Waarheid en de moed die te zoeken
Reflectie
Crisis van de Waarheid
René van Stipriaan ziet het optreden van Willem van Oranje niet alleen als een vorm van strijdbaarheid, maar ook als optreden in een context waar Machiavelli uitvoerig over heeft geschreven: strijd om macht en het behoud van macht. De visie is interessant genoeg, maar kreeg nauwelijks een weerwoord toen men het boek besprak, want het lijkt wel overtrokken, toch heeft René van Stipriaan meer dan een punt omdat – met dank aan de boekdrukkunst – pamfletten, spotprenten en brieven voor het eerst snel verspreiding konden vinden, waarbij ook bleek dat de vorst niet het monopolie bezat op die brieven en andere drukwerken. Als mensen vandaag klagen over de riool die twitter of facebook, tiktok en wat al niet meer aan sociale media zouden vormen, dan kan men ook stellen dat er nog minder sprake is van een eenduidige communicatie.
Om de geschriften die Willem van Oranje in zijn rol
als boegbeeld van de opstand tegen Granvelle en Spanje, de koning van Spanje
bleef nog enige tijd buiten schot, te interpreteren moet men dus goed thuis
zijn in de wereld waarin Oranje politiek bedreef, maar ook de stap die hij
zette, namelijk rechtstreeks tot het gewone volk spreken. Want zoals Herman
Pleij in zijn biografische studie van Anna Beijns had geschreven, was in
Antwerpen en de Nederland de geletterdheid op een hoger peil dan men doorgaans
aangeeft. Anna Beijns (1493- 1576) kennen we als dichteres die dicht bij de
kamers van retorica stond maar geen formeel lid kon worden. Zij stak haar
afwijzing van de reformatie en dan het in Antwerpen florissante Lutheranisme
niet onder stoelen of banken, terwijl ze ook moest vaststellen dat er over de
katholieke kerk en de bedienaren niet altijd veel goeds te zeggen valt, net
zomin als over de leken. Dat zij vond dat Luther wonderen verrichtte en recht
maakte wat krom is, kan men moeilijk zomaar als waarheid of onwaarheid
voorstellen, want in de godsdienststrijd kan men uiteraard alleen maar
overtuigd zijn van het eigen gelijk en valt er met objectieve maatstaven niet
zomaar iets tegenin te brengen; Toch zag Bijns wellicht wel een publicatie van
Erasmus langs komen, die niet alleen de lof der zotheid schreef maar ook een
hoop kritiek uitbracht op de Scholastiek en de theologie van zijn tijd. In de
Lof der Zotheid kwam er nog meer kritiek aan het adres van priesters en hoge
geestelijken – enfin, ze waren bisschop in naam maar lieten het werk doen door
een vice-bisschop, niet te verwarren met vicarissen die we nog zien.
De kritiek van Erasmus aan het adres van theologasters
en priesters was niet mals, maar was gegrond op de wijze waarop de Scholastiek
van Thomas van Aquino, Aristotelissimus Thomas zich baseerde op een
Bijbelversie, de Vulgaat enerzijds en op een Aristotelisme dat ook via kwalijke
want slecht vertaalde Latijnse teksttradities tot hem gekomen was. Erasmus
leerde Latijn maar niet alleen het laatmiddeleeuwse Latijn van zijn tijd, wel
reconstrueerde hij, met de hulp van voorgangers in het humanisme het oude
Latijn en studeerde hij Grieks. Zo leerde hij hoe bepaalde opvattingen die het
christendom en het katholicisme van die late vijftiende en vroege zestiende
eeuw vorm gaven, berusten op foute lezingen, maar dat was niet altijd een
kwestie van vergissingen, wel van een doorgedreven denken over wat nodig zou
zijn in ‘deze tijden’ om de macht te behouden in de handen van vorst en kerk.
Geloofwaardigheid was niet de grootste zorg wel dat iedereen bleef geloven.
Erasmus werkte ongeveer gelijk op met iemand als Machiavelli die vooral bezig
was geweest met vragen over macht en over de res publica. Beiden zagen hoe wat
lovenswaardig en te koesteren inzichten in de loop der eeuwen was verbasterd
ten behoeve van pausen en vorsten, priesters en hielenlikkers in de
kanselarijen. In die zin zegt de Laus Stultitiae vooral dat priesters en
predikanten, biechtvaders en theologen niet om de waarheid van het evangelie
bekommerd zijn, maar wat het hen opbrengen kan.
Ook wij leven in een tijd waarin ideologieën dragers
van opperste waarheid worden genoemd of toch als zodanig uitgedragen. Ook wij
merken dat waarheid niet altijd goed te onderscheiden valt van verdichtsel of
leugen, als het om grote vraagstukken gaat of het eigen, kleine leven. Als er
een waarheid is, die het verdient onderzocht te worden dan is het de uitspraak
van Heraclitus, de filosoof die hoogstens een aantal mantra’s naliet, zoals
“Panta rhei, te kai ouden menei” – Alles stroomt en niets blijft”. Maar de meest behartigenswaardige gedachte
luidt: “Polemos pater pantoon”, De Oorlog is de vader van alle dingen, waarmee
gezegd wordt dat samenlevingen in ontwikkeling altijd spanningen en conflict
kennen, dat die ontwikkeling niet zonder spanning, zonder conflict kan. Toch
houden we zozeer van vrede, klinkt het, want we willen veilig leven en dan is
leven in vrede van belang. Hoewel een en ander elkaar lijkt uit te sluiten,
zijn beide waar, namelijk dat we wensen te leven in vrede, maar ook dat de
oorlog de vader is van alle dingen.
We hebben evenwel geleerd dat tegenspraak niet kan en
dat we dus de vrede koesteren en de oorlog, strijd, conflict afwijzen. Maar we
leven in een wereld waarin competitie fundamenteel genoemd wordt, om het beste
uit mensen boven te halen, maar gieten die vaker dan niet in regels, behalve
als het om de macht gaat. Okay, er zijn er regels voor partijen, maar het
politieke discours en de mobiliserende
organisatie laten zien dat de inzichten die ze ingang willen doen vinden enkel
getoetst zijn aan de eigen ideologische lijnen en dus niet op tegenspraak met
andere inzichten, die in algemene zin als juist of waar worden gezien. Vanwege
de versnippering evenwel kan men zich helemaal ongestoord richten op de eigen
waarheid en hoeft men geen kritiek te verdragen. Of dat specifiek te maken
heeft met de voorhanden zijnde digitale platformen. Het probleem is dat in de
brede media niet altijd meer de nieuwsgierigheid van lezers of kijkers wordt
gevoed, wel de neiging de persoonlijke (financiële) zekerheid de basis vormt
voor nieuwinterpretatie, dat wil zeggen dat nieuwsredacties feiten afgemeten
worden aan de mate van gevaar die ze kunnen opleveren, ook al is de
statistische betekenis behoorlijk beperkt. Veiligheid heeft vrijheid verdrongen
en de lust tot experimenteren. En waarheid, dat is iets waar we het graag over hebben,
zoals in “waargebeurde” fictie.
Het probleem is dat men het begrip waarheid vaak een
absolute betekenis geeft. Maarten Boudry schreef een boek “illusies voor
gevorderden”, waar sommige gevorderden blijkbaar geen boodschap aan hebben,
omdat Boudry alles wat geen wetenschap en dan vooral geen biologie zou zijn, of
Evolutie, naar voor schuift als een bedrieglijke waarheid. Religie vooral zou
dan een secretie van het brein zijn. Natuurlijk is religie dat, maar als men
niet gaat onderzoeken hoe religies vormen kregen en krijgen, als een antwoord
op onbeantwoorde vragen over wie we zijn en hoe we zijn, waarom we zijn. De
moderniteit bracht ons meer inzicht, zowel inzake biologie als inzake
materialen en uiteraard zijn er de onvoorstelbaar snel in aantal toenemende
nieuwe inzichten over het universum, maar evengoed kan men vaststellen dat niet
alles wat we nu voor adequate beschrijvingen houden, van de Melkweg of van de
achtergrondstraling is helemaal uitgeklaard, omdat we eerst maar eens nieuwe
instrumenten moeten bouwen. De James Webb Telescoop biedt al sinds enige tijd
beelden van planeten in ons zonnestelsel, zoals Jupiter, als van de Lokale
Groep, van heel vroege galaxieën – dat wil zeggen 250 à 300 miljoen jaar na de
initiële expansie oftewel de Big Bang.
Maar zelfs het begrip Big Bang blijkt voortdurend opnieuw voorwerp van
onderzoek, van nieuwe inzichten ook. Boeiend te zien hoe nieuwe instrumenten,
zoals Hubble en nu JWT ons tonen dat definitieve uitspraken al snel ingehaald
kunnen worden. Het gaat dan ook niet om illusies versus de Waarheid, maar om stappen
in het onderzoek, dat ons wel eens boven het petje blijkt te gaan.
Het is maar omdat we zo hechten aan de Waarheid, met
kapitaal, dat we vergeten dat in al die takken van wetenschappen antwoorden van
vroeger onderzoek vaak opnieuw ter discussie gesteld worden omdat nieuwe
informatie de validiteit in vraag stellen. Uiteindelijk zijn de algemene en de
Bijzondere relativiteitstheorie(ën) beide het gevolg van de vaststelling dat de
Newtoniaanse inzichten over zwaartekracht op zich wel valabel bleven en
blijven, maar door nieuwe informatie in het grote kader van het universum en
wat men erover wist, niet leek te sporen met wat men verwachten mag op basis
van Newtoniaanse observaties. Dat Newton al een nieuw hoofdstuk aan de
bestaande wiskunde had toegevoegd, mag men al eens vergeten zijn, Einstein
diende evenzeer de wiskunde uit te breiden om zijn Algemene
Relativiteitstheorie begrijpelijk te maken. Intussen kwam Niels Bohr met
anderen aanzetten met de kwantumfysica die ook weer een nieuw zicht wierp op de
aard en het functioneren van elementaire
deeltjes. Pas vrij recent werden de discussies over het standaardmodel in de
publieke sfeer, net omdat het niveau van
onderzoek, zowel in de theoretische natuurkunde als de experimenten, onder meer
in het Cern meer aandacht krijgt. Maar de resultaten houden ons wel bezig, zonder
dat we altijd goed begrijpen wat zin en betekenis ervan is. Dit toegeven lijkt
me geen zwaktebod, gewoon omdat de ontwikkelingen zo snel gaan, dat wat we voor
waar aannemen niet altijd te vatten valt.
Kan men dit relativisme noemen, dan houdt men geen
rekening met het feit dat de bestaande inzichten voortdurend getest worden. Soms
lijkt het overigens dat die inzichten weinig met onze leefwereld te maken
hebben, maar wellicht zullen we op enig moment ontdekken dat ons wereldbeeld,
laat het dan het wereldbeeld van de wetenschap zijn, fundamenteel herzien moet
worden. Intussen komen er berichten over “aliens” en “extra-terrestials”, maar
is er ook de Fermiparadox, die vaststelt dat de statistische waarschijnlijkheid
van het bestaan van intelligent buitenaards leven in schril contrast staat met
een gebrek aan bewijs daarvoor. Toch zal de NASA opnieuw geld uitgeven aan
nieuw onderzoek, omdat te veel mensen voortdurend argumenten aandragen dat we
toch al met intelligent buitenaards wezen te maken hadden. Dat de afstanden in de
Melkweg gigantisch mogen heten impliceert alleen al dat exoplaneten niet bij de
deur te vinden zijn. Neemt het aantal exoplaneten dat ontdekt wordt razendsnel
toe, dan zijn die op meerdere lichtjaren afstand van de aarde te vinden, wat
impliceert dat men wel heel straffe tuigen moeten bouwen die de snelheid van
het licht zeer dicht benaderen wil men
die binnen afzienbare tijd kunnen bereiken. Bovendien leert de Fermiparadox ook
dat een beschaving die zo een tuigen weet te bouwen ook zichzelf kan
vernietigen.
Deze heldere formulering van een probleem dat nogal
wat mensen bezig houdt, het bestaan van buitenaards leven dat intelligent
genoeg is om raketten of beter ruimtetuigen te bouwen die tot in de
interstellaire ruimte kan komen en dus voorbij de Oortwolk, die blijkbaar een
immens gebied ver voorbij Neptunus en de Kuiper-gordel vormt van vele AU,
Astronomische Eenheden ofwel de afstand van de aarde tot de zon. Voyager I en
II bevinden zich in dat gebied tussen Neptunus en de Oortwolk, pas bereikt na
een reis van miljarden km en sinds 1975 vertrokken op aarde. Hun huidige positie
kan men ook beschrijven als 18 lichtuur van de aarde… In de Fermiparadox komt
ook de notie voor dat “iedereen wel ergens zou kunnen zijn, maar wij zien hen
niet en zij zien ons niet” net omwille van technische beperkingen, tuigen die
de snelheid van het licht naderen en dan nog, organismen moeten ook lange
reizen kunnen doorstaan. Voor virussen zou dat geen probleem zijn, maar
intelligent leven neemt ook, kan men veronderstellen, de vorm aan van complexe
organismen, zoals het menselijk leven, waarbij de intelligentie, het brein dus,
heel wat stofwisseling vergt. En dan komen we bij de aanname uit dat
intelligente beschavingen niet a priori betekent dat er geen maatschappelijke
spanningen zouden zijn en dus kan men aannemen dat zo een cultuur ook wel eens
autodestructief blijkt. Dus ja, “waar is iedereen?” zal nog wel even
onbeantwoord blijken, al zijn er legioenen mensen die voortdurend op zoek zijn
naar Ufo’s en andere op het oog onbegrijpelijke fenomenen. Er zijn er die,
Erich von Dänichen achterna gaan veronderstellen dat het menselijk leven op
aarde daadwerkelijk dankzij kolonisering van elders op gang is gekomen. Dat de
inzichten verworven met dank aan de paleontologie erop wijzen dat de
ontwikkeling van menselijk leven helemaal spoort in de lijnen die de evolutie
heeft aangegeven. Het feit dat we nog niet alle stappen in die evolutie
helemaal kunnen duiden zonder de inbreng van buitenaardse inbreng – behalve,
maar die discussie is allesbehalve afgerond, dat het eerste primaire leven nog
steeds niet helemaal verklaard kan worden omdat er ontbrekende elementen zijn
van chemische aard, anorganische en organische – zodat men toch wel vragen moet
stellen bij die hardnekkigheid om te bewijzen dat “aliens” ons ooit hebben
bezocht.
De crisis van de waarheid speelt zich uiteraard af op
een scène die meer zichtbaar is, dat van ethische regelgeving, politieke keuzes
en maatschappelijke spanningen. In mijn jeugdjaren hoorde ik eens een verstandig man zeggen dat de
waarheid doorgaans simpel is, maar moeilijk te achterhalen. Vertegenwoordigers
van verschillende partijen zegden bij toerbeurt, zo leek het, dat de politiek
de dingen niet moeilijker moet maken dan ze zijn. Nota bene dat die mensen dat
zeiden dat de politiek geen antwoorden had op de economische en sociale crisis van
toen en dat is ook gebleken, al valt het terugblikkend moeilijk aan te geven
hoe men de stapeling van problemen had kunnen voorzien, laat staan aanpakken.
De werkelijkheid overzien, zo leerde René Descartes is
als een berg proberen te beschrijven en vatten, dat kan niet zonder het beeld
te verknippen en stuk voor stuk te onderzoeken. Dat aspect van de cartesiaanse
methode is inderdaad vaak aangewezen, maar men vergeet dan wel het stukje te
dat men bekeken heeft terug in het geheel te zien. Gemakkelijk is dat overigens
niet, want dan men moet men de raakpunten weer zien te verbinden en daar komt
nieuw onderzoek uit voort. Het andere facet van Cartesiaans denken is het
rationalisme, waarvan men mij leerde dat het betekent dat men niet zozeer naar
de werkelijkheid moet kijken, maar door te denken, via deductie inzicht
verwerven in de werkelijkheid, via logisch redeneren dus. Is dat voldoende voor
waarheidsvinding? Die kritiek, zo legde een hoogleraar filosofie uit, lijkt op
het eerste zicht naast de kwestie want Descartes dacht dat het de enige weg was
die uitzicht bood en biedt op een zekere, betrouwbare kennis. Maar de
empirische aanpak, die in Engeland opgeld deed, werd daar altijd omwille van de
duidelijkheid tegenover gesteld, terwijl men best een denken kan voorstellen
dat zowel de sterkten van het rationalisme à la Descartes en het Empirisme van
Francis Bacon in rekening neemt. Men zal natuurlijk ook het verschil voor ogen
houden, maar het positivisme zoals Auguste Comte dat voorstelde had het voordeel
dat men kon begrijpen hoe kennis aan de orde kwam, alleen had dit positivisme
een blinde vlek, die nog steeds niet helemaal opgelost is, al lijkt dat
moeilijk, omdat we overhoop liggen met onze kennisverwerving, met taal als
vehikel ook, wat tot uitdrukking komt in bewust selectieve citaten van wat men
wil aanvallen dan wel mordicus verdedigen. Het positivisme van Auguste Comte kon
de toets der kritiek niet doorstaan, want Karl Popper werkte met zijn
falsificatietheorie uit, die de waarheidsvinding in de wetenschappen en dus ook
de sociologie op een nieuw spoor zette. Toch had Max Weber al een en ander
onderzocht en in de rede “Wetenschap als beroep” waarbij hij Gesinnungsethik en een Verantwortungsethik
centraal stelde, maar hoewel duidelijk onderscheiden, maar wel met elkaar te
verbinden. Wie voor het ene kiest en het andere laat vallen, kan m.i. niet volkomen
eerlijk tegenover de kiezer zeggen waar het op staat, soms kan men niet alle
middelen inzetten om een verantwoord doel te bereiken, om ethische redenen. In
de rede zelf weet Weber dat hij het spanningsveld goed in de verf moet zetten,
maar men kan niet verwachten dat iemand politiek bedrijven zou en niet de
nodige middelen en macht zou inzetten omdat ook te bereiken. Anderzijds kan men
niet zonder meer alle middelen inzetten, zonder grote schade aan te richten.
Begrijpen hoe de economie functioneert zou best meer
aandacht krijgen, waarbij men tevens, zoals Tomas Sedlacek betoogde, bepaalde
wetmatigheden die economen met naam en faam dachten te hebben ontdekt per slot
van rekening niet zo wetmatig bleken als gedacht, net omdat economisch handelen
in belangrijke mate net niet rationeel blijkt, zoals het beursgebeuren al een paar
decennia lang niet altijd alles zegt over de gezondheid en winstverwachtingen
van bedrijven. De schijn van rationaliteit wordt echter steevast hoog gehouden.
Zeker de gigabedrijven in de technologie laten zien hoever van men van het
paadje af kan raken, als men beweert rationele overwegingen te laten
prevaleren, terwijl men domweg in concurrentie gaat met andere spelers. Het
probleem zit hem echter op een ander niveau want ons handelen is niet a priori
rationeel of goed berekend, omdat we nooit alle factoren kunnen kennen, die
bepalen wat nu de beste zet zou zijn en zelfs al zouden we dat weten, zouden we
een suboptimale keuze kunnen maken, omdat de omstandigheden daartoe leiden.
In de discussie over wat nu waar is of niet, speelt die
discussie over wat economisch betamelijk handelen moet heten, een grote rol,
omdat de waarheid van burgers ook afhangt van hun positie in het economische
gebeuren en een ambtenaar kan dan geloven dat hij of zij objectiever kan kijken
naar de parameters, dan een ondernemer of een architect die werkt als zelfstandige?
Via vragenlijsten kan men misschien iets van hun waarheden naspeuren, maar een
enquête invullen met schalen of met ja/neen-antwoorden, kan nooit hun gedachten
of de mijne peilen, want soms kan een kleine nuance een hele uitleg vergen. Enquêtes
worden wel heel ernstig genomen, want waar en soms zelfs onweerlegbaar, al is duidelijk
dat het aantal respondenten te laag uitvalt om tot conclusies te komen of,
zoals Diederik Stapel het presteerde, de antwoordfiches zelf invulde en dan met
conclusies kwam die breed echo kregen in de media.
Als ik verwijs naar René van Stipriaan die zijn biografie
van Willem van Oranje ophing aan de vaststelling dat in hoofse kringen, maar
ook bij de stedelijke vroedschappen en ander volkser volk, zoals de
calvinisten, de waarheid ver te zoeken was, als dat tactisch of strategisch
goed zou uitpakken, dan omdat we dezer dagen meer dan tijdens de tweede helft
van de XXste te maken hebben
met de idee dat elk zijn of haar waarheid kan spuien en daarbij valt op te
merken dat men dan wel nogal veel kritische kanttekeningen te maken heeft bij
filosofen als Michel Foucault en uiteindelijk het postmodernisme, desalniettemin
meent men dat het relativisme en waarheidsrelativisme best handig kan zijn. Bedenken
we nog even hoe woest mensen waren toen ze merkten dat sigarettenproducenten de
bijstand van wetenschappers inriepen om twijfel te zaaien over de
schadelijkheid van tabak, terwijl men zelf dan weer een generatie later de technologie
van thermonucleaire centrales ging afdoen als verouderd en voorbijgestreefd. De waarheid kan men
zelden zien op een soort sokkel, onbeweeglijk en onaangeroerd, veel meer lijkt
het soms een schotelvond die hier en daar wordt rond geslingerd, al naargelang
de behoefte.
Michel Foucault voerde in zijn laatste collegejaar in
het Collège de France een onderzoek naar de “moed tot waarheid”, waarin hij
vaststelde dat men dan wel de waarheid in pacht kan denken te hebben, als die
tegen de algemeen geldende aannames ingaat, kan het zijn dat die waarheid
uitbrengen gevaarlijk kan zijn. Klokkenluiders krijgen terecht bescherming, maar
andere culturen geven er niet om, want de waarheid is in handen van de macht,
zoals George Orwell dat uitwerkte in “1984” en Arthur Koestler in “Darkness at
noon”.
Toen Donald J. Trump ons begon te bekogelen met
tweets, als kandidaat, als president-elect en als president maar uiteraard –
gewipt bij Twitter op andere fora – ook na zijn aftreden, ergerden we ons aan
zijn eigenzinnige omgang met de waarheid. Toch was het opmerkelijker dat hij en
zijn getrouwen vaak bewust de indruk gaf iets anders te gaan doen dan men
werkelijk in gedachten had. De kandidaten voor het Hooggerechtshof werd
gevraagd over hun plannen met Wade vs Roe en elke kandidaat zegde men niet te
zullen raken aan dat arrest, maar een jaar later maakten de opperrechters
gebruik van hun meerderheid. Ook Republikeinen begrepen dat deze beschikking mensen
zeer diep zou raken in hun persoonlijke leven. Maar de beweegredenen van de
conservatieve leden van het Hoog Gerechtshof vallen wat mij betreft moeilijker
te begrijpen dan dat zij tegen abortus zouden zijn, dat ook, maar er moet meer
zijn. Alleen, wil ik die gaan uitspitten, dan zou ik wel eens een complotdenker
kunnen lijken, terwijl de kwestie wel wezenlijk is. In Polen nam men
vergelijkbare maatregelen tegen abortus, omdat dit tegen de katholieke leer zou
zijn, maar diezelfde leer zegt ook dat men mensen met zorg moet omringen en dat
men mensen niet zomaar kan doen lijden. Abortus is alleen nodig als een vrouw
ongewenst zwanger is, waarbij wonderlijk genoeg de figuur van de dader/vader een
reden kan zijn, de omstandigheden waarin de copulatie plaats had en mogelijke consequenties
voor de vrouw in kwestie, gezondheid gerelateerde, professionele en sociale,
waarover Wade vs Roe nu net gestipuleerd had dat derden en al zeker de overheid
niet, zich daarin te mengen hebben. Gedurende decennia werden mensen met
dogmatische pamfletten belaagd, er werd zelfs een dokter van een abortuskliniek
gedood, maar dat hoorde men niet aan de kant van de Pro-Life activisten. Pro-Life en geen bezwaren tegen dat geval van doodslag? Ook niet tegen wapendracht? Hoe
valt dat te begrijpen? Niet echt dus, maar zo een Pro-Life militant kan het u
wel haarfijn uitleggen en hij of zij zal de stoom uit de oren laten komen omdat
u hen niet begrijpt. Abortus is compleet gepolitiseerd, gepolariseerd, maar niet
zo lang geleden leed facebook gezichtsverlies omdat het hielp een vrouw en haar
dochter te “ontmaskeren” die abortuspillen hadden besteld. Nu geldt in Nebraska niet 25 weken
zwangerschap – of beter, de levensvatbaarheid van de foetus – maar 20 weken,
maar het meisje is 18 en wellicht zinnens nog haar leven uit te bouwen. Over
een vader/dader weten we niets. Moeten bedrijven als Meta de overheid over de
uitgewisselde berichten informeren? Als het wettelijk in orde is, klinkt het.
Hopelijk zijn er dan medewerkers die begrijpen dat ze op die manier wel eens
veel (onbedoelde?) schade en lijden kunnen toebrengen. Bedenken we dan ook nog
eens dat Pro Live nu streeft naar het minder toegankelijk van voorbehoedsmiddelen,
dan wordt het allemaal wel heel dubieus. De Handmaid’s Tale naar het werk van
Margaret Atwood laat zien dat vrouwen in een handomdraai tot dienstbaarheid –
en kinderproductieeenheden – gereduceerd kunnen worden. De idee van
zelfbeschikking is dan helemaal geloosd.
Alle argumenten tegen een wettelijke regeling om abortus
onder voorwaarden toe te laten, zoals in België het geval is, die men leest en
hoort vanwege Pro Life, kan men niet toetsen aan enige waarheidsgrond, omdat
het uitgangspunt al moeilijk te toetsen valt. Men kan in goede omstandigheden
met een vrouw een kind verwekken en er samen voor gaan, het na de geboorte op
te nemen in het gevormde gezin, dan nog
kan er zich wel iets voordoen waardoor de zwangerschap niet langer
gedragen kan worden. Moet die vrouw zich dan verantwoorden tegenover de vriend?
Wellicht wel, maar misschien kan het niet omdat hij ervanonder is gemuisd.
In veel van de discussies die nu spelen, ook de
hernieuwde beweging die de burgerrechten onverkort uitgerold willen zien en
niet beperkt door allerlei regelingen,
zoals rond boetes en penale straffen die men opgelopen heeft, waardoor vooral
Afro-Amerikaanse hun stemrecht verliezen, zien we dat op meerdere niveaus
gelogen wordt, zeker en vooral als het om de werkelijke oogmerken gaat. Natuurlijk
kan een rechter bij een straf ook bepalen dat iemand zijn of haar burgerrechten
verliest, wegens de ernst van de daden, maar het koppelen van een strafregister
aan de toelating te mogen stemmen maakt ambtenaren tor rechters en dat kan niet
bedoeling zijn. Het doel is natuurlijk mensen het leven lastig te maken, maar
het is wel schrijnend dat een natie met zo mooie grondwet zo moeizaam tot
erkenning komt dat een flink deel van de samenleving gewoon terzijde wordt
geschoven en niet erkend. Susan Neiman schreef hierover en vergeleek de houding
van de Noord-Amerikaanse samenleving met wat Duitsland, de Duitsers, met
moeite, vallen en opstaan wel hebben bereikt.
Waar men in de tijd van Karel V, Willem de Zwijger en
Filips II wist dat men zich bediende van retorische middelen en een
voorstelling van zaken gaf, vooral Willem dan, die gericht was op een zo
begeerde aanhang, dan zien we dezer dagen dat retorische middelen minder
subtiel toegepast worden. Gemakkelijk was dat niet, maar hij, de Prins, had in
de loop der jaren verschillende scribenten die voor hem polemieken aangingen of
in pamfletten zijn lof gingen zingen. Liep het bijeenhouden van de opstand en
het vinden van financiering bijzonder moeilijk in 1583-1584, zodat men wel eens
dacht over het opzij schuiven van de prins, maar ‘s mans verdiensten kon men
niet ontkennen en de moord maakte hem na verloop van tijd tot een martelaar die
de Opstand incarneerde en het bestaansrecht van de Republiek schraagde. Dat
Oranje via Maurits, Willem II, Willem III, de koning-stadhouder in conflict zou
komen met de regenten die de scepter voerden in de Staten-Generaal en de Staten
van Holland, veranderde daar wel het nodige aan, maar het koningschap dat hen
in 1813 toeviel zorgde ervoor dat Oranje in de geschiedschrijving een
prominente plaats kreeg. Wat is dan waarheid? Leugen? Historiografisch is
duidelijk dat bepaalde argumenten beter aansloegen dan andere, voor 1584 zowel als
later, zoals toen prins Maurits met de Landsadvocaat, Johan van Oldenbarnevelt
in conflict kwam, zogenaamd over de Dordtse Confessie, maar veeleer over de
bereidheid van de regenten om vrede te sluiten met Spanje, Filips III.
Het zijn observaties van dien aard die ertoe kunnen
leiden dat in het debat de ware toedracht moeilijk te reconstrueren valt. Wat
mensen in conflicten via drukwerk de wereld insturen heeft ook betekenis, maar
de feiten zelf en de toedracht blijft merkwaardig genoeg te selectief om nog
waar te kunnen zijn. Voor historici blijft het vaak lastiger om na het nodige
vooronderzoek over oorkonden of proclamaties de omgevende factoren goed in
beeld te brengen. De lezing van de Franse Revolutie blijft verankerd in de
gedachte dat het volk streefde naar macht, maar wie melding maakt van de
invloed van adellijke pamflettisten die het revolutionaire vuur aanjagen, zoals
Philippe Egalité, die mee met de hoogste adel de koning niet van de troon wilde
stoten, maar zijn absolutistische machtsaanspraken wilde kortwieken, lijkt wel
aan revisionisme te doen, maar toch zijn er goede argumenten voor, die evenwel
niet aanvaard worden. Niet democratie was het doel, wel de macht van de aristocratie
vorm geven via een vorm van parlementarisme, waarbij de koning alleen kan
bekrachtigen wat dat parlement heeft besproken. Na de Franse Revolutie werd de
machtsuitoefening door Louis XVI zwaar onder vuur genomen en voor nefast
gehouden, maar was dat wel zo?
Om tot inzicht te komen, om dus zover te geraken dat
we ontdekken wat waar is, omtrent religie, wetenschappen en het dagelijkse
leven is er methode nodig, zoals Descartes al begrepen had en Spinoza verder
zou uitwerken, terwijl Galileo Galilei en Isaac Newton, Leibniz, maar ook
Emilie de Châtelet, en nog later Alexander von Humboldt met nieuwe inzichten
zouden komen. Overschouwen we die ontwikkelingen dan zien we dat deze onderzoekers
de aanvaarde kennis van hun tijd niet als dogma’s of axioma’s zagen – ook Descartes
was een bekend wiskundige – maar wel als het vertrekpunt van nieuw onderzoek,
waarbij het wel eens kon dat reuzenstappen werden gezet, zoals von Humboldt
liet zien, zonder wie Darwin wellicht bepaalde aspecten van de “Origin of
species” niet zo gauw had kunnen verkennen. Het is dus van belang dat
wetenschappelijk onderzoek nooit ab ovo kan komen tot totaal nieuwe inzichten.
Wellicht zal de fenomenale oogst aan nieuwe data van de James Webb Telescoop astronomen
en theoretische natuurkundigen nieuwe paden tonen, maar wie het allemaal nog begrijpen
kan, moet zelf goed onderlegd zijn. Het maakt het ook moeilijk om nog kritisch
naar resultaten van wetenschappelijk onderzoek te kijken, laat staan de
methodes te overzien.
In die zin bood de pandemie en discussie – enfin, het
geraas – over de aanpak van de pandemie en vooral de afwijzing van vaccinatie
een interessant schouwspel, want het was voor wetenschappers even blind varen,
toen het coronavirus dat Covid19 Europa bereikte, maar zowel de lock
downmaatregelen als de latere geleidelijk meer heldere besluitvorming, stuitten
op meer tegenwerking en vooral de vaccinatiecampagne werd een lakmoesproef,
waarbij vooral opviel dat veel mensen bereid waren de inenting te nemen, ook al
omdat er een zekere dwang achter zat. Nu, we weten dat er al langer groepen
zijn, vaak religieus geïnspireerd die tegen inentingen zijn of
bloedtransfusies, maar er zijn groepen bijgekomen die uitgesproken areligieus
zijn, die evenzeer de zegeningen van de moderne geneeskunde afwijzen. Jawel, we
hebben het over zegeningen, maar beseffen tegelijk dat er af en toe reden is
tot terughoudendheid, omdat de geneeskunde niet altijd toegepast wordt om
lijden te vermijden of uit de weg te ruimen. Maar goed, mensen betalen dat dan
doorgaans zelf, maar tegelijk is het goed om weten dat zware brandwonden – met veel
geduld – behandeld kunnen worden. De antivaxers hebben ons met halve waarheden
proberen te overtuigen, maar een grote meerderheid van de burgers koos voor
vaccinatie en dat werd dan wel eens geduid als kuddegedrag.
We zullen altijd wel met vragen geconfronteerd worden
over wat nu waar is en wat niet, de waarheid werd en wordt ook wel gepolitiseerd,
ingezet om electorale winst te boeken, ook als men weet dat men aperte leugens
vertelt, waarbij ook de ontvangers, de toehoorders weten dat het om aperte
leugens gaat. Het is daarom van belang te beseffen dat we niet zomaar over een
kritisch apparaat beschikken, om leugen en achterklap te duiden. Daarom kunnen
we maar beter zorg dragen voor een goed onderwijs, voor behoorlijk werkende
media ook, want al zeggen liberalen wel eens dat ze geen staatsomroep van doen
hebben, het is wel zo nuttig te weten dat er een instituut is dat met de nodige
ernst belangwekkende informatie weet te brengen, niet alleen de dagelijkse journaals
moet men dan bekijken, niet een of ander magazine, zoals Pano, maar er is nood
aan behoorlijke documentatie over wetenschappelijke ontwikkelingen, literatuur
en geschiedenis - niet enkel over de
oorlogen van de twintigste eeuw – maar anders dan het Openbaar omroepbestel in
Nederland, waar tot voor enkele jaren Hans Goedkoop mooie documentaires kon
maken over de twintigste eeuw, zijn er ook andere goede initiatieven geweest,
terwijl te onzent zo een systematische aanpak afwezig gebleven.
Weten wat 1453, 1492, 1555 of 1989 betekent kan men gemakkelijk
aanleren, heet het, maar in feite wordt het pas boeiend als we zien hoeveel
andere zaken erbij betrokken zijn. Ook 2022 zal misschien een datum worden die
we onthouden, net als 13 maart 2020, toen de eerste lock down inging. Dan wordt
duidelijk dat we het wel over waarheid moet hebben, dat wil zeggen dat we
proberen een zo robuust mogelijk beeld hebben van een specifieke realiteit, we
zullen ook vaststellen dat niet iedereen er dezelfde inzichten op na houdt. De aanslagen
in Brussels Airport en in het metrostation Maalbeek, waar ik wel eens ben
uitgestapt en nadien weer ingestapt, al was een wandeling langs de lawaaierige
Wetstraat ook wel eens de moeite. Wat zal een proces bijbrengen over die
aanslagen? We zien dat journalisten sinds de aanslagen al heel wat materiaal
bij elkaar brachten, over het menselijke leed dat aangericht werd, over de
politionele inzet voorafgaand aan de gebeurtenissen, over de politieke verstarring,
al noemt men het liever vergoelijkend over de betrokkenheid van de politiek,
die niet anders kon dan de beveiliging opdrijven. Wat had men begrepen en hoe
dacht men dat de terroristen verder zouden kunnen gaan? Vaak hoorde ik dat het
nog maar het begin was, terwijl we zagen dat nogal wat mogelijke terroristen opgepakt
waren en de daders dood. Het hoe en waarom bleef intussen schijnbaar helder:
afwijzing van onze cultuur. Maar dat lijkt nog niet echt in behandeling te
zijn, omdat het misschien niet de juiste toedracht weergeeft.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten