Geschiedenis? Altijd weer de Usual Suspects
Kleinbeeld
Geschiedschrijving en boekvoorstellingen
Lectuur en divertissement in vraag
![]() |
Vrijdag werd dit boek voorgesteld te Gent. Het lijkt me wel de moeite van het lezen wel waard, maar ik moet het dus nog lezen. |
Mogen
we blij zijn dat er boeken verschijnen waarin men historische kwesties
behandelt, dan blijkt het vaak lonender te doen alsof het publiek graag hapklare
brokken voorgeschoteld krijgt, alsof dat publiek ook geen interesse hebben zou
voor doorwrochte werken, die al eens als moeilijk voorgesteld worden, maar de
hier en nergens opgepikte lectuur van feiten wel in vraag stellen. Daar valt
toch wel eens over van gedachten te wisselen. En dan is er nog de vraag hoe we historische
kennis opbouwen en wat de rol van uitgevers daarbij kan zijn. Maar de media
gijzelen het publiek door steeds weer dezelfde mensen op te roepen. Mogen we nog vaststellen dat er aan onze universiteiten nooit meer onderzoekers actief waren, dan wordt het zwijgen van de media wel heel erg bedenkelijk, vooral omdat men ofwel loftuitingen krijgt of verguizing.
We
leven in historische tijden, heet het en de discussie over het klimaatbeheer, het
aanwenden van eugenetische technieken, sociale engineering en wat al niet meer
groeit mensen boven het hoofd, ontgaat hen deels, maar wijst hen al te vaak op
de vaststelling dat ze met al die vernieuwingen niet meer mee kunnen, er deel
aan kunnen hebben. Een brochure om naar Thailand te gaan ontvangen is niet erg,
maar vaststellen dat reiskosten en verblijf behoorlijk oplopen, houdt niet iedereen
tegen om toch maar een lening aan te gaan om die reis te kunnen maken. Als het
inkomen het toestaat is er geen probleem, maar vaak blijkt het een zoveelste
put die gemaakt wordt, waar men dreigt in te verzuipen. De toegang tot krediet
vormt een belangrijke verandering voor veel mensen en heeft de consumptie toe
doen nemen, maar is dat erg? Als er (sociale) problemen uit voortkomen, eist
men allerlei beperkingen op het opnemen van krediet, terwijl men mensen ook
enig inzicht kan bijbrengen over hoe hun geldzaken evolueren en wanneer een
lening te duur kan blijken om goed te zijn. De toegenomen welvaart kleurde de
afgelopen halve eeuw, waarbij mensen een grotere vrijheid hebben ontdekt om het
leven in te richten, kan men niet voldoende prijzen, het is wel nuttig daarover
na te denken, want nu lijkt het erop dat men die vrijheid terug zal schroeven,
wat als een mokerslag aankomt.
Historisch
besef kan ons niet altijd helpen om de kwesties van deze tijd goed te
onderzoeken, maar tegelijk is het wel van belang te beseffen dat bepaalde
ontwikkelingen minder nieuw zijn of al eens uitgetest zijn, met weinig gunstige
gevolgen. Twee avonden na elkaar maakte ik een boekvoorstelling mee, eerst in Brussel,
waar de Belgische of Vlaamse bundeling van korte artikelen over historische
gebeurtenissen, de Wereldgeschiedenis in Vlaanderen, zoals de brief van Pieter
De Coninck aan burgers in Sint-Omaars in 1306 om de politieke rechten van de
ambachten te versterken, waarbij men het over het feit dat het om een Franse
vertaling van een brief ging. Schreef Pieter de Coninck dan in het Franse? Een
mooi stuk, maar het zijn geen uiteenzettingen waar je als lezer iets aan hebt. Je
kan ook het stuk lezen over de Vlaamse (en Franse) Polyfonisten die in de
vijftiende eeuw niet enkel de Hertogen van Bourgondië dienden maar ook allerlei
hoven, zoals het pauselijke hof wisten te bereiken of er uitgenodigd werden. Maar
waren niet alle componisten strikt genomen uit Vlaanderen, het was wel via
onder meer Brugge dat ze opgang maakten en de wereld veroverden. Hetzelfde kan
men ook over de schilderkunst zeggen, de Vlaamse Primitieven, die pas in 1902
in Brugge eerherstel kregen. En dan was er nog een proces in Brugge over
Sodomie. Mensen blijven mensen, de ene doen wat ze willen en anderen vinden dat
zo de Goddelijke orde verstoord wordt.
Men
kan bedenken dat het goed is dat we dergelijke feiten gepresenteerd krijgen,
maar het lijkt sterk op wat Pierre Nora had voorgesteld, de geschiedenis
beschrijven via “lieux de mémoire”, plaatsen van herinnering, waar Bruno de
Wever, hoogleraar geschiedenis in Gent en mederedacteur van het boekwerk ook
naar verwees. De Nederlandse publicatie
verschilt, zoals Peter Vandermeersch ook opmerkte van toon en opzet. In
Vlaanderen heeft uitgeverij Polis de publicatie verzorgd, in Nederland staat
het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis voor de aanpak en uitgave.
Toch meende men, zoals ook in Frankrijk het geval is geweest, dat men zich
vragen moet stellen bij identitaire tendensen en in onbruik geraakte
opvattingen over de Nederlandse geschiedenis moet durven aan te pakken.
Wie de
moeite neemt om de evolutie van de geschiedschrijving onder ogen te nemen merkt
dat er sinds de 19de eeuw heel wat veranderd is, ook al in de
houding van de historici zelf. Hoe Ernest Lavisse zich ervoor inspande dat de
jeugd van Frankrijk het juiste verhaal te lezen en te horen kreeg, waarbij de
geschiedenis en historische figuren en feiten niet altijd de aandacht, laat
staan waardering kregen die ze toekwam, vormt een vorm van nationalistische historiografie
bij uitnemendheid, maar wel met tragische gevolgen, want men kan de
bereidwilligheid tot strijden van de Franse soldaten, de “poilus” verbinden aan
die inspanningen, die door onderwijzers en leraren werden doorgedragen.
Opgemerkt moet worden dat Lavisse zijn onderwijsproject opzette ruim twintig
jaar na de tragische ervaring van Sedan en de Reichsgründung in Versailles in
1871 en dat Lavisse in Berlijn was gaan studeren. Wie het over nationalistische
geschiedschrijving heeft, kan in diens werk vergelijkingsmateriaal leren
kennen, als men de Franse geschiedenis een beetje kent en het werk van
historici als Jean-Christophe Petitfils en anderen kent, want vaak genoeg hoort
men net over cruciale momenten, zoals het koningschap van Louis XV weinig
zinvolle aperçus, die recht uit het werk van Lavisse komen, zoals het feit dat
de koning “execrable” moest heten, omdat hij weinig toevoegde aan Frankrijk –
hij organiseerde wel de ontsluiting van gebieden die tot dan nauwelijks verbonden
waren met de rest van Frankrijk – want hij verloor oorlogen, maar door zijn
bondgenootschap met Wenen, een absolute omkering der verhoudingen, kon hij
Pruisen inperken en de kregen ook de Oostenrijkse Nederlanden soelaas en
welvaart.
Om dat
allemaal naar behoren uit te werken, moet men dus de politiek van Wenen, van
Louis XV en ook nog Pruisen goed bekijken, waarover we niet zo snel uitgepraat zullen
zijn, omdat we aan het jaar 1756 de geboorte van ene Wolfgang Amadeus Mozart
verbinden, niet de omkering van de allianties aan het begin van de Zevenjarige
oorlog koppelen, een ontwikkeling van wel groter belang voor
Europa. De oorlogen werden vooral in Midden-Europa uitgevochten, Tsjechië en
Polen en de andere oorlogen in de kolonies, onder meer in India en de Amerika’s.
Voor Nederland was het denken over het verleden, lang een romantisch levendig
maken. Van Jacob van Lennep kan dat niet zomaar gesteld worden, al begon hij
ook wel bij Walter Scott en co.
Historiografisch
onderzoek dat wil weten wat er “werkelijk” gebeurd is, dat wil zeggen waarover
men op grond van bronnen, die men afdoende onderzocht heeft op allerlei criteria
en zonder speculeren iets zinnigs kan zeggen. Overigens kan dat dan nog betekenisloos
blijken, zoals de eeuwige vraag in welk bed Napoleon sliep de nacht voor
Waterloo. Wellicht is het interessanter aan de weet te komen hoe de legereenheden
zich door de kille zomernacht hebben gewerkt en of ze voldoende proviand hadden
gekregen. Ten gronde gaat het natuurlijk om zoveel meer, om de macht van de
oude machten en de uitbouw van een spionagesysteem, dat in Pruisen het
hervormingsprogramma deed sneuvelen. Wat dat was? Misschien Christoffer Clark
eens ter hand nemen, Het IJzeren Koninkrijk.
Het
valt op dat we graag spreken over geschiedenis, maar vaak ligt er een voorkeurslezing
voor die ons aangenaam te moede is. Met anekdotes komen we niet tot meer
begrip, maar anekdotes kunnen wel helpen complexe situaties duidelijk te maken.
Neem nu 11 juli 1302, de bekende slag der Gulden Sporen. Behalve het feit dat
de Franse Koning Vlaanderen heeft geannexeerd en de graaf van zijn leen
vervallen heeft verklaard, blijven de dynamische steden zich verzetten, met
onder meer de Brugse Metten, een brutale moordpartij tegen de Franse bezettingsmacht.
Nadien bezetten de Franse troepen, zeg maar de bloem van de Christene
ridderschap, onder leiding van Robert d’Artois Kortrijk en om een verdere opmars
te voorkomen trekken de troepen onder leiding van onder meer Jan van Namen en
Jan van Renesse tegen de Ost de France op en versloegen hen. Het waren gemeentenaren,
wellicht ook boeren die tegen de ridders streden maar ze maakten gebruik van de
zwaar geharnaste ruiters en paarden om in de zompige grond dat gewicht op te
vangen, want eens gevallen was er voor ridder noch paard niet veel meer
mogelijk. Was de veldslag belangrijk? Er volgden er nog en bovendien was de
hele regio, met Henegouwen, Brabant, Zeeland en Holland betrokken partij.
Binnen Vlaanderen was er sprake van chaos omdat de steden de adel niet meer het
respect betoonden en integendeel zelf de macht nastreefden. In Gent was het
patriciaat aan de macht gebleven, dat aan de zijde van Filips stond, wellicht
ook omdat ze enkele voordelen hadden verkregen en omdat de koning hun machtspositie
kon helpen ondersteunen. Het conflict tussen Vlaanderen en de Franse kroon
duurde nog heel wat langer, tot de zonen van Filips alle drie overleden waren
en de Honderdjarige oorlog begon, waarin opnieuw conflicten opdoken, zoals de
strijd van Jacob van Artevelde, die de kant van de Britten koos boven de Franse
vorsten.
Men
kan nu altijd wel beweren dat het verhaal van Hendrik Conscience maar verzonnen
is, met de treurende maagd Machteld van Vlaanderen als de stille hoofdfiguur,
maar Veronique Lambert stelde wel vast dat het conflict tussen de Graven van
Vlaanderen en Filips IV maar vooral door de reuring in de steden met Brugge als
brandpunt ertoe leidde dat er zich een proces van identificatie voordeed,
waarbij men wel positie moest kiezen, wat de historica als een vorm van vroeg
nationalisme kon zien. Dat zo een jarenlang aanslepend conflict, waarbij het
ook gaat over boetes die de leenheer het leen oplegde, horen we doorgaans niet
meer als het om die beruchte 11de juli 1302 gaat, maar ook in het
stuk over de brief van Pieter de Coninck gaat het net daar niet om. Ook de
economische en demografische evolutie ontbreekt helemaal in het plaatje, laat
staan de financiële geschiedenis en de toenemende welvaart in die periode. Dat
heeft te maken met het verschijnsel oorlog in die tijd, die wel diepgravende
gevolgen kon hebben, maar gebonden was aan allerlei kerkelijke voorschriften
over vredes. Dat men wel eens een stad kon vernielen en “oorlogsmisdaden” kon
plegen, komt in feite niet ter sprake. Geen krijgsgevangenen? Edelen konden
gevangen worden genomen, in gijzeling en tegen klinkende munt vrijgelaten
worden. Alleen, men moet er ergens mee heen en dan kan men niet meer vechten.
Voor een logische samenhang der dingen in het licht van het nu vigerende mens-
en wereldbeeld, kan men zich maar beter niet van de geschiedenis bedienen.
Processen van identificatie en het smeden van banden van loyauteit hoeft zich
niet per se te uiten in vormen van exclusie, van het sluiten van grenzen, al is
dat proces niet een exclusief voor rechts. Ook Stalin wilde in eerste instantie
de grenzen van Rusland handhaven om zijn macht te consolideren en pas na de Grote
Vaderlandse Oorlog tekende hij de plannen voor een wereldwijde expansie uit,
tegen de VSA, met satellieten in Europa, Azië en dus ook Cuba… als de
opportuniteiten zich voordeden. Over de Koude Oorlog valt nog wel het een en
ander te zeggen.
Prof.
Bruno de Wever stelde vast dat als het om het toelichten van historische
gebeurtenissen en herdenkingen aan de hand van de agenda en met een voorkeur
voor de ronde getallen, gaat, dat in feite weinig bijdraagt aan het vormen van
inzichten over in se complexe gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld het einde van WO
I. Hij betreurde ook dat te vaak de “usual suspects” aan dek worden geroepen om
toelichting te geven. In deze is het boekwerk wel in zekere mate een uitzondering,
want men vroeg een aantal jongere historici v/m om hun inzichten over een
bepaald gebeuren te behandelen in een vlot leesbaar stuk. Sommige auteurs
kunnen zich evenwel niet intomen, De Wever dus wel. In Nederland was en is de
uitgave dan weer een poging om onder meer Thierry Baudet de pas af te snijden,
die net weer pleit voor het herstel van de natiestaat, zoals in die tijdens de
negentiende eeuw vorm kreeg. Een man als Thorbecke, die actief tussen 1848 en
1872 leiding gaf aan het liberalisme en als regeringsleider, aan statelijke
verhoudingen nieuwe grenzen en mogelijkheden gaf, zoals de ministeriële
verantwoordelijkheid, kan men niet in vier bladzijden beschrijven, noch zijn
conflict met de oude, zetelende (Amsterdamse) elite. Ook had hij zelf met
mensen in België, een gevolg van zijn hoogleraarschap in Gent tussen 1826 en
1830) en Frankrijk, uiteraard Duitslaand – daarvoor leze men de biografie – en het
UK en gaf hij blijk van grote interesse
voor sociale en economische vraagstukken, naast het verbeteren van de infrastructuur.
Men maakt mij niet wijs dat dan een uitgebreide bibliografie niet nuttiger is,
voor de lezer, dan een kort stukje, zelfs op wikipedia. Wat de lezer ontgaat is
de complexiteit, maar tegelijk mag men van de auteur verwachten dat die de
complexiteit zichtbaar maakt en overzichtelijk, zonder het te versimpelen. En
ja, lezers willen dat wel lezen, alleen, zoals ook Bruno de Wever aangaf,
ontbreekt het in de media vaak aan waarachtige interesse voor historiografie.
Was ik
op vrijdag in Gent, in het AMSAB-ISG dan ontmoette ik daar alweer de heer
Reynebeau, die de boekvoorstelling zou presenteren, of beter presideren zoals
dat ook al op donderdag het geval was geweest, naast em. prof. Herman Balthasar,
die onder anderen mij inwijdde in de studie van de Hedendaagse geschiedenis, al
was hij net benoemd tot gouverneur – in dat ambt deed hij wel heel wat om de
geschiedenis meer aandacht te geven. De auteur van de biografie, Jan Willem
Stutje schreef al eerder een biografie die me zeer was bevallen, over Ferdinand
Domela Nieuwenhuis. Ik moet u de naam van de derde deelnemer op het podium
schuldig blijven, maar goed, er was vooral goede gespreksstof. De visie van
prof. Balthasar zorgde voor enig debat, omdat hij vond dat men Hendrik de Man
ook niet kwalijker mag voorstellen dan hij verdienen zou. Tijdens het gesprek
ging het immers om de twee soorten socialisme, dat van onderuit werkt en een
eerder autoritair socialisme, waarbij de leiders weten wat goed is en Balthasar
vond dat men ook bij (vader) Eduard Anseele weinig vertrouwen zag in de mogelijkheden
van de arbeiders als klasse, dat ze zichzelf niet zouden emanciperen; als het dan
toch gebeurde, gold voor de leiders van het socialisme, dan verburgerlijkten ze
en waren ze verloren voor de zaak. De Man raakte verzeild in de collaboratie, zegt men wel eens, maar hij wist wat hij deed, dacht te weten. Als hij verdwijnt naar de Savoye in 1941, dan heeft dat betekenis en toch wordt hij na de oorlog veroordeeld in Brussel...
Ik
moet de biografie nog lezen en zal dat graag doen. Aanwezig zijn bij
boekvoorstellingen is wel eens aangenaam, soms merk je hoe je binnendringt in
een wereldje van anderen. Overigens vertrok de ere-gouverneur vrij snel en kon
ik de uitgever, de heer Polis niet feliciteren voor zijn inleidende speech. Het
mag zijn dat ik zelf niet links ben, maar het socialisme heeft in onze
samenleving(en) grote invloed uitgeoefend en ook wel heel gunstige resultaten
laten zien, zodat men best wel eens kennis kan nemen van de historiografie, om
de dynamiek van die beweging beter te begrijpen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten