Democratie en machtsverwerving


Reflectie



Ideologische leegte
Ideetjes voor het goede (samen)leven



John Adams (1736 -1826) speelde een opvallende
rol in de oprichting van de VS voor en na 1876,
was enige tijd ambassadeur in Nederland en Londen
en droeg ij aan de ontwikkeling van de democratie
van de VS. Van schoolmeester tot president,
het blijft een bijzonder leven. 
Europa zit in zwaar weer, zegt men, bezorgd, maar toch niet te erg. Beter ware het vast te stellen dat politici en de hofhouding erom heen, zich te weinig richten op wat er leeft in de samenleving, waarbij het dan niet enkel om misère gaat. Er zijn tal van organisaties die zich met armoede bezighouden, er zijn tal van mensen die armoede erg vinden, maar nog nooit met armen te maken kregen. Aan de andere kant krijgen we slag om slinger het bericht dat het allemaal ten einde loopt. Zou het?

Politiek zal er altijd zijn, zolang mensen samenleven, al dan niet gebaseerd op regel en spelregels, grondwettelijke en andere garanties. De democratie zien als normaal, zou men toch met enige omzichtigheid moeten bejegenen, want de democratie blijkt altijd nog moeilijker te realiseren dan wat op grond van formele regels vast te leggen valt. Het kan ook niet beargumenteerd worden dat de democratie de natuurlijke situatie zou zijn, zoals ook Francis Fukuyama aan de orde stelde. Dus moeten we beseffen dat democratie wel enige zorg verdragen kan, vergt, want als we niet opletten vervalt het systeem tot quasi-autoritaire stemmingen, wat betekent dat leiders en volk een autoritaire aanpak tot op zekere hoogte wel verdragen.

Het punt is dat men niet mag veronderstellen dat mensen alles als politiek voorstellen, alle problemen als politieke voorstellen, want dat zou hen voortdurend uit hun comfortzone jagen. Bovendien is er nog iets als de private kring, het persoonlijke leven. Het valt op dat in beleidskringen en bij politici de persoonlijke sfeer niet meer zo van tel is, zeker niet als het over veiligheid gaat, maar ook over andere punten, meent men dat burgers het niet willen begrijpen. Ook in een democratie gaat politiek om de macht  iets te ondernemen, maar vaak is de gemakkelijkste weg de controle te versterken opdat alles naar behoren zou verlopen. Dat betekent ook dat wij zeker kunnen zijn dat anderen zullen doen wat hoort, maar het heeft ook voor gevolg dat er veel leven langzamerhand zal wegvloeien, want mensen wordt geleerd hun oordeel te wantrouwen.

Een tweede kwestie bestaat erin, moeten we bedenken, dat politiek noch beleid doorslaggevend blijken voor persoonlijk welbevinden, al lijkt dat de gemakkelijke verklaring voor de klaagcultuur die we kennen, want we vragen voortdurend overheidsingrijpen als iets ons mishaagt. Het gaat er verder om dat mensen wel degelijk naast de negatieve vrijheden, waar de staat via de grondwet geen beperkingen mag op leggen aan nieuwsgaring, opinievorming, mobiliteit of (sociale) contacten, ook positieve vrijheden moet ondersteunen, via onderwijs, bibliotheken en andere voorzieningen, zonder dat personen gedwongen worden daaraan mee te doen. De positieve rechten waarmaken blijft bron van discussie, maar tegelijk kan men voor het welslagen van het maatschappelijke avontuur wel noodzakelijk dat mensen de kans krijgen de nodige verworvenheden te verwerven om in hun eigen overleven en goede leven te voorzien en dan is vakkennis van node, zaken van economisch nut, maar ook, denk ik, zaken die niet van nut lijken, maar personen helpen hun weg door het leven te maken. We willen van alles maximaliseren, zelfs ons geluk, maar lopen tegen grenzen aan doch begrijpen niet dat wat meer kennis van het denken van Seneca ook kan helpen die grenzen beter te overzien en tussen onthouding, matigheid en mateloosheid een goed leven uit te bouwen.

Ook op andere terreinen kunnen filosofen als Seneca en Aristoteles ons paden laten zien, maar het blijft aan ons om erover na te denken en zich een oordeel te vormen, daarnaar te handelen. Het vraagstuk van de ideologie in het politieke leven bestaat volgens sommigen niet, omdat elke benadering ideologisch gekleurd is, dan wel gestuurd. Of men is liberaal, conservatief, progressief, marxist of wat er al niet meer in de aanbieding is. Wel vergeten we dan dat ideologieën fataal reducties zijn van de werkelijkheid, waarbij het economische en sociale voor marxisme en liberalisme cruciale domeinen zijn, waar men zich op moet richten; Christenen menen dat men niet leeft van brood alleen en proberen ook geestelijk voedsel aan te reiken, waarbij de maatschappelijke orde min of meer beantwoordt aan het plan van God. Dat laatste is wel een bizarre voorstelling van zaken, want zelfs de meest vrome katholieken hebben ook wel zicht op de evolutie in de samenleving, want de inbreng van God is al langer ingeperkt tot het allereerste begin, niet langer zal God ingrijpen in de raadszittingen van christelijke partijen, want dan was er niet zo veel gedoe.

Toch kan men de ideologiekritiek ten spijt niet menen dat er helemaal geen omvattende visie op mens en samenleving meer nodig zal zijn. Alleen zal niemand die visie nog zonder meer kunnen inzetten in het politieke debat, want gereduceerd tot ideologie, zal men er de zwakheid van inzien, althans dat was wat ik hoopte na de val de Muur, na 9 november 1989. Echter het verbrijzelen van de droom van gelijkheid, gekoppeld aan zoiets als kansen tot persoonlijke ontplooiing heeft links geen succes gebracht. De tijd van het socialistische volksverheffing, met toneel, fanfare en leesclubs, bibliotheken, zoals het Gentse model er in den beginne uitzag, met aandacht ook voor coöperatieve ondernemingen, gekend als Vooruit, ligt ver achter ons en roept heel wat vragen op, want wat betekent socialisme, ontvoogding van de arbeider zonder emancipatie? Juist, vluchten naar het Vlaams Belang. Uiteraard speelt ook het politiek pragmatisme van de Partij mee, terwijl hun burchten, zoals Mechelen in de jaren na 1970 laten zien, niet langzaam maar ontegenzeggelijk onomkeerbaar lijken te verbrokkelen.

De ideologische leegheid afschuiven op politiek pragmatisme kan altijd nog, maar lijkt me een te eenvoudige oplossing, want waarom kiezen ook dezer dagen nog jonge mensen voor het communisme, wetende of minstens, ze zouden dat kunnen weten, hoeveel leed Stalin, Pol Pot en Maduro, Castro evenzeer hebben aangericht, vanuit de gedachte dat weerstand bieden aan de evidente zaligmakendheid van het marxisme in zijn toepassingen heilzaam zou wezen voor mensen die al eens durven na te denken. Het afleggen van de ideologische veren, bij de PVDA in Nederland ging over de middelen en ook wel over doelen in een post-Industriële wereld, waarin arbeid van karakter is veranderd. Toch moest ook Tony Judt rond 2010 vaststellen dat het land ijlt, het UK, maar ook Nederland en zeker de sociaal-democratie. Echter, de andere grote stromingen hadden, hebben nog nauwelijks een visie op hoe de samenleving er over veertig jaar uit moet zien, omdat het nu eenmaal godsonmogelijk is alle evoluties te overzien en het wenselijke ervan in kaart te brengen.  Laten we vaststellen dat veel werd gerealiseerd en dat onder de paraplu van het socialisme, van de christendemocratie, van het liberalisme, ook nationalisme de afgelopen eeuw vast heel wat gerealiseerd is geworden, maar dat ondernemerschap onontbeerlijk was om de meerwaarde te creëren die we kennen, maar zonder het arbeidsethos van de arbeiders en andere werknemers was het niet gelukt, zonder een cultuur van samenwerken en samenleven evenmin.

Een ideologisch debat heeft veel weg van een spervuur van argumenten die elkaar niet raken noch de tegenstander, want iedereen is overtuigd van het eigen gelijk. Vaak zijn degene die geloven dat ze geen ideologie uitdragen straf in hun uiteenzetten van de eigen positie, overtuigd als ze zijn van de redelijkheid, juistheid en onbetwistbaarheid van het eigen uitgangspunt. In vele discussies heeft de werkelijkheid, die iedereen als de beste meent te kennen het lastig om overeind te blijven; gaat het over de toekomst, dan komen wensdromen dicht bij de utopie, de middelen om die  te realiseren, mogen geen hinderpaal vormen. Dat komt mij voor in het actuele debat de grote moeilijkheid te zijn, waarbij men de waarden van de Verlichting graag uitspeelt tegen andere, af te wijzen waarden. Toch is er een probleem, omdat, voor zover de Verlichting een eenduidige set waarden heeft geponeerd, deze onder meer betrekking hebben op de wijze waarop we maatschappelijke kwesties aanpakken. De Verlichting heeft mee de mogelijkheid geschapen voor allerlei verklaringen, tot en met dus de Universele Verklaring van de Rechten van Mens m/v, onder meer dat niemand aan “het systeem” onderworpen kan worden, geïnstrumentaliseerd kan worden, want elke persoon heeft recht op autonomie, op een eigen leven en een eigen nastreven van welbevinden.

Op het niveau van de analyse van de samenleving kan men best methodisch te werk gaan en een economische benadering biedt het voordeel van de duidelijkheid, zoals de liberale analyse laat zien, maar het wordt wel bewerkelijk als men een aantal criteria voor ogen heeft staan, zoals een sociaal-economische gelijkheid, want dan beperkt men de handelingsruimte van personen, bijvoorbeeld om een bedrijf op te zetten en goed uit te bouwen, de continuïteit ervan te verzekeren en dus moet daar een juridisch systeem voor opgetakeld worden, zoals we dat kennen. Wie huilt om het kapitalisme mag misschien eens een ervaringsstage in Venezuela proberen.

Men kan zich ook afvragen waarom men de discussie over identiteit niet zou voeren, waarbij het opvallend is dat men meent te mogen stellen dat er niet zoiets als een gedeelde identiteit zou bestaan, terwijl ook politici van links graag over de typische . Iets anders is het wanneer we mensen zouden uitsluiten die hier leven er deel aan te hebben. Bovendien kan men niet beweren, kan niemand beweren dat een identiteit in marmer is vastgelegd. Hoe zou Karel van de Woestijne tegen onze samenleving aankijken, voor zover hij er überhaupt iets van zou begrijpen, van het nieuwe familierecht, echtscheidingsrecht dus, of hoe mensen hun eigen dood kunnen kiezen, onder voorwaarden? De samenleving die hij zou vinden, zou hem wellicht verbazen omdat de mobiliteit zo is toegenomen, maar een bezoek aan zijn Sint-Martens-Latem, volgebouwd intussen, zou hem wellicht voor een paar prangende vragen stellen: was dit echt nodig dat dit mooie stukje Vlaanderen aan de Leie volgebouwd werd? Kan men nog echt genieten van de open landschappen? Wie heeft dat gedaan?

Mocht men hem zeggen dat het de overheid was die het toegelaten heeft, dan zou hij er nog vrede mee hebben, maar het zijn wel burgers die hun huizen, sinds meer dan 80 jaar aan de Leieboorden en verder hebben gebouwd. Toenemende welvaart? Jazeker en moeten we daar niet verheugd om zijn? Hij, Van de Woestijne zou allicht over veel meer verbaasd zijn, over de EU bijvoorbeeld, al wist hij dat er al voor WO I enthousiastelingen waren die dat een geloofwaardig streven vonden. Vanaf 1950 werd er dan ook een economische groei waargenomen, die samenging met de oprichting van allerlei instellingen die we nu kennen als de EU en een grote, gunstige invloed heeft op ons leven, al lijkt het allemaal wat log en ver van ons bed. Bovendien dwingt het nationale regeringen en subalterne besturen tot bepaalde beleidsopties inzake landbouw, visvangst of het gebruik van verdelgingsmiddelen. Hoe we Europa in de toekomst zien functioneren vergt dan ook een minimaal niveau van bekendheid met de instellingen, maar ook zal men goed moeten nadenken over wat men dan belangrijk acht vanwege het beleid.

Daar komt men niet vanzelf toe en het valt op dat er zo weinig aandacht besteed wordt aan die Europese constructie in het publieke debat op fora, in kranten. Of de EU een federatie wordt – een taboe volgens velen, die vergeten dat een federale structuur veel vormen kan aannemen – waarbij men de gezamenlijke belangen in de nieuwe wereldorde kan opnemen, zoals dat nu al op economisch en technologisch gebied het geval is, zou men dus best goed overwegen, waarbij men vooral een instrument moet hebben op het moment dat het er echt om gaat spannen, zoals ten tijde van de Bankencrisis en de Griekse Euro-crisis.

Inzake gezondheid en de plicht – volgens spraakmakende commentatoren – gezond te leven, komt de ideologische leegte helemaal naar voor, want men kan mensen hun weg naar welbevinden niet verbieden, tenzij men derden in problemen brengt. De oorlog tegen rokers is ook vaak een strijd tegen armen, die vinden dat die sigaret misschien hun leven wel verkort, maar goed, wat voor leven is het dan? Aan de andere kant, de preventie van mogelijke aandoeningen vergt veel energie en bevordert niet altijd het welbevinden van personen, die al eens al te perfectionistisch in het leven staan, wat dan weer leiden kan tot psychisch lijden. Bovendien is het de vraag of mensen echt oud moeten worden? Is dat nog emancipatorisch of erger, zijn er ook geen maatschappelijke nadelen aan – we spreken dan nog niet over mogelijke kosten. Maar gezondheid is niet langer een genade, net als een mooie oude dag, die honderdjarigen nog wel ervaren, het is zelfs geen recht, het is een plicht. Of mensen daarmee gebaat zijn?

Kortom, we leven in een tijd waarin het individu, ondanks de verklaring van de rechten van de mens niet altijd meer zo autonoom kan denken, oordelen en handelen als men zou willen. Autonomie is zelfs geen slagwoord meer, zoals dat bijvoorbeeld door de Vrijzinnige verenigingen gehanteerd werd in radioprogramma’s. Over autonomie wordt niet meer gesproken, want het zou een niet te realiseren illusie zijn. De vraag is of dat wel klopt, want het is wel zo dat we ook altijd met onze omgeving moeten omgaan, met magen en vrienden, overheden en organisaties, zoals bedrijven. Wel kan men zich met die omgeving naar wens verhouden, doen alsof het allemaal slecht is, komt nog niet in de buurt van persoonlijke autonomie. Autonoom denken, oordelen en handelen veronderstelt net een betrokkenheid met die omgeving, maar, zoals Erasmus bedacht, dat die omgeving ons niet verplettert. Belangrijk is dat we in de wereld staan, dacht Erasmus maar niet door die wereld uitgezogen worden. Kritische distantie lijkt dus aangewezen, maar ook weer niet zo dat we absoluut alleen op het eigen kompas koersen. Uitwisselen van informatie en van meningen, die getest kunnen worden, beargumenteerd kunnen worden, vormt een onderdeel van onze opinievorming.

Het ligt voor de hand dat men niet zo graag met die subtiliteiten omgaat, maar als men het alles reduceert tot de vraag of iets volkomen juist is dan wel fout, past of niet past, dan is men gauw uitgepraat. Vaak ontnemen we elkaar dan nog eens de mogelijkheden om een gepast antwoord te bedenken, want wat fout is, kan men nooit meer goed krijgen, heet het, terwijl dat wel voor rampspoed kan zorgen. Neem nu de zaken waar we menen recht op te hebben, zoals geluk, om maar dat te noemen. We hebben recht op geluk. Ook op open ruimte en een beetje geld hebben we recht, hoe of we eraan komen, lijkt niet altijd van belang. De zorg om een betere wereld morgen botst met de zaken waar we menen recht op te hebben, zoals vakanties waar we per vliegtuig naar toe reizen of zelfs de eigen auto, ooit bron van trots en vrijheid, lijkt nu eerder een vloek – tot er autobedrijven hun deuren sluiten. De botsing van individuele belangen en algemene maatregelen tot nut van ’t algemeen werd alleen maar groter naarmate de overheid meer taken op zich nam om daaraan tegemoet te komen, aan de verwerkelijking van de persoonlijke rechten.

Waar de grenzen liggen? Het blijft altijd wel een aftasten en het vergt ook wel eens discussie om te zien of grenzen op een onbetamelijke wijze overschreden werden. De Gemeentelijke administratieve sancties laten zien hoe ver men gaat gedrag aan te pakken dat men ongepast vindt. Broodjes eten op de trappen van een kerk leek op zeker moment laakbaar, maar de ophef deed het stadsbestuur in Mechelen terug deinzen. Wildplassen kan men maar best aanpakken, maar vrouwen vinden niet altijd een gepaste openbare accommodatie en vaak genoeg is het binnen de kortste keren een janboel, omdat te veel mensen dit publieke domein niet respecteren. Het blijkt altijd weer moeilijk om zich om publieke goederen te bekommeren, omdat we zogezegd niet met de overheid willen heulen, terwijl het publiek domein gaat, waar de overheid voor zorgt, maar ons allen aanbelangt.

Discussies over het publieke domein, die moeten we nog gaan voeren, lijkt het wel, wanneer de overheid bijvoorbeeld het wegennet niet naar behoren weten te onderhouden, omdat het .. geen stemmen opbrengt. Als dat de beweegreden is, zouden vele partijen nu toch heel wat stemmen verloren hebben moeten zien gaan, want de afgelopen jaren pas blijkt goed wegenonderhoud een belangrijk thema. De ideologische leegte die ontstaan is, heeft zo te zien vooral betrekking op het praktische functioneren van de overheid, terwijl de ideologische scherpslijpers wel eens menen dat om de (hogere) principes gaat. Dat is wat ik de afgelopen campagne toch heb gemerkt.


Bart Haers



Reacties

Populaire posts