Jongeren bezorgen geen zorgen voor morgen
Reflectie
Ernst des levens
Het belang van Bildung
Rik Wouters, Vrouw zittend bij het Raam, zijn model bij uitstek, Nel Deurinckx en echtgenote van de schilder (MSK Gent) |
Ouders dezer dagen hebben het niet gemakkelijk, hoort men wel eens, want iedereen kijkt toe, zelden in bewondering en nog minder in verwondering voor wat dat is, zo een kind zien opgroeien en merken dat het kind een jongen wordt, een meisje in het andere, vrouw dus, even goede geval. Het leven is voor die kinderen evenwel al vroeger een last, dan men zich kan inbeelden, dan men kan verantwoorden. Hoe is het toch zo anders kunnen worden? Bestond dat wel, een zorgeloze jeugd? Of is het opgroeien niet vanzelfsprekend, maar toch, er zijn er die fluitend door de dag komen?
Laten we wel wezen, het kind als kind is een
maatschappelijk construct dat pas met de bewustwording van het menszijn zelf
ontwikkeld is, het humanisme van de 15de, 16de eeuw zette
het onderwijs op nieuwe sporen, waarbij
de jongeren discipline bijgebracht werd, anders dan de levensvormen in de
ambachten en op het land. Laten we niet in de val trappen van de verhalen over
kinderarbeid in de negentiende eeuw, want wat wij niet zien is dat voorheen
kinderen vrij jong al mee genomen in de activiteiten van het gezin, waarbij
kinderen geen eigen ruimte kregen. Het verbod op kinderarbeid en het instellen
van de leerplicht bij wet in 1914, pas uitgevoerd in 1919 – na 30 jaar gedoe in
het Belgische parlement – waren een onmiskenbare vooruitgang, maar het kind was
nog altijd niet a priori een persoontje, in betere kringen wel al vlug een
prins, zoals Sigmund Freud schreef, die het gezin en vooral de moeder dwong naar
zijn pijpen te dansen, terwijl de meisjes minder eisen te stellen hadden. Het
verschillende statuut van jongens en van meisjes blijft ook altijd wel stof
voor discussie.
De ontwikkeling van de samenleving naar een cultuur
waarin kinderen hun plaats hadden, ook beschermd werden en worden, blijft een
belangrijke stap, al kan men niet altijd zeggen dat kinderen vrij van trauma’s
opgroeien mochten. Nu, het beeld is opaak en we kunnen niet in die levens
doordringen, ook niet van onze ouders, laat staan grootouders, dat wil zeggen,
ervaringen als de komst van de Sint of de prijsuitreikingen op school, daar
hebben we niet direct voeling mee. Feit is dat kinderen jongeren worden en als
vanzelf een plaats krijgen toegewezen, zeker in grote gezinnen, waarbij waar
nodig bescherming werd geboden, want zonder laudator temporis acti te wezen en
het verleden te verheerlijken, gold dat het leven precair was, kindersterfte
was nog sterk aanwezig en ook kraamsterfte was een bedreiging, vanwege
ontoereikende inzichten over hygiëne in hoofde van gynaecologen. Overigens komt
men er zelden toe de observatie van Desmond Morris onder ogen te zien, dat het
mens worden een langzaam proces was en is.
Jacob van Lennep (1802 – 1868), afkomstig uit een
welstellende en intellectuele familie, had als jongeman ook zijn donkere dagen
gekend, als volgeling van Bilderdijk – die de predestinatieleer zeer prominent
onder de aandacht bracht –, en de jonge van Lennep een duister mensbeeld aan de
hand deed, die hem tot somberheid over zichzelf en den mensch dreef. Pas na de
breuk met de kring rond Bilderdijk werd hij een bijna vrolijke Frans. Die sombere
tijd belette hem tegelijk niet bij een adellijke vriendin een kind te verwekken.
Ook na zijn huwelijk had hij nog wat affaires en verwekte hij twee kinderen bij
een andere vrouw. Hun status kon min of meer geregulariseerd worden, hun lot
was toch altijd nog op genade gebaseerd. De historieschrijver Jacob van Lennep
laat dan ook zien dat men als volwassene wel eens lichtvaardig denken kan over
het wedervaren van de eigen kinderen, laat staan die van andere. Van Lennep
moest ook een zoontje ten grave dragen en merkte toen op dat het hem toch niet
gemakkelijk viel, terwijl men gevoeglijk aannam, meende hij verder, dat het
verlies van zo een in de knop gestorven kindje toch niet zo raken moest, want
er was nog geen blijk van “hechting” zoals wij het proces benoemen.
Kindersterfte was vrij algemeen maar het had grotere gevolgen dan men graag
voorwenden wilde. Het was dan ook wellicht een eerder weldadig zelfbedrog,
leren we ook.
Het is daarom van belang, als we kijken naar jongeren
en kinderen vandaag, dat we aanvaarden dat ze ruimte nodig hebben om zich te
ontwikkelen en tegelijk ook wel discipline meekrijgen, tijd om te leren en tijd
om te spelen. Nu hebben kinderen veel speelgoed en men zou denken dat ze zich
niet vervelen kunnen, maar het verlangen naar iets niet onmiddellijk invullen
als ouder, kan hen ertoe brengen zichzelf uit de verveling te worstelen. Belangrijk
is daarbij, zo zou men toch mogen opmerken, is dat ze op zeker ogenblik in het
lezen plezier kunnen vinden. Het punt is niet er zoveel prikkels zijn, tot en
met filmpjes en muziek in de smartphone, waardoor men zich inderdaad niet
vervelen moet, terwijl ik onlangs een jongedame op de trein geërgerd haar
oortjes zag uittrekken of minstens afzetten. Op de een of andere manier wist zij
mij tot een gesprek te verleiden over lezen, boeken dan. Zij had nooit graag
gelezen, omdat het moest, zegde ze, maar onlangs had ze toch een boek gevonden
thuis – haar vader had een mooie bibliotheek -, maar vooral die bib van haar
grootmoeder sprak haar plots wel aan. Hoe kan het, vroeg ze mij, dat zij nooit graag met een boek betrapt werd, terwijl
het haar wel aanspreekt, lezen dus. Ze haalde uit haar tas een exemplaar van
Wilhelm Meisters Lehrjahre en zag dat ik het kende.
Ze zegde dat ze plots iets ging begrijpen van
geschiedenis als het verhaal van levende mensen. In feite zocht ze dus een
manier om de verveling op een aangename wijze te breken en tegelijk boeiende
werelden te ontdekken. Of ze de Leerjaren een boeiend verhaal vond? Ze keek me
onderzoekend aan, maar zegde toen dat ze het aarzelend was beginnen te lezen en
toch al vrij snel mee in de verhalen werd gezogen. Het viel haar op dat de
vrouwen niet eenduidig opduiken als bladvulling, maar op verschillende manieren
hun bijdragen leveren en zelfs sterke invloed kunnen uitoefenen. Ik ried haar
Couperus te lezen, ook Eline Vere, maar vooral de Boeken der Kleine Zielen en
ook wel Stille kracht, omdat het voor Louis Couperus duidelijk te doen was
mensen te tonen die we zouden kunnen ontmoeten, weliswaar in Artis of de Haagse
Bosjes, maar toch. Wilde ze iets als rode oortjes, dan kon ze ook Een berg van Licht
lezen, over de non-binaire keizer Gelegabalus, waarin de roes en ook wel de
seksuele vervoering hoogtij viert.
Zijn dat dan mijn lievelingsboeken of gewoon de beste
boeken? Daar doe ik niet meer aan, zegde ik gedecideerd, maar toch, ze staan in
mijn bibliotheek, maar ook Thomas, Heinrich en Claus Mann, maar het zou lastig
zijn die hele literaire canon zomaar op te sommen. Bovendien moet ik dan toch
ook kunnen zeggen waarom, want zomaar zeggen dat een boek goed is, of
uitstekend, helpt niemand vooruit.
Het is en blijft opvallend dat we aan de ene kant veel
spreken over zelfzorg en veerkracht, zeker voor jongeren, maar hen geen
instrumenten aanreiken om zich daartoe te bekwamen. Haar vraag wat ik vond van
zelfhulpboeken, hoefde ik zelfs niet te beantwoorden, want ze zag dat ik het
daar niet zozeer over wilde hebben. Nu zijn er wellicht wel goede
zelfhulpboeken en -tutorials, zijn er ook wel eens mensen mee geholpen, maar
vaak is de analyse van de problemen niet helemaal wat de lezer(es) zou
verwachten maar voldoende om herkenbaar te zijn. Bovendien is het nog maar de
vraag of we geluk, waar het altijd om gaat, wel herkennen als het komt. In
Brugge wilde ze nog wel even verder praten en dus zochten we een terras waar we
konden praten, want ze vond het best boeiend wat ik te berde bracht. Vooral dat
ik geluk overroepen leek te vinden, kon haar wel behagen.
Het is niet zo dat een mens niet naar geluk zou
verlangen, maar het kan nooit een stabiele omstandigheid wezen, omdat we altijd
wel weer door omstandigheden uit het lood geslagen kunnen worden, omdat er zich
een nieuw inzicht opdringt, naarmate we beter zicht krijgen op onze omgeving of
net om we merken dat onze inzichten, die we vaak stoemelings hebben
meegekregen, niet helemaal sporen. En uiteraard is er het verlangen, dat ons
altijd weer op sleeptouw neemt, zelfs als we denken dat er niets meer te wensen
overblijft. Geluk was nooit eenvoudig, vooral omdat we denken dat het een
permanente staat van zalige onberoerbaarheid lijkt, terwijl het leven net even
anders in elkaar zit, want hoewel relaties met anderen niet feilloos verlopen,
vaker wel dan niet vol fricties zit, die we zelf ook altijd ontlopen of weten
te vermijden, verlangen we wel dat alles altijd heerlijk voorspelbaar is en dus
in een moeite vervelend wordt. Dus, aangezien we met Heraclitus kunnen zeggen
dat we nooit in dezelfde rivier kunnen stappen, dan kunnen we ook nooit als
dezelfde mens in die rivier stappen. Niet enkel de rivier vloeit, ook wij
veranderen en a priori jongeren.
Behalve de fysische groeispurt en de veranderingen van
het lichaam die het soms vreemd lijkt te maken, zijn er ook de mentale
processen en de toenemende kennis, die ons aangereikt worden en waar we minder
dan we denken kritisch mee omspringen. Bovendien schiet die kennis wel eens te
kort, omdat we soms te preuts omgaan met wat ons lichaam is voor ons en hoe we
het anders gaan ervaren. Neem gewoon de toename van spierkracht en dus snelheid
bij het lopen of andere bezigheden. Goed trainen kan helpen die onbeholpenheid,
die we vaak bij pubers opmerken, weg te werken en nieuw meesterschap te
bereiken, want jawel, als je dan begint te merken hoe snel het kan gaan, bij
het tennis of zeilen, het verwerven van de handgrepen en alle coördinatie die
erbij komt kijken, kan een nieuwe gelukservaring ons deel worden. Vindt u dat
elitair, tennissen en zeilen? Of zelfs scoutisme? Er was een tijd dat BLOSO
erop toezag dat sporten voor iedereen mogelijk zou zijn, Judo werd gepromoot,
ook paardrijkampen waren mogelijk. Van initiatie tot competitief niveau, het
werd gestimuleerd en jongeren die erin opgingen, deden het niet per se slecht
op school wel integendeel. Nu zien we dat gemeenten hun zwembaden niet meer
kunnen onderhouden en is het bedenkelijk dat schoolkinderen nog nauwelijks aan
watergewenning toekomen.
Het ligt aan het beleid, zou men kunnen zeggen, maar
het gaat veeleer om het feit dat politici aan zovele wensen denken te moeten
voldoen dat het allemaal niet meer te behappen valt. Jongeren vinden het
namelijk zelf wel fijn uitgedaagd te worden, niet alleen in de gym overigens,
maar bijvoorbeeld met andere kunsten en dat gaat niet altijd om competitie, wel
om op tijd en stond een succeservaring te beleven. De overheden,
gemeentebesturen en de Vlaamse overheid zal dus daar haar prioriteiten opnieuw
moeten bekijken, zodat jongeren ergens wel een succesverhaal kunnen schrijven. In
deze samenhang zijn de onderwijsdebatten in het Vlaams Parlement desastreus: of
het gaat over hongerige, armlastige kinderen, waarvoor men warme maaltijden zou
moeten aanrichten dan wel over het falen van de bloedjes, terwijl men hoopt dat
alle kinderen doctor in de theoretische natuurkunde worden, maar geen jongeren
met hun handen leren werken. Ook dat vergt overigens verstand en inzicht. Over
het belang van sporten is men het eens, maar de ouders moeten wel wat inbrengen,
terwijl het belang van kunstonderwijs helemaal niet op een consensus kan
rekenen, bizar genoeg, terwijl dat ook jongeren kan helpen hun pad te vinden.
Echter, de verplichtingen die op vzw’s rusten, om
fraude – oh die verfoeilijke neiging – te voorkomen, wegen zwaar op bonafide sportverenigingen,
vaak vzw’s. In plaats van zich dan ertoe te bepalen de fraude aan te pakken,
wil men iedereen treffen, zogenaamd om de fraude te voorkomen. Ook de strijd
tegen het middenveld om de macht opnieuw bij de politiek te leggen, heeft voor
het jeugdwerk en het sportbeleid nogal wat kwalijke gevolgen, omdat men dan wel
jeugdraden en zo installeert, maar er niet in slaagt de werkzaamheden van die
raden een meer publiek bestaan te geven, terwijl bovendien vaak genoeg blijkt
dat de voorttrekkers zich ideologisch links van het centrum bevinden. Het
probleem is niet dat politici in gemeenteraden en andere niveaus niet zouden
luisteren, maar dat de idee bestaat dat jongeren het als springplank zouden
gebruiken. Uiteindelijk moet men toch
vooral preventief optreden en hangjongeren uit de stadscentra verdrijven. Het
middenveld is in een democratie, met vrijheid van vereniging ingeschreven in de
grondwet moeilijk te vermijden en hoewel burgers nu wel vaker in feitelijke
vereniging hun belangen willen verdedigen, zijn de middenveldorganisaties wel
nodig, alleen hebben ze al eens hun bestaansreden uit het oog verloren.
Nu, veel jongeren hebben geen interesse voor dat
gepolitiseerde jeugdwerk en dat kan men hen niet kwalijk nemen, bovendien, zo
vernam ik, zijn veel activistische jongeren ook nog eens in die mate gericht op
hun eigen belangstellingssfeer, milieu, gender, misschien nog eens een enkeling
die zich voor een rechtvaardiger samenleving in wil zetten, dat jongeren daar
niet zo gauw bij willen horen. Het meisje dat ik ontmoette op de trein vertelde
dat ze als scholiere eerst wat blind mee gaan ijveren was voor aanvaarding van
homoseksualiteit, omdat haar vriendinnen daar nogal mee bezig waren, tot enkele
van hen dan toch een vriendje kregen en plots homofoob gedrag aan de dag gingen
leggen. Zelf wist ze het nog altijd niet zeker, maar ze maakte er zich geen
zorgen meer over, vooral niet omdat ze vond dat als ze met een meisje zou
zoenen, daarom nog niet als lesbisch uit de kast zou komen. Want tjee, als je
seks hebt, heb je toch nog niet per se een relatie, en je kan verliefd worden
zonder onmiddellijk…
Ten afscheid vernam ik nog dat jongeren niet per se de
toekomst duister vinden, maar wel onzeker zijn over hun eigen plaats in het
plaatje. De grote filosofische vragen, zo hoorde ik ook nog, helpen niet
altijd, al kunnen ze iemand wel enige tijd meeslepen. Ik ried haar Schelling
aan, over het wezen van de menselijke vrijheid, omdat die filosoof de relatie
tussen vrijheid en het kwade uitwerkte, waarbij het duidelijk is dat de
vrijheid beperken niet per se tot minder geweld aanleiding zou geven. Overigens
spraken we dan toch maar nog eens af, om verder te babbelen, want een beetje
leraar zijn, zit er bij mij toch ingebakken.
Het gaat erom dat jongeren beseffen dat ze wel eens
door zeven sloten tegelijk zwemmen en tegelijk nog niet hoeven te weten wanneer
het echt ernst is, maar ook dat hun spel ernstig kan zijn, moet zijn. Op het
moment dat jongeren die voorheen met 14 van school gingen ook tot 18 jaar op de
banken moeten blijven zitten, veranderde er veel in hun perspectieven en
levensloop. Dat vernam ik dan ook bij onze volgende ontmoeting, op het Simon
Stevinplein, waar we een wijntje dronken en nadachten over waarom men van
jongeren zo graag het donkere vertellen zal, leraren v/m misschien niet, toch
minder dan mensen die zelden met jongeren te maken krijgen. Want zelfs als het
slecht lijkt te gaan, schijnt te zon. Bovendien, hoorde ik, nog eens, dat wie
met kleine kwaaltjes naar de dokter gaat, of naar de psycholoog, tijd afneemt
van mensen die wel hulp nodig hebben. Op school had ze ooit eens de woede van
de jongens in de klas over zich heen gekregen omdat ze had gesteld dat als ze
de pil niet wilde nemen, ze daar haar redenen voor kon hebben, maar dat niemand
haar ook tot seks kon verleiden als zij het niet wilde. De jongens, zegde ze,
hadden de idee meegekregen dat meisjes sowieso de pil nemen en dus geen seks
kunnen weigeren. Ze wilden wel weten welke beletselen zij zag – ze glimlachte
bij dat woord – om de pil dan maar liever niet te nemen, maar dat zij dit niet
zomaar in de klasgroep hoefde te vertellen, omdat het medische of andere
redenen kunnen zijn, namen ze slechts schoorvoetend aan. De meisjes zegden na
de les dat ze gelijk had, maar hadden er zelf niet voor willen uitkomen. Ook
dat ze wel eens liever niet wilden, konden ze niet zomaar te berde brengen en
al zeker niet in groep. Maar ook enkele jongens zegden later wel eens dat ze
gelijk had, maar dat ze zozeer verplicht waren te presteren, terwijl ze elkaar
vooral wijs maakten hoe vaak ze hun ding (bijna) deden. De enige plaats waar er
niet te presteren valt? De klas, de school, dat was toen wel de idee, zegde ze
en nu lijkt dat nog erger te zijn geworden, net de plaats waar niet presteren
hoog op de agenda staat, maar wie het slim speelt, doet cool, maar werkt toch
voldoende om te slagen. Wil je iets
bereiken, dan moet je er toch wel mee bezig zijn, zoals wie in de sport iets
wil bereiken. Maar onder elkaar en vanwege volwassenen worden strebers al eens
belachelijk gemaakt. Maar, zo besluit ze, wat moest ik met mijn tijd? Okay,
viool spelen is al een tijd vergende bezigheid, want tijd rooft het musiceren
niet, terwijl er ook nog andere bezigheden waren, zoals toneel spelen en zelfs
het koor, waar ze graag heen ging.
Ik besloot, ietwat bot, dat ze misschien niet het
typische meisje anno 2023 moet heten, maar ze kon er toch om lachen, maar ze
zegde dat ze thuis gezien had dat studeren best prettig kan zijn, een nieuw
inzicht verwerven, een wiskundeoefening goed afwerken, dat doet goed. Ook
vrienden, jongens begrepen dat ook en dus ontstond, zo merkten ze, een soort
hypocrisie die ze net de ouderen, de ouders verweten. Maar misschien is het ook
wel een amusante hypocrisie, waar ze niet wakker van wilde liggen. De
ontdekking van het leven, zo bedachten we na nog een lange gedachtewisseling,
is wel de moeite waard, maar soms horen we van iemand die de weg vroegtijdig
afsluit en niet meer bereid is de tocht verder te zetten. Maar, klonk het, je
kan geen algemene regel schrijven over wat goed leven is, want de
omstandigheden, weet je wel. Daar kon ik wel in meegaan, want dat is
uiteindelijk wat moraal zo moeilijk maakt en waarom we omwille van onze
gemakzucht net liever duidelijke vuistregeltjes bij de hand hebben.
Jongeren hebben het niet slecht dezer dagen, zoals
onderzoek aantoont, maar het leven is ook vandaag niet voor iedereen een
wandeling door het park, omdat de omstandigheden lastig kunnen zijn. Hoewel
films al eens iets kunnen vertellen over een jongen dat uiteindelijk toch een
warm nest vindt, zoals Kruimeltje, het verhaal van Chris van Abcoude, Remi in
de roman Alleen op de wereld van Hector Malot en dan is er nog Theo Thijssen
die ons Kees de jongen schonk. Maar weinig boeken over meisjes? Prinsesjes
genoeg zou men kunnen zeggen, maar weinig romans waarin jonge vrouwen ten
tonele gevoerd worden die hun weg door het leven zoeken en vinden. Er zijn er
nochtans wel, Bildungsromans voor meisjes – uit het interbellum blijkbaar[i]
- waarin de bestemming van die meisjes vooral (net niet) bestaat in het vinden
van een geschikte vent, die hen bescherming en voldoende luxe kan bieden,
terwijl het toch evident, meer nog in Vlaanderen dan in Nederland is dat
vrouwen werken en volop deelnemen aan het maatschappelijke leven, een goede
opleiding kunnen krijgen, maar vaak zoeken naar een kompas. Maar is het zo leuk
te verlangen naar een baan als secretaresje? Nu ja, jongens konden lezen over
Scheepsmaat Woeltje, die uiteindelijk na stuurmansexamen te hebben gedaan
schipper/kapitein en zelfs vice-admiraal kon worden.
Zo een gesprekken voer ik wel graag, de jongedame vond
het ook prettig te kunnen praten over zaken, die doorgaans besmuikt ter sprake
komen. Toen ik haar vertelde dat ik nog op een 8 maart, Wereldvrouwendag, in
Brussel een wandeling/rondleiding had gegeven rond en omtrent vrouwen in het
stadsleven, vond dat ze net zo bijzonder als de dames in het gezelschap. Maar
het blijft wel zo dat die blinde vlek in het beeld van de geschiedenis, waarin
vrouwen als vanzelf in hun ondergeschikte rol geduwd worden, negeren een uiting
van gemakzucht moet heten, want de “mannengeschiedenis” is algemeen bekend,
enfin, we halen er de vergulde pagina’s uit, terwijl die andere net
interessanter zijn. Maar gezien de plaats van vrouwen in de geschiedenis en omdat
de relaties tussen mannen en vrouwen niet altijd het niveau van onderbroekenlol
of deurencomedia overstijgen kunnen, is het wel van belang dat we een beter beeld
krijgen van het verleden waarin net vrouwen een grote rol spelen. De
brievenverzamelingen, bijvoorbeeld van Willem van Oranje of Hendrik IV kunnen
helpen daar meer zicht op te krijgen. Maar we hoeven niet enkel naar de vrouwen
uit de elite te staren, maar kunnen ook bijvoorbeeld Anna Beins in herinnering
roepen, naar wie een zaal in het Vlaams Parlement vernoemd is, maar over wie we
weinig weten. Het boek van Herman Pleij, Anna Bijns, Van Antwerpen, dat ik
onthoud als “Eerst het zuur, dan het zoets” werd niet echt onder de aandacht
van het brede publiek gebracht.
Jongeren zijn wel degelijk leergierig tot slot, maar
men moet hen niet ondervoeden met simpele verhaaltjes, die ze niet eens zullen
leren, maar zowel in lessen geschiedenis als in lessen talen kan men heel wat
bereiken, zowel Nederlands als Frans, Engels, Duits… maar ook meer aandacht
voor biologie kan geen kwaad; dan is de Evolutietheorie wel van belang, doch ook
een beter beeld van het vrouwelijke en mannelijke voortplantingssysteem
verdienen aandacht, waarbij de vooruitgang van de kennis, o.m. over de
genotsbeleving en de clitoris mag toch aan de orde komen. Mens worden was ooit
het doel van onderwijs, meer mens worden en daarom mag men noch voor leerlingen
in het ASO noch aan die in TSO en BSO de kans ontnemen tot een beter inzicht in
het eigen persoontje en andere personen te verwerven, zonder dat a priori moraliserend
aan te pakken. Dat die lessen anders gegeven worden, mag niet betekenen dat men
hen, die jongeren onvoldoende parate kennis zou meegeven, want het gaat om
emancipatie en zelfbepaling. Dat kan voorkomen dat jongens en meisjes zich
laten verleiden tot vermeend heldere aannames en beknellende perfectie, die
niemand bereiken kan. Het zou ook verhelpen blind te zijn voor de natuurlijke
verschillen tussen mensen, zoals Charles Darwin als voorwaarde voor evolutie
had vooropgesteld. Maar dat is zo lastig, want groepen streven naar
eenvormigheid, waarbij rare kwieten al eens uitgesloten worden, al hebben ze
hun nut als katalysator voor de ontwikkeling van Janneke en Mieke.
Bart Haers
[i] In: Literatuur zonder
Leeftijd; Jaargang 23: Bea Ros. Heldinnen met een Beroep ‘Een soort geluk’
https://www.dbnl.org/tekst/_lit004200901_01/_lit004200901_01_0042.php
Reacties
Een reactie posten