Ode aan de Kleinstaaterei of gewoon even nadenken
Dezer
Dagen
Gehakketak over de Natiestaat
Wat
heet mislukking
![]() |
"Diese deutsche Kleinstaaterei war segensreich"Dit staat te lezen in een artikel
in een artikel in de Berliner Morgenpost (5 oktober 2011).
|
Ik
had ook een kattebelletje aan de heer Vincent Stuer kunnen schrijven om hem te
laten weten dat zijn visie op de natiestaat misschien wel aan herziening toe
is, maar ik vrees, na het horen van het gesprek met Werner Trio en Eric Defoort,
dat dit weinig zin heeft.
In
DS valt te lezen dat de heer Stuer meent dat de geschiedenis het failliet van
de Natiestaat heeft aangetoond. Een merkwaardige redenering, als u het mij
vraagt, vooral omdat ik niet weet hoe men het slagen of het succes kan afmeten,
maar ook het falen ook, maar dat is een heikele kwestie. Het welbevinden van de
burgers, het omgaan met onverwachte mogelijkheden en het overwinnen van crises
maken ook deel uit van het leven van de natiestaat.
We
zouden kunnen overwegen dat de natiestaat uit het schuim van de geschiedenis is
opgekomen, maar dat doet wellicht te kort aan de voorafgaande geschiedenis,
meer nog, het idee van de natiestaat is zelf in zekere opzichten een vondst ex
post, toen de natiestaat al goed en wel andere vormen aangenomen had. Bovendien
kan men de ontwikkelingen van het UK, Frankrijk, Duitsland, Spanje of Italië
maar moeilijk vergelijken wanneer men
die onderscheiden nationale geschiedenissen zomaar zou aannemen, al kan men ook
vaststellen dat die geschiedenissen van die nationale staten volgens
vergelijkbare krachtlijnen verliepen, die te maken hadden met het versterken
van de burgerij ten koste van de oude instellingen die in het Ancien Régime had
zien ontstaan. De kwestie is dat men de kenmerken van de natiestaat op
verschillende terreinen kan situeren en dat het bepaald lastig is na te gaan
hoe of men dit succesverhalen kan noemen. Duitsland kende in 1848 een
wonderlijk moment, waarop de liberale burgers de macht wilden en konden
overnemen, maar de discussie over een groter of kleiner Duitsland - met of
zonder Oostenrijk - sleepte te lang zodat de vergaderingen in Frankfurt aan momentum inboetten en finaal de
Pruisische opvattingen het haalden. Toch zal men veel moeten verduidelijken,
onder meer over hoe lokaal mensen betrokken waren bij het bestuur en wie het
voor het zeggen had. Duitsland, evenwel begon toen pas in stormpas aan de
industrialisatie en dat is goed gedocumenteerd, waarbij de ontwikkelingen zich
ontrolden op een voor de mensen opvallende en ingrijpende wijze.
Want
misschien is het dat wat mensen als Vincent Stuer en anderen ontgaat vooral het
feit dat de Natiestaat ook altijd een idee is in hoofde van mensen en dat die
met verhalen omkleed worden. Ludo Abicht beschrijft in zijn pamflet
"Patriottisme zonder grenzen" dat de Verlichting ook aanleiding gaf tot
de Romantiek en dat in die periode de ontheemdheid die het rationalisme, het
wetenschappelijk positivisme brachten, opnieuw invulling heeft gekregen. Deels
van bovenaf, maar aan de andere kant zal men niet ontkennen dat het burgers
waren, die op eigen gezag aan de weg gingen timmeren. Maar wat Stuer ook lijkt
te ontgaan, aan de lieden die geloven dat er zoiets bestaat als een
vooraf gegeven idee van de natiestaat, dat ook de bestuurspraktijk van belang is
geweest, dat wil zeggen dat tussen 1815 en 1914 de administratieve slagkracht
van de overheden in Europa toenam aan een vergelijkbaar tempo als die van de
economische veranderingen. De staat als besluitvormingsinstantie werd
onvergelijkbaar veel krachtiger en slechts weinig mensen hadden de idee dat de
revolutionaire omwentelingen - degene die we als zodanig erkennen, zoals 1830,
1848, de Commune van Parijs ... en de ontwikkelingen van bijvoorbeeld de
spoorwegen, de bouw van stoomfabrieken, gasfabrieken ook om mensen toe te laten
betere kolen en gas ter beschikking te hebben... En dan kwam er nog de
chemische revolutie, toen men nieuwe materialen ging produceren.
