Jongeren bezorgen geen zorgen voor morgen

 



Reflectie

 

 

Ernst des levens

Het belang van Bildung

 

 

Rik Wouters, Vrouw zittend bij het Raam,
zijn model bij uitstek, Nel Deurinckx
en echtgenote van de schilder
(MSK Gent)

Ouders dezer dagen hebben het niet gemakkelijk, hoort men wel eens, want iedereen kijkt toe, zelden in bewondering en nog minder in verwondering voor wat dat is, zo een kind zien opgroeien en merken dat het kind een jongen wordt, een meisje in het andere, vrouw dus, even goede geval. Het leven is voor die kinderen evenwel al vroeger een last, dan men zich kan inbeelden, dan men kan verantwoorden. Hoe is het toch zo anders kunnen worden? Bestond dat wel, een zorgeloze jeugd? Of is het opgroeien niet vanzelfsprekend, maar toch, er zijn er die fluitend door de dag komen?

 

Laten we wel wezen, het kind als kind is een maatschappelijk construct dat pas met de bewustwording van het menszijn zelf ontwikkeld is, het humanisme van de 15de, 16de eeuw zette het onderwijs op nieuwe  sporen, waarbij de jongeren discipline bijgebracht werd, anders dan de levensvormen in de ambachten en op het land. Laten we niet in de val trappen van de verhalen over kinderarbeid in de negentiende eeuw, want wat wij niet zien is dat voorheen kinderen vrij jong al mee genomen in de activiteiten van het gezin, waarbij kinderen geen eigen ruimte kregen. Het verbod op kinderarbeid en het instellen van de leerplicht bij wet in 1914, pas uitgevoerd in 1919 – na 30 jaar gedoe in het Belgische parlement – waren een onmiskenbare vooruitgang, maar het kind was nog altijd niet a priori een persoontje, in betere kringen wel al vlug een prins, zoals Sigmund Freud schreef, die het gezin en vooral de moeder dwong naar zijn pijpen te dansen, terwijl de meisjes minder eisen te stellen hadden. Het verschillende statuut van jongens en van meisjes blijft ook altijd wel stof voor discussie.

 

De ontwikkeling van de samenleving naar een cultuur waarin kinderen hun plaats hadden, ook beschermd werden en worden, blijft een belangrijke stap, al kan men niet altijd zeggen dat kinderen vrij van trauma’s opgroeien mochten. Nu, het beeld is opaak en we kunnen niet in die levens doordringen, ook niet van onze ouders, laat staan grootouders, dat wil zeggen, ervaringen als de komst van de Sint of de prijsuitreikingen op school, daar hebben we niet direct voeling mee. Feit is dat kinderen jongeren worden en als vanzelf een plaats krijgen toegewezen, zeker in grote gezinnen, waarbij waar nodig bescherming werd geboden, want zonder laudator temporis acti te wezen en het verleden te verheerlijken, gold dat het leven precair was, kindersterfte was nog sterk aanwezig en ook kraamsterfte was een bedreiging, vanwege ontoereikende inzichten over hygiëne in hoofde van gynaecologen. Overigens komt men er zelden toe de observatie van Desmond Morris onder ogen te zien, dat het mens worden een langzaam proces was en is.

 

Jacob van Lennep (1802 – 1868), afkomstig uit een welstellende en intellectuele familie, had als jongeman ook zijn donkere dagen gekend, als volgeling van Bilderdijk – die de predestinatieleer zeer prominent onder de aandacht bracht –, en de jonge van Lennep een duister mensbeeld aan de hand deed, die hem tot somberheid over zichzelf en den mensch dreef. Pas na de breuk met de kring rond Bilderdijk werd hij een bijna vrolijke Frans. Die sombere tijd belette hem tegelijk niet bij een adellijke vriendin een kind te verwekken. Ook na zijn huwelijk had hij nog wat affaires en verwekte hij twee kinderen bij een andere vrouw. Hun status kon min of meer geregulariseerd worden, hun lot was toch altijd nog op genade gebaseerd. De historieschrijver Jacob van Lennep laat dan ook zien dat men als volwassene wel eens lichtvaardig denken kan over het wedervaren van de eigen kinderen, laat staan die van andere. Van Lennep moest ook een zoontje ten grave dragen en merkte toen op dat het hem toch niet gemakkelijk viel, terwijl men gevoeglijk aannam, meende hij verder, dat het verlies van zo een in de knop gestorven kindje toch niet zo raken moest, want er was nog geen blijk van “hechting” zoals wij het proces benoemen. Kindersterfte was vrij algemeen maar het had grotere gevolgen dan men graag voorwenden wilde. Het was dan ook wellicht een eerder weldadig zelfbedrog, leren we ook.

 

Het is daarom van belang, als we kijken naar jongeren en kinderen vandaag, dat we aanvaarden dat ze ruimte nodig hebben om zich te ontwikkelen en tegelijk ook wel discipline meekrijgen, tijd om te leren en tijd om te spelen. Nu hebben kinderen veel speelgoed en men zou denken dat ze zich niet vervelen kunnen, maar het verlangen naar iets niet onmiddellijk invullen als ouder, kan hen ertoe brengen zichzelf uit de verveling te worstelen. Belangrijk is daarbij, zo zou men toch mogen opmerken, is dat ze op zeker ogenblik in het lezen plezier kunnen vinden. Het punt is niet er zoveel prikkels zijn, tot en met filmpjes en muziek in de smartphone, waardoor men zich inderdaad niet vervelen moet, terwijl ik onlangs een jongedame op de trein geërgerd haar oortjes zag uittrekken of minstens afzetten. Op de een of andere manier wist zij mij tot een gesprek te verleiden over lezen, boeken dan. Zij had nooit graag gelezen, omdat het moest, zegde ze, maar onlangs had ze toch een boek gevonden thuis – haar vader had een mooie bibliotheek -, maar vooral die bib van haar grootmoeder sprak haar plots wel aan. Hoe kan het, vroeg ze mij, dat zij  nooit graag met een boek betrapt werd, terwijl het haar wel aanspreekt, lezen dus. Ze haalde uit haar tas een exemplaar van Wilhelm Meisters Lehrjahre en zag dat ik het kende.

 

Ze zegde dat ze plots iets ging begrijpen van geschiedenis als het verhaal van levende mensen. In feite zocht ze dus een manier om de verveling op een aangename wijze te breken en tegelijk boeiende werelden te ontdekken. Of ze de Leerjaren een boeiend verhaal vond? Ze keek me onderzoekend aan, maar zegde toen dat ze het aarzelend was beginnen te lezen en toch al vrij snel mee in de verhalen werd gezogen. Het viel haar op dat de vrouwen niet eenduidig opduiken als bladvulling, maar op verschillende manieren hun bijdragen leveren en zelfs sterke invloed kunnen uitoefenen. Ik ried haar Couperus te lezen, ook Eline Vere, maar vooral de Boeken der Kleine Zielen en ook wel Stille kracht, omdat het voor Louis Couperus duidelijk te doen was mensen te tonen die we zouden kunnen ontmoeten, weliswaar in Artis of de Haagse Bosjes, maar toch. Wilde ze iets als rode oortjes, dan kon ze ook Een berg van Licht lezen, over de non-binaire keizer Gelegabalus, waarin de roes en ook wel de seksuele vervoering hoogtij viert.

 

Zijn dat dan mijn lievelingsboeken of gewoon de beste boeken? Daar doe ik niet meer aan, zegde ik gedecideerd, maar toch, ze staan in mijn bibliotheek, maar ook Thomas, Heinrich en Claus Mann, maar het zou lastig zijn die hele literaire canon zomaar op te sommen. Bovendien moet ik dan toch ook kunnen zeggen waarom, want zomaar zeggen dat een boek goed is, of uitstekend, helpt niemand vooruit.

 

Het is en blijft opvallend dat we aan de ene kant veel spreken over zelfzorg en veerkracht, zeker voor jongeren, maar hen geen instrumenten aanreiken om zich daartoe te bekwamen. Haar vraag wat ik vond van zelfhulpboeken, hoefde ik zelfs niet te beantwoorden, want ze zag dat ik het daar niet zozeer over wilde hebben. Nu zijn er wellicht wel goede zelfhulpboeken en -tutorials, zijn er ook wel eens mensen mee geholpen, maar vaak is de analyse van de problemen niet helemaal wat de lezer(es) zou verwachten maar voldoende om herkenbaar te zijn. Bovendien is het nog maar de vraag of we geluk, waar het altijd om gaat, wel herkennen als het komt. In Brugge wilde ze nog wel even verder praten en dus zochten we een terras waar we konden praten, want ze vond het best boeiend wat ik te berde bracht. Vooral dat ik geluk overroepen leek te vinden, kon haar wel behagen.

 

Het is niet zo dat een mens niet naar geluk zou verlangen, maar het kan nooit een stabiele omstandigheid wezen, omdat we altijd wel weer door omstandigheden uit het lood geslagen kunnen worden, omdat er zich een nieuw inzicht opdringt, naarmate we beter zicht krijgen op onze omgeving of net om we merken dat onze inzichten, die we vaak stoemelings hebben meegekregen, niet helemaal sporen. En uiteraard is er het verlangen, dat ons altijd weer op sleeptouw neemt, zelfs als we denken dat er niets meer te wensen overblijft. Geluk was nooit eenvoudig, vooral omdat we denken dat het een permanente staat van zalige onberoerbaarheid lijkt, terwijl het leven net even anders in elkaar zit, want hoewel relaties met anderen niet feilloos verlopen, vaker wel dan niet vol fricties zit, die we zelf ook altijd ontlopen of weten te vermijden, verlangen we wel dat alles altijd heerlijk voorspelbaar is en dus in een moeite vervelend wordt. Dus, aangezien we met Heraclitus kunnen zeggen dat we nooit in dezelfde rivier kunnen stappen, dan kunnen we ook nooit als dezelfde mens in die rivier stappen. Niet enkel de rivier vloeit, ook wij veranderen en a priori jongeren. 

 

Behalve de fysische groeispurt en de veranderingen van het lichaam die het soms vreemd lijkt te maken, zijn er ook de mentale processen en de toenemende kennis, die ons aangereikt worden en waar we minder dan we denken kritisch mee omspringen. Bovendien schiet die kennis wel eens te kort, omdat we soms te preuts omgaan met wat ons lichaam is voor ons en hoe we het anders gaan ervaren. Neem gewoon de toename van spierkracht en dus snelheid bij het lopen of andere bezigheden. Goed trainen kan helpen die onbeholpenheid, die we vaak bij pubers opmerken, weg te werken en nieuw meesterschap te bereiken, want jawel, als je dan begint te merken hoe snel het kan gaan, bij het tennis of zeilen, het verwerven van de handgrepen en alle coördinatie die erbij komt kijken, kan een nieuwe gelukservaring ons deel worden. Vindt u dat elitair, tennissen en zeilen? Of zelfs scoutisme? Er was een tijd dat BLOSO erop toezag dat sporten voor iedereen mogelijk zou zijn, Judo werd gepromoot, ook paardrijkampen waren mogelijk. Van initiatie tot competitief niveau, het werd gestimuleerd en jongeren die erin opgingen, deden het niet per se slecht op school wel integendeel. Nu zien we dat gemeenten hun zwembaden niet meer kunnen onderhouden en is het bedenkelijk dat schoolkinderen nog nauwelijks aan watergewenning toekomen.

 

Het ligt aan het beleid, zou men kunnen zeggen, maar het gaat veeleer om het feit dat politici aan zovele wensen denken te moeten voldoen dat het allemaal niet meer te behappen valt. Jongeren vinden het namelijk zelf wel fijn uitgedaagd te worden, niet alleen in de gym overigens, maar bijvoorbeeld met andere kunsten en dat gaat niet altijd om competitie, wel om op tijd en stond een succeservaring te beleven. De overheden, gemeentebesturen en de Vlaamse overheid zal dus daar haar prioriteiten opnieuw moeten bekijken, zodat jongeren ergens wel een succesverhaal kunnen schrijven. In deze samenhang zijn de onderwijsdebatten in het Vlaams Parlement desastreus: of het gaat over hongerige, armlastige kinderen, waarvoor men warme maaltijden zou moeten aanrichten dan wel over het falen van de bloedjes, terwijl men hoopt dat alle kinderen doctor in de theoretische natuurkunde worden, maar geen jongeren met hun handen leren werken. Ook dat vergt overigens verstand en inzicht. Over het belang van sporten is men het eens, maar de ouders moeten wel wat inbrengen, terwijl het belang van kunstonderwijs helemaal niet op een consensus kan rekenen, bizar genoeg, terwijl dat ook jongeren kan helpen hun pad te vinden.

 

Echter, de verplichtingen die op vzw’s rusten, om fraude – oh die verfoeilijke neiging – te voorkomen, wegen zwaar op bonafide sportverenigingen, vaak vzw’s. In plaats van zich dan ertoe te bepalen de fraude aan te pakken, wil men iedereen treffen, zogenaamd om de fraude te voorkomen. Ook de strijd tegen het middenveld om de macht opnieuw bij de politiek te leggen, heeft voor het jeugdwerk en het sportbeleid nogal wat kwalijke gevolgen, omdat men dan wel jeugdraden en zo installeert, maar er niet in slaagt de werkzaamheden van die raden een meer publiek bestaan te geven, terwijl bovendien vaak genoeg blijkt dat de voorttrekkers zich ideologisch links van het centrum bevinden. Het probleem is niet dat politici in gemeenteraden en andere niveaus niet zouden luisteren, maar dat de idee bestaat dat jongeren het als springplank zouden gebruiken. Uiteindelijk  moet men toch vooral preventief optreden en hangjongeren uit de stadscentra verdrijven. Het middenveld is in een democratie, met vrijheid van vereniging ingeschreven in de grondwet moeilijk te vermijden en hoewel burgers nu wel vaker in feitelijke vereniging hun belangen willen verdedigen, zijn de middenveldorganisaties wel nodig, alleen hebben ze al eens hun bestaansreden uit het oog verloren.

 

Nu, veel jongeren hebben geen interesse voor dat gepolitiseerde jeugdwerk en dat kan men hen niet kwalijk nemen, bovendien, zo vernam ik, zijn veel activistische jongeren ook nog eens in die mate gericht op hun eigen belangstellingssfeer, milieu, gender, misschien nog eens een enkeling die zich voor een rechtvaardiger samenleving in wil zetten, dat jongeren daar niet zo gauw bij willen horen. Het meisje dat ik ontmoette op de trein vertelde dat ze als scholiere eerst wat blind mee gaan ijveren was voor aanvaarding van homoseksualiteit, omdat haar vriendinnen daar nogal mee bezig waren, tot enkele van hen dan toch een vriendje kregen en plots homofoob gedrag aan de dag gingen leggen. Zelf wist ze het nog altijd niet zeker, maar ze maakte er zich geen zorgen meer over, vooral niet omdat ze vond dat als ze met een meisje zou zoenen, daarom nog niet als lesbisch uit de kast zou komen. Want tjee, als je seks hebt, heb je toch nog niet per se een relatie, en je kan verliefd worden zonder onmiddellijk…

 

Ten afscheid vernam ik nog dat jongeren niet per se de toekomst duister vinden, maar wel onzeker zijn over hun eigen plaats in het plaatje. De grote filosofische vragen, zo hoorde ik ook nog, helpen niet altijd, al kunnen ze iemand wel enige tijd meeslepen. Ik ried haar Schelling aan, over het wezen van de menselijke vrijheid, omdat die filosoof de relatie tussen vrijheid en het kwade uitwerkte, waarbij het duidelijk is dat de vrijheid beperken niet per se tot minder geweld aanleiding zou geven. Overigens spraken we dan toch maar nog eens af, om verder te babbelen, want een beetje leraar zijn, zit er bij mij toch ingebakken.

 

Het gaat erom dat jongeren beseffen dat ze wel eens door zeven sloten tegelijk zwemmen en tegelijk nog niet hoeven te weten wanneer het echt ernst is, maar ook dat hun spel ernstig kan zijn, moet zijn. Op het moment dat jongeren die voorheen met 14 van school gingen ook tot 18 jaar op de banken moeten blijven zitten, veranderde er veel in hun perspectieven en levensloop. Dat vernam ik dan ook bij onze volgende ontmoeting, op het Simon Stevinplein, waar we een wijntje dronken en nadachten over waarom men van jongeren zo graag het donkere vertellen zal, leraren v/m misschien niet, toch minder dan mensen die zelden met jongeren te maken krijgen. Want zelfs als het slecht lijkt te gaan, schijnt te zon. Bovendien, hoorde ik, nog eens, dat wie met kleine kwaaltjes naar de dokter gaat, of naar de psycholoog, tijd afneemt van mensen die wel hulp nodig hebben. Op school had ze ooit eens de woede van de jongens in de klas over zich heen gekregen omdat ze had gesteld dat als ze de pil niet wilde nemen, ze daar haar redenen voor kon hebben, maar dat niemand haar ook tot seks kon verleiden als zij het niet wilde. De jongens, zegde ze, hadden de idee meegekregen dat meisjes sowieso de pil nemen en dus geen seks kunnen weigeren. Ze wilden wel weten welke beletselen zij zag – ze glimlachte bij dat woord – om de pil dan maar liever niet te nemen, maar dat zij dit niet zomaar in de klasgroep hoefde te vertellen, omdat het medische of andere redenen kunnen zijn, namen ze slechts schoorvoetend aan. De meisjes zegden na de les dat ze gelijk had, maar hadden er zelf niet voor willen uitkomen. Ook dat ze wel eens liever niet wilden, konden ze niet zomaar te berde brengen en al zeker niet in groep. Maar ook enkele jongens zegden later wel eens dat ze gelijk had, maar dat ze zozeer verplicht waren te presteren, terwijl ze elkaar vooral wijs maakten hoe vaak ze hun ding (bijna) deden. De enige plaats waar er niet te presteren valt? De klas, de school, dat was toen wel de idee, zegde ze en nu lijkt dat nog erger te zijn geworden, net de plaats waar niet presteren hoog op de agenda staat, maar wie het slim speelt, doet cool, maar werkt toch voldoende om te  slagen. Wil je iets bereiken, dan moet je er toch wel mee bezig zijn, zoals wie in de sport iets wil bereiken. Maar onder elkaar en vanwege volwassenen worden strebers al eens belachelijk gemaakt. Maar, zo besluit ze, wat moest ik met mijn tijd? Okay, viool spelen is al een tijd vergende bezigheid, want tijd rooft het musiceren niet, terwijl er ook nog andere bezigheden waren, zoals toneel spelen en zelfs het koor, waar ze graag heen ging.

 

Ik besloot, ietwat bot, dat ze misschien niet het typische meisje anno 2023 moet heten, maar ze kon er toch om lachen, maar ze zegde dat ze thuis gezien had dat studeren best prettig kan zijn, een nieuw inzicht verwerven, een wiskundeoefening goed afwerken, dat doet goed. Ook vrienden, jongens begrepen dat ook en dus ontstond, zo merkten ze, een soort hypocrisie die ze net de ouderen, de ouders verweten. Maar misschien is het ook wel een amusante hypocrisie, waar ze niet wakker van wilde liggen. De ontdekking van het leven, zo bedachten we na nog een lange gedachtewisseling, is wel de moeite waard, maar soms horen we van iemand die de weg vroegtijdig afsluit en niet meer bereid is de tocht verder te zetten. Maar, klonk het, je kan geen algemene regel schrijven over wat goed leven is, want de omstandigheden, weet je wel. Daar kon ik wel in meegaan, want dat is uiteindelijk wat moraal zo moeilijk maakt en waarom we omwille van onze gemakzucht net liever duidelijke vuistregeltjes bij de hand hebben.

 

Jongeren hebben het niet slecht dezer dagen, zoals onderzoek aantoont, maar het leven is ook vandaag niet voor iedereen een wandeling door het park, omdat de omstandigheden lastig kunnen zijn. Hoewel films al eens iets kunnen vertellen over een jongen dat uiteindelijk toch een warm nest vindt, zoals Kruimeltje, het verhaal van Chris van Abcoude, Remi in de roman Alleen op de wereld van Hector Malot en dan is er nog Theo Thijssen die ons Kees de jongen schonk. Maar weinig boeken over meisjes? Prinsesjes genoeg zou men kunnen zeggen, maar weinig romans waarin jonge vrouwen ten tonele gevoerd worden die hun weg door het leven zoeken en vinden. Er zijn er nochtans wel, Bildungsromans voor meisjes – uit het interbellum blijkbaar[i] - waarin de bestemming van die meisjes vooral (net niet) bestaat in het vinden van een geschikte vent, die hen bescherming en voldoende luxe kan bieden, terwijl het toch evident, meer nog in Vlaanderen dan in Nederland is dat vrouwen werken en volop deelnemen aan het maatschappelijke leven, een goede opleiding kunnen krijgen, maar vaak zoeken naar een kompas. Maar is het zo leuk te verlangen naar een baan als secretaresje? Nu ja, jongens konden lezen over Scheepsmaat Woeltje, die uiteindelijk na stuurmansexamen te hebben gedaan schipper/kapitein en zelfs vice-admiraal kon worden.

 

Zo een gesprekken voer ik wel graag, de jongedame vond het ook prettig te kunnen praten over zaken, die doorgaans besmuikt ter sprake komen. Toen ik haar vertelde dat ik nog op een 8 maart, Wereldvrouwendag, in Brussel een wandeling/rondleiding had gegeven rond en omtrent vrouwen in het stadsleven, vond dat ze net zo bijzonder als de dames in het gezelschap. Maar het blijft wel zo dat die blinde vlek in het beeld van de geschiedenis, waarin vrouwen als vanzelf in hun ondergeschikte rol geduwd worden, negeren een uiting van gemakzucht moet heten, want de “mannengeschiedenis” is algemeen bekend, enfin, we halen er de vergulde pagina’s uit, terwijl die andere net interessanter zijn. Maar gezien de plaats van vrouwen in de geschiedenis en omdat de relaties tussen mannen en vrouwen niet altijd het niveau van onderbroekenlol of deurencomedia overstijgen kunnen, is het wel van belang dat we een beter beeld krijgen van het verleden waarin net vrouwen een grote rol spelen. De brievenverzamelingen, bijvoorbeeld van Willem van Oranje of Hendrik IV kunnen helpen daar meer zicht op te krijgen. Maar we hoeven niet enkel naar de vrouwen uit de elite te staren, maar kunnen ook bijvoorbeeld Anna Beins in herinnering roepen, naar wie een zaal in het Vlaams Parlement vernoemd is, maar over wie we weinig weten. Het boek van Herman Pleij, Anna Bijns, Van Antwerpen, dat ik onthoud als “Eerst het zuur, dan het zoets” werd niet echt onder de aandacht van het brede publiek gebracht.

 

Jongeren zijn wel degelijk leergierig tot slot, maar men moet hen niet ondervoeden met simpele verhaaltjes, die ze niet eens zullen leren, maar zowel in lessen geschiedenis als in lessen talen kan men heel wat bereiken, zowel Nederlands als Frans, Engels, Duits… maar ook meer aandacht voor biologie kan geen kwaad; dan is de Evolutietheorie wel van belang, doch ook een beter beeld van het vrouwelijke en mannelijke voortplantingssysteem verdienen aandacht, waarbij de vooruitgang van de kennis, o.m. over de genotsbeleving en de clitoris mag toch aan de orde komen. Mens worden was ooit het doel van onderwijs, meer mens worden en daarom mag men noch voor leerlingen in het ASO noch aan die in TSO en BSO de kans ontnemen tot een beter inzicht in het eigen persoontje en andere personen te verwerven, zonder dat a priori moraliserend aan te pakken. Dat die lessen anders gegeven worden, mag niet betekenen dat men hen, die jongeren onvoldoende parate kennis zou meegeven, want het gaat om emancipatie en zelfbepaling. Dat kan voorkomen dat jongens en meisjes zich laten verleiden tot vermeend heldere aannames en beknellende perfectie, die niemand bereiken kan. Het zou ook verhelpen blind te zijn voor de natuurlijke verschillen tussen mensen, zoals Charles Darwin als voorwaarde voor evolutie had vooropgesteld. Maar dat is zo lastig, want groepen streven naar eenvormigheid, waarbij rare kwieten al eens uitgesloten worden, al hebben ze hun nut als katalysator voor de ontwikkeling van Janneke en Mieke.

 

Bart Haers

 

 



[i] In: Literatuur zonder Leeftijd; Jaargang 23: Bea Ros. Heldinnen met een Beroep ‘Een soort geluk’

https://www.dbnl.org/tekst/_lit004200901_01/_lit004200901_01_0042.php

Reacties

Populaire posts