De Oermens herontdekken

 


Reflectie

 

 

De oermens in ons

 


Desmond Morris, de Naakte aap.
Het eerste boek dat mij hielp een weg
te zoeken in wat onze condition
humaine nu eenmaal vorm geeft. 
Men vindt het boek niet altijd
goed wetenschappelijk, maar
als essay droeg het wel bij
aan de vorming van
een nieuw mensbeeld

Het tij keert zo te zien, want we aanvaarden dat mensen zich slachtoffer voelen of weten van allerlei onrecht, maar tegelijk roept dat de vraag op waarvan mensen slachtoffer kunnen zijn. Mondige mensen die zich als agressieve slachtoffers gedragen, het spoort niet met wat mensen ervaren die echt lijden onder de omstandigheden, ziekte, ongeval, geweld. Slachtofferschap claimen kan op zeker ogenblik in een competitie van weerbaarheid ontsporen, terwijl mensen die werkelijk behoefte hebben aan steun, medeleven en erkenning uit de boot vallen wegens niet mondig. Zou het verschijnsel dat wokeness is te maken hebben met het feit dat emancipatie als persoonlijk project en maatschappelijke aangelegenheid buiten beeld verdween? En daarom kwam de gedachte op: wat met de oermens in ons?

 

Waarom ik me vragen stel over de oermens in ons, heeft te maken met vaststellingen over hoe we omgaan met mensen die niet helemaal passen in het frame dat we hen hebben toebedacht, waarbij we ons weinig bewust blijken van wat zelfbeschikking impliceert. De oermens in ons, hoort men dan gauw genoeg zal net aanvaarden dat wie zwak of te zwak is voor het leven in een woeste, onherbergzame natuur maar moet sterven. Maar we weten op grond van archeologische en paleontologische bevindingen weinig over de cultuur van homo sapiens toen die in Europa de homo Neanderthalensis ontmoette. Hoe is het gegaan? Was het noodzakelijkerwijze een kwestie van doden om niet gedood te worden. Maar de natuur verbeelden we graag als een strijd om te overleven van individuen, niet van groepen en met interacties tussen individu en groep, samenleving en hoe dat zo vaak vreedzaam zij het niet zonder discussie verloopt.

 

De oermens, de nobele wilde van Rousseau is wat Rousseau zelf vooropstelde, een idee die niet uit enige werkelijkheid voortkomt, maar een poging de (kwetsbare) mens vanuit de lege wildernis in de samenleving komend een plaats te geven in een politieke orde. Terecht wees Francis Fukuyama op het feit dat we als soort afstammen van primaten die leefden in relatief kleine groepen, vergeleken met wat de steden dezer dagen laten zien, maar het was voor Homo Sapiens mogelijk om grotere groepen te vormen, omdat de jachttechnieken verbeterden en omdat men ook meer greep zou hebben gekregen op het voorspellen van gebeurtenissen die de voedselvoorziening konden bevorderen of in gevaar brengen. Wij kregen als kind het beeld van Neanderthalensis en Sapiens, gehuld in dierenhuiden en altijd op zoek naar voedsel, terwijl Jagers-Verzamelaars relatief veel vrije tijd hebben en de spanning afdoende voedsel te vinden in stabiele groepen beheersbaar is. Voor ons is het zonder meer onvoorstelbaar te leven in de open ruimte, strevend met de groep naar voldoende voedsel en tegelijk te zorgen voor nageslacht. In welke mate nurture een rol kreeg in het leven van de groep, is voor samenlevingen uit een ver verleden moeilijk na te speuren omdat de bronnen niet meer toegankelijk zijn, wegens mondeling overgeleverd en de Landbouwrevolutie heeft de bestaansmodaliteiten vanaf ongeveer 10.000 geleden grondig gewijzigd. De vorming van steden en steeds verder doorgedreven arbeidsspecialisatie, bracht vanzelf steeds meer regels mee over bezit en wie wat mocht verwachten. Zeker toen de brons- en later de ijzerproductie en -bewerking mogelijk werd kwam ook voedselbereiding, brood bakken, vlees versnijden, pekelen en bereiden in een stroomversnelling met eigen vaardigheden die steeds meer opvoeding en vorming vergde. We kijken graag op als men meldt dat de eerste brouwerij ooit is gevonden, maar heb ik het goed begrepen, dan kan het best dat gisten van graan en produceren van alcohol op verschillende plaatsen tegelijk zou zijn ontwikkeld, omdat er mensen met gelijkaardige vaardigheden en verzuchtingen, verlangens nu eenmaal dezelfde overwegingen omzetten in praktijk en dus kon bierbrouwen of wijn winnen uit druiven best op verschillende plaatsen of zelfs momenten (op-)nieuw uitgevonden worden, al was overdracht natuurlijk ook mogelijk. En wat doen we met cider of de verwerking van appelen, eventueel in een verdere fase tot calvados? Het was zaak in de landbouwtijd allerlei conserveringstechnieken te vinden om voedsel langer te bewaren, maar het moest ook smakelijk zijn. Voor zover ik me de geschiedenis van Karel V en zijn smaakvermogen herinner moet de man aan een combinatie van aandoeningen geleden hebben, maar dat zijn gehemelte zo toegetakeld was door het gebruik van pepers dat hij eens de vijftig voorbij nog nauwelijks kon proeven wat hij at, moet een kwelling geweest zijn. Maar ja, hoe ontdekte men dat uitgebreid marineren van vlees de (beginnende) ontbinding kon maskeren. En ja, een man van 50 jaar was in de zestiende wel geen zeldzaamheid, het was wel bovengemiddeld oud.

 

Waar het in deze reflectie om te doen is? Dat we graag aannemen dat onze voorvaderen, zeker die uit de tijd van Aeneas, Ambiorix en Pepijn van Landen nogal bruut van handelen en spraak waren. Het is evenwel niet zo zeker dat de major domus van de domeinen van de Merovingische koning zomaar alleen met geweld zijn belangen en die van zijn bazen kon behartigen. Anderzijds was de strijd tussen Karloman met zijn broer   Karel de Grote zonder mededogen en werd hij door zijn broer vakkundig uitgeschakeld, omdat er geen regeling was over wie voorrang moest krijgen en eenheid van gezag nodig was om de conflicten waar Karel de Grote zijn hele regering lang mee geconfronteerd werd te kunnen afhandelen zonder twist op het thuisfront. Ook de zonen van Lodewijk de Vrome probeerden elkaar uit hun gebieden te verjagen en het is pas later dat geleidelijk, na oorlog stukje bij beetje regels werden vastgelegd om te vermijden dat uitzichtloze oorlogen de (grote) rijken zouden vernietigen, omdat men een tekort aan mensen zou hebben om voldoende voedsel te produceren.

 

Vanaf wanneer we van beschaving kunnen spreken, lijkt nog altijd voor debat te zorgen, maar in feite kan men niet goed bepalen wanneer mensen zouden geleefd hebben zonder beschaving. Het leren koken en versnijden van vlees of het omgaan met giftige bessen en wortels, het blijf altijd een vorm van beheersing van de natuur. Vuur maken is essentieel geweest, maar het verfijnen van vistechnieken evenzeer. Uiteraard speelt daarbij het doorontwikkelen van de hersenen die we van de primaten-voorzaten hebben meegekregen naar het complexe geheel dat we vandaag als menselijke hersenen kennen een cruciale rol. Men heeft deze ontwikkeling vaak met beperkte middelen moeten reconstrueren omdat de wetenschappelijke methodes niet toereikend waren. Dat euvel speelt overigens nog steeds op wanneer het erom gaat de stamboom van de menselijke soort te reconstrueren.

 

Er bestond en bestaat nog steeds een romantisch geloof dat kinderen die door hun ouders, vooral de moeder bewust of ongewild achtergelaten werden in de natuur door wolven of andere dieren opgevoed zouden zijn geworden, maar er is uiteraard nogal wat onzekerheid over deze verhalen, omdat het moeilijk denkbaar is, maar net daarom fascinerend dat dieren, wolven kinderen zouden kunnen opvoeden. Het zegt overigens ook iets goeds over de wolf, die geacht werd zorg te dragen voor mensenkinderen, terwijl we er (nu) voetstoots vanuit gaan dat die wolvenkinderen vanzelfsprekend zouden opeten. De natuur is wellicht altijd wel een tremendum et facsinans mysterium geweest en dat zo lang als de geheimen van noodweer, gevaarlijke ziekten en onvoorspelbare fenomenen, zoals zonsverduistering niet goed begrepen werden. Tegelijk begon men net die onvoorspelbaarheid te omzeilen door de bewegingen van de zon, de maan en de sterrenbeelden te beschrijven, waardoor een zonsverduistering wel voorspelbaar werd. Nu kan men al langer paasdata lang op voorhand vastleggen, maar heeft dat vooral betekenis voor joodse samenlevingen en orthodoxe christenen, want hier in onze contreien hoort men wel eens pleidooien om Pasen ook op een vaste zondag vast te leggen.

 

De aard van het beestje, de mens en de verbondenheid met de oermens wordt al tijden zo weinig mogelijk onder de aandacht gebracht, wat met dank aan Charles Darwin wel zo goed als onmogelijk is geworden. Anders dan in antieke scheppingsverhalen, is de mens nu eenmaal het product van een lange ontwikkelingsgang, waarbij we niet goed weten, zelfs niet goed kunnen naspeuren hoe na het einde van de ijstijd mensen zich tot landbouwers ontwikkeld hebben, wat een vooruitgang op het vlak van beheersing van de natuur moet  heten, wat het mogelijk maakte steden tot ontwikkeling te brengen en grotere rijken, die gedurende eeuwen hun regio beheersten, Egypte, de vallei van Eufraat en Tigris, de Gele en de Blauwe Rivier, wellicht ook de Amazone, maar net daar heeft men lange tijd vooral onderzocht hoe primitief de volkeren op de oevers van de Amazone en de vele zijrivieren wel niet waren. Wat gaf de stoot in sommige regio’s aan groepen mensen om plots te gaan leven in behoorlijk ontwikkelde, gecultiveerde gebieden en wat bleef erover van de oude verschijningsvorm van de voorzaten? De laatste jaren is de vaststelling van leven op wat nu de bodem van de Noordzee is, menselijk leven en een Noordzee die nog niet bestond, maar bestond uit een vlakte die reikte tot Doggersbank en een schoorwal waar nu ongeveer het Kanaal overgaat in de Zee-engte tussen Dover en Calais. De landmassa zou al zo een 125.000 jaar geleden tijdens een interglaciaal zijn doorgebroken, maar ergens moet enige tijd het Kanaal uitgelopen zijn op een wal, omdat anders dat gebied tot Doggersbank onder water was gelopen. De laatste ijstijd eindigde rond 10.000 BC en dat had uiteraard grote invloed op het leven van de mensen in Europa, al is mij nog altijd niet duidelijk waar die leefden en hoe talrijk die waren tijdens de late zeer koude fases van de IJstijd. Hoe de mensen leefden in de Europese laagvlakte en of er inderdaad geleefd werd in het gebied en volgens welke regels groepen zich intern en tot elkaar verhielden kunnen we (vooralsnog) niet weten. Want weten we wel dat er zich mensen vestigden dichter bij de (actuele) kusten en in Doggerland, dan werd het gebied met het afsmelten van de IJskappen ook geleidelijk meer bedreigd door transgressies. De Rijn en de Elbe waren de grote stroomgebieden die water boven Doggersbank in de Atlantische Oceaan stortten en dat moet rond 6000 BC uitgelopen zijn op het verdwijnen van Doggerland.  Hoe organiseert met het groepsleven, welke nieuwe vaardigheden zijn nodig om in een veranderend klimaat te overleven. Wanneer kwam in onze contreien de vorming van blijvende nederzettingen op gang en wat voor invloed had dat op het leven van groepen en van individuen?

 

De oermens ging over in landbouwers, maar met in hoge mate hetzelfde genoom was men gedwongen oude vaardigheden te richten op nieuwe eisen, van snel lopen op de steppe naar langdurig wrochten op het land. Lange tijd is er in onze contreien maar weinig terug te vinden van landbouw, zeggen archeologen, terwijl andere onderzoekers erop wijzen dat de landbouw wellicht gemigreerd is met de verspreiding van groepen die na de laatste IJstijd Europa vanuit het Zuiden van Spanje en Frankrijk hebben veroverd. Toch lazen we in onze schoolboekjes nog wel eens dat onze voorzaten ten tijde van Julius Caesar dat de Galliërs en dan vooral de dappersten onder hen, de Belgae leefden van jacht en visvangst en hun tijd verdeden met dobbelen en mede, een honingdrank, drinken. Wellicht was ook in onze contreien de landbouw al redelijk ontwikkeld, bovendien begon net toen het antieke optimum dat ten einde liep, rond 250 n.C. en ook politiek het Romeinse Rijk in een chaotische tijd terecht leek te komen. Feit is dat onze voorstelling van Ambiorix en Vercingetorix wellicht niet zo adequaat is als de bronnen en sporen toelaten te zien. Toen de La Tène cultuur tot bloei kwam, ontstonden in Europa centra waar vergelijkbare gewoonten inzake landbewerking, voeding en ook wel bewapening ontstonden, die met de bloei in Griekenland en Rome snel onder de radar verdween. Maar al die culturen hadden gemeen, zoals het begrip Xenos, gastvriend, laat zien dat men altijd diende te kunnen vertrouwen op onbekenden, als men uit de eigen groep wegging of verplicht weg te gaan als men regels had overtreden.

 

Blijkbaar is het ook zo dat in die laatste epoche voor de geschiedschrijving ons een meer betrouwbare informatiebron ging bieden – al kan dat nog aardig misgaan, want de bronnen zorgen wel voor interpretatieproblemen – verhalen tot stand kwamen die later in de culturen bleven leven, zoals het lied van de Twee Koningskinderen, dat in de Griekse mythologie ook al een plaats had. Daarnaast waren er eeuwenoude culturen, zoals de Egyptische, waarvan veel al in vergetelheid raakte, toen Alexander de Grote zijn krijgstocht tot aan de Indus volbracht. Overal waren er verhalen die ons nog steeds inspireren en tegelijk vaak blijk geven van een grotere ambiguïteit en meerduidigheid dan de kinderversie van sprookjes laten geloven.

 

Het is een cultuurpatrimonium waarvan we ons niet altijd bewust blijken en waar we ook vaak genoeg aannemen dat het geen betekenis heeft. In zekere zin kan men dat ook aannemelijk maken, omdat de levensomstandigheden totaal veranderd zijn, omdat we al lange tijd – enfin, twee, drie generaties – geen hongersnood meer kennen en dat in ons deel van de wereld wapengeweld en zelfs crimineel wapengeweld beperkt is gebleken. De oermens waarover men het graag heeft als men bruut geweld wil aanklagen of referenties maakt aan de verdrukkende patriarchale samenleving kan niet alles verklaren of beter, het heeft in wezen niet zoveel zin om te wijzen op onze voorhistorische voorzaten als bron van het kwaad. De omstandigheden waren anders, de druk op individuen en groepen waren de randvoorwaarden waarmee groepen en individuen hadden om te gaan. Toen de landbouw kwam, veranderde er veel, maar toen de steden kwamen, begon men de boer op het land voor een gestampte boer te houden, terwijl men niet kan beweren dat de stedeling zoveel wijzer zou zijn of verfijnd.

 

Het is niet altijd zo dat verfijning an sich een garantie zou bieden voor het verdwijnen van geweld en onderdrukking van individuen, want er bestaat ook zoiets als psychisch geweld, dat groter belang krijgt in meer ontwikkelde en verstedelijkte samenleving. We denken dan graag aan het Firenze van Lorenzo de Medici en aan Cesare Borgia  zoals beschreven door Niccolo Machiavelli. Ten gronde kan men, zoals eenieder weet, ook van nobele gedachten geduchte wapens maken, zoals ideologieën laten zien. De kerk(en) nemen in het Europese verleden een onmiskenbare rol, waarbij men er niet omheen kan dat de boodschappen en de boodschappers niet altijd even katholiek waren, om het zomaar eens te zeggen.

 

Om maar onze troef op tafel te gooien, de oermens in ons laat ons altijd de mogelijkheid om vooraf denkend dan wel wijs uit de hoek te komen. De Grieken lieten ons Prometheus na, die ons het vuur bracht, en Epimetheus, aan wie Pandora een kruik of pot, een doos bracht, waaruit alles kon wegvliegen, wat we niet willen, alle kwalijke gedrag dus, maar de hoop bleef in het vat. Pandora was door de goden begiftigd met allerlei gaven en talenten, ook met taal – hoe belangrijk men dit acht, blijft altijd wonderlijk – om dan ook nog eens nieuwsgierigheid mee te krijgen. We weten dus waaraan we onze miserie te danken hebben, of het nu Eva is of Pandora, maar uiteindelijk hielp in het ene geval Epimetheus Pandora en in het andere geval was Adam niet zo gauw bereid Eva tegen de houden de vrucht van kennis van goed en kwaad te proeven.

 

Daar zit het specifieke van de menselijke geschiedenis en van wat men menselijk zou kunnen noemen, dat we kunnen nadenken, of anders berouw hebben na de zonde, dan wel vooruit weten te kijken en plannen wat nodig is om doelen te bereiken. Dat is wat de oermens leerde en zo kon overleven en wat we zelf ook wel nog steeds weten, zij het in andere omstandigheden. Maar vastgesteld kan worden dat bij expedities of tochten in weinig bevolkte, ongerepte gebieden onze houding mee het succes zal bepalen, vooropgesteld dat de deelnemers voldoende vaardigheden in de vingers hebben om te overleven. De expeditie van de Belgica in de zuidelijke IJszee was meer dan een verhaal van vertrekken, onderweg zijn en aankomen. Het had goed fout kunnen gaan, ook al omdat in de poolnacht de bemanningsleden van de Belgica psychisch onderuit bleken te gaan, aan scheurbuik leden en onder psychische belasting gebukt gingen. Het eten van rauw pinguïnvlees en van robben, zolang ze in de buurt voorhanden waren. Adrien de Gerlache wou er eerst niet aan en leek zoals een ander lid van de bemanning psychisch onderuit te gaan. De oermens dat zijn wij in andere omstandigheden.

 

Bart Haers

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts