De kinderziel weerbaar maken

 



Dezer Dagen

 

 


De ziel van het kind

 



Lucas Cranach, Adam en Even in de tuin
van Eden. Kennis van goed en kwaad
was lang het verhaal van verboden en
geboden. 

Jawel, we gaan ons nog maar eens buigen over de wijze waarop we met kinderen denken te moeten omgaan. Bescherming tegen wreedheid is zeker wenselijk, hen opvoeden tot autonoom oordelende personen is minstens zo belangrijk, maar het evenwicht lijkt zoek, want we houden ons zozeer doende met bescherming dat ontplooiing niet meer aan de orde is. Opvoeden is meer dan behoeden, meer nog, opvoeden betekent net wapenen, kinderen kracht geven om op eigen benen te staan. Pedagogen en politici hechten te zeer aan geluk, dunkt me.

 

Als het God ernst was geweest met de mens, dan had hij Adam en Eva de boom van kennis van goed en kwaad niet getoond, laat staan verboden van de vruchten ervan te proeven. Het was ooit onderwerp van een discussie onder een groepje studenten die niet zich niet wilden verliezen in kaartspelen en bierpullen legen, we dronken porto en amaretto. Hoewel weinig deelnemers aan het gesprek zich nog rechtzinnig katholiek of gelovig noemden, wisten we de kern van het probleem “wat is een mens” niet beter te vatten dan via het verhaal uit Genesis. Ergens moet alvast bij mij een referentie aan Han Fortmann doorgezongen hebben, want nadenken over de condition humaine gaat altijd weer gepaard met het nadenken over oude verhalen. Van mijn promotor had ik geleerd na te denken over hoe Bijbelteksten nog altijd een betekenisdrager kunnen zijn, zonder dat het verhaal an sich daarom meer is dan wat mensen onder elkaar vertellen, bij het avondvuur. De uitdrijving uit het paradijs omwille van de kennis van Goed en Kwaad wordt in het christelijke denken nog altijd gezien als het begin van de ondergang van de mens, omdat leven in het paradijs nu eenmaal de perfectie benaderde. De geschiedenis van de mensheid is uiteraard complexer en soms zou men denken dat we leven in een brandende hel, dan weer is ons leven zo dicht genaderd tot een paradijslijk welbevinden, dat we wel moeten aannemen dat de schepping daarop gericht was geweest, quod non. De opvoeding van kinderen gebeurde dan ook vaak met het oog op het vermijden van eeuwige verdoemenis. Of we het paradijs dan wel konden vinden, al dan niet in het ondermaanse, bleef bijzaak. Wie het paradijs te uitdrukkelijk zocht, riskeerde sociale uitsluiting, maar in de steden was wel meer mogelijk, wat de steden vaak negatieve connotaties gaf, Sodom en Gomorra dus.

 

Uiteraard kan men het toejuichen dat instituties, universiteiten, scholen, welzijnsorganisaties begaan zijn met het welzijn van studenten en scholieren, maar of we daarmee de kinderen gelukkiger maken, valt nog te bezien. Tegelijk zal niemand ontkennen dat het voor kinderen en jongeren lastiger is om een weg te vinden, een levensweg waar ze mee kunnen leven en die hen zelfvertrouwen geeft. De maakbaarheid van het eigen leven legt veel verantwoordelijkheid bij de jongeren en kinderen, maar laten we toch niet vergeten dat nog maar een paar generaties geleden succes halen in het onderwijs minstens zo zwaar woog op de jongeren, want wie tijdens het interbellum naar college kon, werd geacht te presteren, terwijl slechts ongeveer een derde het hele curriculum van de Zesde Klasse tot de Eerste, de Retorica met vrucht kon afleggen en toegang kreeg tot de universitair. Toch waren de uitvallers niet gedoemd tot een bestaan aan de bedelstaf. Net omdat ze meer hadden geleerd, konden ze vaak nog via de handelsschool toch een goed bestaan uitbouwen. En ja, veel van die jongeren kwamen uit de middenklasse, waar men zich wel eens het brood uit de mond spaarde. Wat zouden jongeren vandaag dan zoveel meer druk ervaren?

 

Ouders vandaag worden vaak ook afgerekend op het succes van hun kinderen en dromen van een succesvolle loopbaan voor hun kinderen, waar ze al vroeg aan beginnen. Het valt op dat terwijl men de onderwijsloopbaan wil vereenvoudigen voor kinderen, ouders veel meer gaan verwachten, wat dus niet met elkaar te verbinden valt. Het betekent dat kinderen moeten voldoen aan eisen, nog voor ze ontdekt hebben dat de wereld mooier, boeiender en complexer is dan hen op school verteld wordt. Enfin, zo kan men de gang van zaken wel voorstellen, want onderwijsdeskundigen vertellen telkens weer dat niemand mag achterblijven, wat voor begaafde leerlingen tot problemen kan leiden, omdat ze te gemakkelijk voldoen aan de verwachtingen.

 

De ziel van het kind? Ooit werden er schooloorlogen over uitgevochten, met zware politieke gevolgen, al denk ik dat de resultaten in se heilzaam waren, maar de strijd zelf en de politieke verhoudingen bleven lang rondzweven. In de meeste landen wordt onderwijs ingericht door de overheid, naast zuivere particuliere scholen, waar het schoolgeld heel wat hoger is en zelfs onbetaalbaar voor de middenklasse. In Vlaanderen bleef het katholieke onderwijs zeer dominant, al kan men het onderwijs geen marktproduct noemen, ook al omdat onderwijs verplicht is gesteld tot 18 jaar, vanaf 5 jaar. Het is ook geen product omdat men het eindresultaat niet kan voorspellen, anders dan in de varkensvetmesterij wel kan. Opvallend is wel dat het onderwijsbeleid, zowel in hoofde van de onderwijshervormers als de beleidsmensen net wel denken dat men kan zeggen wat een kind met 18 jaar zal weten en kunnen.

 

Ouders en leraren v/m houden er een kater aan over, valt vast te stellen, want als leerlingen thuiskomen met een rapport, zien we niet meer hoe of ze gepresteerd hebben, al probeert menige school dat euvel met lapmiddelen te verhelpen. Pijnlijk, zoveel is duidelijk. Net omdat de samenleving zo competitief is ingesteld, kan men niet begrijpen dat men leerprestaties niet meer wil sanctioneren met een bijzondere onderscheiding. Ouders willen dat hun kinderen slagen, maar ook dat ze naast de school nog een plezierig leven hebben, want de school hoeft niet plezant te zijn. Leren is overigens niet voor iedereen weggelegd, maar financiële obstakels opwerpen, heeft geen zin, integendeel. Net het systeem van superdure scholen maakt de droom om van een bestaan met weinig mogelijkheden toch een boeiend leven te maken onmogelijk. In Duistland wordt studeren aan de universiteit in sommige Länder gratis gemaakt en dat kan helpen leerlingen en studenten te stimuleren veel energie in hun studie te steken. Ooit zag ik als collegejongen studenten kasseien uitbreken in de Nederkouter. Ze betoogden tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld tot 10.000 BEF. Was dat bedrag hoog, dan golden toen al matiger tarieven voor wie recht had op een studiebeurs of daar net niet voor in aanmerking kwam. Goed, men kon discussiëren over de voorwaarden en dat de barema’s te laag waren vastgesteld, maar het was niet zo dat universitair onderwijs plots onbetaalbaar werd. Overigens kwam men met andere mogelijkheden aanzetten, zodat werken en studeren – hoe veeleisend dat ook is voor de werkstudent – zodat er steeds meer barrières opzij werden geschoven. Men ook niet vergeten dat jongeren in bescheiden en arme milieus vaak elkaar aanstoken aan school en onderwijs niet te veel waarde te hechten. Wie dan toch ging of gaat studeren, wordt als een buitenbeentje gezien of zelfs als een verrader. Toch doet men er alles aan om de hindernissen op weg naar de universiteit weg te nemen. Zo werden ook de toegangsvoorwaarden geschrapt, zodat men vanuit het BSO na een zevende jaar ook toegang kreeg tot het hoger onderwijs. Maar intussen werd het BSO steeds minder een behoorlijke training op het beroepsleven van elektriciens en loodgieters.

 

Het kan aangewezen zijn dat leerlingen in het BSO algemene vakken aangeboden krijgen, maar de interesse is bij de leerlingen doorgaans beperkt en het is moeilijk de lesmethodes van het ASO toe te passen. Echter, met invulblaadjes zal het ook niet lukken. Dat leerlingen inzicht krijgen in de complexiteit van de wereld, de natuur, de leefomgeving en wat al niet meer, kan men maar beter bevorderen, maar ik zie weinig aandacht voor hoe men dat pedagogisch kan aanpakken. Verhalen vertellen, jongeren laten vertellen over hun ervaringen of die van hun ouders kan ook tot inzichten leiden. Kennisverwerving aanbieden moet ook, maar men kan dat niet zomaar doen zoals men in het ASO in de tweede en derde graad geacht wordt complexe leerstof aan te bieden.

 

De ziel van het kind gaat verloren als men vergeet dat sommige kinderen gauw genoeg met abstracte begrippen om kunnen, terwijl andere niet begrijpen hoe men een vermenigvuldiging van twee getallen groter dan 10 of 100 moet begrijpen en uitvoeren. Toch weten ze bij hout- en bouwbedrijfopleidingen gauw genoeg hoe ze rechte hoeken moeten zagen of kepen aanbrengen. Het mag duidelijk zijn, men stelt – ook in de media – niet de minste belangstelling in beroepsopleidingen, omdat de vraag niet gesteld wordt hoe iemand een goede kapper kan worden of een uitstekende installateur centrale verwarming. En hoe kan men jongeren introduceren in het digitale tijdperk waar de machine meer overneemt, maar de juiste handelingen des te meer van tel zijn om van het timmermansoog nog te zwijgen.

 

We maken van kinderen graag prinsjes, prinsessen, zoals ook Sigmund Freud dat al begrepen had in de kringen waaruit zijn patiënten kwamen. Dat is nu niet anders, of beter, we lijken nu ongevoelig voor de positie van kinderen als het goed gaat, maar kijken met argwaan naar gezinnen waar het fout gaat, wat ook de redenen mogen zijn of waar vetpot weliswaar geen keukenpiet is, maar waar de kinderen zich veilig en goed voelen. Soms rijden ouders km om hun kinderen allerlei kansen te geven, zonder dat die kinderen durven zeggen wat ze werkelijk willen doen, want dat ze op voetbal en muziekles zitten, kan alleen maar betekenen, dat de weg naar een goed leven op een bedje van toewijding wordt aangeboden. Op zich is dat geen punt, want de kans is groot dat kindlief het wel goed zal vinden, wat opvallend genoeg ingaat tegen de vermeende mondigheid van kinderen en jongeren, alleen weet men ook dat er zoiets als psychische chantage kan bestaan, onuitgesproken.

 

Het verhaal van de opvoedingsadviezen gaat al mee sinds de laten 19de eeuw, omdat mensen zich een mislukking niet kunnen veroorloven, nemen ze aan, maar wat is een mislukking? De ziel van het kind, kan men dan denken, komt geleidelijk tot ontwikkeling, maar we menen tegelijk dat elke mens met een ziel geboren wordt. Dat een mens voorbeschikt is om iemand te worden, kan men toeschrijven aan de menselijke conditie, maar we gingen er lang vanuit dat kinderen niet op bestelling kwamen maar dat ligt natuurlijk aan de wijze van benaderen, want in vele families zien we dat nageslacht wezenlijk is voor de zelfbepaling en -zelfrealisatie. Opvoedingsadviezen schreef men al langer, doorgaans voor vorsten en bijzondere borelingen, maar toen de ontwikkeling van de burgermaatschappij een nieuwe cultuur tot ontwikkeling bracht, waarbij onder meer gezinsplanning tot de geplogenheden ging behoren, zoals dat door dr. Alette Jacobs in haar praktijk ook aan minder welgestelde vrouwen uitlegde: beter twee kinderen goed opvoeden dan tien in armoede dompelen. Na WO II werd dat geleidelijk sterker, zoals uit schoolboeken moest blijken, want wie is de Duponds niet vergeten of de Johnssons, telkens perfecte gezinnen, met twee kinderen, een jongen en een meisje.

 

Dat is een zaak van goed beleid geweest, maar er was wel heel wat nudging aan te pas gekomen en gezonde berekening. Toch brengt dat kinderen wel grote druk want ze moeten met minder de grote verwachtingen invullen. Het ging en gaat erom dat ouders tegelijk in een kind “investeren” met het doel iets van hen te maken, naar hun eigen inzicht, vaak wel met aandacht voor de mogelijkheden van kindlief, soms minder. Niemand zal beweren dat kinderen opvoeden eenvoudig is, noch dat het een exacte wetenschap is, zoiets als vetmesterij van vleesvarkens. Het lijkt een vreemde vergelijking, maar als we kijken hoe mensen nauwelijks aanvaarden dat zoon en dan weer dochterlief uit de pas lopen, al was het maar even, dan merkt men dat hooggespannen verwachtingen voor de kinderen niet altijd vormend werken. Het kan wel, maar het is altijd evengoed mogelijk dat het anders loopt en dat roept dan weer wederzijds ongenoegen op.

 

De weg naar de top ligt niet voor iedereen geplaveid terwijl velen dat zo graag willen, al is het eenzaam aan die top. Bovendien lijkt het gebergte zo overweldigend vol van toppen, dat het ook weer een kleine massa vormt, wat we al langer zien in de presentatie van BV’s of BN’ers. Er is niets mis met streven naar het best mogelijke, maar het is een lange steile weg en zoals trainers al eens hard kunnen duwen, kunnen ook ouders te ver gaan, zoals langs de zijlijn in het jeugdvoetbal vaker dan gezond is, valt te zien. Het mag dan lijken dat het kind alleen maar kneedbaar is, maar al worden we slechts langzamerhand zelfstandig handelende wezens, we zijn geen voorwerpen, ook niet als kind. Vandaar dat er zoveel druk op zit, want ouders mogen niet falen, maar niet duidelijk is wat dan wel succesvol mag heten: een beter huis, als de ouders al in luxe en overvloed leven?

 

Er is mogelijkheid genoeg voor kinderen om van het leven te proeven, al lijkt de vrijheid om veiligheidsredenen meer dan vroeger, jaren ’70 en ’80 ingeperkt te worden, waarbij vooral het verkeer een storende factor is geworden. Kinderen vrijheid en dus verantwoordelijkheid geven gebeurt ook wel, maar blijft uiteraard een voorwerp van ampel afwegen, omdat ook de sociale controle aan kracht heeft ingeboet. Maar vooral wil men de kinderziel vrijwaren van kneuzingen en dat roept vragen op. Kamerplantjes kunnen niet tegen de elementen, zegt men, maar kinderen en jongeren kunnen wel tegen een stootje. Of wat denken we van de gedachte dat men moet kunnen verliezen, dus zware weerstand ondervinden om des te sterker te worden om te overwinnen? Die gedachte wordt in de sport breed gedeeld, maar op scholen komt men vooral bezwaren tegen. Toch kan het maken van een moeilijke oefening in wiskunde waar men nauwelijks doorheen komt, verhelderend uitpakken – en ja, we maken wel meer oefeningen op een jaar dan die ene. Het is een kwestie van opbouw, van leren omgaan met begrippen en formuleringen. Toch ziet men publieke figuren graag uitpakken met hun gebrek aan kennis in rekenkunde en wiskunde, sommige spotten dan weer met hun prestaties in de gymzaal. Het kan zijn dat iemand beter is in sport dan in Franse grammatica, het valt niet te betwisten dat wiskunde studeren weerbarstig is, vooral omdat men vaak niet goed ziet waar het moet uitkomen, wat het allemaal betekent, maar wie begaafd is, kan er wel mee van start gaan. Kennis kan uitlopen op een gigantische fichebak, zoals Goethe de factotum van Faust beschrijft, terwijl Faust zelf die andere vorm van kennis nastreeft, van het begrijpen der dingen en het onderzoeken van de geheimenissen. Goethe was zelf bekend met mijnbouw en bevriend met Alexander von Humboldt, die het wetenschappelijk onderzoek een nieuwe dimensie gaf. Maar kennis staat niet voor altijd en eeuwig vast, want soms moeten inzichten bijgesteld worden, omdat men nieuwe ontdekkingen heeft gedaan.  

 

Men moet uiteraard zorg dragen voor kinderen en jongeren, maar is het dan aangewezen als kasplantjes te beschermen tegen alles en nog meer? De ziel van een kind, dat krijgt kracht in de mate dat het uitdagingen weet aan te gaan en zichzelf domeinen weet eigen te maken waar het kan uitblinken en uitmunten. Juist, de scholen verschillen in enige mate, maar veel leraren v/m willen kinderen net verder krijgen, boven zichzelf zien uitstijgen, beter kunnen omgaan met vragen die ze nog niet te behandelen kregen en eventueel creativiteit aan de dag te leggen. Juist is juist, maar    een open vraag voor een verhandeling kan leerlingen de kans geven hun redeneervermogen te ontwikkelen, terwijl nadenken over bijzondere teksten de weg toont naar hoe kennis doorgegeven wordt. Dat kan men de ziel van een kind bieden, maar het hen onthouden, is wel bedenkelijk. Waarom ontzeggen voorstanders van meer gelijkheid – ten koste van vrijheid – jongeren de kansen op ontplooiing?

 

Bart Haers

 

 

Reacties

Populaire posts