De Oermens herontdekken
Reflectie
De oermens in ons
Het tij keert zo te zien, want we aanvaarden dat mensen zich slachtoffer voelen of weten van allerlei onrecht, maar tegelijk roept dat de vraag op waarvan mensen slachtoffer kunnen zijn. Mondige mensen die zich als agressieve slachtoffers gedragen, het spoort niet met wat mensen ervaren die echt lijden onder de omstandigheden, ziekte, ongeval, geweld. Slachtofferschap claimen kan op zeker ogenblik in een competitie van weerbaarheid ontsporen, terwijl mensen die werkelijk behoefte hebben aan steun, medeleven en erkenning uit de boot vallen wegens niet mondig. Zou het verschijnsel dat wokeness is te maken hebben met het feit dat emancipatie als persoonlijk project en maatschappelijke aangelegenheid buiten beeld verdween? En daarom kwam de gedachte op: wat met de oermens in ons?
Waarom ik me vragen stel over de oermens in ons, heeft
te maken met vaststellingen over hoe we omgaan met mensen die niet helemaal
passen in het frame dat we hen hebben toebedacht, waarbij we ons weinig bewust
blijken van wat zelfbeschikking impliceert. De oermens in ons, hoort men dan
gauw genoeg zal net aanvaarden dat wie zwak of te zwak is voor het leven in een
woeste, onherbergzame natuur maar moet sterven. Maar we weten op grond van
archeologische en paleontologische bevindingen weinig over de cultuur van homo
sapiens toen die in Europa de homo Neanderthalensis ontmoette. Hoe is het
gegaan? Was het noodzakelijkerwijze een kwestie van doden om niet gedood te
worden. Maar de natuur verbeelden we graag als een strijd om te overleven van
individuen, niet van groepen en met interacties tussen individu en groep,
samenleving en hoe dat zo vaak vreedzaam zij het niet zonder discussie
verloopt.
De oermens, de nobele wilde van Rousseau is wat Rousseau
zelf vooropstelde, een idee die niet uit enige werkelijkheid voortkomt, maar
een poging de (kwetsbare) mens vanuit de lege wildernis in de samenleving komend
een plaats te geven in een politieke orde. Terecht wees Francis Fukuyama op het
feit dat we als soort afstammen van primaten die leefden in relatief kleine
groepen, vergeleken met wat de steden dezer dagen laten zien, maar het was voor
Homo Sapiens mogelijk om grotere groepen te vormen, omdat de jachttechnieken
verbeterden en omdat men ook meer greep zou hebben gekregen op het voorspellen
van gebeurtenissen die de voedselvoorziening konden bevorderen of in gevaar
brengen. Wij kregen als kind het beeld van Neanderthalensis en Sapiens, gehuld
in dierenhuiden en altijd op zoek naar voedsel, terwijl Jagers-Verzamelaars
relatief veel vrije tijd hebben en de spanning afdoende voedsel te vinden in
stabiele groepen beheersbaar is. Voor ons is het zonder meer onvoorstelbaar te
leven in de open ruimte, strevend met de groep naar voldoende voedsel en
tegelijk te zorgen voor nageslacht. In welke mate nurture een rol kreeg in het
leven van de groep, is voor samenlevingen uit een ver verleden moeilijk na te
speuren omdat de bronnen niet meer toegankelijk zijn, wegens mondeling
overgeleverd en de Landbouwrevolutie heeft de bestaansmodaliteiten vanaf
ongeveer 10.000 geleden grondig gewijzigd. De vorming van steden en steeds
verder doorgedreven arbeidsspecialisatie, bracht vanzelf steeds meer regels mee
over bezit en wie wat mocht verwachten. Zeker toen de brons- en later de ijzerproductie
en -bewerking mogelijk werd kwam ook voedselbereiding, brood bakken, vlees
versnijden, pekelen en bereiden in een stroomversnelling met eigen vaardigheden
die steeds meer opvoeding en vorming vergde. We kijken graag op als men meldt
dat de eerste brouwerij ooit is gevonden, maar heb ik het goed begrepen, dan
kan het best dat gisten van graan en produceren van alcohol op verschillende
plaatsen tegelijk zou zijn ontwikkeld, omdat er mensen met gelijkaardige vaardigheden
en verzuchtingen, verlangens nu eenmaal dezelfde overwegingen omzetten in praktijk
en dus kon bierbrouwen of wijn winnen uit druiven best op verschillende plaatsen
of zelfs momenten (op-)nieuw uitgevonden worden, al was overdracht natuurlijk
ook mogelijk. En wat doen we met cider of de verwerking van appelen, eventueel
in een verdere fase tot calvados? Het was zaak in de landbouwtijd allerlei
conserveringstechnieken te vinden om voedsel langer te bewaren, maar het moest
ook smakelijk zijn. Voor zover ik me de geschiedenis van Karel V en zijn
smaakvermogen herinner moet de man aan een combinatie van aandoeningen geleden
hebben, maar dat zijn gehemelte zo toegetakeld was door het gebruik van pepers
dat hij eens de vijftig voorbij nog nauwelijks kon proeven wat hij at, moet een
kwelling geweest zijn. Maar ja, hoe ontdekte men dat uitgebreid marineren van
vlees de (beginnende) ontbinding kon maskeren. En ja, een man van 50 jaar was
in de zestiende wel geen zeldzaamheid, het was wel bovengemiddeld oud.
Waar het in deze reflectie om te doen is? Dat we graag
aannemen dat onze voorvaderen, zeker die uit de tijd van Aeneas, Ambiorix en
Pepijn van Landen nogal bruut van handelen en spraak waren. Het is evenwel niet
zo zeker dat de major domus van de domeinen van de Merovingische koning zomaar
alleen met geweld zijn belangen en die van zijn bazen kon behartigen. Anderzijds
was de strijd tussen Karloman met zijn broer Karel
de Grote zonder mededogen en werd hij door zijn broer vakkundig uitgeschakeld,
omdat er geen regeling was over wie voorrang moest krijgen en eenheid van gezag
nodig was om de conflicten waar Karel de Grote zijn hele regering lang mee
geconfronteerd werd te kunnen afhandelen zonder twist op het thuisfront. Ook de
zonen van Lodewijk de Vrome probeerden elkaar uit hun gebieden te verjagen en
het is pas later dat geleidelijk, na oorlog stukje bij beetje regels werden
vastgelegd om te vermijden dat uitzichtloze oorlogen de (grote) rijken zouden
vernietigen, omdat men een tekort aan mensen zou hebben om voldoende voedsel te
produceren.
Vanaf wanneer we van beschaving kunnen spreken, lijkt
nog altijd voor debat te zorgen, maar in feite kan men niet goed bepalen
wanneer mensen zouden geleefd hebben zonder beschaving. Het leren koken en
versnijden van vlees of het omgaan met giftige bessen en wortels, het blijf
altijd een vorm van beheersing van de natuur. Vuur maken is essentieel geweest,
maar het verfijnen van vistechnieken evenzeer. Uiteraard speelt daarbij het
doorontwikkelen van de hersenen die we van de primaten-voorzaten hebben
meegekregen naar het complexe geheel dat we vandaag als menselijke hersenen
kennen een cruciale rol. Men heeft deze ontwikkeling vaak met beperkte middelen
moeten reconstrueren omdat de wetenschappelijke methodes niet toereikend waren.
Dat euvel speelt overigens nog steeds op wanneer het erom gaat de stamboom van
de menselijke soort te reconstrueren.
Er bestond en bestaat nog steeds een romantisch geloof
dat kinderen die door hun ouders, vooral de moeder bewust of ongewild
achtergelaten werden in de natuur door wolven of andere dieren opgevoed zouden
zijn geworden, maar er is uiteraard nogal wat onzekerheid over deze verhalen,
omdat het moeilijk denkbaar is, maar net daarom fascinerend dat dieren, wolven
kinderen zouden kunnen opvoeden. Het zegt overigens ook iets goeds over de
wolf, die geacht werd zorg te dragen voor mensenkinderen, terwijl we er (nu)
voetstoots vanuit gaan dat die wolvenkinderen vanzelfsprekend zouden opeten. De
natuur is wellicht altijd wel een tremendum et facsinans mysterium geweest en
dat zo lang als de geheimen van noodweer, gevaarlijke ziekten en onvoorspelbare
fenomenen, zoals zonsverduistering niet goed begrepen werden. Tegelijk begon men
net die onvoorspelbaarheid te omzeilen door de bewegingen van de zon, de maan
en de sterrenbeelden te beschrijven, waardoor een zonsverduistering wel
voorspelbaar werd. Nu kan men al langer paasdata lang op voorhand vastleggen,
maar heeft dat vooral betekenis voor joodse samenlevingen en orthodoxe christenen,
want hier in onze contreien hoort men wel eens pleidooien om Pasen ook op een
vaste zondag vast te leggen.
De aard van het beestje, de mens en de verbondenheid
met de oermens wordt al tijden zo weinig mogelijk onder de aandacht gebracht,
wat met dank aan Charles Darwin wel zo goed als onmogelijk is geworden. Anders
dan in antieke scheppingsverhalen, is de mens nu eenmaal het product van een
lange ontwikkelingsgang, waarbij we niet goed weten, zelfs niet goed kunnen
naspeuren hoe na het einde van de ijstijd mensen zich tot landbouwers
ontwikkeld hebben, wat een vooruitgang op het vlak van beheersing van de natuur
moet heten, wat het mogelijk maakte
steden tot ontwikkeling te brengen en grotere rijken, die gedurende eeuwen hun
regio beheersten, Egypte, de vallei van Eufraat en Tigris, de Gele en de Blauwe
Rivier, wellicht ook de Amazone, maar net daar heeft men lange tijd vooral
onderzocht hoe primitief de volkeren op de oevers van de Amazone en de vele
zijrivieren wel niet waren. Wat gaf de stoot in sommige regio’s aan groepen
mensen om plots te gaan leven in behoorlijk ontwikkelde, gecultiveerde gebieden
en wat bleef erover van de oude verschijningsvorm van de voorzaten? De laatste
jaren is de vaststelling van leven op wat nu de bodem van de Noordzee is,
menselijk leven en een Noordzee die nog niet bestond, maar bestond uit een vlakte
die reikte tot Doggersbank en een schoorwal waar nu ongeveer het Kanaal
overgaat in de Zee-engte tussen Dover en Calais. De landmassa zou al zo een
125.000 jaar geleden tijdens een interglaciaal zijn doorgebroken, maar ergens
moet enige tijd het Kanaal uitgelopen zijn op een wal, omdat anders dat gebied
tot Doggersbank onder water was gelopen. De laatste ijstijd eindigde rond
10.000 BC en dat had uiteraard grote invloed op het leven van de mensen in
Europa, al is mij nog altijd niet duidelijk waar die leefden en hoe talrijk die
waren tijdens de late zeer koude fases van de IJstijd. Hoe de mensen leefden in
de Europese laagvlakte en of er inderdaad geleefd werd in het gebied en volgens
welke regels groepen zich intern en tot elkaar verhielden kunnen we
(vooralsnog) niet weten. Want weten we wel dat er zich mensen vestigden dichter
bij de (actuele) kusten en in Doggerland, dan werd het gebied met het afsmelten
van de IJskappen ook geleidelijk meer bedreigd door transgressies. De Rijn en
de Elbe waren de grote stroomgebieden die water boven Doggersbank in de Atlantische
Oceaan stortten en dat moet rond 6000 BC uitgelopen zijn op het verdwijnen van
Doggerland. Hoe organiseert met het
groepsleven, welke nieuwe vaardigheden zijn nodig om in een veranderend klimaat
te overleven. Wanneer kwam in onze contreien de vorming van blijvende
nederzettingen op gang en wat voor invloed had dat op het leven van groepen en
van individuen?
De oermens ging over in landbouwers, maar met in hoge
mate hetzelfde genoom was men gedwongen oude vaardigheden te richten op nieuwe
eisen, van snel lopen op de steppe naar langdurig wrochten op het land. Lange
tijd is er in onze contreien maar weinig terug te vinden van landbouw, zeggen archeologen,
terwijl andere onderzoekers erop wijzen dat de landbouw wellicht gemigreerd is
met de verspreiding van groepen die na de laatste IJstijd Europa vanuit het
Zuiden van Spanje en Frankrijk hebben veroverd. Toch lazen we in onze
schoolboekjes nog wel eens dat onze voorzaten ten tijde van Julius Caesar dat
de Galliërs en dan vooral de dappersten onder hen, de Belgae leefden van jacht
en visvangst en hun tijd verdeden met dobbelen en mede, een honingdrank,
drinken. Wellicht was ook in onze contreien de landbouw al redelijk ontwikkeld,
bovendien begon net toen het antieke optimum dat ten einde liep, rond 250 n.C.
en ook politiek het Romeinse Rijk in een chaotische tijd terecht leek te komen.
Feit is dat onze voorstelling van Ambiorix en Vercingetorix wellicht niet zo
adequaat is als de bronnen en sporen toelaten te zien. Toen de La Tène cultuur
tot bloei kwam, ontstonden in Europa centra waar vergelijkbare gewoonten inzake
landbewerking, voeding en ook wel bewapening ontstonden, die met de bloei in
Griekenland en Rome snel onder de radar verdween. Maar al die culturen hadden
gemeen, zoals het begrip Xenos, gastvriend, laat zien dat men altijd diende te
kunnen vertrouwen op onbekenden, als men uit de eigen groep wegging of verplicht
weg te gaan als men regels had overtreden.
Blijkbaar is het ook zo dat in die laatste epoche voor
de geschiedschrijving ons een meer betrouwbare informatiebron ging bieden – al kan
dat nog aardig misgaan, want de bronnen zorgen wel voor interpretatieproblemen –
verhalen tot stand kwamen die later in de culturen bleven leven, zoals het lied
van de Twee Koningskinderen, dat in de Griekse mythologie ook al een plaats
had. Daarnaast waren er eeuwenoude culturen, zoals de Egyptische, waarvan veel
al in vergetelheid raakte, toen Alexander de Grote zijn krijgstocht tot aan de
Indus volbracht. Overal waren er verhalen die ons nog steeds inspireren en
tegelijk vaak blijk geven van een grotere ambiguïteit en meerduidigheid dan de
kinderversie van sprookjes laten geloven.
Het is een cultuurpatrimonium waarvan we ons niet
altijd bewust blijken en waar we ook vaak genoeg aannemen dat het geen
betekenis heeft. In zekere zin kan men dat ook aannemelijk maken, omdat de
levensomstandigheden totaal veranderd zijn, omdat we al lange tijd – enfin,
twee, drie generaties – geen hongersnood meer kennen en dat in ons deel van de
wereld wapengeweld en zelfs crimineel wapengeweld beperkt is gebleken. De
oermens waarover men het graag heeft als men bruut geweld wil aanklagen of
referenties maakt aan de verdrukkende patriarchale samenleving kan niet alles
verklaren of beter, het heeft in wezen niet zoveel zin om te wijzen op onze voorhistorische
voorzaten als bron van het kwaad. De omstandigheden waren anders, de druk op
individuen en groepen waren de randvoorwaarden waarmee groepen en individuen
hadden om te gaan. Toen de landbouw kwam, veranderde er veel, maar toen de
steden kwamen, begon men de boer op het land voor een gestampte boer te houden,
terwijl men niet kan beweren dat de stedeling zoveel wijzer zou zijn of verfijnd.
Het is niet altijd zo dat verfijning an sich een
garantie zou bieden voor het verdwijnen van geweld en onderdrukking van individuen,
want er bestaat ook zoiets als psychisch geweld, dat groter belang krijgt in
meer ontwikkelde en verstedelijkte samenleving. We denken dan graag aan het
Firenze van Lorenzo de Medici en aan Cesare Borgia zoals beschreven door Niccolo Machiavelli. Ten
gronde kan men, zoals eenieder weet, ook van nobele gedachten geduchte wapens
maken, zoals ideologieën laten zien. De kerk(en) nemen in het Europese verleden
een onmiskenbare rol, waarbij men er niet omheen kan dat de boodschappen en de
boodschappers niet altijd even katholiek waren, om het zomaar eens te zeggen.
Om maar onze troef op tafel te gooien, de oermens in
ons laat ons altijd de mogelijkheid om vooraf denkend dan wel wijs uit de hoek
te komen. De Grieken lieten ons Prometheus na, die ons het vuur bracht, en Epimetheus,
aan wie Pandora een kruik of pot, een doos bracht, waaruit alles kon wegvliegen,
wat we niet willen, alle kwalijke gedrag dus, maar de hoop bleef in het vat. Pandora
was door de goden begiftigd met allerlei gaven en talenten, ook met taal – hoe belangrijk
men dit acht, blijft altijd wonderlijk – om dan ook nog eens nieuwsgierigheid
mee te krijgen. We weten dus waaraan we onze miserie te danken hebben, of het
nu Eva is of Pandora, maar uiteindelijk hielp in het ene geval Epimetheus
Pandora en in het andere geval was Adam niet zo gauw bereid Eva tegen de houden
de vrucht van kennis van goed en kwaad te proeven.
Daar zit het specifieke van de menselijke geschiedenis
en van wat men menselijk zou kunnen noemen, dat we kunnen nadenken, of anders
berouw hebben na de zonde, dan wel vooruit weten te kijken en plannen wat nodig
is om doelen te bereiken. Dat is wat de oermens leerde en zo kon overleven en
wat we zelf ook wel nog steeds weten, zij het in andere omstandigheden. Maar vastgesteld
kan worden dat bij expedities of tochten in weinig bevolkte, ongerepte gebieden
onze houding mee het succes zal bepalen, vooropgesteld dat de deelnemers
voldoende vaardigheden in de vingers hebben om te overleven. De expeditie van
de Belgica in de zuidelijke IJszee was meer dan een verhaal van vertrekken,
onderweg zijn en aankomen. Het had goed fout kunnen gaan, ook al omdat in de
poolnacht de bemanningsleden van de Belgica psychisch onderuit bleken te gaan,
aan scheurbuik leden en onder psychische belasting gebukt gingen. Het eten van
rauw pinguïnvlees en van robben, zolang ze in de buurt voorhanden waren. Adrien
de Gerlache wou er eerst niet aan en leek zoals een ander lid van de bemanning psychisch
onderuit te gaan. De oermens dat zijn wij in andere omstandigheden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten