Grafrede op de autonomie
Reflectie
Moreel perfectionisme
![]() |
Desiderius Erasmus (1466(?) 1536) geschilderd door Hans Holbein de Jonge. Hij liet zich niet zomaar voor de kar van anderen spannen, noch zich in te tomen. |
Wat we
doen is uiteraard vaak gebed in een sociaal en cultureel kader, waar we zo mee
vertrouwd zijn dat het evident is wat we doen, zodat we er geen vragen bij
stellen. Toch zien we op tal van terreinen dat we erop aangesproken waren dat
we die evidenties niet zomaar moeten aanvaarden, want, zo heet het, vernietigen
het leven op aarde. Af te raden: Vliegtuigreizen, autorijden, haardvuur
onderhouden, ongezond eten, drank en tabak, slecht slapen… We moeten voor
onszelf zorgen en we moeten voor de planeet zorgen. Voor smoezen is er geen
plaats meer en zelfs als we het anders zien, kan het niet anders. Dat laatste,
zelfzorg, lijkt me aangewezen, al valt nog te bezien wie er dan zal meedoen aan
de zorg voor deze Aarde, Trump niet, Californië wel. Het juiste doen, omdat het
moet, zonder opgaaf van redenen, laat dat nog ruimte voor autonomie?
Het
valt me al enige tijd op dat in discussies over onderwijs, welzijn, welbevinden
– geluk vind ik een te bijzondere term – dat we woorden als vrijheid en zelfbeschikking,
autonomie nog nauwelijks horen of lezen. Was het daarom dat plots filosofen en
anderen kritisch gingen aankijken tegen de gevaren van de emancipatie,
ontplooiing dan toch? Dat men leerlingen niet bij machte acht een actieve rol
in het onderwijs op te nemen, lijkt vooral betrekking te hebben op zelfstudie.
Autonomie, vrijheid, emancipatie, want we worden niet onafhankelijk geboren,
wel integendeel, maar met het klimmen der jaren worden we geacht volwassen te
worden, maar dat betekent dan vooral, zoals eens en ooit, vooral het leergezag
te aanvaarden, in plaats van het in vraag te stellen. Juist, zoals in de
hoogtijdagen van het katholieke triomfalisme, zoals toen mensen als Walschap het
leergezag in vraag gingen stellen. Alleen is het nu geen christelijk leergezag
meer. Zelden weten we nog waar het zetelt en op die manier zou men het
theoretisch democratisch gedragen kunnen noemen, maar in werkelijkheid zit het
leergezag in groepen van gelijkgezinden, vaak verbonden met universiteiten. Kan
men het aannemelijk maken dat we de expertise van deze of gene moeten
aanvaarden, zonder kritische blik op de geboden inzichten te werpen. Dat is
toch wat Aude Sapere! Impliceert. Soms is men ten enenmale incompetent, maar
kijken we naar het onderwijsbeleid, dan lijkt het erop dat experten zondigen,
niet altijd, tegen het dogma dat men niet experimenteren mag met mensen, zeker
niet met scholieren.
Toen
de discussie over geluk weer eens oplaaide en mensen vonden dat je dat geluk
onverkort kon nastreven, kwam er in feite weinig aan de orde over autonomie en
een vervuld leven, nog minder over de vraag hoe we in een sociale context
gelukkig kunnen worden als de anderen er geen plaats in hebben. Autonomie
blijkt wel vergeten als facet van een volwassen leven, ook al omdat we net hier
naar perfectionisme streven, in die zin dat als die autonomie niet volkomen is,
dan is er geen sprake van autonomie, terwijl dat een veel te strenge benadering
moet heten. Net zoals men dat geluk niet absoluut kan stellen, want wie is
volkomen gelukkig, of altijd, ten allen tijde gelukkig? Cruciaal blijft daarbij
de inbedding van individuen en tegelijk weten we dat we niet ten dienste
gesteld mogen worden van een anoniem systeem. Maar geatomiseerd leven leidt
nergens toe, omdat wie geen aansluiting vindt met anderen, kan ook niet autonoom handelen en keuzes maken. Het
punt zou kunnen zijn dat autonomie ons op het terrein van het contingente brengt
en daar houdt niet iedereen van.
Het
punt is dat we niet afdoende beseffen dat het niet goed mogelijk is dat
allemaal te becijferen valt of te berekenen, al geloven we dat maar al te
graag. Want we begrijpen autonomie lichtvaardig als vrij van verplichtingen,
wat niet de beste definitie blijkt, wanneer men bedenkt dat men die autonomie
niet bij de geboorte meekrijgt maar moet opbouwen, waarbij anderen de jonge
bomen geleiden, soms met al te strikte normen en waarden, maar zelfs dan blijkt
het mogelijk autonomie te realiseren en dan betekent dat niet altijd dat men
het goede zou betrachten. De complexiteit van wat autonomie is, blijft altijd
onderbelicht, maar in discussies over integratie blijkt dat men wel integratie
wenst maar dan moet dat ineens perfect uitpakken, terwijl dat weinig zinvol is.
Hoeveel integratie we van een persoon verwachten, valt dan ook weer niet af te
meten, maar het kan blijken uit hoe mensen met een migratieachtergrond deel
hebben aan de samenleving en dan niet enkel de probleemgevallen. Overigens en
ten overvloede, ook wij krijgen via de opvoeding en vorming doorgaans voldoende
middelen, instrumenten en gewoonten mee om deel te hebben aan het maatschappelijke
leven, maar dat hoeft nooit volkomen het geval te zijn, want anders gaat
precies die autonomie eraan. Waarom zouden we in alles conform te heersende
normen moeten leven?
Autonomie
realiseren gaat dan ook niet om de vraag
of we ons volledig kunnen losmaken van invloeden van derden, maar hoe we
tegelijk betrokken kunnen wezen en onze distantie bewaren tegenover wat er
gaande is. Een oordeel, wil het juist zijn, moet objectief wezen, maar beter is
het te proberen, leerde onder meer Thomas van Aquino, de verschillende opinies,
ook al komen ze uit de Bijbel, tegen elkaar af te wegen. Maar goed, hoewel de
filosoof in een andere tijd, de dertiende eeuw actief was, weten we vandaag met
zekerheid dat hij vrouwen minachtte, want hij citeert de beruchte passage uit
de Brief van Paulus aan de christenen van Efese, waarin gezegd wordt dat de
vrouw onderdanig moet wezen aan de man, haar man, zoals men in de eerste eeuw
vrij algemeen aannam. En ook in de dertiende eeuw was de vrouw bij uitstek een
dienstmaagd. Zelfbeschikking was toen niet alleen niet voor vrouwen weggelegd,
maar ook voor slaven, of, in de middeleeuwen, mensen die op de een of andere
manier als horige, laat of anderszins dienstbaar was, bijvoorbeeld aan
kloosters. Het is pas daar waar die structuren doorbroken werden, zoals in de
steden, dat mensen enige vrijheid en zelfbeschikking konden realiseren. Niettemin,
ook in de Republiek en de Keizertijd waren er slaven die vrijgelaten werden
omwille van verdienste, die ook tot machtige figuren konden uitgroeien, wegens
kennis en kunnen. Tijdens de Renaissance kwam een nieuw type mens naar voor,
die inderdaad zeer veel kennis hadden verworven maar niet dansten naar de
pijpen van paus of keizer. Soms waren het mensen, zoals Erasmus die zich
intellectueel vrij durfden op te stellen omdat ze op de een of andere manier
niet bevreesd waren voor hun verdere leven en overleven. Men heeft het Erasmus
vaak verweten dat hij niet kon kiezen voor Luther en tegen de RKK of omgekeerd,
maar is het niet ook verdienstelijk dat iemand weigert te kiezen voor twee
denkwijzen waar hij ampel kritiek op heeft? Hij viel tussen twee stoelen, maar
wellicht heeft het besef zijn eigen weg te kunnen gaan hem net aangespoord zijn
denken verder uit te werken. Nog opmerkelijker is het dat hij de christenheid
wel als een eenheid zag, maar er niet uit concluderen wilde dat iedereen
dezelfde waarheden aan hoefde te nemen, zonder dat men daarom vijanden van
elkaar zou wezen. Het gaat er dus om dat Erasmus voor een vorm van redelijkheid
stond, wat hem er ook toe bracht tegen schismatieke slogans in het verweer te
gaan. Toen de grond onder zijn voeten in Leuven te heet werd, vertrok hij naar
Bazel, waar hij dan weer vertrok, toen de stad Calvijn ging volgen, naar Freiburg
im Breisgau, omdat hij niet met intolerantie uit de voeten kon, maar vooral
omdat men hem zijn onafhankelijke positie kwalijk nam.
Het is
niet van belang gespeend te zien hoe we uit de geschiedenis bijna altijd
uitzonderlijke figuren zien opduiken, want wie schreef of over wie geschreven
werd, hing af van de relatie tot de macht en hoe men zich opstelde in relevante
kwesties. De werken van Erasmus, alsmede de briefwisseling zijn talrijk en
betreffen zowel filosofische als politieke onderwerpen. Maar hij liet zich
zelden muilkorven, al koos hijzelf doorgaans niet voor de botte bijl. Hij
wenste ideeën uit te werken, niet zomaar deel te nemen aan conflicten waarbij
alleen de macht zelf aan de orde was. Vergeten we niet dat Erasmus, More en Machiavelli
tijdgenoten waren en alle drie op een eigen manier met macht en overmacht te
maken kregen. Toch tekende hij verzet aan tegen de Turkenkrijg, de oorlog tegen
de Turken, waartoe paus en keizer hadden opgeroepen. De aflaat die verleend werd,
stoort hem, net als het feit dat Karel V en de pausen vonden dat men niet van
de rechte leer mocht afwijken, waarvoor er ook geen goede redenen te vinden
zijn. Erasmus stond dus voor een autonoom denken, waaraan nog maar weinig
gerefereerd wordt. Freedom of speech? Natuurlijk, maar toch zien we iedereen
opspringen als een fout geluid opklinkt. Studenten willen veilig zijn tegen
denkbeelden die hen niet bevallen? Was het niet net het voorrecht van de
student met allerlei inzichten geconfronteerd te worden die hem – zelden waren
er dames in de hoorcolleges – die werden aangereikt of die hem kwamen toewaaien
uit allerlei geschriften?
Onze
wereld zit nu eenmaal anders in elkaar, dat wil zeggen, dat de communicatiemogelijkheden
nu eindeloos veel groter zijn, maar tegelijk dat in een aantal opzichten de
controle van het gezag minder drukkend functioneert, alleen al omdat de massificatie
van de samenleving het directe contact moeilijk maakt. Het gezag zelf staat eerder
ter discussie – al kan men de opkomst van populistisch rechts net zien als een
poging het (vermeend) oude gezag te herstellen. Nu beschikt de overheid wel
over nieuwe machtsmiddelen, die wel eens al te voortvarend worden ingezet,
zoals slimme camera’s, waarbij onze bewegingen in de openbare ruimte worden
gevolgd. De internetbedrijven slagen er dan weer onze inzichten te volgen en
soms blijken boeken of artikels niet onmiddellijk bereikbaar te zijn.
Dat
hoeft niet per se onze autonomie te beperken, maar kan toch wel een stevige
inperking opleveren, omdat men hoe dan ook weet dat “alles” geopenbaard zal
worden. Het gaat hier niet per se om misdadig gedrag, wel gedrag dat geen toezicht
van hogerhand behoeft of zelfs verdraagt. De strijd tegen het terrorisme moet
men ernstig nemen, maar daarom hoeft men geen aanslag te plegen op persoonlijke
vrijheid en autonomie.
Het
valt op dat nogal wat mensen bereid zijn vrijheid en zelfbeschikking op te
geven in ruil voor vermeende veiligheid. Wie niets mispeutert hoeft niets te
vrezen, tenzij de overheid plots nieuwe regels uitvaardigt of omstandigheden
wijzigt, zoals inzake verkeersveiligheid het geval is. Men moet de wet
respecteren, zegt men dan, ook als men ervan overtuigt is dat een bepaalde
regel getuigt van wantrouwen vanwege de overheid ten aanzien van burgers. Het
besef dat mensen best ook wel weten dat men maar beter geen geweld kan
aanwenden om doelen te realiseren, lijkt wel eens weg te deemsteren, terwijl
het toch wel betekenisvol moet heten, dat burgerschap net nodig is om de
samenleving en de staat te schragen. Kan men veronderstellen dat persoonlijke
autonomie en burgerschap samen horen te gaan, dan blijkt men het begrip burgerschap
dezer dagen vooral als instrumenteel in te zetten, niet als een persoonlijke
aangelegenheid. Ook hier blijkt het moreel perfectionisme een goed te
onderzoeken invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van denkbeelden. Niet alleen
is iets goed of fout, als het maar half goed zou zijn, kan men er donder op
zeggen dat men spitsroeden moet lopen. We zijn enigszins homofoob, zegt men,
maar het komt er op neer, dat homofobie al een opstap is naar homohaat, terwijl
het erom gaat dat mensen de oude inzichten wel degelijk gedeeltelijk verlaten
en in hun dagelijkse bestaan een pragmatische tolerantie aan de dag legt, wat
dan weer niet zou volstaan. Ook andere verketterde fobieën, jegens moslims,
jegens mensen met een andere huidskleur en nog zoveel meer, worden graag aan de
kaak gesteld, net omdat het om halfslachtige attitudes gaat, terwijl men moet
vaststellen dat het vaak net om een attitudeverandering gaat die voort kan
komen uit gebeurtenissen die zich in de directe omgeving afspelen. Ouders en
familieleden die plots met de outing van een jongen of meisje te maken krijgen,
mogen toch even slikken, om vervolgens hun zoon of dochter te aanvaarden. Gaat dat
niet vanzelf, gebeurt het toch, dan lijkt dat ook weer niet afdoende.
Moreel
perfectionisme nastreven is een kwestie die zelden als een probleem wordt voorgesteld,
omdat we er allemaal mee af te rekenen hebben. We leggen onszelf wel eens hoge
eisen op, nog vaker eisen we dat van anderen. Is dat wel correct? Is het wel
correct dat we aan een jonge sporter, op weg naar een grootse loopbaan eisen
stellen, die hem of haar tot een monnikenleven dwingen en alle plezier in het
spel, de sport ontnemen. Of is het de
drang van het meetbare en beheersbare ook te realiseren op het terrein van ons
dagelijkse doen en laten, dat feilloos hoort te zijn? Dan kom ik toch weer uit
bij Bernard Mandeville uit, die onverkort stelde dat een deugdzame samenleving
zichzelf verstikt: als iedereen deugdzaam blijkt te handelen, komt de hele
bijenkorf tot stilte, rust, dood. Autonomie tendeert dus niet a priori naar
morele hoogstaande inzichten of dito gedrag, maar kan ook tot moreel discutabel
vertoon leiden. Ook kan men niet zomaar stellen dat de rede ons vanzelf leidt
naar morele adel, want nobel handelen kan geheel tegen de inzichten ingaan die
men op grond van redeneren kan verwerven.
Het is
van belang dat we het moreel perfectionisme waaraan onze samenleving lijdt, of
liever omdat men moreel perfectionisme leidend maken wil, zelf ter discussie
stellen, blijven stellen. Vrees willen we niet hoeven te lijden, angst moet we
veraf houden, maar vooral anderen mogen geen vergissingen begaan. Feilloos leven?
Het lijkt een spannend devies, maar wie zal het vastleggen. Ooit bood de kerk
ons een handleiding tot een deugdzaam leven, waar een enkeling wel eens
uitermate scrupuleus rekening mee hield, wat we nog wel zien bij Jehova’s en anderen.
Lieten we daarom de kerk en de biecht niet achterwege? Er bestaat wel een opvatting,
wars van het absolute perfectionisme, dat ons ruimte biedt het beste te
betrachten en te weten dat het altijd ook minder kan blijken. Maar autonomie
spoort niet goed met perfectionisme, omdat het autonome leven nu eenmaal zelden
de perfectie kan bereiken, maar wel omdat het heel wat rijker wezen kan. We
zouden in deze de gedachte aan de Allmensch, zoals Alicja Gescinska[i]
het beschreef, in de overwegingen kunnen betrekken. Of de notie ‘Timshel’,
zoals John Steinbeck het oppikte in de joodse verhalensfeer. Timshel? We doen
het, omdat het hoort en omdat het kan. Autonomie is net zo min een eenduidig
begrip, moreel perfectionistisch daarentegen, laat geen twijfel toe.
Bart
Haers
[i] Alicja
Gescinska, Allmensch. Van middelmaat tot
meesterschap. Academia Press 2016. 52 pp. Zelf schreef ik over die lezing: http://kwestievanverwondering.blogspot.com/2016/10/plus-est-en-vous-allmensch.html
De auteur boog zich daarbij ook over het begrip Timshel.
Reacties
Een reactie posten