Lopen we verloren zonder waakzame overheid?

 


Reflectie

 

 


Hoog gespannen verwachtingen

De staat vertrouwen we niet meer

 

 


 Beatrice de Graaf. Crisis!. Uitgeverij Prometheus 2022. 64 pp. 4,99 €


In OP1 kon ik gisteren een gesprek volgen met prof. dr. Beatrice de Graaf over haar nieuwe boekje, want nauwelijks 64 pagina’s, maar wel ad rem, heb ik de indruk, want men moet zich wel afvragen wat er in u en mij is gevaren dat we zo gemakkelijk menen dat de overheid tekort schiet. Crisissen laten zien hoe doorheen de 20ste eeuw onze verhouding tot de staat is veranderd.

 

Toen in 1807 in Leiden een schip met ruim 17.000 kg buskruit in de binnenstad aan het Steenschuur ontplofte – de oorzaak bleef onbekend – kwam koning Lodewijk Napoleon binnen de kortste keren naar Leiden, schonk 30.000 gulden uit eigen portefeuille en liet soldaten helpen de stad opnieuw op te bouwen. Deze buskruitramp in Leiden heeft ook de bevolking voor het eerst tot landelijke solidariteit en hulpacties bewogen. Ook in 1808 sprong de koning bij toen er in Wolphaartsdijk een watervloed dood en vernieling zaaide en de dan kwam in januari 1809 de Watersnoodramp, waar de koning ook weer bereid bleek het nodige te doen. Hoe zou men Lodewijk Napoleon als koning van Holland moeten beoordelen? Feit is dat hij bij rampen snel aanwezig was en het nodige van overheidswege deed, om de gevolgen te dempen en zo snel mogelijk aan heropbouw te doen, zoals in Leiden.

 

Ook Willem I kwam te hulp net als de prins van Oranje, de latere Willem II, wiens vrouw, Anna Paulowna, grootvorstin uit Petersburg waar in 1824 een overstromingsramp zich had voorgedaan, daar ook gelden inzamelde. De ramp van februari 1825 trof de kusten van Nederland, in Groningen en Overijssel maar ook in Dendermonde en Bornem was de schade aanzienlijk. De koning liet de regering een Commissie tot besteding van ’s rijksonderstand voorn den watersnood instellen en ook tot 1953 zouden bij rampen de overheden heel wat hulp bieden.

 

Maar bij een reconstructie van de watersnoodramp van 1953, 31 januari en 1 februari ziet men dat er aan de watersnoodramp ook een zekere nonchalance bij het onderhoud van de dijken werd vastgesteld, al in 1935  en evenzeer zag men bij het KMNI onvoldoende de ernst van de storm publiek had gemaakt – maar ook dat blijft nog steeds een probleem, al lijkt men nu wel eens te vroeg te zijn met berichten over dreigende rampspoed -  dat de storm wel eens heel erg zou kunnen worden. In de nasleep werden de Deltawerken opgezet, met de nodige discussie over hoe men het land kon beschermen en de waterkwaliteit kon bewaken, zoals in de Oosterschelde, waar men mossels en vis niet wilde zien verdwijnen. We volgden de voortgang ook hier in Vlaanderen, maar weten nauwelijks dat er in 1953 ook bij ons wateroverlast was. De schade werd opgeruimd, heb ik wel eens gehoord en zo kort na de oorlog was men lang blij dat het niet erger was geworden – zoals de Queen wel eens zegde: we’ve seen worse”.

 

De Bijlmerramp in 1992, toen een vliegtuig van El Al, een Israëlische maatschappij neerstortte op de Bijlmer bij Amsterdam, met grote schade en doden tot gevolg, leek de bevolking de rol van de overheid niet meer zo genadig te aanvaarden. Er waren verhalen over Witte Mannetjes – mensen in beschermende pakken die kwamen onderzoeken of er giftige stoffen dan wel zelfs gevaarlijke producten te vinden waren. 6 jaar later kwam er een Parlementaire Enquête op gang die moest nagaan hoe het er bij de ramp in de Bijlmermeer in 1992 was toegegaan, omdat tal van slachtoffers en hulpverleners zich na de ramp bleven aanbieden met gezondheidsklachten en het gewone parlementaire onderzoek naar beleid en aanpak niet werkte – zoals bij de Toeslagenaffaire – waardoor men niet tot waarheidsvinding kwam. Volgens de hoogleraar moet men in de nasleep van de Bijlmerramp een kantelpunt in de verhouding van de burgers tot de hulpverlenende overheid, waarvoor men niet langer vanzelfsprekend dankbaar was.

 

Opgemerkt moet worden dat we enerzijds met natuurrampen te maken hebben, overstromingen en anderzijds met rampen als gevolg van menselijk handelen, waarbij het achteraf niet altijd mogelijk is vastgesteld waar het fataal was misgegaan. Soms verergert het rommelig onderhoud van dijken en sluizen de ramp nog eens extra, maar valt er moeilijk enige verantwoordelijkheid aan te duiden. Dat zorgt dan wel voor enige frictie maar fundamenteel beseft men dat gedaan is wat moest. Bij de Bijlmerramp komt men niet meer tot een gedeeld inzicht en blijft de rol van de overheden zorgen voor discussie.

 

Het is die gedachte van Beatrice de Graaf die me wel interesseert, omdat zij wel heel scherp zag hoe onze samenleving de afgelopen eeuw veranderde, want terecht wijst zij erop dat die onvrede met het handelen van de overheid nieuw is. Lang was de hogere overheid niet bezig met het leven van de onderdanen, maar in steden in Vlaanderen en Holland was er toch wel meer mogelijk dan het bewaren van de orde. Maar het bestuur werd gedragen door mensen die volop deel hadden aan de (lokale) samenleving en burgers konden, in geval van oorlog vlug opgenomen worden in de militie, als men werd aangevallen. Maar de hogere overheid was niet altijd betrokken bij het wel en vooral het wee van burgers. We zouden nu gemakzuchtig naar oorlogen kunnen verwijzen, naar de godsdienstoorlogen en de Opstand maar we zijn door toenemende redelijkheid in het bestuur bevrijd geworden van geweld in de samenleving – niet geheel natuurlijk, maar steden bevechten elkaar nog hoogstens in de voetbalstadions – zodat we al een paar 100 jaar kunnen rekenen op vreedzaam samenleven zodat we nonchalant een welgemoed de straat op kunnen, hoogstens bewapend met een paraplu.

 

Wat Beatrice de Graaf zich afvroeg en waar we ons ook zelf het hoofd over breken, betreft de opvallend negatieve houding van burgers ten aanzien van politici, terwijl die toch maar hengelen naar adhesie en vertrouwen van de burgers. Maar als mensen getroffen worden door maatregelen vanwege de overheid, zoals in de Toeslagenaffaire, waarbij nadat alles helder is geworden en de verantwoordelijkheid van toppolitici onmiskenbaar is komen vast te staan, lukt het nog niet de aangerichte schade met bekwame spoed te herstellen. Dat die mensen zich dan ook zwaar ontgoocheld tonen in de overheid, ligt voor de hand en als er nog politici zoals Renske Leijten en Pieter Omtzigt zich blijven inzetten om de schade te vergoeden, lijkt dat niet echt te beklijven. Intussen blijven groepen, ook bijvoorbeeld FVD  de staat, de overheid en vooral politici verantwoordelijk houden voor alles wat zij als tekortkomingen ervaren,  en dat valt moeilijker te verklaren, want men ziet hoe die overheid zorgt voor een grote stabiliteit.  

 

Hoe groot moet de overheid zijn? Zo groot als nodig, zou men denken, maar dan komt te vraag of er zoveel regels en wetten nodig zijn. Het optuigen van de grote overheid kwam er doorheen de negentiende eeuw, de eeuw van de nachtwakersstaat, dat wel, maar ook de eeuw waarin de overheid steden gaat herinrichten om ziekten als malaria en cholera weg te werken, waarbij in Brussel de Zenne wordt overwelfd en de eerste pogingen worden ondernomen om de huisvesting te verbeteren. De aanleg van de spoorwegen is bij aanvang vaak een onderneming met privévermogens, maar de overheid diende wel te zorgen voor de wet- en regelgeving om de spoorwegen toe te laten steeds meer nieuwe spoorlijnen aan te leggen, in functie van economische noodwendigheden, daarbij inbegrepen toeristische overwegingen. Hoewel in België iemand als Charles Woeste meende dat de economie kon groeien zonder geschoold personeel en dus meende dat het volk dom mocht blijven, zagen anderen, zoals Joris of George Helleputte en Frans Schollaert dat er meer onderwijs nodig was en dat een school- dan wel leerplicht voor alle kinderen nodig was.

 

Intussen kwamen er in steden als Gent een begin van solidariteit met de mutualiteiten – Bond Moyson – en ook gingen vrouwen sparen om hun bevalling in betere omstandigheden te kunnen betalen. De overheid zou pas later dat hele indrukwekkende instrumentarium stroomlijnen, na WO II en tal van voorzieningen als rechten voor burgers wettelijk vastleggen. Nu voelen burgers zich dezer dagen geen leden meer van mutualiteiten en dat valt wel te betreuren, omdat de kreten over solidariteit inderdaad niet meer zijn dank kreten. Alles is in “structuurhervormingen” gegoten en politici pikken af en toe een goudkorreltje op om daarmee te gaan spelen, maar niemand heeft nog een goed zicht op de werking van het gezondheidsbestel, ziekenhuizen, opleidingen artsen en verpleegkundigen, de relatie met patiënten en wat al niet meer.

 

Keren we even terug naar het domein van de rampen, dan zien we in de Vesdervallei dat de opbouw zo moeilijk verloopt, maar enkele burgers, uit Vlaanderen, werden door de Zijne Majesteit koning Filip gehuldigd omdat ze daar, in Pepinster en andere plaatsen zo goed als het gaat mensen helpen hun huis leefbaar te maken, nu een tweede winter na de ramp op hen af zal komen, onvermijdelijk voor ongemak zal zorgen. De overheid, de Provincie Luik noch het Waalse Gewest slagen er zo te zien niet in de wederopbouw van de infrastructuur echt op gang te krijgen, laat staan scholen en andere publieke gebouwen opnieuw leefbaar te maken. Er wordt niet veel over gezegd en journalisten wrijven er wel het falen van de overheid in – om dan te klagen dat burgers politiek onverschillig zijn en voor extreme partijen gaan stemmen. Misschien vergis ik mij, maar ik heb niet de indruk dat men er in Wallonië toe kwam na de ramp van 14 juli 2021 de zaken samen aan te pakken, want de overheid wist niet goed wat zij moest doen of welke middelen kon inzetten. Vergeleken met koning Lodewijk Napoleon of Willem I maar ook Boudewijn I van België die we in 1976 bij de overstromingen in Ruisbroek zagen rond schrijden in laarzen – en waarmee journalisten wel eens lachten, maar bestaan er ook geen beelden van Juliana met laarzen in de modder? – springt ook dat in het oog, dat overheden zo door regels en managementspraktijken ingekapseld zijn geraakt dat men niet meer weet voor wie men werkt. De burgers, natuurlijk, maar het beleid krijgt zo een abstract karakter dat beleidmakers en hun adviseurs het niet meer weten, al doen politici wel degelijk hun best zich met burgers te verbinden.

 

In Brugge had gisteren een receptie plaats in “den Entrepot” waar de onderscheiden wijkcomités in de vele buurten zorgen voor een goed samenleven, met af en toe feestelijkheden en vooral de betrachting dat mensen elkaar ontmoeten. De overheid steunt die initiatieven en hopen dat die wijkcomités er ook in slagen al eens wat zorgtaken op te nemen, want ja, in een rusthuis komt men niet meer zomaar. Vraag is of dat gesteund moet worden of dat men liever het initiatief aan burgers overlaat en eventueel mogelijkheden ondersteunt. Mensen zijn doorgaans niet harteloos voor nood- en hulpbehoevende buren.

 

Kunnen we het overheidsoptreden nooit helemaal overzien en begrijpen we er ook niet altijd zin of betekenis van, dan hebben we wel vaak onze twijfels bij wat op een bepaald moment ter sprake komt of beslist. We begrijpen ook niet altijd het verband van beslissingen met onze eigen situatie en onze verwachtingen. Nochtans kan men niet beweren dat de overheid alles ter hand neemt, want er gebeurt veel bij delegatie, zoals in het onderwijs, waar men de minister niet kan verwijten dat meester Frank een slechte dag heeft. En Meester Frank heeft misschien een slechte dag omdat zijn werk door allerlei administratieve verplichtingen gewoon onmogelijk wordt zodat met plezier voor de klas staan er niet meer bij is.

 

We komen, zoals Beatrice de Graaf het vaststelde van een regering die ver van de gewone burgers stond, ook niet voor hen middelen inzette naar een staat die zich met heel veel bezig houdt en tegelijk, zoals Paul Frissen het vaststelde, elk risico uit de weg wil. Onze verwachtingen in wat de overheid vermag, zijn vaak te overspannen opdat men eraan tegemoet kan komen. Bovendien hebben we het lastig de zaken te bekijken vanuit een ander perspectief dan het onze en tegelijk zien we, horen we dat we als burgers maar een zootje ongeregeld zouden zijn, die niet kunnen deugen. Zeggen Preppers – lui die vinden dat de overheid niet deugen kan -  dat mensen zich al te gedwee gedroegen en zich massaal lieten inenten, terwijl men evengoed kan spreken van verantwoordelijkheidszin van burgers, die vooral af wilden van de hinderlijke maatregelen om Covid19 in te perken. Er waren burgers die vonden dat de maatregelen niet strikt genoeg konden zijn en zo de indruk  wekten dat de regering en andere overheden los over alle vrijheden van de burger konden gaan, terwijl de regering en politici, zoals burgemeesters de scherpe kantjes eraf schuurden, als dat het doel niet in de weg stond.

 

Met Beatrice de Graaf moeten we ons afvragen of burgers echt ondankbare kinkels zijn, terwijl ze vaak gewoon oplettend en kritisch naar het beleid kijken maar die politiek gaat over ons als samenleving. Mogen we onze eigen belangen behartigen? Dat is nodig en zelfs verplicht, maar er is ook zoiets als het algemeen belang, tenzij men niet gelooft dat er zoiets bestaat als een samenleving. De actievoerende burgemeesters in West-Vlaanderen, die wel luisteren naar een paar groepen, maar de wetenschappelijke evidentie negeren dat men niet kan beweren dat hoogspanningslijnen voor extra kankers door straling verantwoordelijk zouden zijn, terwijl de ondergrondse lijn een enorme kost zou betekenen, veel meer dan bovengrondse lijn. In Duitsland werkt een lijn op gelijkstroom van het Noorden naar het Zuiden zonder aftakkingen onderweg. Waarom luisteren die burgemeesters naar de actievoerders en doen de inzichten van andere burgers er niet toe? Misschien vrezen zij (alweer) te kort te schieten in zorg voor de burgers, ook als de claims niet wetenschappelijk onderschreven worden.

 

Er bestaat een kloof, zegt men, tussen burgers en politiek en in Vlaanderen zorgde dat in 1991 op 24 november voor een zwarte zondag. Die kloof zie ik niet, maar ik denk nu dat men inderdaad moet zien dat de verwachtingen van ons, burgers in de overheid overspannen zijn en tegelijk dat we zonder al die voorzieningen verloren lopen. De Corona pandemie heeft laten zien dat burgers verantwoordelijk kunnen handelen, niet ter wille van de overheid, maar voor eigen welbevinden. Ook de watersnoodramp in de Vesdervallei laat zien dat mensen wel bereid zijn andere burgers – aan de andere kant van de taalgrens – te helpen terwijl de overheid, zich verschuilend achter allerlei regeltjes, verstek geeft als het erom gaat de streek opnieuw op te bouwen. Dat in Wallonië de overheid nog veel meer bepalend optreedt in de samenleving maakt dit falen des te opvallender. Maar moeten we nu de overheid vrezen dan wel omhelzen? Die overheid staat de samenleving ten dienste en heeft met het optuigen van de moderne welvaartstaat heel wat taken op zich genomen en veel in wetten en regels gegoten. Dat zorgt voor een zekere vervreemding, die het noodzakelijk maakt opnieuw over burgerschap na te denken.

 

Bart Haers

Reacties

Populaire posts