Zonder angst, wel bezorgd
Dezer Dagen
Levensbedreigend
Tolstoj staat bekend als auteur van
verhalen en romans, maar als wijsgeer
kante hij zich tegen de oorlog
waar hijzelf ook nog gediend heeft,
onder meer op de Krim, tegen het
Ottomaanse leger.
Hoe we van de cancelcampagne van televisieprogramma’s
naar de veiligheidsobsessie en preventie komen, zal wel blijken, het punt is
dat we niet goed kunnen omgaan met waarschijnlijkheid en met het gezond
verstand, hoe vaag dat begrip ook is, maar wel naspeurbaar in het gedrag van
mensen, van een breed publiek. De rol van verzekeringsbedrijven en van een
angstige overheid moet dan ook doorgelicht worden. Dat we met risico leven,
betekent niet dat we moeten afzien van risicovolle ondernemingen, al zal men
ons dat graag ontraden. Alleen al het verbod om te zwemmen in waterlopen,
bevaarbare en niet bevaarbare tenzij het anders wordt aangegeven, blijft voor
veel mensen een storende situatie, want er zijn waters waar men warempel veilig
baden kan.
De kwestie is complexer dan het lijken mag, omdat we
geleerd hebben als een goede huisvader/moeder door het leven te gaan en dat
betekent nu net dat men geen aperte fouten maakt, omdat men de prioriteiten
verkeerd legt. Neem nu een al even bizar ritueel als het nog eens goed vriest
en mensen graag op zo een bevroren plas schaatsen willen. Tenzij anders
aangegeven mag het dus niet, maar dan blijven er maar enkele plaatsen over, die
fataal overbevolkt raken, waardoor alle plezier weg is. Virginia Woolf vertelt
in “Orlando” hoe de Theems bevroren is en mensen voor het plezier gaan
schaatsen, terwijl men kraampjes opbouwt waar mensen brandewijn kunnen drinken
of een worstje eten. Veel gevaar was er niet, want het ijs op de rivier was dik
genoeg om zelfs wagens, met de koningin erin te dragen. En dat verhaal had zich
al afgespeeld in Antwerpen, in 1564, toen zich ook andere gevaren aandienden,
waar men nog geen zicht op had, want het ging om het aanwakkeren van politieke
en godsdienstige spanningen. Wat Jeroen Olieslagers schrijft in “Wildevrouw” geeft
weer hoe mensen voor hun eigen keuzes gaan, religieuze en politieke, maar niet
zien dat ze de basis wegvagen voor de welvaart die ze dan nog genieten.
Omstandigheden kunnen ons bewegen in paniek te raken, maar vaak is het pas
achteraf dat men gaat zoeken naar de oorsprong, de aanvang van iets anders,
doorgaans minder goed ervaren, het kantelpunt dus, maar men weet niet goed wat
er in het oog van de storm gebeurt voor de storm losbarst.
De neiging van de openbare omroep VRT om een eindeloze
reeks, De Kampioenen nu te gaan zuiveren van onzin, waarbij men seksistische
uitspraken, racisme en ook een veroordeelde acteur uit beeld wil halen, omdat
men niemand wil schofferen, schoffeert uiteraard iedereen. Als stellen we ook
daar weer een aardig staaltje hypocrisie aan, want mensen die nu klagen en
zagen over het “zuiveren” van een reeks die men twintig jaar geleden zegde te
verafschuwen kan men nu niet plots gaan verdedigen, mijn gedacht. Men moet niet
plots als producent, tenzij men daarvoor zwaarwichtige argumenten geeft, de
ziel van het product in vraag stellen en toch blijk geven van zin voor
realiteit dat er mensen blijven kijken naar de deurenkomedie, ook al zweert men
die zelf af, dus. Waar schuilt nu het gevaar, dat Boma ons racisme zou
influisteren, of seksisme? Wie gelooft dat nog?
In onze tijd merken we dat economische, politieke
zekerheden, maatschappelijke ontwikkelingen plots niet meer het verwachte pad
volgen. De oorlog in Oekraïne kan men maar moeilijk verklaren op grond van
economische beweegredenen. Nemen we politieke oogmerken in aanmerking, zoals
imperiale ambities, dan wordt het verhaal al iets duidelijker, maar de
veroveringstocht werd geen wandeling door het park, wel integendeel en we weten
niet hoe de Russische troepen zich nog kunnen mobiliseren noch waartoe de
Oekraïners in staat zullen blijken. Dat er heldhaftig wordt gevochten, betekent
nog niet dat ze zich zonder meer volgens de regels van het oorlogsrecht
gedragen, want het zijn uiteraard mensen. Het doel van Oekraïne kan men zich
ongeveer indenken, maar hoe ze de Russische troepen over de grens kunnen
krijgen, blijft nog maar de vraag. Nu is het natuurlijk ook zo dat de gevolgen
van de oorlog in ogenschouw genomen moeten worden en dat we dan met economische
rampspoed zouden kunnen hebben af te rekenen, indien er geen alternatieven voor
de dure energieprijzen bedacht kan worden. Het verhaal van de keuzes die de overheid maakte rond energie, waarbij allerlei consideranda
aan de orde zijn, herleiden we graag tot het gevaar op een koude winter, geen
elektriciteit voor onze schermen meer en wat al niet meer, maar onzekere
elektriciteitsvoorziening heeft uiteraard ook directe gevolgen voor het
verkeer, voor de spoor- en waterwegen ook en voor ziekenhuizen, rusthuizen en
telkens zal ook de oplopende prijs het gevaar groter maken en onze zelfzekerheid
aantasten.
Hoeveel risico, mevrouw, loopt u in het bos een Big
Foot tegen te komen? Nul, maar toch zijn er mensen die denken dat er ook in
onze schaarse bossen nog gevaarlijke dieren leven. De wolf kwam, zag en
verdween in het struweel. Er werden lammetjes verschalkt, pony’s de nek afgebeten
en zelfs koeien waren niet altijd veilig, maar nader onderzoek leerde dat grote
honden al eens hun instinct niet kunnen beheersen. Nu de vraag of er plaats is
voor wolven in ons land, heeft weinig met risico’s te maken voor de mens, behalve
indirect, de kosten van verlies aan vee, maar met de vraag of we de ruimte
kunnen laten voor wolven om hier te gedijen, kunnen we niet om. Dan komen heel
andere overwegingen aan de orde, over hoe we grotere natuurparken kunnen
inrichten, maar de dichtheid van de bevolking en het landgebruik maken dat
moeilijk. Bovendien is het de vraag of er voldoende wilde prooidieren voor
wolven rondlopen. Kan men in deze tijden van oorlog minder landbouwproducten
voortbrengen?
En dan komen er nieuwe risico’s opduiken, zoals de
Aziatische Hoornaar, een wespensoort die blijkbaar niet gezond is voor mensen
en vooral voor bijen en tja, die diertjes zorgen voor bestuiving, van de
boombaarden tot sierbloemen en het wilde veld. Bovendien zijn er nog andere
bedreigingen voor de bijen, die, mochten ze nog meer ten onder gaan, onze leefomgeving
wel eens onleefbaar kunnen maken. Het zijn verhalen die we horen in de media en
we kunnen er wel iets mee, maar wat kunnen we eraan verhelpen? Zorgen dat
bijenkolonies overleven is al niet gemakkelijk en ook wilde bijensoorten hebben
vanzelfsprekend hun belang, net omdat de natuur zo ongemeen interessant in
elkaar zit. De risico’s die het verdwijnen van bijen met zich zou meebrengen,
kunnen we wel vatten, maar tegelijk weten we niet goed genoeg hoe het allemaal
in elkaar zit.
Afgelopen tijd werd er ook nog alarm geslagen over de biodiversiteit,
waarbij men voortdurend merkt dat het vroegere beschermen van bepaalde soorten niet
de gewenste gevolgen heeft gehad. Men kan beter nadenken over het herstellen
van ecosystemen, waarbij fauna en flora, van de kleinste organismen tot de top
van de voedselketen – op de mens na – opnieuw met elkaar in evenwicht komen en
waarbij dus meerdere soorten gedijen. Het punt is hier, zeker in dicht bevolkte
streken het ruimtegebruik van de mens, die niet alleen een predator is – of haast
niet meer voor het naakte levensonderhoud – maar vooral beslag legt op de
wereld, zonder oog te hebben voor (precaire) evenwichten in ecosystemen. Het
valt op dat we met cartesiaanse koppigheid de discussie vermijden over hoe we
uiteenlopende en elkaar uitsluitende randvoorwaarden toch moeten weten te
verenigen in een meer planmatige aanpak op lokaal vlak, maar ook op een
mondiale schaal. De randvoorwaarden betreffen de rechten van mensen op een goed
leven, maar dat veronderstelt ook voldoende groene ruimte, waar de natuur eigen
wegen kan gaan. Verder is er de zorg om drinkbaar water maar ook water waar we
ons niet bedienen. De vernietiging van grondwaterlagen door vervuiling omdat we
ons leven comfortabel willen inrichten. De discussie over PFAS en PFOS, chemische
producten in fabrieken gemaakt en die niet meer verdwijnen, had al 20 jaar
geleden gevoerd moeten worden, toen in de VSA bedrijven werden aangeklaagd en
zich uiteraard met hand en tand verzetten tegen de aantijgingen van vervuiling
en vergiftiging van grondwater en oppervlaktewaters, waardoor veel zonder
aanleiding ziek leek te worden. Tegen de lobby van die bedrijven stonden kleine
gemeenschappen, gelukkig genoeg al eens gesteund door een eenzame advocaat, die
daarvoor al eens zijn kantoor moest verlaten. De strijd tegen de vervuiling
leidde tot veroordelingen, maar de angel zit in het feit dat we dankzij PFOS ons
leven gemakkelijker kunnen inrichten, bijvoorbeeld als we een tocht door de
natuur willen maken zonder natte voeten of doorweekte onderkleding. Juist, we
werden het allemaal gewoon, die geboden voordelen en dat draagt ertoe bij dat
we pas wakker schieten als andere facetten zoals groenten en eieren uit eigen
tuin in het gedrang komen. De overheid moet dan voorzorgsmaatregelen nemen – no
regret policy – want anders zou die overheid wel eens partij kunnen worden in
een geding.
Gezondheidspreventie is een goed ding, maar het wordt
wel dwingend als men jongeren pleziertjes gaat ontzeggen die wij normaal
vonden, zoals het slurpen van coca cola en andere frisdranken, het eten van
ongezonde voeding of erger nog, roken. Maar sinds de Club van Rome het beroemde
rapport uitgaf waarin vastgesteld werd dat er grenzen zijn aan de groei, is de
discussie altijd weer uitgelopen op de vaststelling dat we toch zijn blijven
groeien, onder meer omdat we ook kunnen vaststellen dat er behalve delocaliseren
van productie-eenheden naar lageloonlanden ook wel steeds weer nieuwe productiemethodes
zijn ontwikkeld, met minder vervuiling als doel. Dat de massificatie van de consumptie
dat effect deels tenietdeed, neemt niet weg dat bedrijven steeds weer oplossingen
dienden te ontwikkelen om te vermijden dat de kostprijs dan wel de uitputting
van de grondstoffen in het gevaar bracht. Het zou aardig wat geografisch onderzoek
vergen om de actuele verwevenheid van grondstoffenexploitatie en verwerking maar
ook de eindproducten beter te vatten. Er is de scheepvaart, waar mensen uit
lageloonlanden een bestaan vinden dan wel uitgebuit worden, er zijn ook aan de
andere kant de diensten die nodig zijn om het allemaal te organiseren, de white
collars. Maar voor de arbeiders, bijvoorbeeld in de fruitteelt, betekent dat
vaak dat zij de risico’s moeten dragen, waarbij ze ook nog eens via derden
ingehuurd worden als gastarbeiders. De kostprijs daalt, maar de gevaren zijn
vaak groot. Toch wordt het zelden een item, tenzij de appeloogst niet
binnengehaald kan worden.
We leven in een risicovolle wereld, is dan ook vaak de
klacht, maar zelden ziet men dan de vraag opduiken wie er zich voordeel mee
doet. De globalisering van de economie heeft zaken opgelost, heeft ook de
ontwikkeling van landen die tot dan toe achterop waren gebleven, vergeleken met
de industriële wereld bevorderd, meer dan de ontwikkelingssamenwerking, waarbij
dan weer de vingerwijzing hoort dat de onderwijsfunctie lange tijd voor de
vorming heeft gezorgd, met dien verstande dat het verstrekte onderwijs toch wel
ondermaats mocht heten, zoals Patrice Lumumba stelde. Maar het meest opvallende
gegeven is toch de pijlsnelle demografische groei van landen die tot dan toe
net op een vervangingsregime functioneerden, elke generatie verving perfect de
vorige, zonder groei of heel beperkte groei. Indonesië, Congo, Brazilië – een bijzonder
geval – kenden na WO II een enorm snelle groei, maar de economische pijlers bleven
achterwege, zodat het massasamenlevingen werden, zonder een ontwikkelde
middenklasse. Men heeft door het implementeren van moderne geneeskunde een
enorm risico genomen, maar niemand leek te zien dat het niet klopte.
We zijn op het spoor hoe we risico’s onderkennen,
waarbij we niet weten hoe groot die zijn, tenzij wiskundigen die daarvan hun
beroep maken. Echter, hun werk, dat van actuarissen kan helpen in zaken en
private verzekeringen orde te scheppen. De vooruitgang bij zowel de Grieken uit
de klassieke oudheid – wellicht ook de Feniciërs – in de handel ging immers
gepaard met het delen van risico’s en ook de Venetiaanse handelsvloten werden uitgereed
via gezamenlijke inbreng en verzekering plus herverzekering. De oprichting van
de VOC leidde tot een succes dat twee eeuwen duren zou, omdat naast de
bijzondere (quasi-soevereine) macht vooral aan het verzekeringssysteem, want
anders kon men met een storm of zelfs een geval van piraterij de hele inleg
verliezen. Maar door gedeelde belangen te accepteren kon men ook verliezen beter
opvangen, wat de groei van de VOC bevorderde, naast steun van de Staten-Generaal
natuurlijk, Johan van Oldenbarnevelt in het bijzonder. Men kan nu uiteraard
kritisch kijken naar de handelingen van Coen en diens opvolgers, want daar zijn
redenen toe, maar tegelijk kan men inderdaad met enig ontzag kijken naar de
prestaties van de Republiek tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Maar
ontzag is niet genoeg, proberen te begrijpen
hoe dat nieuwe politieke systeem kon functioneren, verdient meer aandacht. Het
risico de morele lading van die prestaties onder het tapijt te vegen kan men
niet ontkennen, maar zonder begrip van hoe het allemaal in het werk ging,
begrijpt men de geschiedenis van de Republiek niet, bij uitbreiding ook niet
hoe Europa in de wereld een grote en niet altijd onverdachte rol ging spelen.
Maar dan zal men ook toch meer onderzoek doen naar wat elders in de wereld aan
de gang was, hoe het wereldeconomisch systeem zich ontwikkelde. Tegelijk
speelde bij dat alles de neiging gevaren en risico’s te mijden, een belangrijke
rol, wat zich uitte in een betere scheepsbouw, het verbeteren van de
levensomstandigheden – het vermijden van scheurbuik door verse groenten mee te
nemen en onderweg in te slaan, aan de Kaap bijvoorbeeld. Betere kanonnen konden
ook helpen en vestingbouw, maar toen Louis XIV in 1672 met de hulp van de
bisschop van Munster en de Britten de Nederlanden binnenviel, lag dat ook aan het
feit dat men het landleger had
veronachtzaamd en dat men de diplomatieke relaties wellicht niet afdoende had
onderhouden.
Het gaat om een andere tijd, zoveel is duidelijk, maar
het laat me wel toe aan te voeren dat risicomijdend gedrag in politicis niet
per se aangewezen is, terwijl roekeloze zelfoverschatting evengoed schade kan veroorzaken,
vooral voor de bevolking dan. De Nederlanders, zowel in het Zuiden als het
Noorden hadden een eeuwige vijand, de zee, waartegen het steeds weer strijden
was. Via het systeem van inpolderingen en het toekennen van bestuur pro rata
van de inbreng en eigendom in de polder kon men de nodige middelen opbrengen om
de zeeweringen en de afwatering te verzekeren. Het ging en gaat om een
collectieve verantwoordelijkheid van deelhebbers die toelieten en toelaten zich
ervan te verzekeren dat de polder niet zal onderlopen bij storm en ontij. Men
meent in Nederland en Vlaanderen dat deze bestuursvorm niet meer van deze tijd
is, omdat de overheid er geen controle over heeft, maar financieel zou het voor
de staat een hele opdracht zijn zelf voor de financiering van die polders in te
staan, net omdat de polderbesturen zich van inkomsten voorzagen, zoals de
verkoop van hout, rijshout voor bakkerijen, brandhout en andere toepassingen, visrechten ook.
Uiteraard zal men nu ook tegen de droogte te strijden hebben en middelen vinden
om het water vast te houden en verzilting te voorkomen. Maar polderbesturen
weten wel dat ze solidair moeten zijn willen ze elkaar en dus zichzelf niet nodeloos
op kosten jagen.
Beschouwen we het onderwerp opnieuw, dan blijkt dat we
ons wel eens verdedigen tegen gevaren die we lang het meeste vreesden en
daarbij nieuwe gevaren niet zagen of zien opduiken. Zoals tijdens de 20ste
eeuw landen zich vaak verdedigden om een herhaling van de afgelopen oorlog te
voorkomen, zo bleek ook dat wie – zoals Charles de Gaulle – zag dat de middelen
onoordeelkundig, inefficiënt werden ingezet, zoals de tanks, die de
legerleiding alleen statisch wilde inzetten, als “ordinaire” stukken geschut
zoals tijdens de slag bij Austerlitz of zelfs nog tijdens de Eerste
Wereldoorlog, wilde de Gaulle de wapens net dynamisch ontplooien en waar hij er
de beschikking over had, slaagde hij er in mei ’40 in enkele Duitse eenheden
het knap lastig te maken. Maar andere eenheden volgden niet. Dat aspect van de
oorlogsvoering was bij de officieren nog niet doorgedrongen en zou mee de nederlaag,
of beter, de wapenstilstand in Compiègne mogelijk maken of veroorzaken. Het
blijft bijzonder dat we menen dat de oorlog door de politiek werd verloren, wat
deels het geval was, maar zeker schoot ook de (oude) garde van generaals
tekort. Maxime Meygand en Maurice Gamelin waren toen hoge officieren, die zoals
blijkt uit de feiten, niet toegerust waren, ook niet intellectueel om de oorlog
te voeren. De Gaulle daarentegen vocht door, vanuit Engeland en met slechts een
handvol medestanders, in een redelijke verstandhouding met Churchill en veel
gedoe met Franklin Delano Roosevelt, de Amerikaanse president. Oogmerken
verschilden, de informatiestromen spoorden niet altijd en vooral de zelfbewuste
houding van Charles de Gaulle irriteerden de president. Toch wist de Franse
generaal zich te handhaven en zelfs kostbare erkenning te vinden, zeker bij de
afwikkeling van de oorlog in Duitsland zelf na 1945 – de bezettingsmacht – en de
positie als lid van de veiligheidsraad, waar Frankrijk veel aan gelegen was.
Hoe men handelt in periodes van complexe
krachtenvelden, waarbij men schaken moet op meerdere schaakborden en tegelijk
accepteren dat men in wezen kiest voor een verloren zaak, het blijft een zaak
waarover men dient na te denken, omdat hier de klassieke homo calculator niet
aan de orde is, of beter, soms beoefent men ander soort rekenkunde, met andere
waarden. De Gaulle was tijdens WO I krijgsgevangen geweest en had zich verdiept
in de krijgskunde, ook de Pruisische en was zich bewust van de aannames die
geleid hadden tot de moorddadige oorlogshandelingen. Daarbij nam men de doden
aan de eigen zijde voor lief, omdat men dacht dat er voldoende soldaten en
materiaal voorhanden waren. Het risico van de totale uitputting speelden noch
aan Duitse noch aan Franse of Britse zijde bij het uitstippelen van de
strategie, het verbranden van eindeloos veel troepen. De komst van de
Amerikaanse troepen gaf aan de idee van onuitputtelijke middelen een nieuwe
impuls, wat de Gaulle zag als een vergissing, maar zijn leermeester Pétain kon
na de bevrijding van Frankrijk toch op enige consideratie rekenen, zij het pas
na het voeren van een proces voor de krijgsraad. De verleende genade wiste
immers de schande van veroordeling wegens landverraad niet (meer) uit. Toch zou
het nog tot de jaren zeventig duren voor de Franse regeringen en de
intellectuelen begrepen dat er veel was misgegaan tijdens het interbellum. Pas
met Chirac kwam de erkenning van de verantwoordelijkheid voor de bijdrage van
Franse politiemensen en legerofficieren aan de holocaust – de Razzia die
duizenden in de Vel d’Hiv – een wielerbaan – deed belanden en velen gingen vandaar
naar de kampen in Duitsland en het Oosten, werkkampen en uitroeiingskampen.
We zien risico’s te allen kante dezer dagen, maar
nemen we de oorlog in Oekraïne ernstig genoeg. We vrezen stroomonderbrekingen
tijdens de winter, klagen over de klimaatverandering en toch, leest men kranten
en bladen, dan zijn er andere gevaren, zoals toenemende ongelijkheid, mensen
die ongelukkig zijn met hun lot en andere zaken. Goed, we kunnen genieten van
een namiddagje sport op tv, maar het ontslaat ons er niet van na te denken over
hoe we met al die randvoorwaarden verder moeten en dan weten we uiteraard niet
wat niet zien. Nu de astronomie grote vooruitgang maakt, zien we ook nog eens
grote gevaren op ons afkomen, Het gevaar is alomtegenwoordig, maar tegelijk
houden we ervan te genieten hoe het orkest blijft doorspelen, omdat we geen
zicht meer lijken te hebben op wat er zich aandient, laat staan dat we nog
zouden begrijpen hoe de toestand ten goede kunnen keren. Het is altijd handig
te kijken naar wat ons bekend is, wat we onderkennen als gevaar, dat we kunnen
beheersen, zoals verzekeraars en actuarissen. Maar een trein kan het zicht op
een andere trein belemmeren. Overigens, het gevaar bestaat ook dat we niet meer
met gevaar kunnen omgaan. We gaan op reis en weten dat we terugkomen, levend en
wel, vol herinneringen die we morgen wellicht toch vergeten. Vaak gespuide
sportmetaforen helpen natuurlijk ook niet, omdat we ons dan opnieuw koesteren
in een vaag gevoel van veiligheid, soms een illusie van veiligheid.
Tegelijk weten niet elk gevaar ontweken kan worden.
Het aantal verkeersdoden op nul willen brengen is een nobel doel, heet het,
maar dan zal men controle moeten hebben op alle weggebruikers en zoals de
politie liet verstaan, lukt dat vooralsnog niet. En neen, niet iedereen die een
telefoon in de hand heeft, veroorzaakt een ongeval, maar onveilig moet het wel
heten. Dus en bijgevolg kunnen we maar beter opnieuw begrijpen dat risico’s bij
het leven horen, er zelfs kleur en zindering geven – want zo hypocriet zijn we
wel dat we af en toe een risico zoeken, als de mogelijke schade maar overzichtelijk
is. Mediamensen leven net als verzekeraars van schadegevallen, maar ze
verdienen vooral aan de verslaggeving. De overstromingen in de Vesdervallei laat zien dat de overheid niet bij machte is
de publieke ruimte naar behoren te herstellen, laat staan de particulieren bij
te staan bij het herstel van hun eigendom. Dat er nieuwe overstromingen
mogelijk zijn en zullen komen, weten we, maar dat geeft te weinig aanleiding
tot denkwerk over hoe we de omgeving, het ruimtebeslag kunnen aanpassen, want
zoals u begrijpt, moet men dan gevestigde belangen aanspreken, van
grondeigenaars en andere instellingen. We koesteren vage angsten, maar weten
dat er reële gevaren zijn, die we wel kunnen afwenden, mits we even doortastend
optreden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten