laat de bomen maar groeien
Recensie
Chlorofyl, schimmels en leven
Richard
Powers. Tot in de hemel. Oorspronkelijke titel: The Overstory. Vertaling Jelle
Noorman. Uitgeverij Atlas Contact 2018. 603 pp. € 29,99
Enkele
weken geleden woonde ik in Flagey, te Brussel een interview bij over een pas
vertaalde roman van Richard Powers, wiens oeuvre ik wel weet te waarderen. Toch
is het altijd de vraag of een nieuw boek evenzeer zal behagen en hoe dat zo komt.
Nu las ik wel enkele kritische artikelen die het werk, ‘the overstory” te zwaar
vinden, erudiet en wellicht ook overvuld. Natuurlijk moeten krantenrecensenten
kritisch blijven, maar is het wel zo dat de roman teveel met zich draagt?
In het Albertpark in Brugge,
achter de Madeleinekerk, staan een aantal mooie bomen, maar ik zou niet kunnen
zeggen wat er allemaal staat. Toch kan je wel eens in de verleiding komen te
speculeren over hoe die bomen al die decennia, enkele meer dan een eeuw
overleefden. Het leven van bomen in het wild, zoals je dat in Polen nog kan
zien, of bomen op een plantage, het zijn verschillende wezens, terwijl dan weer
de beuken van het Zoniënwoud groter zijn uitgegroeid dan men had kunnen
verwachten. Het boek “tot in de Hemel” neemt de lezer mee in een wereld die
normaal oogt en mensen die doen wat ze doen, meer niet. Maar tegelijk zien we
in een acht verhalen ook personen geïntroduceerd worden die niet helemaal de
gebaande wegen kunnen volgen, omdat er hen iets overkomt, zij gegrepen worden,
omdat ze uit een boom vallen of omdat ze iets aan bomen te danken hebben. De
jonge Neelay Metha valt uit een boom maar is dankzij zijn vader al goed
vertrouwd met het schrijven van programma’s die zullen uitgroeien tot een alles
overwoekerend game, zozeer dat elke doelstelling zich verliest in het spelen
zelf.
Dat de figuren dan wel
doorsneemensen zijn, hun levenswandel maakt hen bijzonder, geeft hen zelfs
bijzondere krachten, die te maken hebben met de omgang met bomen in of andere
betekenis. Maar wat is dan de kern van dit veelomvattende verhaal: we kunnen bomen
niet blijven rooien, maar evenmin volstaat het bomenplantages aan te leggen,
want die ontberen in meerdere opzichten de kwaliteiten van een echt bos. Omdat
de planeconomie, ook het kapitalisme kent planning, vanzelfsprekend zelfs,
alleen kijkt naar bomen als mogelijke planken of als pulp voor papier of anderszins
kunnen opbrengen, kan men zich niet inlaten met de bescherming van het oerbos.
Toch kan een beetje belangstelling voor het leven van de natuur en ecologische
systemen ons algauw duidelijk maken dat ook bossen, wouden broedplaatsen van leven
en dood vormen. Richard Powers laat in zijn roman de strijd losbranden tussen
ecologisch bewogen mensen en houtvestersbedrijven en hun personeel. Voor
mogelijke opposanten dreigt levenslang, want sinds 11 september (2001) gelden
nieuwe regels, die de definitie van terrorisme wel erg heeft opgerekt en
bovendien de straffen ernstig verzwaard heeft. Witteboordcriminelen als Bernie
Madoff, die met een piramidespel bij de rijkste beleggers heel wat geld
ophaalde, kreeg 150 jaar toen zijn bedrog ontdekt werd. Powers weet dus wat hij
Adam … toedicht, nadat hij veroordeeld wordt voor deelname aan activistisch terrorisme
in Oregon, vele jaren voordien. Dankzij nieuwe technieken en het verraad – wat heet
– van een andere deelnemer, Dougie, de oud-militair die in Vietnam had
gevochten – wordt de hoogleraar psychologie gevat.
Over de ziekte onder kastanjes had
ik wel al gehoord, maar ik wist geenszins dat er ooit, honderd jaar of meer
geleden een zware pandemie onder de kastanjes heeft geheerst, zodat er na 1910
maar weinig overbleven, zoals die boom in Ohio, bij de familie van Nicolas Heul,
die overal in de streek bekend is. Maar Nikolas zal de eigendom moeten
verlaten, want het boerenbedrijf is al lang ten onder gegaan en de velden
zullen door automaten bewerkt worden, die maaien en zaaien op de coördinaten door
de gps opgegeven, in rechte lijnen en wellicht ook zonder veel oog te hebben
voor wat er zich in het maaiveld bevindt, nesten bijvoorbeeld.
Er broeit veel in de samenleving
lezen we bij Powers wel vaker en ook hier legt hij de vinger op de wonde,
namelijk de wijze waarop we de bossen exploiteren, zonder aandacht te hebben
voor wat er allemaal leeft in het bos. Lang dacht men dat bomen gewoon water
uit de grond halen en via fotosynthese het licht van de zon opvingen, maar het
leven van bomen blijkt complexer, want er zou sprake zijn van symbiotische
relaties met schimmels en andere organismen. Ook met andere bomen zou zo een
woudreus een intens contact onderhouden, ook weer chemisch, dat spreekt en daar
was men lang niet op gericht geweest. Via wortels en schimmels, maar zelfs via
bladeren signaleren bomen elkaar, bijvoorbeeld als er bedreigingen op hen af
komen. Bovendien zou, gezien de complexiteit van de chemische fabriek dat zo
een bos is, het niet aangewezen zijn na het rooien van bomen alles weg te
nemen, de wortels incluis, want zo maakt men de grond arm en erger nog, ontneemt
men stabiliteit aan de bosbodem. Hoe zwaarder de machines hoe erger de gevolgen
voor de grond. Er doet zich dan ook een ernstige grondverschuiving voor,
waarbij slachtoffers vallen, kunnen vallen, maar het bosbouwbedrijf wordt niet
verontrust.
In Europa, bedacht ik mij,
hebben we al een lange traditie in het rooien van bossen, te onzent blijft er
nog wel heel weinig over, zo dicht bewoond als Vlaanderen is. Toch was de
situatie ten tijde van graaf Ferraris nog wat erger, was er nog minder bos.
Reeds Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen van1154 tot 1191 diende te
verordenen dat er in het Koningswoud geen bomen meer gerooid mochten worden,
want hij vreesde een tekort aan bos en bomen, die een eigen nut hadden, zij het
niet altijd economisch. We weten dus nog nauwelijks wat een dicht bos kan zijn
en hoe het moet zijn daar te leven. Natuurlijk zijn er activisten, zoals een
goede tien jaar geleden in het Lappersfortbos en nog tot deze herfst in het bos
van Hambach, waar men aan bruinkoolwinning wou gaan doen in het kader van de Energiewende;
de rechter heeft voorlopig gelast dat het rooien moet ophouden, maar er is
altijd beroep mogelijk. Nu, de ecologische prijs van de uitstap uit nucleaire elektriciteitsproductie
komt hier wel haarscherp in beeld, al wil onder meer Greenpeace er niet aan. De
contradictorische aannames maken besluitvorming bijzonder moeilijk, omdat men
voortdurend met de nadelen te maken krijgt van gemaakte afspraken. Het lezen
van deze roman zet inderdaad aan tot nadenken over wat de lezer zelf met bomen
en bossen heeft, de beleving ervan, de betekenis ervan in het ecosysteem, waar
men zelf toe behoort.
Waarom zou de roman overladen zijn,
terwijl ik bij het lezen net heerlijk meegenomen werd in de vele verhalen die
er komen. Een aangrijpende roman is als een wereld zo groot en zit vol
verrassingen. Neen, men kan het geen schrijver zonder meer verwijten te veel
aan te dragen, want dan kan men niets meer zeggen ten faveure van “Oorlog en
Vrede” of “De Toverberg” en al helemaal niets over dat andere grote werk van
Powers, Het Zingen van de Tijd, oftewel “The time of our singing”. Auteurs
kunnen inderdaad kiezen voor een mooi, glad verhaaltje zonder weerhaken, lezers
kunnen houden van een snelle hap, maar niet alle lezers zijn daarvan gediend,
dunkt mij. In deze roman, met meerdere protagonisten en een bijzonder inzicht
dat men eeuwenoude bomen noch veel oudere bossen zomaar kan rooien en er
plantages van maken, want het gaat niet enkel om het hout, om de opslag van
CO², maar ook om het hele leven dat rond zo een boom, in en om bossen leeft en
tiert. Men kan er voor de gezondheidszorg wel een en ander halen, zoals uit het
Amazone wel eens gebeuren wil.
Hoe Richard Powers op dit thema
is gekomen en er een boek over wilde schrijven, zal wellicht al bekend zijn,
maar toch is het meest wezenlijke dat hij de specifieke vorm, een zekere onevenwichtigheid
in de vorm heeft gekozen om zijn verhaal te doen, van wortel tot tak. Hoe
Olivia Vandergriff op zeker ogenblik bij Nicolas Heul terecht komt wanneer die het
voorvaderlijke erf moet leegmaken en verlaten, nadat ze ternauwernood een elektrocutie
in het bad overleefde en vervolgens alles achter zich laat en met Nic naar Oregon
trekt, waar bomen, bossen worden gerooid en ze uiteindelijk maanden samen op
een vlonder leven hoog in een boom, Mimas, de wereldboom de houtvesters
tegenhouden. De algehele kaalslag waarbij wonderlijke organismen, onder meer
het groeien van bomen, zelf intussen oud en groot, rond de oude afgestorven
moederboom, verdwijnen. Apostelbomen, rond een lege kern, bomen die als
zaailingen begonnen op de rottende stam van een voorganger werden zelf
woudreuzen.
Kan men zeggen dat men de bomen
niet mag rooien? Welke economische theorie zegt dat men ze allemaal moet rooien
of een heel woud moet rooien? Er zijn inderdaad bosbouwbedrijven die rooien en
vervolgens nieuw bos planten, maar wie onze Ardennen kent of de Corrèze weet
dat bosbouw vaak een zaak is van alsnog rentabiliseren van arme gronden. De
zaak is of men inderdaad, zoals in de roman gesuggereerd wordt de sequoia’s staan
echt gerooid moet worden of aan een bedrijf kunnen toebehoren? Waarom zou men
die wouden, ook elders niet kunnen beschouwen als commons, eigendom van de
gemeenschap en voor algemeen gebruik ingericht, niet om winst te maken, maar om
er gewoon te zijn? Economisch zou het nonssens zijn, maar als we dat op
bijvoorbeeld delen van de oceaan toepassen, zou dat de vissers helpen minder
exhaustief de visgronden uit te putten.
De roman van Richard Powers laat
zien dat er een zeker ongenoegen bestaat over de aanwending van die oude wouden
en tegelijk lijkt er geen rechtbank bereid, zelfs niet na deskundig advies de
overheid te verplichten kapvergunningen in te trekken of op te schorten.
Natuurlijk kan het zo zijn dat er jobs verloren gaan, maar als men de betekenis
onderkent van die grotere boscomplexen, dan kan men wellicht ook de opbrengst
van heel specifieke opbrengsten, zoals bijzondere schimmels of zelfs bacteriën
inzetten voor het behoud van deze bossen. Het zal in de komende decennia van
belang blijken wat het behoud van wouden kan opbrengen, want nu merken wij
niet, hier in Europa wat de gevolgen zijn van het rooien in de Western Cascades,
in Oregon.
In meer dan een opzicht vormt
ecologie een thema van deze roman, maar de auteur laat zien hoe ook de
menselijke samenleving een ecosysteem is, al gaat het ten koste van de andere,
natuurlijke ecosystemen. De inbreng van de game-ontwerper/gamer Neelay Mehta lijkt
lang een vreemd element in de roman, iets wat we niet gewoon zijn, al kan ook
bedacht dat juist ook hier de aandacht van Powers voor naast elkaar bestaande
werkelijkheden helemaal op de voorgrond komt. Het panorama dat hij schetst van de gamewereld,
de intenties van Neelay Metha vormen een tegenwicht voor het fanatieke omgaan
met boeken van Dorotht en Ray Brinkman. Adam Appich, die het fanatisme van de
boomknuffelaars, zoals ze spottend genoemd worden, wil onderzoeken, raakt zelf
betrokken bij het beschermen van het woud en zal mee een daden verrichten die
in het kader van de Enhancement-wetgeving – de war on terror – bestraft worden.
De keuzes van de overheid en Humboldt-Timber, dat intussen failliet zou zijn
gegaan, komen slechts gedeeltelijk onder de aandacht, omdat Powers meent dat
die zo evident zijn, dat ze niet geëxpliciteerd hoeven te worden. Natuurlijk krijgen
we de discussies te lezen, bijna te horen tussen de bewoners van de vlonder in
de boom Mimas, die daarom als laatste stand houdt en de houtvesters.
Het lijkt me overigens steevast
aanwezig bij Powers, aandacht voor een zekere vorm van excentriciteit en waarom
mensen buiten de lijntjes kleuren. Toch zijn er figuren, zoals Mimi Ma die op
het oog heel oplettend leven en zich omhoog werken als ingenieur chemie,
terwijl Patricia Westerford door problemen in haar kinderjaren met het horen en
leren spreken, met haar gezicht ook, nadat ze door haar vader ingewijd was in
de botanica uiteindelijk ook zal studeren op bomen en tot merkwaardige
bevindingen zal komen. Mimi Ma kreeg van haar vader onder meer een jaden ring,
met een boom, en een rol waarop een hele groep Arahants, meegekregen uit China,
afkomstig van haar vader die vluchtte toen het nog kon voor Mao.
Dat bomen met elkaar op de een
of andere chemische wijze communiceren, lijkt vreemd, blijft vreemd, maar het
sluit in zekere zin aan bij andere bevindingen, ook van Alexander von Humboldt,
die ook aandacht had voor zoiets als een sleutelboom of -soort, die de hele
omgeving, de plantaardige aan blijkt te sturen, een visie die ook hier aan bod
komt. De visie van de activisten die tegen de massale houtkap in Oregon in
actie komen, dat men bomen niet zomaar met wortel en tak mag opruimen, want dan
sterft de woudbodem, krijgt men op het oog wel hygiënische plantages, maar ook
daar kunnen bacteriën, virussen en schimmels plots opduiken en dan blijkt het
bij gebrek aan een gezond ecosysteem niet meer mogelijk ervan af te komen. Hoewel
de visie van Patricia Westerford in eerste instantie door de academische peers
wordt afgewezen, zal haar boek twintig jaar later juist onder meer door die
activisten opgevist worden. Westerford zal overigens op een proces als expert
moeten optreden, een proces tegen activisten. Zij zou gemodelleerd zijn naar
het voorbeeld van de Canadese Suzanne Simard, die precies rond moederbomen, interacties
tussen bomen van dezelfde soort en interspecies-samenwerking onderzoek heeft
verricht in British Columbia, wat toch niet vreemd kan heten, dat een auteur
een levende, reële figuur opvoert in een roman. Dat hij juist deze dendrologe
een plaats geeft in de roman, maakt het boek er alleen maar pregnanter om.
Het boek biedt niet enkel
leesplezier, bovendien geeft Powers te denken over de wijze waarop we met de
ecosfeer omspringen en ook hoe we protesten tegen bepaalde ingrepen laten escaleren,
omdat er geen goed gesprek mogelijk is. Het wordt dan ook een boek waarin
maximaliserende praktijken, kapitalistische praktijken dus tegen het licht
gehouden worden. Het blijkt zeer moeilijk in rechten geformuleerde tegengestelde
belangen met elkaar te voorzoenen, waarbij vooral het houtvestersbedrijf zich
zeer grote vrijheden toe-eigenen kan, omdat de staat, Oregon en de Federale
overheidsinstellingen er zich niet mee willen inlaten. In die zin geeft de
auteur ook te denken over de wijze waarop Amerika in het verleden met de natuur
en de leefomgeving van mensen is omgegaan. Een boom omhakken doet meer dan
alleen het leven van die boom wegnemen, want er leeft een hele wereld omheen. Als
het boek aan het einde weer bij de zaden uitkomt, wordt duidelijk dat de
gestraften, Dougie en Adam Appich inderdaad niet zinloos brommen, dat Nic een
troostwoord heeft neergelegd in boomstronken en wortels, die overbleven na de
verwoestende passage van de rooiers, de rooimachines.
Het boek eindigt op dood en
sterven, waarbij we toch ook de zaadjes ontdekken, de zaailingen van nieuw
leven. De tijd is dan de enige scheidsrechter, die ons toestaat even te geloven
dat we de tijd kunnen meten, maar de tijd beheersen, is nog een ander verhaal.
Van 1,5 miljard jaar geleden dateert de scheiding der wegen, tussen planten en
bomen enerzijds en andere levende wezens, die op kracht kunnen bewegen, dieren
dus. Hoe de stamboom van het leven verder uitwaaierde blijft ook altijd een
wonderlijk fenomeen, maar wij mensen verschenen pas heel laat. En wat we doen
met de leefomgeving heeft geen enkel dier ons voorgedaan, net omdat we los zijn
komen te staan van de natuur, al moeten we ons dan altijd nog een houding
vinden. Deze roman verdient aandacht, ook om de romantechnische vondsten van de
auteur, waarvan enkele onmiddellijk in het oog springen, zoals de indeling van
het verhaal, maar ook door de referenties en de metaforen die aan bod komen.
We komen terecht in een wereld
van bomen, van oeroude bomen, die de evolutie terzijde hebben gelaten, van
mensen die bomen in het hart dragen en treuren om wat er verloren gaat. Ook de
schepper van een nieuwe wereld krijgt zijn plaats en roept zijn personeel voortdurend
op verder te gaan tot het game geen eindpunt meer lijkt te kennen. Zoals het
leven dus. Het roept vragen op over wat Powers wil vertellen, waar hij ons heen
leiden wil, maar het trieste einde van de protagonisten laat iets anders zien, het
feit namelijk dat de wereld die aandacht voor bomen maar niets vindt, dat hout
pas waarde heeft als het in planken is gezaagd, zoals een actievoerder vertelt.
Maar evengoed komt het geweld in de (Amerikaanse) samenleving uit de verf en
hoe brutaal macht tegen rebellie wordt uitgespeeld. Vergeten we niet dat niet
zo lang geleden in Oregon Libertariërs tegen het publieke gezag ingingen om
natuurgebied tegen de wet in opnieuw te bezetten, want mensen zijn nu eenmaal landbouwers
en de natuur moet aangewend worden, nuttig gemaakt worden, tegelijk ook een bijbels
thema.
Wat wil Powers dan vertellen?
Ach, men heeft graag dat een auteur een boodschap zou hebben die een dertig
seconden verteld kan worden, met een roman, maar Powers die maakt het ons niet
zo eenvoudig, hij schetst een conflict en laat zien hoezeer men bereid is tot
het uiterste te gaan, zeker als men de wet in steun heeft. De regels zouden dus
tegen de bossen gekant zijn? Eerder voor de bedrijven die hout willen zagen van
oude, niet meer te vervangen bomen. Het gaat dus om een conflict tussen visie
op hoe we met de natuur moeten omgaan. Het einde van het verhaal speelt zich af
tegen bijvoorbeeld de bankencrisis van 2008 en het optreden van Occupy
Wallstreet. Maar uiteraard komt Vietnam aan bod en dan die ene vraag, waarom
men zomaar die wouden kan rooien en vervolgens zingen hoe schoon de bossen
zijn. Meer nog, men moet zich afvragen of de regering niet namens de
samenleving kan besluiten, sinds John Muir de natuurbescherming op de agenda zette
en in de Sierra Nevada natuurparken oprichtte, om gebieden inderdaad volkomen
aan hun lot overlaten. Ook dat is een vorm van de biologie overschrijden of
overstijgen, de kern van de menselijke beschaving. De Sierra Nevada Club die
Muir oprichtte, is nog altijd populair en toch, ondanks de steun van miljoenen
voor zijn nalatenschap, komt het er maar niet van fundamentele keuzes te maken.
Ik denk dat dit boek voor
natuurvrienden ook wel een wekroep mag heten, want hoe gaan wij in Europa om
met bosbestanden – de administratief-wetenschappelijke benaming – en hoeveel
ruimte geven we de natuur nog om op grote territoria te gedijen. Het blijft wel
moeilijk, want veel ruimte is er niet over, maar toch doen
natuurbeheersinstanties nu wel alles om de natuurlijke gang van zaken zo weinig
mogelijk te verstoren, maar dat betekent dan bijvoorbeeld dat men ook de fauna moet
laten leven én sterven. De inbreng van grote(re) predatoren blijkt nuttig omdat
de voedselpiramide hersteld kan worden. Zo zou er in delen van het Yellowstone National
Park door de herinbreng van wolven – die er verdwenen waren – omdat bij de bescherming
van het park geen bescherming van de dieren was voorzien. De wapiti, die ook
bijna uitgestorven, uitgemoord waren, kwamen na een jachtverbod opnieuw tot
bloei, maar zonder enige rem op de groei werd de vegetatie door die grazers
opgevreten en ook bomen kwamen in het gedrang. Toen men van 1985 af opnieuw wolven
in het park werden uitgezet, stabiliseerde de populatie wapiti’s en begon het
bos ook te herstellen, kregen bomen kans om bomen te worden. Wie meent dat men
zich op species kan richten, vergeet de intense wisselwerking en de
complexiteit van ecosystemen. Mimas die op 200 voet hoogte een vijvertje heeft
waar vissen in zwemmen en zelfs een paar salamanders, beseft inderdaad dat
bomen meer zijn dan zoveel kubieke duim zacht- of hardhout.
Aanbevelenswaardig komt deze
roman mij in elk geval voor, dat wil zeggen, men kan er na het lezen mee bezig
blijven en nadenken over allerlei facetten ervan. Hoe bedrijf je activisme? Hoe/waarom
wordt je activist? Of is het beter wetenschappelijk zoden aan de dijk te zetten?
Het zijn vragen die ons bezig houden. De discussie over hoe markt en
samenleving zich tot elkaar verhouden en het fundamentele onbegrip voor de gang
van de natuur, bijvoorbeeld hoe traag bomen groeien en hoe lang het duurt voor
ze hun volle werking hebben in het ecosysteem, soms pas met hun afsterven kan helpen tot een redelijk debat over
natuurbehoud te komen en over bijvoorbeeld het gebruiken van grondstoffen. Meer
aandacht voor die relaties binnen natuurlijke processen, waarbij wolven bomen
laten groeien, dat ontgaat mij al te vaak.
Bart Haers
Powers presenteert ons een
wereldorde, waarin mensen tegen de aangeboden zekerheden in het geweer gaan
Reacties
Een reactie posten