Mefisto als sparringpartner
Kritiek
Diletto en het eeuwige
beginnen
Goethe en de kunst, het leven en het genoegen
![]() |
Rudiger Safranski, Goethe. Kunstwerk van het leven. Uitgeverij Atlas-Contact. 2015. 720 pp. € 44,99 Vertaling: Mark Wildschut |
Goethe hield niet van
begrafenissen en zijn verjaardag vieren, zelfs zijn 80ste was hem een horreur.
Cesuren, eindpunten, het beviel hem niet en dat laat zich ook in zijn leven
aflezen. Een wonderknape, een begin van genie en een grote werkkracht waren hem
toegevallen gaven, maar verder was het toch maar aan hem om de doen wat hij
deed. Perzische poëzie als inspiratiebron hanteren? In de Faust een nieuwe
metafysica grond geven en in de Wanderjahre laten zien hoe oeverloos literatuur
kan zijn, het zijn zaken die alleen in een kleine wereld van specialisten voor
enige opwinding zorgen, maar voor leken als u en ik, het is niet anders,
hoogstens als wonderbaarlijk bekeken worden. En toch, laat men de naam vallen,
dan zie je mensen geeuwen, wat problematisch mag heten, want zonder beate
verering Goethe ontdekken, het blijft boeiend.
En toch, Goethe was
theaterintendant en ook Geheimrat, Werkelijk
Geheimrat, een naaste adviseur van een vorst. Hoe klein Weimar ook was -
voor 1806 - de vorst was toen al gebonden aan regels, kon niet altijd zomaar au
bon plaisir handelen, al was er natuurlijk geen volksvertegenwoordiging. Maar
de adel voelde de opkomst van de burgerij en daar was Johann Wolfgang Goethe nu
wel een opvallende vertegenwoordiger van. In zijn autobiografisch werk,
"Wahrheit und Dichtung" dat hij na de overlijdens in zijn omgeving,
van zijn moeder, Anna Amalia en Schiller aanvatte, zou hij de aanvang van zijn
loopbaan met genoegen, met zin voor nuance en met begrip voor die anderen, die
hem nastonden uitwerken en vertellen. Het blijft een ander werk, aldus
Safranski dan "Les confessions" van Jean-Jacques Rousseau. Rousseau
meende harteloos eerlijk te moeten wezen, maar Goethe vond hem behalve verwaand
ook een oplichter. Dat Dichting und
Wahrheid enigszins geflatteerd mag heten, zal niemand verbazen, maar toch
was Goethe gaan nadenken over hoe we met waarheid en derhalve met verdichting
omspringen. Ook dit was dus een literair onderzoek en hielp hem al doende het
begrip "literair" te vatten: het gaat niet om wat later de blinde
kopieerlust van het leven genoemd werd, maar het verdichten van het eigen leven
of het leven tout court kan niet zomaar door er een fantastische draai aan te
geven. Er is nood aan bewerkingsarbeid.
Goethe begrijpt dat de kleinzoon van de Schout in
Frankfurt, Johann Textor de jongere, in
een bevoorrechte burgerlijke positie terecht was gekomen. Maar als we zijn jonge jaren
bekijken, dan hebben we de indruk met een dilletant, een amateur te maken te
hebben, zeker als het om zijn rechtenstudie ging. Zijn bedrijf als advocaat was
er ook van een van spelen en maskerades. Maar hij zal de gelegenheid te baat
nemen om nieuwe dingen aan te vatten. Hij vond al dat advocaten met hun kissebissen
niet altijd veel bijdroegen. Maar na Wetzlar, waar de Werhter ook ontstond, zou
hij een echte bezigheid zoeken... hij werd politicus, man van de daad en man
van de letteren. Over dat laatste zal men Safranski toch erkentelijk moeten
zijn: voor Goethe kan "jezuïetentoneel" echt niet door de beugel,
want kunst is autonoom.
Doorheen de biografie toont
Rudiger Safranski aan dat Goethe dan wel eens zeer stijf kon optreden en zich
zeer afstandelijk verhield tot anderen, alsof, zo heet het, hij zich niet mocht
compromitteren, want hij vertegenwoordigde iets dat hem oversteeg. Tegelijk
merkt men dat hij in zijn werken als schrijver en dichter wel best heel open en
weinig vooringenomen voor de dingen der wereld op weet te stellen. Sinds zijn
eenzame, winterse tocht naar de Brocken heeft hij zich bewust geweten van een
dubbele natuur: mens van praktische, het besturen en het nuttige, maar ook mens
van het nuttige.
Het is zaak denk ik te
begrijpen dat voor Goethe de betekenis van kunst in zijn leven ambigue kon
worden, als die kunst niet iets was dat zichzelf aan ons aandient, maar een
instrument wordt. Aan de Faust werkte hij een heel leven en daarin merkt men
hoe de veranderende inzichten, vaak ook als gevolg van discussies, onder meer
met Friedrich Schiller, zijn werk vorm geven. Het blijft de eeuwige vraag naar
wat creativiteit nu wel niet is en dan blijkt dat er veel aan gelegen is dat
men deel heeft aan het (volle) leven. Waarom zou men schrijven, waarom schreef
Goethe? Omdat hij er goed in was? Safranski suggereert dat Goethe vele
projecten vaak lang liet slingeren in zijn werkkamer. De Faust is er een
uitmuntend voorbeeld van. Hij schreef niet uit verontwaardiging, uit woede
tegen de wereld die zo slecht in elkaar zit en evenmin kan hij mensen zomaar in
een kwaad daglicht stellen.
Het belangrijke bij de Faust
is dat hij het opzet ook wijzigde doorheen de jaren waardoor Goethe ons niet
met een eenvoudige metafysica opzadelde, waarbij er boven het bestaande en
waarneembare een andere realiteit zou bevinden, waarvan wij slechts de schaduw
onderkennen. Neen, Goethe zag met Mefisto de kans om een metafysica te scheppen
die het niet noodzakelijk acht dat de
fysische wereld die we kennen overstegen zou worden door een fysische wereld
die erachter, ernaast zou bestaan, buiten het menselijke waarnemingsvermogen.
Goethe poneert een realisme, maar het metafysische dat hij daarmee creëert betreft de omgang met de dingen die zijn, maar
voor ons onmetelijk blijven. Het lijkt op wat Leo Apostel als antwoord zou
vinden op het objectivisme, namelijk een atheïstische spiritualiteit. Dat komt
ook aan bod in het Spinozisme verbonden met de natura naturans. In die zin is
Mefisto dan ook geen duivel uit de hel, maar de andere verpersoonlijking van
Faust.
Is Faust een evenknie van
Mefisto en omgekeerd dan is de kern van het optreden van Mefisto het creëren
van een spanning die de persoon, c.q. Faust tussen zijn eigen impulsen en
impulsen die van buiten komen. Net dat blijkt een reden waarom de tragedie die
Faust is, zo boeiend maakt, want gaat de geleerde zowel aan het begin van Faust
I als van Faust II, door een dipje, zelfs een depressie, dan is het Mefisto die
hem op sleeptouw neemt voor vermetele en andere daden. Het valt op dat
Safranski in het leven van Goethe ook zo een attitude opmerkt, waarbij Goethe
wel eens een tijdlang uitgeblust lijkt, wanneer hij dan vertalingen van
Voltaire maakt of andere dingen, zich, zoals in Valmy met mineralen zal bezig
houden, terwijl de veldslag verloren wordt, kortom, al is Faust geen spiegel
van Goethe, Goethe weet van de Faust een figuur te maken die hij zou waarderen.
Er zijn ook historici geweest
zoals Hugo Soly, die in Faust, zoals Goethe die uitpuurde, die in het verhaal
een illustratie zag van wat de moderne tijd zou brengen, van wat de moderne
mens, wat moderne mensen wezen zouden. Goethe
wist hoe in Frankrijk aan het begin van de Revolutie de uitgifte van assignaten
leidde tot een onvoorstelbare inflatie, wat de Franse politiek niet goed wist
op te lossen, zodat hij Faust tot centraal bankier van de keizer maakt, met een
recept aandraaft dat economen wel zullen waarderen: de geldwaarde is niet aan
goud gebonden, maar aan het landbouwareaal en op die manier kon het een reële
betekenis hebben, als men het zich kan inbeelden en als een autoriteit borg
staat, zodat een bepaalde hoeveelheid geld door de omloopsnelheid in wezen
boven de fysieke verschijning van biljetten uitstijgt. Na de hyperinflatie van
1923, mede als gevolg van de Franse en Belgische bezetting van de Ruhr, zou men
een nieuwe Duitse munt invoeren die op dat principe gebaseerd was.
Faust laat ons meer zien van
de moderniteit dan we vandaag doorgaans onder ogen zien. Mefisto is niet per se
de negatieve factor, hoewel hij wel beweert als te ontkennen en verneinen, maar hij brengt Faust op
ideeën, brengt een nieuw soort verbeelding op gang. Mefisto is niet de duivel uit de klassieke,
christelijke iconografie, want Goethe gelooft niet in de hel noch neemt hij aan
dat manicheïsme geen goed beeld van deze, onze wereld: goed en kwaad strijden
niet boven onze hoofden heen, maar wij leven in deze wereld en dus moeten wij
ons er doorheen slaan. Mefisto is dan ook doorheen het werk een partner voor
Faust en dat impliceert, hoewel Safranski het niet zo expliciet stelt, dat de
geleerde altijd zelf nog moet oordelen en handelen.
Als we ons intussen realiseren
dat Goethe in die laatste jaren nog veel aandacht heeft besteed aan de West-östliche
Divan, aan Wilhelm Meistrs Wanderjahren dan blijkt de ouder wordende auteur
niet op te houden zich in het leven en de literatuur te vermeien. Want hij
ontwikkelde en gaf er tegelijk vorm aan, de idee dat de natuur dan wel de alles
bepalende dynamische grond van het bestaan, dan is de cultuur dat niet minder.
Anders dan bij Rousseau is cultuur voor Goethe evengoed des mensen en men zou
kunnen vermoeden dat Goethe in de cultuur de grond zag voor een ander
voortbrengen dan wat de natuur doet.
In de West-östliche Divan brengt Goethe vertalingen
en bewerkingen van gedichten van de Perzische dichter Hafiz, maar lezen we nog
een passie van Goethe, voor een jonge vrouw, die
hij bij verblijven in Frankfurt ontmoet had rond 1814-1816 en de bundel zal in
1821 en vervolgens uitgebreid in 1827 verschijnen. Marianne von Willemer schreef
ook zelf mee en daar lijkt even iets te ontstaan wat zich al met Schiller had
voorgedaan. Overigens kan men de houding van Goethe tegenover anderen bij zijn
werk ook wel als ontvankelijk bestempelen, wat men zelden verneemt van moderne
schrijvers. Ook tegenover vrouwen mag Goethe niet enkel zien als een Don Juan,
want hij beschouwt ze zo te zien meer als gelijken en te waarderen partners dan
een macho of versierder doorgaans doet. Behalve de liefde komen ook andere
thema's aan bod en Goethe zal ver gaan in de interpretatie van de Islam, als
kritiek op het christendom alweer, maar ook als poging het geloven en het
concept van de geest uit de eigenwaan te bevrijden. Het vergt aandachtige
lectuur maar in de Goethe, ook al is de 60 voorbij, komen ideeën aan bod die
deels voortbouwen op wat altijd al zijn uitgangspunten lijken te zijn geweest,
maar hij scherpt ook een en ander aan.
Als Goethe dan, kurend in
Mariënbad in 1822, 1823 alweer een andere jonge vrouw ontmoet, aan wie hij
zelfs een voorstel tot trouwen doet, komen de leeftijdverschillen ook wel aan
bod, maar ook zijn liefde voor het leven. Goethe kon niet ophouden te beginnen
en opnieuw te beginnen. Maar hebben we dan nog iets aan de Elegie van
Mariënbad? Wie zal dat zomaar zeggen. Het kan zijn dat iemand inderdaad over
liefde spreken wil en er zelf geen woorden voor heeft of net wil vermijden in
doffe vaagheid te verzanden, dan kan zo een boek wel de moeite waard wezen,
omdat het ons toelaat onze eigen positie te bepalen. Is dat niet het wezen van
klassiekers? Dat ze toelaten ons weg te voeren en ons tegelijk bij onszelf te
brengen; wegvoeren van het dagelijkse als sleur en routine, maar ook als het
onmiddellijke, terugvoeren omdat het toelaat het indirecte van de natuur - en
van de cultuur - te onderkennen.
In die zin staat Arendt
dichter bij Goethe dan men zou denken, maar is Goethe ook meer filosoof dan
velen het ons hebben voorgekauwd en spijtig is dat wel. Tegelijk weten we dat
ook Karl Jaspers nogal wat vraagtekens plaatste, in 1947 bij leven en vooral de
werken van Goethe. Rudiger Safranski maakt duidelijk dat Goethe zichzelf niet
wilde wegdenken maar wel het subjectieve dacht vanuit het objectieve, waarmee
hij dus een onfilosofische opzet koesterde. Anderzijds kan men het verwijt dat
Goethe alleen maar literatuur bracht, of beter, ontspanning en escapisme bood
niet onderschrijven, want net daar wilde hij niet aan mee doen. Hij was net
geen filister die zijn verantwoordelijkheid ontvluchtte. Daarom moet men
begrijpen, kan ik Jaspers wel volgen als hij de beate verering van Goethe
aanpakt maar dan gaat hij voorbij aan wat de oude Goethe nu net wel meent:
Wij hebben kunst om niet aan de
werkelijkheid te gronde te gaan. Ook al wordt er nog zo een kwalijk spel met
ons gespeeld, dan hebben we nog altijd
het spel waarin we niet te traag en niet te snel de uithoeken kunnen verkennen
van hemel, aarde en hel.
Safranski,
Goethe p. 650
Natuurlijk kan men het slagen
van de NSDAP om de macht te veroveren verbinden aan de "onpolitieke"
houding van de grootburgers, aan de Bildung, maar wie nauwer verbonden is met
Goethe, diens kritiek aan het adres van Plotinus, zijn kijk op Spinoza en vooral
denk ik, zijn afwijzen van utopische bewegingen, zoals beschreven in de
Wanderjahren, dan moet men wel besluiten dat men het verwijt aan Goethe toch
minstens moet onderzoeken. Met Heine moeten we dan wel een kolossale boom
erkennen die weinig groeien laat in diens schaduw, maar ook dat Goethe de
autonomie van de kunst - als expliciteren van de autonomie van de cultuur -
vooropstelde en dus geen sociaal nut aan de kunst wilde toekennen. Het bestaat,
de roman, het schilderij of de opera en daar kunnen we zelf iets mee doen. Nut?
Ga weg, dat is pas iets voor filisters en beunhazen. Maar Goethe zal ook een
man van de daad geweest zijn, als minister, als mijnbouwer in Illmenau. Was het
zonder meer een succes? Achteraf bleek het een kostelijke vergissing, maar wie
niets doet, faalt ook. Goethe durft dus wel degelijk fouten te begaan, dat wil
zeggen dat hij de afloop van zijn ondernemingen niet kent en daar vrede mee
heeft. Hoe anders leven wij, die van elke onderneming het resultaat willen
kennen en verzekeren door alles onder controle te houden.
Bart Haers
"Goethe zal ver gaan in de interpretatie van de Islam, als kritiek op het christendom alweer, maar ook als poging het geloven en het concept van de geest uit de eigenwaan te bevrijden. "
BeantwoordenVerwijderenDat zegt niet zo veel, enkel dat hij kritiek had op het christendom. Maar wat betekent "ver gaan in de interpretatie van de islam"? Als het betekent dat hij (net zoals op het christendom) kritiek had op de islam, klopt het. Maar waarom wordt er dan bij geschreven dat de kritiek op de islam "als kritiek op het christendom" gold?
Het laatste doet vermoeden dat hij de islam goedkeurend zou geïnterpreteerd hebben als kritiek op het christendom. Dat klopt dan weer niet.
Goethe bekritiseerde niet enkel de openlijke benadeling van vrouwen en het wijnverbod in de islam –voor hem een teken van de “düsteren Religionshülle”- die de profeet van zijn stam afdwong, maar bovendien schrijft hij aan de figuur van Mohamed het grondconflict van de islam toe, dat tot op heden geldt: een geloof dat zijn “goddelijke” (“Göttliches”), sein spirituele dimensie, verliest, terwijl de profeet tracht het hemelse, het eeuwige, in het lichaam van profane doelstellingen (das „Himmlische, Ewige in den Körper irdischer Absichten”) te dwingen en zich uiteindelijk op die manier volledig van het heilige verwijdert („am Ende gänzlich begibt“).
Hopelijk is de rest van het boek duidelijker.
Dat laat ik u graag ontdekken.
Verwijderen