Een minister treedt af Lang leve de minister
Reflectie
Wie
speelt het hard?
De politiek is geen
schouwspel
![]() |
Het Paleis der Natie, waar ministers hun beleid horen te verdedigen en dat ook doen, maar waar ze nog zelden sneuvelen. Dat gebeurt in het de arena van de media. |
Hugo Chavez is overleden, Steven Vanackere
verliet zijn ministerpost. De journalisten die nu zeggen dat hij niet weerbaar
genoeg was, kan ik niet, kan ik geenszins volgen. De discussie over een
personeelslid van zijn kabinet die lid was van de raad van bestuur van Belfius
was voor Vanackere wellicht een onmogelijke situatie. Maar het ergste was dat
de media zelf over de kwesties in verband met Belfius en in verband met het ACW
de pedalen verloren en voortdurend van alles gingen zeggen dat niet meer met de
waarneembare feiten strookte, moet voor de minister een lastige zaak geweest
zijn.
Op 14 februari heeft N-VA met de nodige ophef –
anders wordt je niet gehoord – een dossier gepresenteerd over de praktijken van
het ACW in het verleden. Dat ging over belastingontwijking en eventueel een
geval van schriftvervalsing. Het dossier van de N-VA had dus niets te maken met
het dossier dat pas op 31 januari was afgewerkt. Voor wie die afhandeling
vernam bleef het een interessante dat Belfius een hoge prijs wilde betalen voor
de winstbewijzen, maar tegelijk dat de prijs lager was dan wat in de boeken
stond. Er was met andere woorden een deal gesloten en dus kon men het inderdaad
aan de bank overlaten die te waarderen. Want hoewel de overheid in de bank een
pak geld heeft gestoken, probeert men als overheid ver te blijven van de
bankactiviteiten en voor zover ik de interventies van N-A kan volgen op 14
februari, was het moeilijk, zelfs onmogelijk om dan al dat dossier mee te
nemen. Dat er discussie ontstond over het aanwenden van de notionele interest, had dan ook, voor
zover ik begreep te maken met de inkomsten die het ACW had, waaronder de deal
met Belfius om de organisatie toe te laten voort te bestaan.
Kortom, eindelijk weten we het niet goed meer
en daar heeft menig journalist het nodige aan bijgedragen. In den beginne was
er een sociale organisatie die onder andere een bank en een
verzekeringsmaatschappij bezat, naast een mutualiteit. Aan het einde van de rit
is er nog steeds een sociale organisatie, maar er lijkt een probleem met de
inkomsten te zijn. Dat de bank verdween in een megalomane droom mag men niet
vergeten. Dat de meubelen gered moesten worden, ligt voor de hand en dat koste
nogal wat financiële spitstechnologie. In elk geval, we weten niet met zekerheid
of het allemaal naar behoren is verlopen, maar begrijpen ook dat het ACW niet
over ijs van een nacht is gegaan.
Ik stel dit alles vast en kan er niet
onmiddellijk enige morele lans over breken. Er zijn namelijk de belangen van de
organisatie en wat het recht zegt over
de verantwoordelijken van zo een organisatie. Er zijn evenwel ook de belangen
van de gemeenschap en het moet inderdaad onderzocht worden of die geschaad zijn
geworden. Daarbij moet wel de aantekening gemaakt worden dat bij zijn aantreden
Steven Vanackere verkondigde dat hij de belastingen zou maximaliseren. Dat
betekende dus dat hij de citroen helemaal zou uitknijpen. Als dan blijft dat
het ACW probeert te ontkomen, dan is dat niet zijn schuld, maar moet er toch
wel over gesproken zijn geworden.
Want hoe we het ook draaien of keren, het
probleem van Steven Vanackere en andere politici is wel duidelijk: hoe op een
billijke manier de staat voorzien van de nodige middelen om haar verplichtingen
die ze is aangegaan te blijven nakomen. Dat geldt voor de obligaties, voor de
ziekenzorg, de pensioenen, de infrastructuur, het onderwijs, cultuur en nog
veel meer dat ons als burgers wel eens pleegt te ontgaan omdat we er geen zaken
mee hebben, niet direct bij betrokken zijn.
De fiscale honger van de staat wordt dus
aangedreven door de wensen en legitieme verwachtingen die we aan de staat
stellen. Het is dus nodig dat we nagaan wat die verwachtingen zijn en dat maakt
deel uit van het ideologische debat. Daarover verschillen de meningen inderdaad
en we zien dat er linksom of rechtsom vragen komen bij bepaalde
beleidspraktijken. We zien echter maar zelden dat het debat richting burger
gaat, in die zin dat die burger wel degelijk interesse heeft voor wat de staat
doet, maar vaak horen we een verongelijkte toon en dat is nu nergens voor
nodig.
Wat er echter opvalt bij het aftreden van de
heer Steven Vanackere is dat men nog maar een paar maanden geleden een
discussie heeft gehad over de jaren 1930 en dat dit aftreden, de heksenjacht op
de minister wel degelijk doet denken aan die periode en de bankbreuk van een
aantal banken. Men kan het proberen, maar de N-VA heeft bij monde van Jan
Jambon niet het vel van de minister gewild, maar wel duidelijkheid in de
fiscale handelingen van het ACW. Goed, het was een politieke strijd met een
hoge inzet, maar het ging nog altijd om een zaak, niet om de persoon van de
minister. Wat er de afgelopen dagen aanleiding gaf tot het opstappen van de
minister was het voortdurende zoeken van feitjes en elementen die de minister
konden schaden. De Morgen kan het maar moeilijk ontkennen dat ze op zoek gingen
naar de minister. Achteraf vertellen, zoals deze morgen (dinsdag 5 maart) te
horen viel, dat de minister zich zwak had opgesteld, blijft een zwaktebod.
De discussie over de relatie tussen ACW en CD&V
lijkt mij zaak van beide organisaties. Als burgers en buitenstaanders kunnen we
daar conclusies aan verbinden, maar het zijn hun banden. Men kan dan ook niet
vergeten dat in 2001 of wat later de top van het ACW besloot dat de band best
wat losser kon ten aanzien van de partij, die ze in 1945 had helpen oprichten.
Overigens, de christelijke middenstandsorganisatie slaakten de banden nog meer,
zodat de CD&V opeens losser kwam te staan van het middenveld. Maar om
redenen waarop ik nu nog geen zicht heb, heeft de partij en heeft de beweging,
het ACW dus na 2004 die aanzet tot het volgen van afzonderlijke paden afgeblokt
en werd de indruk gewekt dat er van een intermezzo geen sprake was. Behalve
Verhofstadt en ultraliberalen hebben veel mensen intussen ingezien dat de
vrijheid van vereniging die in de grondwet staat inderdaad nuttig is en dat
bepaalde verenigingen en voor burgers en voor overheden nuttig zijn.
Waar men al eens ergernis over voelde was de
morele superioriteit die men aan de dag legde. Nu heb ik van Steven Vanackere zelden
gehoord dat hij leed aan diezelfde manie zich moreel beter te voelen. Want dat
is iets anders dan het rechtmatige verdedigen van eigen keuzes en beleid. Maar
de relatie tussen ACW en N-VA was niet zijn kopje thee. Meer nog, in de goede
dagen van het kartel kwam Steven Vanackere zelfs op bezoek bij een Afrikaans
Etentje van de N-VA in Brussel, net als mevrouw minister Grouwels. Dat er in
het CD&V van de hoofdstad mensen waren en zijn die het bloed van de
N-VA-top wel kunnen drinken, is mij niet onbekend. Maar dat is nu net ook de
toon van de top van het ACW.
Goed, men kan zich vragen stellen over wat
nationalisme betekent, maar men moet al bijzonder hardleers zijn om alle
nationalisme op dezelfde hoop te gooien. Want dan moet men ook de andere
bewegingen, van liberalisme over socialisme tot conservativisme over dezelfde
kam scheren. Brice Lyon beschrijft in zijn biografie van Pirenne hoe Pirenne
merkte dat de atmosfeer in Berlijn omstreeks 1908 erg veranderd was vergeleken
met de tijd toen hij er zelf bij Lamprecht en anderen ging studeren en er toen,
in 1884 eerder sprake was van een cultuurnationalisme zoals Lamprecht het beschreef,
omdat de jonge staten zoals België en Polen zich niet zomaar op een eigen
grootse geschiedenis konden beroepen. Ook is de link interessant tussen het
ontwikkelen van een burgerlijke samenleving en een nieuwe geschiedschrijving.
Het is niet van belang gespeend dat daarom het afwijzen van elk nationalisme
ook het functioneren van een natie ernstig kan bemoeilijken. Beseft men dan
niet dat het demoniseren van nationalisme zonder meer de eigen bestaansreden
van zowel de partij als van de beweging, waarvan net een groot identificerend
vermogen verondersteld moet worden in het gedrang brengen? Niet de
identificatie vormt het probleem, wel het feit dat dit volgens sommigen samenwerking
en openheid uit de weg gaat. Het zou gemakzuchtig zijn te verwijzen naar de
Republiek der Nederlanden in de zeventiende eeuw – hoewel daar het identificeren
zeer uitgebreid bevorderd werd, onder andere met prenten, zowel door de Oranjes
als door de voorstanders van de zuivere republiek, zoals Oldenbarnevelt, maar
vooral Johan de Witt – maar we kunnen precies verwijzen naar het België – en
Vlaanderen – van de Industriële Revolutie. Die aanzet tot ontwikkelen van een
nationaal gevoel werd onder meer door Henri Pirenne onderbouwd. We weten dat
latere historici zijn visie hebben bijgesteld, maar dat doet weinig af aan zijn
verdienste als historicus, zowel met zijn al te vaak lichtzinnig verguisde Histoire
de la Belgique als met de veel minder bekende initiatieven voor de publicatie
van het archiefmateriaal dat beschikbaar is. Nog eens, die Histoire de la Belgique is door voortschrijdend onderzoek en
inzicht inderdaad verouderd, maar vormde ook een stevige basis voor dat verdere
onderzoek.
Het nationalisme dat Pirenne presenteerde was
liberaal en burgerlijk, maar ook wel doordacht. De kritiek dat hij de
geschiedenis tot in de Romeinse tijd zou terug gevoerd hebben is overigens niet
correct, maar doet niet terzake. Maar de reden waarom ik in dit stuk naar Pirenne
verwijs ligt in het rabiaat veroordelen van het nationalisme en ook dat Patrick
de Veltere en zijn voorganger zeer uitgebreid het Vlaams-Nationalisme in de ban
hadden gedaan als strijdig met een (universele) solidariteit, die natuurlijk
nooit universeel kan zijn want vakbonden willen dat de belangen van hun leden
beschermd worden, tegen bijvoorbeeld Oost-Europese concurrentie, laten we nog
zwijgen van Vietnam of China. Die solidariteit is belangrijk en kan binnen een
collectiviteit perfect werken, maar kan moeilijk, zoals blijkt tijdens deze
jaren van Eurocrisis zonder meer opgebracht worden voor onbekenden, c.q. de
Grieken.
Steven Vanackere is politicus en had nauwe contacten
met het ACW, is in Brussel actief en heeft dus altijd die omgang met
Franstalige collega’s moeten onderhouden. Hij is er echter niet een die daarom
zomaar Vlaamse stellingnames afwees, binnen een redelijk kader. Anderen kiezen
ervoor eerder Brusselaars die Nederlands spreken te wezen. Maar het zal
duidelijk zijn dat in de Vlaamse opinievorming dit soort distincties
gemakkelijk ondergesneeuwd raken. Ik denk aan de heer Tobback die een en ander
had op te merken over de Dansaert-Vlamingen, maar eerlijk gezegd, vaak zijn het
vriendelijke mensen.
De kwestie is dat Steven Vanackere deze
regering om taktische en strategische redenen minder zag zitten. Misschien had
hij net bij het ACW gemerkt dat de basis inderdaad strijdbaarder is gebleken
dan de leiding van de beweging en van de partij door hadden. Men mag niet
vergeten dat deze regering in hoge nood ontstaan is en noch institutioneel noch
financieel-economisch tot echt samenhangende standpunten kunnen komen. Hij
heeft beter dan anderen begrepen dat men de N-VA een cadeau doet als men de
partij voortdurend aanvalt – waar ook de keizer van Oostende op gekomen is –
maar ook dat men niet zag dat een aantal cruciale elementen in het programma
van de N-VA over het hoofd bleef en blijft zien die net bij de kiezer van groot
gewicht zijn.
Zoals gezegd heb ik vragen bij de uitspraak van
Steven Vanackere dat men de belastinginkomsten moet maximaliseren, omdat me dat
kortzichtig voorkomt. Maar aan de andere kant kon en kan de man wel een aantal
zaken goed verwoorden. En het moet gezegd, de alteratie over de Belgische
positie in de Euro, c.q. de spread ten aanzien van de Duitse rentevoeten is
achter de rug. We vernamen dat de Financial Times hem een betrouwbaar minister
van financiën vond. Wat is er dan fout gegaan voor hem, wat woog zwaar genoeg
voor hem om het ambt het ambt te laten? Het komt mij voor dat het niet de druk
van de oppositie alleen was, want hij kon de uitspraken van Peter en Jean-Marie
Dedecker wel verwachten en zal er wel eens wakker van gelegen hebben. Het punt
was dat op zeker ogenblik de minister zelf in het vizier kwam van journalisten
die bloed hadden geroken en als echte haaien…
Moeten journalisten dan de waarheid niet
brengen? Uiteraard wel, maar hier begint de discussie pas goed, want de
waarheid omtrent de minister en omtrent de persoon zijn al twee verschillende
zaken. Maar uiteindelijk ging het duidelijk niet meer over het gevoerde beleid.
Men kan de minister nadragen dat hij de schijn van betrokkenheid niet kon verbergen,
maar als iemand een politicus kan noemen die geen betrokkenheid heeft bij
allerlei belangen, mag die het komen vertellen. Men kan van politici overigens
geen objectiviteit vragen in die zin dat ze toch vanzelfsprekend betrokken zijn
bij de publieke zaak. Objectiviteit in het behandelen van concrete dossiers?
Natuurlijk wel, want de wet moet nageleefd en nieuwe wetten dienen door de Raad
van State of andere instanties zoals de EU getoetst. De argumentatie voor een
bepaalde aanpak beantwoordt aan een bepaalde logica, is rationeel, maar niet in
de zin dat het een wetenschappelijke toets hoeft te doorstaan.
De overtuiging, daar gaat het inderdaad om en
een politicus moet niet enkel voor de eigen parochie preken, hij of zij dient
ook de gemeenschap als geheel te overtuigen. Met argumenten eigen aan de zaak,
niet met het machtswoord of de autoriteit van de onbetwiste machthebber, want
dat is niet het geval in de democratie. Net daarom verwees ik naar Hugo Chavez,
diens Bolivariaanse Revolutie en de wijze waarop de man kon doen wat hij wilde,
de aanhangers zouden hem volgen door dik en dun… en zijn tegenstanders haatten
en haten hem er niet minder om. Hij was, zoals Juan Perron verkozen, maar
hanteerde zijn macht op geheel eigen
wijze. In die zin kwam minster Steven Vanackere en komt de mens Steven
Vanackere als een prudent mens over, bedachtzaam en weloverwogen, maar ook met
de bescheidenheid die een politicus in een democratie past. Bescheidenheid die niet overkomt als angsthazerij, maar ook geen
parmantig poseren voor de galerij, zoals sommige politici die Marianne Theyssen
noemde in haar stuk in de Standaard plachten te doen.
Let wel, als ik de verdediging van de heer
Steven Vanackere opneem, is dat vooral omdat ik de indruk heb dat in de
publieke opinie eisen gesteld worden aan politici die niet redelijk zijn. Als
ik het nodig vindt aan het aftreden van de minister de aandacht te besteden die
u hier kan uit aflezen, dan is dat omdat ik denk dat we er geen belang bij
hebben dat politici op de kortst mogelijke tijd opgebrand raken. Te lang moet
men ook niet op het pluche blijven, maar er zijn redenen om aan te nemen dat
men van politici ofwel zotskappen wil maken ofwel manke eenden. En dus moeten
we opnieuw luisteren naar de verantwoording die een politicus aflegt en daar
over oordelen. Of willen we echt een Hugo Chaves, een charismatische leider,
die zonder argumentatie of verantwoording kan doen wat hem of haar van node
lijkt, zonder dat men er dus ook nog kritiek op kan uitbrengen? Het probleem
van charismatische leiders? Dat hun legitimiteit en de legitimiteit van hun
handelen niet in vraag wordt gesteld. Dat men zich dan store aan een zogenaamde
grijze muis, maar dan is een ernstig gesprek over het gevoerde beleid wel
mogelijk, al is het niet altijd eenvoudig omdat de minister, zeker nu de EU
meer bevoegdheden krijgt vele elementen in de weegschaal moet leggen. En
bovendien is het steeds duidelijker dat de burgers zelf ook wel kunnen, maar
ook moeten nadenken over wat er gaande is.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten