zorg, een blinde vlek in ons economisch denken
Dezer
Dagen
Beklijvende inzichten
Julie Nelson over economische modellen
![]() |
Julie A. Nelson Phd. Professor of economics College of liberal arts. University of Massachussets Boston. |
De
krant is een toegang tot de wereld, redacties zoeken uit wat er gaande is en
dat kan soms wel onze inzichten verruimen, in vraag stellen ook. Het valt niet altijd mee
zo een artikel aan te treffen, want zekerheden worden plots voorwerp van nieuwe
discussie. Maar nu een president claimt Amerika weer groot te maken - de
gevaarlijkste leugen die een politicus zich niet kan veroorloven - komt een
artikel over een econome die ons vraagt na te denken over de aannames, c.q.
over de (onzichtbare) inbreng van vrouwen in het BBP. Zoals Tomas Sedlacek weet
zij dat er in het bestuderen van wat er gaande is een aantal blinde vlekken
zitten.
Als
student geschiedenis en ook later heb ik het wel betreurd dat er in onze
opleiding geen grondige opleiding in het economische denken zat, waardoor we
vertrouwd zouden raken met begrippen en modellen van de economie als
academische wetenschap. Ook zag ik toen wel, onder meer onder invloed van Chris
Vandenbroecke, dat men historische data heel goed moet onderzoeken en begrijpen
dat ze nooit volledige toegang tot de toenmalige werkelijkheid kunnen geven: de
bronnen geven weliswaar meer vrij dan een eerste oppervlakkige benadering laat
vermoeden, maar dan blijft het zaak die bronnen diepgaand te bekijken, welke
werkelijkheden ze weergeven. Staten van goed werden opgesteld omdat men wilde
dat bij het sterven een familievader of -moeder, dan wel beide, het patrimonium
goed beschreven zou worden, om in eerste instantie de opvoeding van de wezen te
verzekeren en later indien mogelijk die erfgenamen hun bezit ter hand ter
stellen. Nu zijn dat louter inventarissen, maar Chris Vandenbroecke toonde aan
hoeveel die bronnen kunnen vertellen over het dagelijkse leven van mensen en
dat niet enkel van de elite of van de armen, sterven, voortijdig sterven was in
zeventiende en achttiende eeuw niet ongewoon en de oorzaken waren talrijk, van
kraambedkoorts voor de vrouw tot bedrijfsongevallen voor de man. Ook is het wel
zo, bij de grotere boeren dat zij vaak pas later trouwden en zo dus op het
moment dat hun kinderen nog jong waren zelf al betrekkelijk op leeftijd,
waardoor gewoon ouderdom ook kon meespelen. Wat uit die bronnenonderzoeken ook
opviel was het aleatoire van de gebeurtenissen op het persoonlijke, familiale
vlak, maar dat het wel toeliet grotere patronen te zien in de samenleving. Het
was Chris Vandenbroecke die betoogde dat de achttiende eeuw voor Vlaanderen en
Brabant, vooral Vlaanderen een tijd van voorspoed was, onder meer door de
ontwikkeling van de huisnijverheid, waardoor ook mensen met een beperkt
grondbezit, een hectare, twee hectare en een paar geiten, toch konden overleven,
meer zelfs dan dat. Niet iedereen was opgezet met dat betoog en men vergeet dat
de negentiende eeuw ons een heel ander beeld heeft gegeven van Vlaanderen,
zeker tijdens het tweede kwart van die periode, toen demografische
ontwikkelingen en nieuwe industrie met elkaar botsten, wat voor sommige streken
voor hongersnoden heeft gezorgd, vooral in de periode 1845 -1850.
Geschiedenis
vertellen we vaak en graag als een gecanoniseerd verhaal en dan kan men het
werk van Vandenbroecke wel eens als apocrief benaderen, terwijl hijzelf en via
zijn studenten wel een massa data kon verzamelen die toelaten voor de
verschillende epoches kenmerkende evoluties te distilleren, maar ook dat het
economische gebeuren niet autonoom kan bekeken worden, zonder rekening te
houden met enerzijds gebruiken en regelgeving en anderzijds pogingen om die
gebruiken bij te stellen of op te rekken, nieuwe dingen te proberen, zoals het
gebruik van stalmest en aal voor de bemesting van de gronden. In die zin sluit
mijn interesse voor het artikel in DS met een interview met mevrouw Julie
Nelson wel degelijk aan bij die vroegere bemoeienis over hoe een samenleving nu
functioneert en hoe krachten op elkaar inwerken, hoe mensen samenleven en er
vaak meer van maakten dan wij het graag voorstellen.
Nog
eens, de historicus van de middeleeuwen heeft vele bronnen en toch is het
zoeken, onder meer via landschapselementen en archeologica naar een bredere
scoop. Ook de historicus van de Nieuwe Tijden zal bemerken dat de vele data die
er te rapen vallen en na controle te hanteren al een flink meer fijnmaziger
beeld - met meer pixels dus - kan schetsen, maar ook daar blijven de blinde
vlekken vaak onbesproken. Het hangt af van de vraagstelling hoe men daar dan
doorheen kan komen. Maar een aspect van het onderzoek dat we als jonge
historici in opleiding net niet onder ogen zagen, al bestond er wel interesse
in de verschillende vakgroepen voor, was het gendernonderzoek, hoe man zijn of
vrouw zijn de cultuur tekende en hoe normen op dat vlak de samenleving en
personen beïnvloedden. Wel is niet
altijd of die normen, ongeschreven wetten altijd en op iedereen dezelfde uitwerking
hadden. Precies tijdens de achttiende eeuw blijkt men bijvoorbeeld met
kerkelijke voorschriften los te zijn omgesprongen, juist ook inzake seksuele
betrekkingen.
Het
zou zo maar kunnen dat we de patriarchaal georiënteerde regelgeving, de visie
op de vrouw als vat van de duivel, een niet enkel middeleeuwse mantra - ook in
de oudheid waren filosofen niet vrouwvriendelijk en dus viel het wel eens op
als men een Eleonora van Aquitanië of anders Anna Bijns trof, Kenau ook, dat de
werkelijkheid niet altijd zo regelgevoelig was als men zou denken, maar vrouwen
namen geen prominente rol in. Toch is het via wat we over hun levenswandel
kunnen vernemen dat we meer kunnen vernemen over het leven in die vroegere
periodes. In deze zin zal men merken dat men ook daar bijzonder getroffen kan
worden door een beeld, een voorstelling, waaruit die doorgaans verborgen wereld
aan het licht komt. Men kan denken dat het om voyeurisme gaat, maar ik denk dat
een economisch weefsel waarbij bijvoorbeeld, zoals in het geval van Anna Bijns
de rol van schooljuf in de zestiende eeuw die vrouwen opnamen, meer economische
implicaties had dan men doorgaans voor ogen heeft.
Hierom
ook raakten we getroffen door wat ik lees over het werk van Julie Nelson. Want
de welvaart van een regio hangt ook af van de mate waarin de behoeften vervuld
kunnen worden en dan speelt niet alleen de landbouw een rol, toch zeker in
dicht bevolkte gebieden, zoals Lombardije, de Rijn- en de Rhônevallei en dus
ook Vlaanderen, Brabant, Holland-Zeeland, de Nederlanden, al zijn er in de
middeleeuwen periodes waarin meer land in gebruik werd genomen en andere waarin
men marginale gronden opnieuw liet verwilderen. Nu, de gedachte dat juist in
die gebieden die voorlopen op de rest van Europa, merkt men ook dat allerlei
praktijken van het dagelijkse leven hun invloed hebben of mogelijk gemaakt
worden door de rol van vrouwen in het bestel. Het is niet omdat we vrouwen
voorstellen aan het spinnewiel dat ze ook niet de melk karnen, boter maken en
zich bezig houden met een moestuin. Maar dus ook, als het moet, de zaak van hun
gestorven man kunnen overnemen en met succes verderzetten.
Het
punt is dat dit evoluties en fenomenen zijn van de "longue durée" en
daarom vaak minder aandachtig bekeken. Ook Braudel bleef er blind voor, maar
Chris Vandenbroecke heeft wel pogingen ondernomen de rol van vrouwen in het
gezin en het economische weefsel beter te onderzoeken. Hun rol in de
fertiliteit blijkt ook voor hem minder een kwestie van patriarchale controle en
konden vrouwen zich via huwelijk sociaal opwerken, in grotere boerenfamilies met dochters was
vaak het omgekeerde het geval... Wat een en ander bepaalde was niet enkel door
berekeningen rond het patrimonium ingegeven of door strenge regels over seks
voor en buiten het huwelijk, want dat kwam vaak genoeg voor. Hoe het leven dan
op zo een boerderij in de polder of op een kouter eraan toeging, valt nog
altijd moeilijk te achterhalen en wat mensen beleefden, of er sprake was van
strak ouderlijk gezag dan wel of er enige openheid was, dat kan men niet zo
gauw aflezen. Toch had dat alles ook economische gevolgen. Een goede boerin
maakt haar boer rijk, hoorde ik lang geleden zeggen, want zij zorgt voor al die
dingen die het dagelijkse leven mogelijk maken, regeert in huis en zorgt voor
eten, kleren en wat al niet meer. Wordt dat meegerekend in het leven op het
erf? In het fysisch inkomen van zo een boerengezin zal het wel een en ander
betekend hebben.
De
fixatie van de sociale geschiedenis op de armsten - in tegenstelling tot de
geschiedenis die de aandacht richt op de Voltaires en Emilie de Châtelet van
deze wereld, heeft andere blinde vlekken meegebracht, onder meer het feit dat
we niet weten of personeel in de hofhouding van Voltaire dan wel van de baron
d'Holbach enig voordeel had van de ingesteldheid van de meester des huizes. Ook
voor het oude Rome en zelfs voor het op slavernij gebaseerde zuiden van de VS
tot aan de burgeroorlog, zien we dat men vooral verschillen moet onderkennen
tussen wie op het veld had te wrochten wie als huisneger, mocht leven. Een
paradijs was het ook niet, maar vaak zaten er voordelen aan vast die moeilijk
materieel te becijferen vallen, zoals culturele overdracht. Dat was ook zo in
Rome en dat was ook het verschil tussen het dienstmeisje dat het kon schoppen
tot hoofd van de huishouding en de meisjes in de Fillature. Zijzelf kenden
overigens dat verschil maar al te goed.
Men
kan mij nu aanwrijven dat ik weer wat pedant met historische weetjes uitpak,
maar die weetjes hebben me er wel bewust van gemaakt dat, willen we dichter
komen bij het ideaal van Ranke, weten hoe het nu eindelijk geweest is, men zal moeten doordringen tot wat vaak de
verborgen wereld van de vrouw is, van vrouwen blijkt te zijn. Maar behalve die
historische nieuwsgierigheid, weegt die visie ook mee op wat mijn inzichten
zijn over economie en over sociale vraagstukken, ook en vooral over hoe we ons
leven invulling kunnen geven. Ik zal dus maar eens proberen oorspronkelijk werk
van Julie Nelson te lezen, want ik denk dat haar methodologische reflecties
best het overwegen waard zijn.
Wat
mij haast vanzelf trof was dat zij in wezen een vergelijkbare attitude heeft
ten aanzien van de klassieke economische begrippen en modellen als Tomas
Sedlacek, die ook meer aandacht vanwege economen m/v wil voor wat er zich
werkelijk afspeelt in de samenleving. Een bezoek aan Parijs, rond 1993, met een
vriendin, liepen we de oude Bibliohtèque Nationale binnen waar een
tentoonstelling liep over engelen en demonen in de marginalia van
handschriften, waarbij ook af en toe wel uitgesproken erotische beelden op te
vangen vielen, zoals ook Jeroen Bosch die heeft geschilderd. In de discussie
hadden we het ook over de vraag waarom de vrouwelijke positie in die erotische
prenten alweer zo passief was - wat door de kerk zou verordonneerd zijn
geworden maar ook, dachten we, door vrouwen geaccepteerd en voor mannen de
veiligste positie was. Het erotische was aanwezig in kostelijke handschriften,
die vanaf de veertiende eeuw voor de markt van welstellende burgers werden
geproduceerd in schrijfateliers en al lang en breed aan de abdijen ontkomen.
Wat
mevrouw Julie Nelson voorstelt zou ook bijvoorbeeld het kritische middenveld
moeten raken en mobiliseren, in die zin dat we al tijden geconfronteerd worden
met economische inzichten over ongelijkheid, over armoede, die men graag als
een groot maatschappelijk probleem voorstelt en een opperste vorm van onrecht,
waar de armen zelf niet mee gebaat zijn. De ontwikkelingen van de arbeidsmarkt,
waarbij mensen geacht worden flexibeler - in een beperkt kader - aan deel te
nemen, maar waar zowel vakbonden als ondernemers uitgaan van een grote
rigiditeit, zoals zij aangeeft, moeten
ons wel aan het denken zetten. Dat is evenwel niet gemakkelijk, confronterend
ook. Als we zien hoe men minister Vandeurzen met kritiek overlaad op vrijwel
elk domein waar hij probeert verschillende randvoorwaarden met elkaar te
verzoenen, dan gaat het over de kinderen in armoede. Dat (kinder-)armoede in
Vlaanderen sterk is afgenomen en dat er heel wat voorzieningen zijn, hoort men
in die context zelden, maar het zijn vaak dames, mensen met een opleiding van
sociaal assistent/maatschappelijk werkster die op het terrein heel wat werk
verzetten en daardoor concrete noden weten te lenigen op een duurzame manier.
Die
aandacht voor het bestrijden van armoede kan men best ondersteunen, men
benadert de kwestie te vaak vanuit een louter economische invalshoek, waarbij
de regelgeving vaak voor mensen in armoede eerder beperkend werkt, tenzij die
sociaal werkster de manier vinden om mensen te motiveren en tegelijk de vele
papieren, regels weten te hanteren ten bate van de mensen in nood. Maar
tegelijk zijn zij het ook die merken dat het mensbeeld dat aan de bestrijding
van armoede ten grondslag ligt vaak al te negatief is.
Bijkomend
nadeel is dat men het economisch handelen van mensen in een op consumptie
gerichte samenleving niet goed in beeld krijgt. In tegenstelling tot dertig,
veertig jaar geleden, acht men de consument niet oordeelkundig, maar tegelijk
prijst men zoveel aan als levensnoodzakelijk, zelfs inzake anticonceptie en
vruchtbaarheid, dat mensen er gillend van weglopen. Ons handelen is namelijk
wel mee bepaald door economische mogelijkheden, maar er is meer dan geld en
goederen alleen. De omgang tussen mensen is de laatste halve eeuw ernstig
gewijzigd en daarbij zijn vrouwen niet meer de kneusjes, die geholpen moeten
worden. Voor mannen, niet allemaal, maar toch geeft dat soms wel eens voor
gevolg dat ze zichzelf moeten heruitvinden, wat een leuke activiteit is. Boys
will be boys, dat wel, dus ik ontkom daar niet aan en dat hoeft ook niet, maar
tegelijk is het wel zo dat vrouwelijke inbreng in het leven, qua inzichten, qua
beleving ook best wel nieuwe ervaringen kan opleveren.
De
economische theorie die ons handelen zou bepalen, heeft precies op mensen als
Donald J. Trump het minste vat. Hij en zijn vader hebben vaak beslissingen
genomen inzake investeringen die erop neerkwamen dat ze net binnen de grenzen
van de wet blijvend overheidsmiddelen hebben omgeleid en afgeleid. Economische
theorie gaat uit van de gedachte, al te vaak, behalve als men bij Keynes of Sedlacek
te rade gaat, iets van een ijzeren wet, terwijl men er opnieuw zou moeten komen
dat er wel grenzen zijn, financiële en wettelijke, om iets te ondernemen, maar
dat de macro-economie het gevolg is van ons handelen en niet dat wij ons geheel
door die inzichten moeten laten insnoeren en beperken. Het valt op dat ook
Julie Nelson die gedachte genegen is. Het lijkt me ook interessanter dan een
zoveelste discussie over ongelijkheid. Men kan ook die slechts in de feiten
ongedaan maken als men zelf gaat handelen en zich niet aan een systeem
onderwerpt.
Uiteraard
is dit maar een zeer zijdelingse benadering van wat ik las, meer nog, bepaalde
aspecten van het artikelen heb ik slechts beperkt besproken, omdat het
inderdaad een veel diepgaander inzicht in het denken van mevrouw Julie Nelson
vergt. Op deze dag dat zovele mensen, vooral vrouwen betogen tegen het
aantreden van Donald J. Trump, denk ik dat dit artikel in De Standaard, wel
eens meer zoden aan de dijk kan zetten, al geloof ik deze keer wel dat de
betogingen voor een nieuwe aandacht zal zorgen voor een betere politieke
cultuur. Iedereen zou in deze samenleving, de onze en zeker ook de Amerikaanse
enige zorg voor zijn broeder en zuster kunnen opnemen, spontaan, want we
vergeten wel eens dat we zonder meer in ketenen van afhankelijkheid pas
autonoom kunnen zijn. Zorg opnemen en daaruit voldoening putten, wetend dat
anderen ertoe bijdragen dat ook dat gebeuren kan, lijkt mij van belang. Niet
alleen macro-economische data zijn feiten, maar die andere vallen moeilijker te
valideren en vooral te behandelen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten