woede in een bozige wereld
Brief
Over de woede en wat het baten kan
Brugge, 17 januari 2017
Adelheid,
![]() |
Martha Nussbaum, Woede en vergeving. Wrok, ruimhartigheid gerechtigheid. Vertaling: Peter Diderich en Pep Fontijn. Ambo/Anthos A'dam 2016. pp. 359. € 29,99 |
Ik
herinner me nog levendig hoe je op een dag in Saint-Tropez woedend bent
uitgevaren tegen een toerist, een andere toerist, die je te na kwam in een van
de kleine straatjes, waar je met grote
heftigheid op reageerde. Ook ikzelf kan me wel eens boos maken, soms omwille
van statuskrenking, soms omdat een inschatting van de situatie zo hopeloos fout
lijkt, van mijzelf maar net zo goed van de andere partij dat er geen repliek
meer mogelijk is.
Nu,
in haar boek "Woede en vergeving" beschrijft Martha Nussbaum
uitgebreid het fenomeen van de woede, van de reactie die woede met zich brengt,
wraakgedachten dus om de relatieve statuskrenking Het gaat ook over het feit
dat wie materiële schade ervaart, woedend kan worden. Dat zal allemaal wel
herkenbaar zijn, maar de filosoof Nussbaum stelt vast dat filosofen ervan
droomden, in navolging van de stoïcijnse school ervan hun woede volledig te
beheersen. Dus zelfs al verliezen ze hun meest geliefde, zelfs al worden ze
zelf aangetast in hun integriteit, dan zou men aan woede voorbij moeten kunnen
gaan. Nu, Nussbaum vindt dat niet het punt, woede is des mensen, wat men wel
zou kunnen bereiken is het afzien van vergelding, wraak, van een huis-, tuin-
en keukenwoede overgaan naar een transitiewoede. Want ja, in het geval van een
woede die zich richt tegen de dader van een woedewekkende daad, richt men zichzelf
schade aan ten aanzien van iemand anders en wordt de kans groot dat er een
nieuwe vergelding komt. De vetes die soms generaties aansleepten en waarbij
elke constructieve gedachte onmogelijk wordt, lijkt die woede zelf futiel te
maken, meent Nussbaum en ik denk dat ik die gedachte wel kan volgen.
Het
is dus niet zo dat we woede niet moeten toelaten, maar wel dat mensen kunnen
streven naar een situatie waarin ze aan vergelding verzaken en er zich op
toeleggen een meer productief pad te kiezen, of constructief, zo u wil. De
meester die de leerling - naar diens gevoel - onrechtmatig de mantel uitveegt
omdat die leerling niet voldoet aan de verwachtingen van de leraar, kan woede
wekken, maar de leerling kan vervolgens ook nog proberen aan die hoge
verwachtingen te voldoen, meer nog, ze te overtreffen. Uiteraard moet de leraar
dan integriteit aan de dag leggen en kan het zijn dat deze zijn pupil
uitkafferde omdat hij oprecht ontgoocheld was over wat de leerling ervan had
gebakken. Als die woede overdreven zou zijn, niet oprecht, dan kan de woede van
de leerling wellicht niet meer op revanche gericht zijn, maar wel de leerling
ontmoedigen.
Nu
is woede iets dat wel een persoon kan overweldigen, maar bijvoorbeeld
statuskrenking kan niet zonder een ander, die deze toebrengt. Woede speelt zich
dus af tussen mensen en heeft te maken met relatieve machtsverhoudingen,
waarbij indruk, perceptie en werkelijkheid niet te onderscheiden zijn. Ik denk
met mevrouw Nussbaum dat we ons dus inderdaad moeten buigen over de vraag hoe
we de gevolgen van aangerichte schade kunnen verwekken. Heb ik het boek nog
niet uitgelezen, soms is het wel goed even op de gelezen hoofdstukken terug te
blikken. Vooral omdat we de afgelopen maanden nog meer dan voorheen over bozige
burgers hebben gelezen en gehoord. Bozig en wellicht ook gekrenkt, door een
elite die men denkt te vinden bij nieuwsredacties, in universiteiten en waar al
niet meer. Dat mensen bezorgd zijn om wat er verloren dreigt te gaan, kan men
bekommernis noemen, maar er zijn er genoeg die politici de huid vol schelden en
er zijn ook legio uitspraken van experten over wat zogenaamde gewone mensen
doen, nalaten te doen en onwetendheid aan de dag leggen over de zak zelf, zodat
die "gewone" mensen zich dan natuurlijk gekrenkt voelen. In de
politieke sfeer zorgt voor stemmingmakerij en vooral, zoals ten aanzien van
Frau Merkel is gebleken, grote ergernissen om redenen die niet in de feiten
terug te vinden zijn. Ook meent men dat immigranten per se een bedreiging zijn,
maar dat kan maar omdat men zich altijd met de gedachte getroost heeft dat we
onze buren kennen, zolang ze op dezelfde scholen zaten en dezelfde kranten
lezen of televisie kijken, maar de
diversiteit onder (autochtone) burgers zal men best ook niet onderschatten, wat
men al te lichtvaardig wel doet.
Over
de woede in de semi-intieme sfeer en dus ook in de publieke sfeer moet ik
mevrouw Nussbaum nog nalezen, maar ik denk wel dat zij de gedachte genegen is
na te denken over vormen van wrok en haat in de samenleving en dat ook zij
meent dat men weinig inspanningen levert om over de drempel van vergelding te
stappen en andere benaderingen mogelijk te maken; zelf stel ik al tijden vast hoe inzake
armoedebestrijding of ongelijkheid mensen een grote dosis woede aan de dag
leggen, terwijl zijzelf geen last hebben van armoede en wat ongelijkheid
betreft weten dat ze best goed af zijn.
Gelijkheid
nastreven zou een daad van rechtvaardigheid zijn, maar Jacques A.A. van Doorn
betoogde overtuigend dat een van de redenen van de machtsgreep van de NSDAP
erin bestond dat de arbeiders zich door de SPD gekrenkt voelden in hun
beroepstrots. Ook als het erom ging Duitser te zijn, bleef de SPD voor en
vooral na WO I blind voor de roep van de arbeidersklasse en lagere
middenklassen dat zij wel degelijk Duitsers waren. Dezer dagen herdenken we de
moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die via de Spartacusbond de
revolutie in Duitsland wilden starten, maar hun aanhang bleef relatief beperkt.
In wezen valt het me altijd weer op, beste Adelheid, hoe weinig we met dit
soort vragen in de (Duitse) geschiedenis in aanraking komen. Toch is het
belangrijk te begrijpen dat bozigheid en gekrenktheid in de politiek door
lieden opgepikt kan worden die er de meest bevredigende oplossing voor
aandragen: de vermeende oorzaak van de woede wegnemen. We weten dat in
Nazi-Duitsland geleid heeft tot de Endlösung, dat ideologische tegenstanders,
SPD-aanhangers en communisten werden gevangen gezet in concentratiekampen. Anna
Seghers beschreef onder meer in "Het zevende Kruis" hoe een
ontsnapping van een gewiekste tegenstander leidde tot klopjachten, tot allerlei
kleine en grotere wraaknemingen en hoe de vluchteling in Nederland onderdak
vond.
Nog
zo een geval van woede in de samenleving, vormde de Baader-Meinhoff-groep, die
van 1969-1970 Duitsland deed beven, waarbij gezegd moet worden dat deze kleine
groep mensen woede tegen het systeem probeerde op te wekken, meer nog dan
verontwaardiging. Hun woede was niet oprecht, een retorisch spel, denk ik, maar
het heeft wel de Duitse samenleving getekend en politieke carrières gemaakt of
gekraakt.
Nu,
met die voorbeelden bewegen we ons op het terrein van de heilige woede, die
wellicht gekanaliseerd kan worden, maar doorgaans destructief functioneert.
Vergeten we niet dat de Franse regering in Versailles ook van de woede tegen
"les boches" bezeten was en vond dat ze het volk het genoegen van de
wraak en vergelding dienden te schenken.
En
juist dat genre van voorstellingen zal men niet zo gauw tegenkomen, omdat
filosofen en historici menselijke emoties niet altijd als betrouwbare
verklaringsgronden aanvaarden. Woede was nochtans in de emotionele huishouding
van onze voorzaten een bijna noodzakelijke voorwaarde van het in stand houden
van zichzelf en de naam. Hoe begint de Illias? Juist, van de wraak van
Achilleus wil Homeros zingen en dat zullen we geweten hebben. Maar zoals
Nussbaum laat zien, zullen de Griekse wijsgeren van de vijfde, vierde eeuw toch
wel eens nadenken over woede, oorzaken en gevolgen en dan komt men bij
Aristoteles terecht, die vanuit zijn observaties besluit dat mensen inderdaad
tot woede in staat zijn, zelfs soms niet begrijpen dat ze zichzelf zo
vernietigen. Aeschylos schreef met de Oresteia het verhaal van wraak en
weerwraak, met Agemnon, Medea en Orestes in de hoofdrollen, maar aan het eind
doet Pallas Athene aan de aanstichters, de Furiën, de wraakgodinnen het
voorstel zich als Eumeniden (welwillenden) om het welzijn van mensen te gaan
bekommeren in plaats van te zoeken naar mogelijkheden tot revanche en haat.
Dit
is een passage uit de Griekse verhalenschat waar we niet zo goed mee vertrouwd
zijn, maar die men wellicht kan plaatsen als een poging te verklaren waarom de
Grieken, de weldenkende Grieken de schadelijkheid van eindeloze ketens van
wraak en weerwraak als veel te schadelijk en destabiliserend zagen. Athene weet
dus de Furiën, in ruil voor een aangenamer uiterlijk te bewegen de wraak af te
zweren, wat ze ook doen.
Zoals
hoger aangegeven kan men niet om het feit heen dat mensen woedend kunnen
worden, even redeloos woedend als ze wel eens redeloos blij of vrolijk kunnen
worden. Maar woede kan ook instrumenteel ingezet worden en soms kan dat nuttig
zijn, maar, meent Nussbaum, ook moreel deficiënt, want dat zou betekenen dat
alle mensen die slachtoffer zouden geworden zijn van sociale krenking, zoals
slachtoffers van discriminaties menen dat het geval is, terwijl bij racisme en
discriminatie de gelijkheid in het geding is en dus in wezen respect voor wie
anders is, voor wie een andere huidskleur heeft.
Gelijkheid
betekent dus niet dat men het onderscheid negeert, maar dat het verschil net
niet moet leiden tot een andere behandeling, voor de wet, de politiedienders en
medeburgers. Statusverlagend gedrag is evenwel nogal wijdverbreid en de huidige
president(-elect) geeft er blijk van graag andere mensen nog dieper de grond in
te duwen.
Neen,
zo meent Nussbaum, racisme is een vorm van statusmisvatting, waarbij het
slachtoffer ervan droomt zich dominant tegenover de racist te kunnen opstellen,
maar daarmee zelf weer nieuwe reacties uitlokt. In een analyse van de
redevoering van Dr. Martin Luther King, de beroemde "I have a Dream",
begint de redenaar met alle redenen op te sommen waarom de blanken door hun
gedrag de Afro-Amerikanen tot woede hebben gedreven, zoveel woede hadden
opgestapeld dat hij er gemakkelijk een reusachtige hoeveelheid energie uit had
kunnen putten, maar het gevolg ware dat de slachtoffers wellicht nog meer
slachtoffer waren geworden. Nussbaum stelt dat hij door de woede te erkennen en
herkennen, zelfs de legitimiteit ervan te onderschrijven, kon overschakelen op
iets anders, een transitie, waarin de wraakgedachte ingeruild wordt voor een
nieuwe samenleving, waarin de oude vormen van racisme en haat ingeruild worden.
Het is geen oproep om dan maar soft alle krenkingen te ondergaan, wel doen
begrijpen als de Amerikanen met een afkomst in de slavernij en discriminatie
het niet beter zullen krijgen als zij wraak nemen en geweld hanteren, dominantie
nastreven. Wat dan wel? Dr. Martin Luther King stelt het plastisch en bijbels
voor, maar hij wil dat zijn gehoor de gelijkheid ernstig nemen zal en tegelijk
zelf ook zal bijdragen aan een beter samenleven.
Martha
Nussbaum acht ons niet zomaar in staat zomaar tot nobeler gedrag in staat te
zijn, somt in een hoofdstuk in dat eerste deel over woede de andere emoties,
zoals haat, walging, jaloersheid op en bekijkt ze in relatie tot woede. Een
opmerkelijk verschil ziet zij in het feit dat woede altijd over een daad (van
krenking en vernietiging) gaat die onze woede opwekt, terwijl bij haat en
afgunst, minachting en walging de hele persoon in het vizier komt. Wie haat,
haat niet om een specifiek feit en wie zegt te walgen van deze of gene groep,
zogenaamd omdat ze met voorwerpen van directe walging, zoals bedorven voedsel,
faeces en allerlei enge dieren als slakken, veel gemeen lijken te hebben. De
haat jegens anderen, die niet tot onze leefwereld behoren of zouden mogen behoren
- denkt de hater dan - wordt daarom gemakkelijk onderhouden door de focus op de
hele persoon - of groep - gericht te houden en elk tegenvoorbeeld, dat de
vermeende redenen voor de haat of walging niet ongedaan mogen worden gemaakt
voor werkelijke observaties.
Het
is dus wel nuttig dat we dezer dagen nadenken over de bozige aard van onze
politieke debatten, dan moeten we met mevrouw Nussbaum echt op pad, om een en
ander begrijpelijk te maken. Toch zal zij niet zomaar pleiten voor vergeving,
is een sorry niet altijd een goed antwoord op de woede van een ander. Dat
terrein van de vergeving, zo beschrijft zij, komt uit een Joodse traditie, die
werd gecofidiceerd door onder meer Maimonides. Het gaat om het vragen van
vergeving aan god, in de wetenschap dat elke krenking van een andere ook een
krenking van God impliceert. Ook in het Christendom zien we die traditie,
waarbij zelfs vergeving vragen aan de medemens die we onrecht deden, in de
biechtpraktijk niet aan de orde kwam. Voor Nussbaum is vergeving waaraan
vernedering ten grondslag ligt en waarbij degene die vergeving vraagt dus een
statusverlaging moet aanvaarden niet aangewezen. Het hoofdstuk hierover
verdient dan ook een andere brief.
Het
blijft opvallend dat men zo een boek als Woede en Vergeving wel vermeld ziet
worden, maar dat er in wezen niets of weinig over gezegd werd en zelfs als men
mevrouw Nussbaum erover hoort spreken, blijft het beperkt tot een paar quotes,
geen uitgebreid verhaal. Als we al weten welke kant ze opgaat, volstaat dat en
meestal ontgaat ons dan drijfveer van haar betoog, de vrijheid die zij zich
neemt voor zo een onderzoek. Ook maakt zij nog maar eens duidelijk hoe
belangrijk het is de ideeën van concepten als Vergeving of de verschuiving van
vergelding naar rechtspleging goed in de vingers te krijgen. Men doet naar over
de vraag waarom bij de onderwijshervormingen het ASO blijft bestaan. Nu vind ik
de term ASO al zo hygiënisch nietszeggend, dat een mens er niet me uit de
voeten kan. Het ging om Humaniora, een propedeuse van zes jaar waar men
geleidelijk leert het gezag van de meester te leren zien als inspiratie, waar
men zelf mee aan de slag kan. Vroeger kreeg dit een uitdrukkelijke bevestiging
in het feit dat studenten van de Eerste Klasse, de Retorica in staat dienden te
zijn in verhandelingen en redevoeringen autonoom na te denken over een
vraagstuk. Voor wie meent dat ik de zaak te rooskleurig voorstel, moet ik
inderdaad vaststellen dat niet iedereen zich van die vrijheid bewust was en
doorgaans koos voor mainstream antwoorden en sociale aanvaarde inzichten. Maar
zelfs als dat nog het geval was, waren deze mensen in staat op enig moment hun
ideeën te formuleren, op eigen houtje, zonder dat ze nog refereerden aan hun
leermeesters. Ik moet zeggen dat in het ASO leraren nog altijd proberen die
groei naar zelfstandig denken te stimuleren, maar dat wie het ASO wil zien
verdwijnen onder meer af wil rekenen met de vermeende superioriteit van wie dit
onderwijs volgt.
In
een krantenstukje lezen we dat ouders tegen ASO en het behoud van die
onderwijsvorm zouden zijn en woedend dat de hervormingen geen duidelijkheid
brengen. Vreemd, want ouders proberen vaak ten onrechte hun kinderen uit de
b-stroom te houden en vinden ten onrechte het beroepsonderwijs te min voor hun
kinderen. Het statusverschil mag men niet negeren, wil men ertoe bijdragen dat
ouders aanvaarden dat hun zoon of dochter misschien wel gebaat zou zijn bij een
minder intellectueel veeleisend programma. Omgekeerd mag men ook niet doen
alsof kinderen uit een migratieomgeving vanzelfsprekend niet in staat zouden
zijn ASO te volgen. De woede ten aanzien van het ASO heeft tot nog toe alleen
geleid tot een soort statuskrenkingen van ... intellectuelen, die nogal eens pleiten
tegen het ASO[i].
De
hele discussie over de hervorming van het secondair onderwijs, waar je zelf ook
van weet hoezeer je, ondanks het zogenaamde elitaire karakter en de zogenaamde
sociale positie van je ouders toch ten volle van hebt genoten en nu een boeiend
leven hebt. Men zegt dat ouders boos zijn dat het ASO niet afgeschaft wordt,
maar welke ouders zijn dat? Ik zie hoe ouders wel eens last hebben van de
betutteling die op hen wordt losgelaten, alsof zij niet zouden weten, eigener
ervaring, wat goed is. Ouders die beseffen dat hun zoon of dochter best een
meer beroepsgerichte opleiding krijgen, kunnen wel even in ontkenning leven,
maar zullen met de school en hun wel die weg zoeken. Erger is het als men
ouders ziet die de onderwijsloopbaan niet steunen, maar hoe vaak komt dat voor?
De
andere kant van de woedemedaille? Experten die zeggen dat ouders en leraren m/v
het niet begrijpen, een vermaarde directrice die er niet slaagt te begrijpen
dat haar ooit zeer befaamde atheneum niet meer de naam heeft die het had. Het
is geen gemakkelijke kwestie, gaat over het eigen gelijk, over inzichten die
men niet ter discussie wil stellen. Het gaat er dan ook nog eens omdat de weg
die we kiezen om goed onderwijs te blijven aanbieden. Ouders, mensen in de
samenleving worden woedend, omdat men opnieuw het riedeltje van de gelijkheid
blijft afdreunen. Want zij weten, soms toch, hoe gelijkheid in de Sovjet-Unie
heeft geleid tot een geperverteerd totalitair systeem, waar persoonlijke
vrijheid onbestaande was voor Ivan en Ludwina, terwijl Dimitri misschien naar
een kaderschool mocht en universiteit[ii].
Spreken
over woede is belangrijk, maar ook over hoe we ermee omgaan? Leggen we de
nadruk op vergelding, die we kunnen overlaten aan de rechter in geval van
gewelddelicten, maar kunnen we dagelijkse aanleidingen tot woede leren te
verwerken en kiezen voor transitiewoede? We zijn geen engelen of stoïcijnen,
maar zoals jij Sneeuwwit opvoedt, denk ik dat je dat al begrepen had, in de
vingers hebt.
Vale,
Bart
PS
het punt van de vergeving blijkt ook wel boeiend genoeg, maar het vergt een
andere blogpost.
[i]
ASO
betekent dus Algemeen Vormend onderwijs, met het doel jongeren zich te laten
voorbereiden voor een hoger opleiding aan de hogeschool en universiteit - een
onderscheid dat ook geleidelijk op de helling komt te staan. Echter 'aso"
betekent ook iemand die zich constant asociaal zou gedragen en dus voorwerp is
van woede, vooral van minachting ook. De aanpak verschilt van land tot land,
maar ik denk dat die mensen stigmatiseren, zoals in het beleid vaak voorkomt,
vaak een grote woede opwekt, die telkens zo een asociaal sujet aangesproken
wordt en vervolgens afkeer voor de gezeten burgers toeneemt, maar dat meestal
doen in kwetsbare omgevingen, zodanig dat ze hun situatie en omgeving nog meer
afbreken. Men moet niet elk gedrag gedogen, maar jongeren die zich heel erg
asociaal gedragen, zijn ook meer vatbaar voor strakke leefstijlprogramma's
zoals de strijdende jihadi. Men zal hen niet deprogrammeren, als men hun woede
blijft voeden door onoprechte daden.
[ii]
‘Ouders zijn tegen watervalsysteem’
Cijfers zeggen niet alles. Dat weten ze ook bij de VCOV, de koepel
van ouderverenigingen in het vrij onderwijs. In een vorig jaar gepubliceerde
enquête zegt 79 procent van de ouders de huidige indeling in aso, tso, kso
en bso goed te vinden.
‘Maar veel ouders pleiten tegelijkertijd voor een herwaardering
van het tso en het bso. Ze zijn tegen het watervalsysteem, en uitgerekend die
schotten werken dat watervalsysteem in de hand’, zegt Theo Kuppens,
coördinerend directeur van de VCOV.
De ouders in de enquête merken onder meer op dat onbekend onbemind
maakt, waardoor tso en bso met een slechter imago kampen. ‘We moeten in ieder
geval die perceptie de wereld uit helpen’, meent Kuppens. ‘De aanpak van het
Provinciaal Onderwijs kan daarbij helpen, al hoeft dat niet de enige
heiligmakende manier te zijn.’ (sco)
Ik verwijs hiernaar Adelheid,
een stukje in de Standaard van 18 januari 2017, omdat ik merk dat men nog
altijd graag spreekt voor anderen en zeker in het onderwijsdebat. Ouders willen
onderscheid weg tussen ASO, BSO en TSO, over KSO spreekt men minder of alleen
met lange tanden. De kwestie is dat ouders verre van eensgezind zijn over
details, maar dat ze voor hun kinderen het beste willen, al is ook dat niet
altijd helder. Het gevolg is dat men al eens boos, woedend wordt over de
schooldirectie, de leraren en het gesprek niet accepteert, terwijl dat voor de
leerling wellicht het beste zou zijn. Het gaat ook hier om transitiewoede:
zoeken naar oorzaken en vooral, boven alles een oplossing voor de toekomst,
waar men beter van wordt.
Reacties
Een reactie posten