Hoe racisme bestreden kan worden? Via het onderwijs




Dezer Dagen




Eurocentrisme als vloek




Leo Bittremieux (Sijsele 1880 - Boma 1946)
Hij bestudeerde tijdens zijn zending in Congo de
wereld en de mensen waar hij mee in contact kwam
en schreef hierover, Hij hield zich ook bezig met de
taalkunde.  
Een jongedame legt op televisie uit hoe in het onderwijs de link duidelijker moet worden tussen het koloniale verleden en het actuele racisme tegen mensen uit Sub-Sahara Afrika. Als historicus kreeg Rudy Vranckx weinig mee over kolonialisme en dekolonisatie. Afgezien van het feit dat het hele proces zich over enkele eeuwen uitstrekte en behalve over exploitatie gaat ook over pogingen van missionarissen en andere proto-antropologen zich gingen inlaten met de lokale cultuur, niet uit paternalisme, maar gewoon omdat ze wilden begrijpen wie die mensen waren met wie ze te maken hadden, begrijp ik niet dat dit aan de KU Leuven het geval kon zijn. In Gent gaf Rudy Doom een keuzevak over dit onderwerp, summier, maar toch. Er speelden en spelen belangen en anderzijds oprechte interesse. Of we er beter van worden naar muziek te luisteren? Het Requiem van Mozart kan tot reflectie leiden, of niet.

Men wil dat we beter begrijpen hoe Afrika een plaats heeft in de geschiedenis en ik denk dat de vraag terecht is. Meer nog, over dertig jaar zal Europa heel goed moeten omgaan met het continent, alleen al omwille van de demografische boom die, wanneer niets verandert, overdonderend zal zijn. Afrika kent een moeizame relatie tussen economie en demografie, want hoe meer mensen er in een land leven, hoe moeilijker het blijkt iedereen een behoorlijk leven te bezorgen. De restrictieve wetgeving rond geboorteplanning en het gebrek aan vorming van meisjes en jonge vrouwen blijft voor de kinderen die er ter wereld komen problematisch.

Nozizwe Dube legt mooi uit wat haar doelstellingen zijn, maar tegelijk denk ik dat men precies de nuances en tegenstrijdige aspecten van de kolonisatie voor ogen moet hebben om in de geesten begrip op te brengen voor die mensen die probeerden op een doordachte manier onder het kolonialisme uit te komen, maar helaas faalden. Er zijn weinig landen die op een positieve manier aan de kolonisatie ontsnapt zijn, lijkt mij en dat ligt deels aan de Europese metropolen waaronder België. Het is de vraag of Nozizwe wel snapt hoe wij, kort na de Dipenda geboren en op college leraren zagen die in Congo les hadden gegeven – al werd dat niet expliciet verteld – terwijl we wel degelijk vernamen hoe Leopold via Bismarck zijn oude droom had kunnen realiseren een kolonie te verwerven, tegen de wensen van de regering in, overigens. We leerden er ook, van die leraren dat het allemaal nogal verwarrend was en intussen, ik denk in 1974 gingen Belgische para’s in Katanga Belgen redden, tot ergernis van de oppositie in het parlement, want de POB – nu PS – vond het niet kunnen dat geld werd uitgegeven aan die neokolonialen. Ook Manu Ruys schreef – ik moet het herhalen – vaak genoeg over onbegrijpelijke investeringen in Congo, gekend als Witte Olifanten op verzoek van onder meer de Société Génerale. Tegelijk zagen we Leo Tindemans zich geen houding vinden omdat een koortje Vlaamse liedjes zong, zoals daar zijn “en de poembak, de poembak is kapot”.

In tegenstelling tot jongeren vandaag kregen wij onze dosis kennis mee over de kolonisatie, zoals een les over de reis van Albert naar Congo, in 1928, jaren na zijn eerste reis, waarover hij zelf aantekeningen maakte. Ook over Jef van Bilzen leerden we, de man die hoopte dat Congo in 1985 succesvol onafhankelijk zou kunnen worden, wanneer er voldoende universitairen zouden zijn om een volwassen administratie te vormen. Afgezien van de redeneerfout, namelijk dat de metropool zou kunnen bepalen wanneer de revolutie of rebellie zou beginnen, was zijn visie een van de weinige die enigszins doordacht was. Bijna geen enkel dekolonisatieproces was succesvol in de mate dat bevolking, de burgers er beter van werden. Ik weet dat ik deze argumenten al eerder te berde bracht, in een ander discours, maar ik hoor nog steeds een hoogleraar interculturele psychologie – aan de universiteit – uitleggen hoe riskant het is mensen aan psychologische testen te onderwerpen – het woord – om hun kennis en vaardigheden te meten, zoals de IQ-test. Het probleem is dat grootheden, in de wiskunde, of associaties van woorden niet altijd dezelfde processen op gang brengen, die wij op school aangeleerd krijgen. Dat lag er ook aan dat men bijvoorbeeld in Suriname, onder de Bosn***s, Marrons of Boscreolen, een bevolking die ontstaan is uit de levensdrang van de mannen en vrouwen die uit de plantages ontsnapt waren. De term b… wordt dezer dagen niet meer gebruikt, maar was rond 1984 nog wel aangewend. Overigens moet men voor de dynamiek van die mensen wel waardering opbrengen.  

Er was dus een tijd die helaas vervloden is, dat we leerden dat onze kennis van de Congo tekortschoot en dat discussies over de kolonisatie niet enkel tot een loflied hoefden te leiden. Wijlen mijn vader vond dat er teveel was fout gegaan en toen mijn broer, na een stage als student geneeskunde in Rwanda enkele kennissen van daar, Butare thuis uitnodigde, stond de deur van het ouderlijke huis voor deze mensen open.

Men heeft het beschikbare materiaal en de ervaringen van ‘gewone’ leraren laten liggen en niet afdoende naar waarde geschat. Ik weet dus niet beter of de kolonisatie was een zaak van mensen die vaak hier geen voet aan de grond kregen en aldaar wel eens het beste in zichzelf ontdekten of het slechtste alle ruimte gaven. We werden groot met relatief negatieve gevoelens over de kolonisatie, maar wie de geschiedenis van de Antwerpse haven wil begrijpen moet wel kijken naar de handel en vooral de exploitatie van de kolonie. De moord op Patrice Lumumba was een blijk van angst en vooral voortgekomen uit bezorgdheid over de nucleaire ertsen die in Katanga te exploiteren vielen. De Amerikanen speelden daarom een dubbele rol, die van de redders van de humaniteit en tegelijk mee verantwoordelijk voor de moord op Lumumba en ze stimuleerden ook later de afscheiding van Katanga.

Nozizwe Dube zou eens moeten onderzoeken hoe de medische parameter tussen 1885 en 1960 is gewijzigd, waardoor meer kinderen volwassen konden worden en zelf kinderen ter wereld brengen. Het klopt dat men de koloniale politiek niet of maar moeilijk kan billijken, waarbij wel de aantekening past dat het gemakkelijk is het gedrag van anderen in een andere tijd te veroordelen. Overigens, men moet daar niet voor terugdeinzen en begrijpen dat bepaalde omstandigheden, zoals onder het cultuurstelsel in Indonesië of inderdaad de praktijken in de Congo Vrijstaat uitgingen van de minderwaardigheid van de “inlander”. Toch zien we, ook na de overdracht aan de staat België  en ook nadien, dat mensen van hier niet die gedachte hadden of daar ertoe overgingen de mensen die ze er aantroffen wel te waarderen.

Hier botsen we op het probleem dat men kwesties als racisme en ontmenselijking vooral structureel ziet, dat mensen niet aan de omstandigheden kunnen ontkomen. De taalkundige geschiedenis van Congo, maar ook van Burundi en Rwanda – waar sinds Paul Kagame president werd het Engels het Frans heeft verdrongen – komt zelden aan bod en als er al studies verricht worden, dan over hoe Europese talen, van de voormalige kolonisator de officiële taal werd[i].  Het valt op dat er onder de missionarissen grote interesse bestond voor de culturen die ze aantroffen. Valt het uit te sluiten dat dit louter kerkelijke doelen diende of was er daarnaast ook een werkelijke belangstelling? De kerk heeft om redenen van bekeringsijver altijd ook lokale talen moeten leren, want hoe kan men anders mensen bekeren? Doorgaans kan men ook vaststellen dat er daaruit ook een oprechte belangstelling spreekt. Contacten tussen culturen verlopen doorgaans niet unilateraal en bovendien kan aanvankelijke afwijzing of minachting toch ontwikkelen tot een nieuwe vorm van co-existeren en zelfs métissage.

Onduidelijk is of, zoals Geert Castryck wel schrijft, het systeem van kolonisatie na 1908 inderdaad racistisch was[ii]. Ongetwijfeld zal men beducht geweest zijn voor mogelijke (lokale) opstanden en zal men er ook bedacht op geweest zijn dat men altijd superieur moest blijken aan “de inlanders”, dat behoort immers tot het machtsdenken in een koloniale context. De vraag is of iedereen daarom zonder meer alleen inferieure wezens zag. Afgezien van de gemengde gezinnen die zowel in Indonesië als in Congo, tegen de richtlijnen in, tot stand kwamen, waarbij de blanke vader dan al dan niet welwillend omging met moeder en kind/kinderen, kan men ook bedenken dat buiten de formele verhoudingen van baas en ondergeschikte, bediende, boy… de informele contacten tot andere inzichten konden leiden. Het systeem was wel racistisch en politiek gericht op het bewaren van de orde, vandaar ook dat de Dipenda tot excessen van geweld aanleiding gaf, iets waar nog zelden over geschreven of gesproken wordt. Overigens, zal men de opstandeling verwijten geweld te gebruiken als die zelf gedurende jaren, decennia met de zweep opgejaagd is geworden? Overigens, net op dat ogenblik kwamen de formele verhoudingen doorgaans weer op de voorgrond en dus ook het structurele geweld.

Het is maar, voor zover ik het van oudgedienden heb opgestoken, omdat men het na de onafhankelijkheid niet graag had over hoe het proces van onafhankelijkheid was gelopen, dat men er alras het zwijgen toe deed, over de fouten en ook over waar het beter was gegaan, waar het beter had kunnen gaan. De raids van paracommando’s in Congo gedurende twintig, dertig jaar, om Belgen te gaan bevrijden hebben ook al geen ruimte geschapen om een openbaar debat aan te gaan over Congo en hoe men daar mee is omgesprongen. De vraag is dan ook wat men jonge leerlingen zal vertellen, want een reis naar Congo, dat moet toch een avontuur lijken? Een reis via de verhalen van de meester of de juf moet dan nog eens begeesterend worden gebracht en liefst niet plichtmatig. En moet men niet juist kinderen beschermen tegen de bruutheid, de gruwel van de verhalen?

Gaan we ervan uit dat de koloniale tijd deel uitmaakt van onze geschiedenis, dan moet men er zowel de betere bladzijden uit openbaren als de zwarte bladzijden. Het is wat het geweest is en het verhaal heeft meerdere facetten. Het is vermoeiend zowel te moeten vechten tegen een opinie die meent dat het allemaal niet zo erg is geweest als tegen de idee dat men sporen van het koloniale verleden moet verwijderen, van Leopold maar ook vraag ik mij af, van het Tropisch instituut in Antwerpen, Instituut voor Tropische Geneeskunde? Dat richt sinds de onafhankelijkheid van Congo de aandacht op een veel ruimer gebied, maar heeft ook inzake Ebola en HIV toch wel verdiensten.

Met de intentie in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de geschiedenis van Congo, de cultuur en de werkelijkheid van de kolonisatie kan ik het alleen maar eens zijn. Of men zo het (latente) racisme in de samenleving jegens mensen met een Sub-Sahara achtergrond, zal terugdringen, kan men alleen maar verhopen, maar gedragsverandering proberen te realiseren via het onderwijs geeft niet altijd de verwachte uitkomst, omdat mensen ook via andere kanalen over de wereld leren. Misschien zou het goed wezen als de Openbare Omroep meer aandacht ging besteden aan deze en verwante kwesties. Nu wordt er vaak al verwijtend gesproken over een gebrek aan interesse, terwijl men toch wel, als openbare omroep de middelen heeft om er iets aan te verhelpen. Maar goed, de openbare omroep VRT heeft geen opdracht meer op dat terrein en bovendien, het mag toch niet saai zijn. Zie je op de Nederlandse omroep in het programma “Verborgen Verleden” een jonge Nederlander van Surinamer afkomst op zoek gaan naar zijn roots of een jonge vrouw naar Indonesië  gaan naar de plaatsen waar haar voormoeder  het Indische in de familie heeft gebracht, dan blijft zo iets bij ons onmogelijk. Laten we, Nozizwe Dube, samen ijveren voor en grotere en meer structurele aandacht voor de geschiedenis voor en na de onafhankelijkheid van Congo en dan niet enkel voor de zwarte bladzijden[iii].

In dezelfde uitzending zat ook Alicja Gescinska om over haar boekje “Thuis in de muziek” te spreken, waarin ze vertelde hoe ze zonder aanmoedigingen van thuis met klassieke muziek aan de slag ging, van Buxtehude tot Penderecki. Het gaat over Westerse cultuur bij uitstek, al zien we dat er stilaan meer muziek tot stand komt buiten Europa, waarbij de muziek gemengd, vermengd raakt. Ik wil dit wel toevoegen aan het voorgaande omdat ondanks Klara, ondanks subsidies voor operahuizen en orkesten de toegang tot die muziekcultuur, die danig verschilt van het geweld van de muziek die we voortdurend gevraagd en ongevraagd te horen krijgen, relatief beperkt blijft en dan gaat het niet enkel om muzak. Mevrouw Gescinska vindt dat de scholen hier een grotere rol moeten spelen en te vrezen valt dat zij hetzelfde antwoord zal krijgen als mevrouw Dube, dat de school al te veel lacunes moet invullen.

We zouden hier ook nog een lans kunnen breken voor meer filosofie op school, maar dan zal de reactie zijn dat die al aangedragen wordt en jongeren steken er ook relatief weinig van op, sommige meer dan anderen. Maar hoe kan men muziek zo brengen dat het niet vervelend wordt? Op college leerde ik de Peer Gynt Suite kennen en de Ouverture 1812, maar echt enthousiasmerend werd het niet, ondanks de goede wil van de lerares, wel omdat het als een kennisvak werd aangedragen en dan moet men weten wanneer Grieg het stuk had gecomponeerd, in 1876 uitgevoerd in wereldpremière, maar het hele verhaal van Ibsen, op rondreis in Noorwegen op zoek naar de historische Peer Gynt en de verhalenschat, die dus het toneelstuk schreef en zo bijdroeg aan het nationale patrimonium, dat tot onze tijd meegaat, al ken ik niet veel mensen die het stuk gelezen hebben of opgevoerd. Maar toch, het verhaal vormt stof genoeg voor meer dan een les. Men kan ook “L’histoire du soldat” van Igor Stravinski onder de aandacht brengen en laten horen hoe muziek en spreekstem met elkaar accorderen kunnen.

Het is niet zo, aldus Alicja Gescinska, dat men beter wordt van het luisteren naar muziek, ook niet altijd van beoefenen van muziek, omdat we moraal en esthetiek niet zomaar met elkaar kunnen vereenzelvigen. Wel is het wellicht zo dat wie zich met het schone inlaat minder aandacht zal besteden aan … tja, waaraan dan wel? Een andere kritiek kan luiden dat de klassieke muziek aan betekenis verloren heeft, maar dan kan men evengoed stellen dat er nog altijd genoeg mensen wat graag muziek spelen en dat er ook nog luisteraars zijn. Het Requiem van Mozart horen in de Sint-Pieterskerk in Gent was voor mij een bijzondere ervaring.

Het is, mevrouw Gescinska, mevrouw Dube, best lovenswaardig aandacht te vragen voor kunst, voor de houding van Belgen tegen mensen uit Congo of Rwanda, want dat moeten we vooral blijven doen, aandacht vragen. Bovendien is duidelijk dat u beiden ook dat daadwerkelijk aan de weg willen timmeren en dus kan u geen verborgen agenda aangewreven worden. Bovendien horen we hier tegengeluiden, al hoop ik dat we, als het over Congo gaat, voor en na 1960 gedreven worden door pogingen te begrijpen hoe het is verlopen zoals we het verhaal menen te kennen. Ook moeten we nagaan of we zonder paternalisme aan de dag te leggen, tot echte samenwerking kunnen komen om het leven voor de burgers v/m in Congo en andere Afrikaanse landen te verbeteren. Eenvoudig is dat niet, gezien de wederzijdse onzekerheid. Maar juist geschoolde mensen als Nozizwe Dube kunnen hier wellicht een eigen inbreng hebben.

Ik begrijp de strijd tegen racisme, al voel ik mij, wellicht volkomen ten onrechte – niet aangesproken, omdat ik niet weet waarom ik met Mathieu Zana Etambala geen gesprek zou kunnen hebben of, uiteraard en graag zelfs, met u, mevrouw Dube. Er is geen punt om met anderen te spreken, van een nietszeggend praatje over het weer dan wel een meer gericht gesprek over Black Venus, van Jef Geeraerts: hoe moeten we dat boek begrijpen dezer dagen?

Bart Haers



[i]  Waarom Kongo geen Nederlands spreekt  De gelaagdheid van Vlaamse taalinitiatieven in een koloniale context (1945-1962) (https://www.dbnl.org/tekst/_ver016200401_01/_ver016200401_01_0027.php).


[ii] ibidem
[iii] Ik weet ook wel dat het nodig is die zwarte bladzijden onder ogen te zien en er niet van weg te kijken, maar er is wel degelijk meer te vertellen, die gunstig waren, zoals de ontsluiting van het land, de spoorwegen en de ontwikkeling van de scheepvaart langs de rivier, die ook gunstig waren voor de bevolking. Het blijft, laat dat duidelijk zijn een gesprek dat ook nog veel onderzoek zal vergen.

Reacties

Populaire posts