Het
is duidelijk dat we geschiedenis kunnen bestuderen door verschillende facetten
als zodanig te bestuderen, alsof het van elkaar onafhankelijke variabelen
zouden zijn, maar het gemis aan pogingen om tot synthese te komen, heeft tot
gevolg, dat we niet altijd goed zien dat ontwikkelingen op het domein van de
machinebouw voor de landbouw grote gevolgen kon hebben op de arbeidsverdeling
in de klassieke landbouwcultuur, terwijl er ook een grote arbeidsreserve kon
ontstaan die aan het migreren ging, waarbij men ook kan vaststellen dat mensen
vaak van het land naar de stad gingen en er bijvoorbeeld beenhouwer werden,
soms zeer welstellend ook. Men heeft ons altijd verteld dat de roep van de
Amerikaanse droom velen aantrok, maar de geschiedenis van het Europa van die
periode, vertellen we in termen van een ideologisch frame en wat we ervan
overhouden is ellende, zwarte misère en achteruitgang. Maar er zitten haken en
ogen aan. De welvaart nam toe, de strijd om zelfvoorziening van nieuwe
stadsbevolkingen, maar ook de toename aan mogelijkheden om een eigen
levensverhaal te schrijven was er niet minder om. Tomas Masaryk, zoon van een koetsier
die bij de pastoor Latijn en Grieks leer om uiteindelijk bijna twintig jaar
lang de eerste president van Tsjecho-Slowakije te worden, waar de Tsjechen, als
we Madeleine Allbright mogen geloven lang heimwee heeft bestaan, maar de fatale
vergissingen van mensen als Benes, naast de machtsgreep in Centraal-Europa door
Stalin hebben evenzeer grote invloed gehad op het zelfbeeld van de Tsjechen en
Slowaken.
De
natiestaat afdoen als een academisch begrip, dat probeert te vatten onder één
noemer wat in de ontwikkeling en beleving zeer verschillend kan lijken, zou
andere problemen oproepen. Het punt is dat ook het begrip soevereiniteit, zoals
Stuer doet, ook weer een concept is dat door rechtsgeleerden als Jean Bodin
ontwikkeld is geworden om de macht van de vorst in roerige tijden, de zestiende
eeuw te funderen. Maar ideeën hebben de geschiedenis in de greep, geven er vorm
aan omdat mensen geloven dat ze met die concepten greep krijgen op een
chaotische werkelijkheid. Soms gaan wij dan met die concepten aan de haal, soms
slepen die concepten ons mee. Toch vormt het ontbreken van een recente (poging
tot) synthese van Europese geschiedenis een belangrijke hinderpaal om de
theses, onder meer die van Pirenne, die zo te zien nog altijd van invloed is te
onderzoeken. Pirenne kan men niet anders beschouwen dan als een vernieuwer in
de geschiedschrijving, niet enkel in de Belgische context, maar al kreeg hij
kans de praktijk in Duitsland (Berlijn) en Frankrijk via studiereizen te
kennen. Maar zijn werk na WO I is getekend door het verlies van twee van zijn
zonen en door zijn eigen gevangenschap in Göttingen, Jena en Thüringen.
Maar
Pirenne zelf was een van de grondleggers van een ruimer beeld van de
geschiedenis waarbij staat en samenleving, economie, sociale verhoudingen en
cultuur op elkaar inwerkten. Dat komt niet aan bod in het verhaal van Vincent
Stuer, die blijkbaar uitgaat van een ideaalbeeld van wat de natiestaat zou
moeten zijn en die, hoe kan het in wezen ook anders, gefaald zou hebben, zodat
zijn idee van zowel de natiestaat als van de geschiedenis, wat mij betreft
naast de kwestie moet heten. Beneven de kwestie, omdat de geschiedenis zich
alleen achteraf gezien volgens een dwingende logica ontwikkeld kan hebben, maar
in de actie gebeurt van alles, waarbij sommige evoluties heel doorslaggevend
lijken om vervolgens toch vergeten te worden, terwijl andere pas door de
historici als belangwekkend beschouwd moeten worden.
Wie
de geschiedenis van Frankrijk bekijkt vanuit het perspectief van Michelet of
Louis-Philippe, de burgerkoning zou bekijken, zal het toenmalige heden anders
bekijken dan wij het nu, 140 jaar na het overleden van Jules Michelet. Men kan
dus een generatie of zeven generaties later natuurlijk nog altijd het werk van
Michelet lezen, maar het vergt wel een vertaalslag, omdat Michelet natuurlijk
de ellende van de wereldoorlogen niet heeft gekend, wel de nederlaag van 1870,
maar toen was hij al behoorlijk oud. Toch was ook Michelet een historicus die
zocht naar hoe Frankrijk meer was dan François I en Louis XIV, maar de
democratische bewegingen onderzocht.
Het
komt er dus op aan, denk ik, dat je als historicus wel een aantal handvatten
hebt, gebeurtenissen die alles bepalend lijken, maar vooral nog meer impliceren
dan men op het oog geneigd zou zijn aan te nemen, zoals de industriële
revolutie en dan kan men bezwaarlijk het verhaal in een paar oneliners
vertellen. Het ontstaan van staten in Europa, neem Luxemburg, blijft
merkwaardig, maar het is de toevalligheid van overleg dat Luxemburg buiten
België hield, maar niemand gunde andere staten de plaats, omdat het een strategische plaats
was... nu zo een beetje een Europese bankkluis.
Geschiedenis
bouwt zich op via handelingen, individuele en collectieve, door commerciële
initiatieven of publieke werken en ondernemingen die samen zoiets als een
staatsgedachte gingen vormen. Zelfs de idee van de landsverdediging bleek
bijzonder moeilijk van de grond te krijgen in de kleine landen, nog in de
achttiende eeuw bleek Nederland officieren uit andere landen, Zwitserland, in
te huren. Belle van Zuylen, die op latere leeftijd, rond de dertig huwde met
een officier, de Charrière werd zo een
Europese dame, door in Zwitserland terecht te komen. Het is een individueel
verhaal, maar als men kijkt naar biografieën, van Pierre-Theodore Verhaeghe,
Willem I of Johan Thorbecke, dan ziet men hoe aan de vooravond van de Franse Revolutie
Europa in vele opzichten een grote mobiliteit kende en de Napoleontische tijd
heeft die geografische mobiliteit nog versterkt, overigens niet enkel de
oorlogen, maar ook de Napoleontische politiek. Zo kwam een Georg Bergmann in
Lier terecht wier nageslacht als een van de eerste aan de Vlaamse Beweging
handen en voeten zouden geven, met de gedachte dat "de taal gans het
volk" is. Romantische onzin of toch ook een observeerbare werkelijkheid.
Men
heeft vaak de stelling gehuldigd dat mensen in hun dorpen bleven, of het nu
over de Oostenrijkse Nederlanden ging of over Wallis, de regio van de Creuze of
Bretagne, de Schotse Highlands... Wel had je mensen die generatie op generatie
ter plaatse bleven, maar hoe de mobiliteit verliep, hing af van demografische
omstandigheden en van persoonlijke ambities, die toelieten dat men ergens
anders heen trok. Mobiliteit in Europa? Volgens sommige stemmen in de brede
media was het evident iets onbestaand. Maar als bijvoorbeeld zien hoe op zeker
ogenblik vanuit Hallein in het Salzburger land op zeker ogenblik mensen vertrokken
naar het Noorden. Toch blijft migratie in Europa in het onderwijs en de media
altijd een zaak van weinig onderzochte, laat staan gedocumenteerde inzichten.
Het
gevolg is dan ook dat we een vrij statisch beeld koesteren, waarin bijvoorbeeld
de rol van verstedelijking, zelfs tijdens de negentiende eeuw weinig aan bod
komt, maar ook de implicaties ervan, c.q. de veranderde omstandigheden van
bevoorrading, zoals van melkproducten en groenten, vlees, vis en aardappelen. Hoe
of het ene dan wel het andere met identiteit te maken heeft, laat staan hoe of
we aan voedingsgewoonten ook een zelfbeeld kunnen ontlenen, zou dezer dagen
bijzonder duidelijk moeten zijn, nu we dus in onze steden de culinaire rijkdom
kunnen beleven van alle landen en regio's in de wereld.
Maar
meer in het algemeen geldt ook dat we onze identiteit doorgaans op
verschillende manieren opbouwen en dat we verschillende lagen kunnen ontwaren,
maar vooral dat identiteit niet statisch mag heten, tenzij we zouden doen alsof
het iets tastbaars ware, een ding dus. Dat heeft gevolgen voor de omgang met
wat we als gegeven beschouwen, maar toch onder druk komt te staan en een van de
elementen daarvan is zeker de overheid. Toch onderkennen we lang niet altijd de
mogelijkheid van een verbondenheid met die overheid, zodat ze ons vreemd en
weinig verantwoordelijk kan voorkomen en overheden doen er vaak niet zo heel
veel inspanningen voor zich als overheid erkend te weten. Ook onderkennen we
niet altijd de betekenis van autokritiek, zodat we zonder enige remming afgeven
op medeburgers, terwijl ons beeld van wat zij doen niet altijd blijkt te sporen
met de werkelijkheid.
Europa
blijft met dat alles een smeltkroes waar gedurende eeuwen volksverhuizingen
hebben plaats gevonden, waar mensen zich verplaatst hebben en waar mensen ook
genoten hebben van sociale mobiliteit. De omvang van staten, Frankrijk of het
UK, maar ook Tsjechië of de Benelux, het zijn de producten van een veelvuldig
en rijk verleden, van oorlogen ook en avonturiers op weg naar een beter leven.
Die geschiedenis kan men hoogstens proberen te begrijpen, iets eraan veranderen
is bijzonder bewerkelijk en het succes blijft altijd efemeer. Maar wie te
oppervlakkige inzichten koesteren wil, kan op termijn wel verstrikt raken in de
eigen reducties, waardoor men reducties te berde brengt of, zoals Abicht het
nog eens op de agenda zette, een essentialistische visie, waarbij de Fransen
wuft en gesofistikeerd zouden zijn, de Duitsers uiteraard grundlich en de Britten saaie pieten die nergens door geraakt
worden, oh ja, de Schotten en de Nederlanders zijn vooral zuinig. Gemakkelijk
zat, zo een beelden, maar als ze niet kloppen, lopen we verloren.
Maar
zo komen we niet waar we zouden moeten uitkomen en dat is de vraag of die
"Kleintaterei" in Europa echt zo een probleem is. Feit is dat ze
relatief het gevolg is van de culturele en politieke geschiedenis van Europa,
waarbij vorsten er een enkele keer in slaagden een relatief groot gebied in een
hand te verzamelen, na oorlogen en door allianties, terwijl anderzijds de
gevolgen van het erfrecht - verdelingen - en usurpaties binnen het piramidale
bestel dat we kennen als de feodaliteit nieuwe vorstendommen ontstonden: groei
en voortijdige implosie, waar we vandaag, vanuit de gedachte dat de
geschiedenis noodzakelijk zo moet verlopen als ze naderhand wordt
neergeschreven, geen oog voor hebben. Bovendien kan kwamen
er nieuwe entitieiten tot stand, de steden, die een eigen dynamiek gaven.
Florence, Firenze dus of Venetië, Genua, maar ook Genève en de Vlaamse steden,
later Amsterdam naast Frankfurt en andere Duitse steden kenden zo hun eigen
ontwikkeling. Maar niet enkel de steden zelf ondergingen transformaties maar
ook het ommeland van zo een steden werd meegezogen.
Men
kan, het weze ten overvloede herhaald de omvang van de lidstaten der EU niet
wijzigen zonder daarbij burgers aan te spreken. Of ze het eens zullen zijn, kan
men wellicht rationeel argumenteren, maar als het hart spreekt, zal men daar
weinig aan veranderen. Zelfs de fusies van gemeenten, van provincies die men
administratief wilde doorvoeren, liep, wat België betreft niet geheel naar wens
en ook Nederland moest ervaren dat fusies van oude provincies met nieuwere niet
zomaar aanvaard werden door de burgers. En zonder actief burgerschap zijn die
nieuwe entiteiten vanzelf lege dozen, waar men wel administratief enige zaken
kan doen, finaal loopt het uit op een mislukken van een project.
Men
kan beweren dat de Schotten zich ten onrechte wilden losmaken uit het UK omdat
dit hen zoveel baten had gebracht, de Schotten kunnen evengoed aandragen dat ze
uitgebuit zijn, de werkelijkheid is complex, maar niet geheel onbegrijpbaar.
Dat wil zeggen, Schotland sloot aan bij Engeland in 1707 na al enige tijd, een
eeuw een personele unie te hebben gevormd en deze samenvoeging kwam
parlementair tot stand, al weet men niet welke machtsmiddelen toen zijn
gehanteerd of welke overtuigingsstukken in beide parlementen tot die drastische
stap hebben geleid. Men kan dus die Unie met wederzijdse toestemming weer
verbreken, maar intussen zijn niet enkel driehonderd jaar verlopen, wat slechts
een tijdmaat is, maar vooral is het UK een imperiale grootmacht geweest van
eerste orde om na WO II opnieuw op zichzelf aangewezen te zijn geworden.
Bovendien was het een Schots geleerde, Adam Smith die ervoor pleitte dat het UK
zich van de koloniën zou ontdoen, omdat de kosten van de instandhouding hoog
zouden oplopen, maar ook omdat het de eigen economische dynamiek ondermijnen
zou. Beter is het handelsbetrekkingen aan te knopen, dan een koloniale
grootmacht te willen wezen.
Belangrijk
is te weten dat de eenheid van de EU niet enkel als een zaak van bestuurders
van lidstaten beschouwd kan worden, maar dat, tijdens de jaren van de vorming
van de eerste samenwerkingsverbanden in de 6 stichtende lidstaten er vanwege
burgers een grote interesse en wellicht ook, bij de studerende jeugd en alumni
van de universiteiten een behoorlijk groot enthousiasme bestond. Men heeft
sinds de uitbreiding van Europa naar de voormalige landen van het Warschau-Pact
nagelaten die burgers opnieuw bij het project te betrekken. De nee-stemmen in Frankrijk
en in Nederland over het verdrag van Rome - tweede verdrag, dat de Unie beter
functionerende instellingen mee te geven - golden binnenlandse politieke
verhoudingen, terwijl later de argumentatie tegen verdere Europese integratie
te maken had met vermeende en werkelijke tekortkomingen die het gevolg waren
van de moeizame oversteek van politici naar die nieuwe samenwerkingsvormen
zodat... precies, mensen als Thierry Baudet kunnen pleiten voor een herstel van
de oude soevereine staat. Voor Nederland betekent dat dan al gauw iets anders
dan voor de Zuidelijke Nederlanden en ipso dan voor de Vlamingen, al zijn er
genoeg die beweren geen voeling te hebben met Vlaanderen, maar toch maar liever
tot het bekende volk in Vlaanderen behoren dan onbekend te wezen in het grotere
geheel.
Met
dat alles denk ik dat iemand als Vincent Stuer, net als Guy Verhofstadt zich
graag verliest in theoretische concepten, bepaalde immateriële aspecten van het
samenleven verdingelijken wil, die altijd ontastbaar zijn. Let wel, die
begrippen laten toe ordelijk te denken, maar het blijven concepten die het
begrijpen mogelijk maken, niet het begrijpen zelf. Het maakt de discussie over
emoties in de politiek en over hoe we met Europeanen van de Banaat tot
Finisterra en van de Noordkaap tot Malta een samenhorigheid zouden kunnen
opbouwen. De discussie over wat soevereiniteit binnen dat Europa kan betekenen,
maar ook democratische besluitvorming, van aangelegenheden als Europese
veiligheid tot een stabiele muntpolitiek en een kader voor welvaart van de
burgers blijft moeilijk te voeren, zolang we ons verliezen in tegenstellingen
die we, omdat we er glasheldere definities van hanteren, ook in het samenleven
zelf niet meer herkennen. De ene groep spant het paard achter de wagen, de
anderen proberen hardnekkig een geërodeerd, misschien beter herijkt begrip van
soevereiniteit nieuw leven te blazen en vele politici in de hoofdsteden,
misschien nog het meest hardnekkig in het Belgische Federale parlement doen
alsof ze nog steeds het laatste woord hebben over wet- en regelgeving. Niet die
70 of 80 % van de regelgeving die uit Europa zou komen moet dan de toetssteen
vormen, ik bedoel dus het aantal, maar het feit dat we in feite al heel wat
aangelegenheden samen oplossen. Wel blijkt dat burgers het met die
besluitvorming lastig hebben, want vaak lijkt die al te detaillistisch, analoog
aan de verwijten ten aanzien van Jozef II opgevat als bedilzucht, terwijl het
vaak onoverzichtelijke en overzienbare compromissen waren/zijn waarbij
lobbyisten het laken naar zich toe wensten te halen. Maar of de balans zo
negatief moet heten, blijft nog maar de vraag.
Het
punt is dat men Europa als een cultureel-intellectuele eenheid zelden onder de
aandacht heeft gebracht. Men is begonnen bij de economie en de technologie, men
heeft politieke ontwikkelingen zich zien voltrekken die maar weinig tijdgenoten
voor mogelijk hielden, maar men heeft de gedachte dat ondanks de "Kleinstaaterei"
Europa ook een culturele eenheid was, onderscheiden van andere werelddelen. Maar
dat betekent alleen dat er een gemeenschappelijke eigenheid bestaat, terwijl we
toch wel op zaken als de Verlichting onze aandacht moeten blijven vestigen, zij
het dan dat we er niet een versteend iets van mogen maken, maar de traditie
ervan overdacht verder zetten. Die gedachte evenwel mis ik bij Vincent Stuer,
zowel in het interview in DS als wat ik hoorde op Klara, de klassieke radio van
de openbare omroep, waar hij met Erik Defoort en Werner Trio in gesprek was
gegaan. Of anders gezegd: de staat, de instellingen waarbinnen we het
samenleven organiseren, rechten verlenen zonder onderscheids des persoons en
zoveel meer dat met politieke ordening samenhangt, eruit voortkomt ook, heeft
in de afgelopen vijftig jaar op grond van gruwelijke ervaringen voordien nieuwe
vormen aangenomen, maar naarmate de gruwelijke ervaringen - zelf voortspruitend
uit de moderniteit en aspecten van opvattingen, gedeelde of omstreden -
vervagen, zal men er een nieuwe dynamiek voor moeten uitvinden. Juist, maar dan
komen we terecht bij volgens sommigen angstaanjagende zaken, zoals
"invented history". Tja, de toekomst spiegelt zich wel vaker aan het
verleden en nadelig, laat staan schadelijk hoeft dat niet te wezen, als men
voldoende overdacht te werk gaat, maar ook oog blijft hebben voor wat mensen
van vlees en bloed ervan denken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten