kunnen ondersteunen, omdat ze het niet enkel aanvaarden maar als passend
en goed beschouwen.
Uitgaande van de gedachte dat
Ruth Andreas-Friedrich haar dagboek wilde brengen om aan te tonen dat de
Duitsers misschien wel massaal voor de Führer hebben gekozen en hem trouw
hebben gevolgd, maar dat niet elke Duitser dit volgde. Maar haar verzet tegen
de machtsgreep van de SED, Moskou en dus de vestiging van een antidemocratisch
bestel, dat voor zover zij het kon overzien nog tijden zou duren, maakt
duidelijk dat haar boek en daarmee haar inzichten voor haar wel degelijk meer
waren dan een poging de eigen groep als een groep helden voor te stellen. Het
ging er voor haar om, denk ik, aan te tonen dat de basisgedachte van de groep
niet de heldhaftige weerstand was, maar wel de idee dat ze klaar moesten zijn
om tot een terugkeer naar de goede staat over te gaan. Ik begrijp daarom niet
dat men niet nauwer kijkt naar hoe de Duitse samenleving tussen zeg maar 1907
en 1989 geëvolueerd is. Men kan bij het nadenken over het boek van Ruth
Andreas-Friedrich en haar uitdrukkelijke verwijzing naar Hans en Sophie Scholl,
de Witte Roos, immers ook niet voorbij aan de keuzes van Joachim Gauck, aan zij
die met de voeten stemden, toen het nog ging (de bouw van de Muur) en vooral
later, toen het eindelijk opnieuw ging, via Hongarije.
Tocqueville probeert aan te
geven dat we altijd op gespannen voet met de politieke organisatie zullen
staan, reden waarom de gemeente, het lokaal bestuur voor hem zo belangrijk was;
hogere besturen leiden maar tot centralisme en al dan niet milde vormen van
despotisme. Voor Ruth Andreas-Friedrich gaat het er niet om of ze betrokken wil
zijn of niet, ze kiest tegen maar wil ook overleven. Meeheulen kan zij niet
maar tegelijk wil ze niet uit de samenleving gestoten worden. Kortom, mocht
Tocqueville bij machte geweest zijn haar situatie te kennen en de
omstandigheden waarin ze haar leven diende te leiden en soms veel diende te
lijden, dan zou hem dat punt van de standsgelijkheid – die ook in de nazitijd
gold, al klinkt dat vreemd – en dus despotisme wellicht misschien tot andere
gedachten gebracht hebben. In het Duitsland na 1933 gold standsgelijkheid voor
de Arische medemensen, maar niet het egalitarisme van de SPD.
De tragiek van dit alles ligt deze
keer niet bij de protagoniste maar bij hen die later kwamen en er niet
begrijpen dat die keuze voor relatief stil verzet tegen de nazi’s, waardoor de
indruk dat binnen de Duitse bevolking niet ook een aantal rechtvaardigen zich verzetten, een zekerheid werd, erger nog,
een historisch feit.
Wat was dan de grond van dat
verzet? Waartoe wilde men komen? Het gaat om redelijkheid en de afkeer van
domme overmoed die zij aan de dag legden. Eerlijk is eerlijk, als ik de reeks
zag over het verzet in Europa op Canvas ontging het mij vaak waar die mensen
naar streefden. Even eerlijk moet ik zeggen dat ik ben opgegroeid met enkele
boeken over het heldhaftige verzet in … Nederland. Anne de Vries, Reis door de
Nacht, waarin jonge mensen in mei 1940 het falen van het Nederlandse leger
meemaken en vervolgens kiezen voor het verzet. Van overmoed was er wel eens
sprake, maar het doel was de oorlog overleven en de vijand verslaan, waarbij
men zelf bonnen ging pikken en spoorwegen saboteren. Ook Klaas Norel schreef
met de trilogie Engelandvaarders een verhaal over jonge kerels die zelfs bij de
SS aanmonsterden om vervolgens naar Engeland te kunnen vluchten. Daar was veel
overmoed bij maar ook toont de auteur zo de gebeurtenissen op een eigen manier,
die van D-day, Arnhem en wat al niet meer. Later kwamen er de verhalen over
onderduikers bij, waarbij dus Jacques Presser een indrukwekkend verhaal bracht.
Maar het is evidenter in bezet
gebied burgers te vinden die tegen de bezetter in opstand komen, dan in het
moederland, het bezettende land. Sinds jaar en dag laat men studenten horen dat
de NSDAP aan de macht kon komen omdat vooral de (klein-)burgers kozen voor die
partij. Als Jacques van Doorn aan meent te kunnen geven dat er in het falen van
de SPD ook een en ander gelegen zou zijn, dan is dat voor recensenten in
Vlaanderen geen aan te prijzen boek. Meer nog, men zal makkelijk een historicus
vinden die er de vloer mee aanveegt. Welnu, Ruth Andreas-Friedrich blijft in
het vage over haar verhouding tot de SPD, maar volgt wel hoe de partij in 1945
en volgende jaren de strijd aangaat met de SED. Een ander element is dat zij
beweegt in een kring van intellectuelen, maar waar ook arbeiders hun plaats
krijgen. En allen zijn het over een zaak eens, Duitsland kan en mag geen
dictatuur zijn. De scène bij de kanselarij op het ogenblik dat men de pogrom voorbereidt
– maar waarvan Ruth pas geleidelijk de omvang ziet en zich inzet om vluchtende
mensen, joodse mensen dus, te redden, laat goed zien dat de kloof tussen de
bestuurders – en een deel van bevolking – al bepaald groot is. Over een 9
november spreken we dus, die van 1938. Meer nog, zij beschrijft hoe bij
geplande gebeurtenissen – en het regime erkende en verkondigde alleen wat
geplant was – mogelijke tegenstanders zelfs niet in beeld kwamen
.
Tocqueville legde uit dat de
aristocraten best de democratie zouden aanvaarden, maar dat een overmaat aan
gelijkheid en centralisme nare gevolgen kan hebben en dat systemen van checs en
balances best verdedigd worden: de machthebbers intomen dus. In de nadagen van
de republiek van Weimar leek de bodem uit de samenleving weg geslagen. Zij die het regime bestreden werden verdedigd;
zij die de Republiek houden wilden, hadden geen kanalen meer om hun inzichten
met anderen te delen behalve kleine groepjes wanhopige straatvechters van SPD
en KPD. Aan het einde van de nazitijd zou een hulppedel in februari 1943, na de
nederlaag van de Nazi’s in Stalingrad jongeren, broer en zus Scholl, aangeven
omdat ze zich aan defaitisme bezondigd hadden en kreeg er nog 1000 reichsmark
voor ook. Maar de groep in Berlijn ging meteen over tot actie toen ze dat
laatste pamflet in handen kregen. Meer dan een tikmachine hadden ze niet, zeker
geen twitter of email, facebook en niemand kon het leuk vinden. Toch werd het
stuk verspreid en zelfs kreeg men enkele exemplaren in het buitenland, staat in
het boek te lezen, via een van die volgens het nog vigerende beeld adellijke
Pruisische sabelslepers, von Moltke. Zou men kunnen nagaan of die stukken die
Zwitserland bereikten of Zweden ook in Londen terecht kwamen? Blijkbaar wel,
want nog tijdens de oorlog werden er kopieën van gedropt in Duitsland. Om de
Duitsers tot overgave te bewegen? Maar toch ging het dan toch ook over een reflectie
over hun eerdere keuzes en voor de toekomst.
Kan men zich een beeld vormen
over de stroom van mensen die door de Sovjets worden verdreven uit Polen,
Tsjecho-Slowakije en andere gebieden in het Oosten? Kan men zich zomaar een
beeld vormen van de samenleving na de storm die erover heen gegaan is? Hoe om
te gaan, zoals Ruth Andreas-Friedrich beschrijft, met mensen die plots zeggen heel
erg ver van de NSDAP, de SS en andere geledingen van het apparaat hebben
gestaan? Menselijk is het wel, zien we haar denken, maar men kan het gewoon
niet maken. Lezen we over de gebrekkige voorzieningen aan Berlijn, dan moeten
we voor de lui van het voormalige regime geen mededogen koesteren, valt ook te
lezen, maar voor iedereen was het eenvoudig bijna onmogelijk een normaal leven
te leiden. Ruth zal dan ook na lang aarzelen en omdat ze door haar houding
opnieuw gevaar loopt, vertrekken naar München, een andere wereld, zo lijkt het
haar.
Er zijn zes, bijna zeven
decennia voorbij sinds dit alles gebeurde en dus is het werk aan historici om
de betekenis van de handelingen onder ogen te nemen. De vraag is gerechtvaardigd
of deze weinig succesvolle verzetsbewegingen in Duitsland in het licht van de
visie die Alexis de Tocqueville enige betekenis hebben, dat wil zeggen of hun
verzet tegen tirannie en despotisme begrepen kan worden als een blijk van
burgerschap. Kan men aannemelijk maken dat deze bewegingen en individuen niet
minstens evenzeer onder de aandacht moeten gebracht worden als de wreedheden
van het regime zelf? Als we de visie en het opzet van de Tocqueville goed
begrijpen, zal men zijn vragen over de democratie in Amerika wel degelijk
proberen te behandelen in het kader van wat er met de democratie in Duitsland
is gebeurd. Niet alleen bij de ondergang ervan, maar ook later, toen de
democratie er terug vorm kreeg. Kan men niet voorbij aan de wreedheid van het
regime, dan blijkt dat groepen als de Rote en de Schwarze Kapelle, maar dus ook
deze groep Onkel Emiel waar figuren
als von Moltke hun rol vervulden maar dus ook Ruth Andreas-Friedrich bijdroegen
tot iets dat wel inging tegen het opzet van Goebels, Göring, Hitler en Himmler
en al die anderen. Hun gewicht was beperkt, van die verzetsgroepen dus, maar de
vraag waarom het in onze beeldvorming geen plaats heeft gekregen, blijft mij bezoeken.
Zij hebben het regime niet gekozen, toch? Zij wilden dus niet a priori tegen de
gang van zaken in te gaan. Zij wilden echter precies eindelijk eens democratie
in Duitsland. Nu moet men wel weten dat voor 1870 niet alle vorsten even
absolutistisch waren of alleen er alleen maar vorstendommen waren, want er
waren vrije Rijkssteden, waar de burgerij wel degelijk bestuurde. Laten we het
voor een keer niet over Georg Klamroth hebben, of toch, want ook hij, de
familie ging mee met Klaus graaf von Stauffenberg… na zoveel jaren trouwe
dienst aan Hitler.
Het meest opvallende in het
overdenken van de relatie over Tocqueville en Ruth Andreas-Friedrich blijft
voor mij het feit dat ze er in slaagde de kern van haar opdracht voor ogen te
houden, binnen de groep steeds weer goede afspraken wist te maken en iedereen
bereid was er zich aan te houden. Zo kon deze groep op enkele uitzonderingen na
overleven. Andrik werd gedood na een dom misverstand tussen Amerikanen en
Russen op de demarcatielijn tussen beide zones dus na de tijd van het verzet.
De man zorgde voor een herstel van het muziekleven in een nog vernielde stad.
Eenvoudig was het niet, maar hij toonde daarmee aan wat voor hem wezenlijk was
en nu ook voor ons wezenlijk kan zijn: solidair zijn in inspanningen om iets
goeds te bereiken.
Het erkennen van de
voorwaarden voor een goede samenleving waarin mensen een goed leven kunnen
bouwen, vormt de kern van het debat over democratie bij Tocqueville. Voor Ruth
Andreas-Friedrich stond het allemaal op het spel, haar eigen leven, dat van
anderen – joodse mensen die ze wilden helpen weg te trekken, waarmee ze in
feite hielpen de hoofdstad J*denrein
te maken, maar men zal begrijpen dat dit moeilijk anders kon – te redden maar
ook waarden in stand te houden waar men aan hechtte. De dame werd 76 en stierf
in 1977 en hoewel het indiscreet is, ware het interessant te weten hoe ze dacht
over de BRD, het Wirtschaftswunder en de samenleving. Kon zij begrip opbrengen
voor de RAF? Kon zij begrijpen dat mensen in haar land in wezen kozen voor een
regime dat ze had leren kennen in Berlijn voor 1948? Voor zover ik er iets van
begrijp zal men in Duitsland verwijten van Fascisme of nazisme ten aanzien van
andere politieke bewegingen niet zo gauw ventileren, al was het maar omdat het
allemaal nog steeds beladen is. Bovendien heeft men begrepen dat de democratie
niet zomaar functioneert. Zoals de groep van Andreas-Friedrich door gezamenlijk
overleg besluiten nam en handelde, zo kan men de democratie niet enkel op
negatieve energie draaiende houden. Dat was wat Andrik-Leo en Frans Mattis, de
arts blijkbaar hadden begrepen en de wijze Ruth nam het ook mee op in haar
denken. Of was zij de moeder van de gedachte? Haar dagboek geeft de eer aan
Andrik, de dirigent, die weet wat positieve solidariteit is.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten