Politiek en burgers, hoeveel wantrouwen is gewettigd?

 



Dezer Dagen

 

 


Wantrouwen én Razernij

             Niets nieuws onder de zon?

 

 


Johan Rudolph Thorbecke, portret uit 1852
door Johan Heinrich Neuman
(Rijksmuseum)
De levensloop van deze man, die ook
in Gent aan de Universiteit doceerde
blijft inspireren, omtrent staatsrecht
en onderwijsbeleid, naast andere domeinen. 

De politieke wereld, vooral de traditionele ofwel centrumpartijen zakken onder de ondergrens wat electorale voorkeuren betreft. Nu kan man zeggen dat ze het zelf gezocht hebben, maar dat klopt niet, want het ressentiment bestaat al langer en laaft zich niet enkel aan uitspraken van politici. Het politieke debat zelf lijkt niet altijd meer te sporen met de observeerbare werkelijkheid. Zijn alle vormen van ressentiment dan gebaseerd op foute inschattingen?

 

In de reeks “1985” wordt een donker tijdgewricht getoond, waarin mensen ten onder gaan aan cynische machtsmensen, maar die staan deels buiten de politiek. Er waren inderdaad de zware aanslagen zoals op de Delhaize in Aalst, op een van de drukste momenten in de week. Maar de jaren 1980 waren volgens eerder progressieve mensen ook de loden jaren, met Tatcher en Reagan en in België een gigantische worsteling van Rooms-Blauw om de staat terug op de sporen te krijgen en het budget niet langer te laten ontsporen. Het was voor de goede orde ook op het Europese niveau een belangrijke periode, met onder meer het in werking treden van Schengen – vrij verkeer van mensen – en de Eenheidsacte, waardoor goederen en diensten vrij kunnen circuleren in Europa. Grensposten in een dorp als Sint-Margriete verdwenen en ook op de autoweg in Menen verviel het douanegebouw tot een ruïne. Wie al eens reisde, kon dat binnen de EG, later de EU vrij en vrolijk. Ook zou het vliegverkeer binnen Europa snel toenemen en was een verblijf in Sicilië best doenbaar. Zelf heb ik de jaren 1980 geen constante druk gevoeld en al zeker geen loden last, al was ik wel op de hoogte van wat er gaande was, van de activiteiten van terroristen, zoals de aanslag in het treinstation in Bologna tot dus de gebeurtenissen in Aalst en de aanslagen van de CCC.

 

Nog eens, men vreesde verrechtsing van de samenleving en links had er geen antwoord op. Na het Heizeldrama, waar 39 voetbalsupporters onder de voet werden gelopen en nog 400 gewonden vielen voor een Uefacup van Landskampioenen tussen Liverpool en Juventus,  weigerde de minister van binnenlandse Zaken wel af te treden, wat enige onrust veroorzaakte, maar politiek werd in die periode een en ander geregeld, al had de regering er niet altijd verdienste aan, zoals het feit dat de ergste gevolgen van de crisis stilaan tot verleden behoorden, dankzij de scherpe daling van de olieprijzen. De Vredesbetogingen tegen de plaatsing van middenlange afstandsraketten werden uitgebreid besproken in de media, wie zich op de lijn van Helmut Schmitt plaatste – al voelde die zich naderhand belazerd – kreeg geen genade. En hoe of we Glasnost en Perestroika moesten opvatten, dat lag pas moeilijk en we leken er de draagwijdte maar niet van te bevatten. Uiteindelijk verdween de Sovjet-Unie en werd Europa een grote economische macht van 500 miljoen consumenten, nadat in 2004 voormalige satellietstaten als Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije en andere landen tot de EU toetraden. Maar in feite leek die toetreding een ondergeschoven kindje te zijn, waarover in het oude Europa weinig gesproken was.

 

Nog steeds hebben we relatief weinig zicht op wat er leeft in Polen en de andere voormalige landen van het Pact van Warschau, waardoor de strijdige visies op wat menselijke relaties aangaat steeds weer zorgen voor dovemansgesprekken. Aangezien in onze publieke opinie de consensus heerst over de rechten van de LGBTQ+ gemeenschap, kan men niet zonder odium gaan nadenken over waarom dat in Polen en Hongarije zo moeilijk ligt, al zitten er ook prominenten aan de knoppen die bij nader toezien zelf niet vies zijn van wat ze volgens hun consensus moeten afwijzen. Homofobie kan men hier niet accepteren, maar toch zijn er die dat besmuikt weten aan te dragen, mensen van extreem rechts. Maar hun bondgenoten in deze zijn net mensen die ze afwijzen, vanwege hun geloof, moslims dus, al zal men dat uiteraard niet veralgemenen, want er zijn ook moslims die zich LGBTQ+ outen, met excommunicatie als gevolg.

 

Om maar te zeggen, wie eenvoudige schema’s hanteert, merkt niet of onvoldoende dat een coherent discours voeren niet voor de hand ligt, want men botst sneller dan vermoed op tegenspraak en onmogelijkheden. Het feit dat we ons moeten afvragen of een samenleving homogeen moet zijn, maar zelf wel graag zouden emigreren naar Canada of Nieuw-Zeeland, zorgt uiteraard voor ongemak, want wat betekent dat, een homogene samenleving? Wie nog een vage herinnering heeft aan het Rijke Roomsche Leven en de homogene, Vlaamse Katholieke Samenleving, zal dan toch wel even opkijken, want dat was heus niet zo homogeen, al werd, zeker in de jaren vijftig nog geprobeerd de kerk als gezagvolle instelling haar macht terug te geven, terwijl de burgers misschien nog wel ritueel het geloofsleven volgen, maar in meerdere opzichten de voorschriften, ook over seksualiteit stilletjes terzijde schuiven. Na Vaticanum II verdwijnt de kerk in een periode van vijftig jaar uit het midden van het dorp en verliest alle gezag en wellicht ligt dat niet per se aan figuren als Vangheluwe, maar veeleer aan de onmogelijke eisen over het huwelijk en de onbreekbaarheid ervan, over verantwoord ouderschap en wat al niet meer. Tegelijk heeft de almacht van het katholieke middenveld, zeker in het onderwijs, de gezondheidszorg en zorg voor allerlei groepen, zoals mensen met een beperking of mensen die lijden onder een Ernstige Psychiatrische Aandoening (EPA) ook onverwachte gevolgen. De afgelopen jaren was er dan ook ongenoegen omdat voor mensen met een onbehandelbaar gebleken EPA geen euthanasie mogelijk zou zijn, terwijl er inderdaad mensen zijn die ondraaglijk psychisch lijden. Binnen de Broeders van Liefde kwam het dan ook tot een schisma, enfin de Provincie België van deze orde, zeer begaan met de verstrekking van psychiatrische zorgen werd door de Algemeen Overste, zelf een Vlaming, ontzegd zich nog langer katholiek te noemen. Dat had dan weer gevolgen voor het personeel en vooral het patrimonium, schreef men in de media. Recent is die Algemeen Overste wel opzij geschoven, onder het toeziend oog van de Paus.

 

Dat Vlaanderen niet langer homogeen katholiek kan heten, is geen nieuws, dat we onder ogen moeten zien dat onze samenleving in meerdere opzichten niet meer homogeen is, stemt nogal wat mensen bevreesd, terwijl het in wezen een gevolg is van de arbeidsmigratie van 60 jaar geleden en dat er zich wel degelijk processen van integratie voordoen, die wel slagen, maar doorgaans verborgen blijven. Waar het niet slaagt, ziet men weer veel gedoe en juist die falende integratie krijgt veel aandacht en wordt veralgemeend, juist door mensen die een betere integratie voorstaan. De breuk in de samenleving, onder Vlaamse Burgers wordt verder uitgediept, want wie de integratie afwijst, kan niet om met allerlei maatregelen die dat proces moet bevorderen, terwijl wie net dolblij is met de superdiversiteit zich niet veel gelegen laat aan integratie, want mensen moeten toch authentiek kunnen zijn wie men is. Zou dat nu het samenleven bevorderen? Allicht niet, maar zoals Fernando Savater opmerkt, kan men niet samenleven als men niet om het lot van anderen, ook als men die niet kent, bekommerd is. Maar er zijn uiteraard ook instellingen van sociale zorg tot onderwijs, die helpen en mensen op weg naar integratie helpen. Nu ja, met lijkt geen verband (meer) te zien tussen integratie en ontvoogding, toch het verlichtingsideaal bij uitstek.

 

Een democratie erkent nu eenmaal het verschil tussen mensen, verschillende talenten, verschillende esthetische smaak en uiteraard ook verschillende interesses. Tegelijk erkent men ook dat niet iedereen dezelfde doelen  nastreeft en al zeker dat naarmate de leeftijd toeneemt, de wensen en verlangens veranderen. Dat maakt dat een samenleving – a priori dus niet homogeen – ook nooit aan al die onderscheiden wensen tegemoet kan komen. Sinds Karl Marx en Frederic Engels hun communistisch manifest uitgaven, kwam er, enigszins in het spoor van Rousseau en vooral Maximilien de Robespierre een maatschappijvisie tot stand die een totaalantwoord leek te bieden en dus ook de onmogelijkheid suggereerde van alternatieve inzichten, andere ideologieën. Dat er binnen het marxisme ook nog wel enkele conflicten gewoed hebben, waarbij onder meer Trotski finaal het hoofd moest buigen en het toch verloor, behoort niet tot de algemene kennis maar in de jaren zestig herleefde diens visie toch in Europa en de VSA onder jonge intellectuelen. Het bleef evenwel een minderheidsstrekking, zeker omdat het communisme in de jaren zeventig geleidelijk wegdeemsterde, de vorm aannemend van Eurocommunisme, waarna meerdere partijen, zelfs in Italië en ook Frankrijk hun geloofwaardigheid verloren, door toedoen van andere linkse politici, zoals François Mitterrand. Dan zijn er nog schrijvers als Karel van het Reve, die opgevoed waren in de leer van Marx, maar er openlijk en met argumenten afstand van namen. Anderen, zoals Rik Torfs opmerkte, gingen in stilte terug nar de opvattingen van de ouden, zonder een synthese te bereiken. Overigens ontstond het neo-conservativsme in de VS uit de rancune van ontgoochelde marxisten, zoals Leo Strauss, naar men zegt, maar Strauss was nu net een filosoof pur sang, die wel nadacht over de werken van filosofen, die echt bijzonder waren, zoals Plato of Martin Heidegger. Strauss meende ook dat men van politici mag verwachten dat ze een stabiele samenleving waarborgen. Hij meende ook, merkwaardig genoeg, dat politici tot taak hebben sterke en inspirerende mythes te creëren, die niet noodzakelijkerwijze Waarheidsgetrouw zijn, maar wel de noodzakelijke illusies bieden om de maatschappij bijeen te houden.

 

Streven ideologieën naar suprematie, dan kan de democratie daar natuurlijk niet langdurig mee om, maar burgers lijken er wel nood aan te hebben, aan die illusies. De centrumpartijen zoeken vergeefs naar een balans tussen uitbouwen van de machtsbasis en de acceptatie dat met niet op alle vragen een antwoord heeft. Vooral de niet gestelde vragen blijken vaak genoeg neteliger om mee om te gaan dan wat evident een probleem lijkt. Cruciaal lijkt hier dat aan de orde wat Strauss te berde bracht, namelijk dat men van politici/politieke partijen geen illusies meer verdraagt, maar wel accepteert – zo lijkt het – dat populisten klinkklare leugens te berde brengen.

 

Daarom is het bij nader toezien ook niet vreemd dat een aanzienlijk deel van het electoraat een sterk leider v/m (?) zou wensen die al die problemen zou kunnen aanpakken. Het verhaal van de energietransitie laat zien dat dit onwenselijk is, want wie die sterke leider ook zou zijn, man of vrouw, dan nog is onduidelijk hoe die omringd zou zijn door raadgevers, want noodzakelijk aangezien niemand bij machte is het geheel der samenleving te overzien, laat staan eenduidige antwoorden te bedenken op kwesties die al eens tegenstrijdige benaderingen en elkaar uitsluitende oplossingen opleveren. En ja, zou men rond die energietransitie bruikbare illusies kunnen presenteren, met de waarheid kunnen we overigens ook niet overweg. Overigens, ook bedrijfsleiders komen al eens in de fuik van een eenduidige visie terecht, waarbij ze geen oog hebben voor de blinde vlek, waardoor wat op papier of op het scherm geschikt lijkt, finaal funest uitpakt. Men kan dan wel zeggen dat het zorgwekkend is dat zoveel mensen voor een sterke leider blijken te opteren, men kan maar beter de illusie wegnemen dat zo een unieke leider alles kan oplossen. Aan de keerzijde moet men er zich wel rekenschap van geven dat een democratisch bestuur, waarbij meerdere uitgangspunten en concurrerende oplossingen tegen elkaar worden afgewogen, ook niet altijd bij machte is de beste oplossing te bieden, wel dat bij de afwegingen verschillende randvoorwaarden in beeld komen. Maar het is wel aan de media daarvoor zorg te dragen, dat men de voor- en nadelen van een oplossing onder de aandacht brengt. De keerzijde laat ook zien dat in een democratie de besluitvorming geleidelijk meer transparant is geworden, waarbij men niet veel meer in de achterkamertjes kan houden, ook al wordt dat dan zo afgesproken, zoals de beruchte atomaschriftjes laten zien, want vroeg of laat lekken die uit.

 

Ook hebben we mogen ondervinden dat politici niet langer de autoriteit van hun ambt, van parlementslid, minister of premier kunnen waarmaken. Soms staat er dan een Talleyrand achter de voorzitterszetel, soms lijkt de chef een windhaan die nu eens deze aanhoort en dan weer de andere, omdat men denkt dat het leuke dingen zijn voor de mensen. Omgekeerd stelt men ook vast dat we graag gaan onderzoeken wat een overheidsinitiatief ons zal kosten, maar de effectiviteit van maatregelen, dat blijkt moeilijk te onderzoeken. Het is makkelijker nieuwe “draconische” maatregelen te nemen dan de bestaande wet- en regelgeving naar behoren uit te voeren dan wel te handhaven.

 

Bovendien stuurt men op het oog het ambtelijk apparaat niet altijd uit vanuit de politiek bestel, maar heeft het ambtelijk apparaat het initiatief en de leiding over de uitvoering, zoals bij beleid voorbereidende werkzaamheden. Het probleem is dat daarom politici een eigen hofhouding wilden, die ze kan vertrouwen, de uitgebreide kabinetten, terwijl die ambtenaren ook betaald moeten worden. De vraag is dus wat we met het ambtelijk apparaat voorhebben, dat sinds WO II ook nog eens exponentieel is toegenomen in personeel en ook wel in werkzaamheden. Het blijkt bijzonder moeilijk een valabele statistiek te vinden van het aantal ambtenaren en nog minder van het hogere en topkader van de ambtenarij. Hoewel noodzakelijk om het door de politiek vastgelegde beleid handen en voeten te geven, is niet altijd duidelijk of en hoe die uitvoering echt vorm krijgt, omdat het parlement zelden overgaat tot evaluatie van het beleid, tenzij bij rampen en ongelukken. Maar dan komt men vanzelf uit bij de Parlementaire Onderzoekscommissie. Pieter Omtzigt laat zien hoe men met stelselmatig indienen van schriftelijke vragen en het stellen van vragen in commissies en in de plenaire vergaderingen discfuncties van het beleid bloot kan leggen, zoals bleek bij het ontslag van Rutte III, maar ook de nazorg liet hij niet slabakken, vooral omdat het uitvoeren van de afgesproken herstelmaatregelen voor de getroffen ouders, door het ministerie van Financiën op allerlei hindernissen bleek te botsen, maar het blijkt moeilijk, aldus parlementairen als Omtzigt er een accuraat zicht op te krijgen. Nochtans is verantwoording vanwege de overheid, dus ook het ambtelijk apparaat noodzakelijk, al blijkt het moeilijk dat gegeven te verzoenen met het koesteren van bedrijfsgeheimen, arcana imperii. In het Nederlandse politieke bestel biedt de brief aan de kamer op verzoek van Kamerleden een effectief middel om de werking van administraties en de behandeling van opgeworpen kwesties te evalueren, maar het instrument lijkt eerder bot te zijn geworden.

 

In het politieke bedrijf komt de term “Arcana Imperii” nog zelden aan bod, tenzij om publieke geheimen aan de orde te stellen, zelden om disfunctie van het bestuur te onderzoeken. Het Nederlandse voorbeeld van de Toeslagenaffaire laat zien dat de administratie van financiën en die van sociale zaken elkaar afdekten en erin slaagden, met akkoord van de ministers om slechts gedeeltelijk beschikbare stukken te presenteren aan het parlement, waarbij vaak hele bladzijden gelakt waren, onleesbaar gemaakt. Alleen al de intentie het wezenlijke van de handelingen van het betrokken ministerie niet kenbaar te maken, was voor de regeringspartijen geen afdoende reden om de zaak zelf te onderzoeken, op Omtzigt na, terwijl ook vooral Renske Leijten van de SP het veldwerk hielp verrichten. Men moet dus wel opletten als politici beloven de onderste steen boven te halen. De Wet Openbaarheid van Bestuur, dat leidde tot het werkwoord Wobben, niet tot het vleesgeworden antiwobben, Wobke Hoekstra, brengt overigens ook vaak geen soelaas voor de journalisten die de zaken werkelijk willen onderzoeken. Het gevolg is dat zoals in de Britse reeks Yes Minister! alleen de hoge ambtenaren nog weten wat er werkelijk speelt. Het roept ook de vraag op in welk spel de politici, Kamerleden een rol opnemen als Jan Klaassen en bereid zijn zich met een kluitje in het riet te laten voeren. Toch kan men er niet onderuit, zoals ook Leo Strauss bedacht had, dat de overheid over ruimte moet beschikken, de arcana imperii, de staatsgeheimen voor zich te houden, als het al nuttige illusies blijken, want daarover verschillen de meningen vaak genoeg.

 

Tegelijk moeten we ook vaststellen dat veel informatie wel degelijk beschikbaar is, of beter, dat men kan gaan zoeken, waar bepaalde handelingen van de overheid mis gaan. Daar ligt ook het precaire domein waar we goede bedoelingen en kwalijke intenties moeten scheiden, of althans proberen. Het punt is dat wat op enig moment met de beste bedoelingen als wet is uitgevaardigd, door slijtage en verandering der tijden een nefaste uitwerking kan krijgen. De bedoeling van de regeringen na 1989 om te besparen op defensie, kan men begrijpen in een tijd van geopolitieke omwentelingen, waarbij ook de kostelijke massarekrutering, de legerdienst – verplicht maar met vele uitzonderingen – werd afgevoerd, waarbij ook de kazernes van den ABL (Armée Belge-Belgisch Leger) in Duitsland na de Hereniging werden opgegeven. Echter, hoewel men niet kon voorzien welke vorm het zou aannemen, was het voorspelbaar dat er nieuwe spanningsvelden  zouden ontstaan. Wie in 1991 tot voorzichtigheid aanmaande wat het te innen vredesdividend betreft – wie het uitkeren zou is onduidelijk – kan maar moeilijk helderziendheid of profetische gaven toegeschreven worden, maar het valt op dat de afschaffing van de legerdienst, laat staan de ernstige verminderingen van het defensiebudget bij de bevolking, burgers enige vreugdekreet heeft ontlokt, laat staan dat dit beduidende verschuivingen in het kiesgedrag zou veroorzaakt hebben. Wel integendeel, de grote winnaars op 24 november 1991 was het toenmalige Vlaams Blok, tot grote ontsteltenis van de traditionele partijen en de weldenkende burgers, vooral de linkse kringen. De redenen voor dat volgens politieke kringen recalcitrante, ondankbare kiesgedrag in Vlaanderen had onder meer te maken met een aantal (snelle) veranderingen in de samenleving, zoals de toename van het aantal nieuwkomers of migranten. Zoals men kon vaststellen was de integratie van die groepen moeilijk en concurreerden ze op de huizenmarkt, maar wellicht minder op de arbeidsmarkt, vanwege het verschil in scholingsgraad. Alleen was dat allesbehalve evident en konden partijen die onrust wel als lokkertjes naar het publiek werpen.

 

Achteraf waren de pogingen om het vermeende feilen van de democratie te remediëren zoals het dichten van de kloof tussen burger en politiek een maat voor niets, net omdat die kloof er om meerdere redenen altijd  wel zal zijn. Immers, wie te maken krijgt met besluitvorming en zich moet inwerken in dossiers, over volksgezondheid, over onderwijs of veiligheid en rechtsbedeling zal merken dat tafelspringen niet bijdragen aan de geloofwaardigheid. Ten tijde van de affaire Dutroux werd gesproken over het herinvoeren van de doodstraf – pas kort voordien, per 11 juli 1996 was de doodstraf uit het wetboek van strafrecht geschrapt terwijl het verhaal van de verdwenen meisjes – waarvan er twee gevonden werden, levend en wel, begon op 15 augustus, waarbij de vraag gesteld moet worden of een terechtstelling iets aan de gepleegde misdaden veranderen kan. Of het dan een vorm van rechtvaardigheid is, dat een dader zoals al Dutroux nog vrij kan komen, na bijna dertig jaar hechtenis? Het valt moeilijker te staven, maar zorgt wel voor ongemak in de samenleving. Het komt de rechter en alleen de rechter toe, na uitgebreide waarheidsvinding tot een passend verdict te komen, eventueel kan er dan nog in beroep anders geoordeeld worden of kan cassatie tot verbreking overgaan, om procedurele redenen. Toch zien we dat burgers zeer veel ongenoegen menen te moeten uitdragen over de werking van justitie. De termijnen om stap na te stap te kunnen zetten, niet alleen in criminele zaken maar ook in burgerlijke zaken kunnen door traineren van de partijen ergernis wekken, maar komt er een oplossing, wint de “sterkste” partij dan altijd, bijvoorbeeld een werkgever? Een verzekeringsmaatschappij dan wel de fiscus? Lang niet altijd en het zou vermoedelijk meer dan monnikenwerk  vergen om daar eens een overzicht te krijgen. En de politierechter dan? Ook daar blijkt men oor te hebben naar redelijke argumenten, maar tegelijk zal men onweerlegbare inbreuken wel degelijk als zodanig ook behandelen. Soms krijgt men de indruk – hoor ik wel eens – dat de politierechter voorbeelden wil stellen. Het belangrijkste blijkt te zijn dat de advocaat, vergoed door de verzekeraar – Rechtsbijstandsverzekering – wel eens voor traineren kiest om de cliënt het minste nadeel te bezorgen. Maar ook daar, zeker bij ongevallen, blijkt de rechtsspraak uit te lopen op een faire uitspraak. Het verhaal van strenge politierechters ontslaat hen niet van de naleving van de wetgeving. Toch zou het goed zijn mocht men aantal zaken voor de verschillende politierechtbanken tegen het licht houden, om te zien of er daadwerkelijk verschillen zijn. Indrukken, zoals de bovenstaande, volstaan immers niet, noch om te beweren dat het allemaal niet fair loopt of net wel.

 

Vind ik dat men de overheid kritisch moet bejegenen? Helemaal en dan bedenken we wel dat dit niet altijd eenvoudig is. Maar politieke partijen stellen doelen, zoals bijvoorbeeld de fiscus hanteren als instrument om de meerwaardecreatie in het land beter te verdelen, maar burgers hebben de indruk dat ze te zwaar belast worden, linksom of rechtsom, op arbeid dan wel uit  inkomen uit vermogens. Na WO II kwam er een periode, ook in de VS, waarbij hoge inkomsten uit arbeid naarmate die hoger uitvallen hoger belast werden, tot 70%, maar in de jaren 1970 was men dat in twijfel gaan trekken want ook niet zo rechtvaardig, wellicht ook omdat meer mensen zo zwaar belast werden, terwijl de vermogens altijd wel minder zwaar belast werden en naarmate de grenzen opengingen, kon het kapitaal gemakkelijk stromen. Vergeten we niet in Frankrijk het verplaatsen van het kapitaal naar het buitenland na de oorlog een lastige zaak was, omdat het land nog vrij mercantilistisch redeneerde en Charles de Gaulle zou er ook geen graten in zien; Liberalen die het vrij verkeer van kapitaal bepleiten moesten wachten tot Jacques Delors in de jaren ’80 deze regelgeving in Europa wist te bereiken, maar juist Frankrijk zou er nog wel eens vragen over stellen. Maar het was de voorwaarde om van de EG ook een financiële unie zou maken.

 

Meteen is duidelijk dat beleid niet zomaar tot stand komt, maar ook dat beleid vele facetten heeft, waarvan we niet altijd weten of de uitkomsten zullen brengen wat we ervan verwachten. Daarom kan men met Paul Frissen maar beter proberen de rol van de staat goed in beeld te hebben en ongewenste neveneffecten zo gauw mogelijk wegwerken, zo gauw als mogelijk nadat de ongewenste neveneffecten aan het licht zijn gekomen. Maar we zien dat toch voortdurend gebeuren, omdat in het vuur van de discussie naast argumenten pro domo sua ook wel eens feitelijke inzichten aan de orde komen. Als er dan politici zijn die menen dat ze het moeten hebben over de grondwet en de uitvoering ervan, dan valt het geraas voor even stil. Men hoeft het niet helemaal met Pieter Omtzigt eens te zijn, zijn aanpak, ondanks de beperkingen van de eenmansfractie roept bij burgers nu net vertrouwen op. De Thorbeckelezing van Pieter Omtzigt op  14 april 2023 gehouden te Zwolle gaat over aspecten van bestuur, c.q. de grondwet en de regeringspraktijken, volgens Omtzigt in strijd met de inzichten van Johan Thorbecke maar die hij zelf ook al had voorzien, verdient echt wel aandacht, net omdat dit meer transparantie in de feiten zou bewerkstelligen[i]. Het valt op dat politieke journalisten zelden in herinnering brengen waarom het raamwerk van grondwet en wetgeving dat het politieke handelen zou moeten structureren onze aandacht waard is. Het zou ook het wantrouwen omtrent de politiek kunnen inperken.

 

Ten gronde blijft het de vraag waarom mensen zo ontevreden zijn over het beleid, over politici en over wat er werkelijk gebeurt, hoe we kunnen leven met andere woorden, zonder schrik, vaar of vrees. Het is niet perfect, zal u zeggen, want er sterven mensen op de weg, er zijn moordpartijen en de gevangenissen zitten vol. Wie zal dat tegenspreken? Wel, we doen het zelf ook niet altijd goed, zodat we begrijpen dat er ergens een politiedienst nodig is, als het allemaal te zwaar uit de hand loopt. Maar het mag niet uit de hand lopen, zegt men dan? Tja, we kunnen mensen moeilijk tot engelen maken, want misschien zou er dan ook wel een en ander verloren gaan. Bovendien blijken we ons bij al die discussies over wat fout gaat geen rekenschap te geven wat van belang is en het behouden waard.

 

Er zijn ernstige misstappen, waarbij men vaak niet goed kan uitleggen wie nu werkelijk de fout heeft begaan, zoals in Nederland bij de Toeslagenaffaire of de Groningse woningschade als gevolg van de aardgaswinning. Ook bij ons zijn er wel enkele ernstige beleidsdomeinen waar het fout is gegaan, zoals het onderwijsbeleid, zoals de afbouw van de militaire uitrusting, maar men kan ook daar wel aangeven dat het fout ging, maar niet waar het fout ging. De acute scandalitis waar de pers van gewaagd en waar uiteraard partijen elkaar de zwarte piet toespelen, laat onverlet dat over belangwekkende kwesties, zoals Ventilus moeilijk te duiden problemen een heel programma onderuit dreigt te halen. Men wil windenergie op zee produceren, wel er is geen inductiesysteem om de opgewekte elektriciteit onmiddellijk bij u of bij mij te bezorgen. Klagen over hoogspanningslijnen? Zou u niet kwaad zijn mocht de elektriciteit regelmatig uitvallen, als gevolg van onvoldoende uitrusting van het net? Dat we tegen 2040 misschien een kerncentrale of 2 nodig hebben om al het dataverkeer – cookies incluis – te garanderen lijdt weinig twijfel, maar die discussie blijft om allerlei redenen onder de radar.

 

Tot slot klinkt nog vaak de echo na: “gouverner c’est prévoir”, wie de tijdspanne van de afgelopen 50  jaar kan overzien, merkt dat veel van wat nu mogelijk blijkt, toen zelfs niet gedroomd werd. Rond 1975 was de vervaldatum van veel toekomstbeelden en -dromen het jaar 2000 en ook dan werd duidelijk dat veel van die verwachtingen totaal onbereikbaar bleken, maar we vlogen wel al massaal naar de zon, we hadden al gsm’s, maar nog geen smartphones, de telefooncellen stonden nog bij het station, terwijl er nu geen meer te bespeuren vallen en brievenpost is ook al niet meer aan de orde. Hoe kan men dan een betrouwbare vooruitblik moduleren, als er zoveel is dat we niet kunnen uitrekenen of zelfs maar bevroeden. Dus ook: hoe zal AI ons leven verbeteren of ons net knechten en onderwerpen, werkloos en gedachteloos maken?  Toch is het mogelijk vast te stellen wat er vandaag allemaal mogelijk blijkt op vele domeinen van het leven, ook als het ons niet aanbelangt. Anderzijds, het tekort aan personeel in de gezondheidszorg in brede zin opgevat, het lerarentekort zijn acute problemen, waar de overheid geen antwoord op kan formuleren, laat staan uitrollen. De scheiding tussen de overheid, die zich graag almachtig voorstelt, en de samenleving lijkt me het grootste probleem. De overheid die het leven van de burgers wil verlengen, risicoloos wil zien verlopen, heeft cru gesteld meer nood aan mensen die op tijd sterven. Natuurlijk kan men er alleen maar blij om zijn dat we 120 zullen worden binnen afzienbare tijd, terwijl we geen afdoende bezigheid zullen hebben op uitzonderingen na die geen externe incentive nodig hebben om bezig te blijven. En ja, de pensioenkassen moeten nog gevuld. Het is over die tegengestelde en elkaar uitsluitende beleidsdoelen, dat we de indruk krijgen dat het allemaal naar de verdoemenis gaat. En dat zet geen zoden aan de dijk. Het gaat niet alleen om vertrouwen in de overheid overigens, maar een breder vertrouwen in medeburgers, maar ook enige lankmoedigheid. Goed bestuur is nodig, maar niemand kan zomaar roepen te weten hoe het  moet, omdat de zaken te complex zijn, zoals het bestrijden van armoede, waar men in het Vlaams Parlement om de haverklap over spreekt, terwijl men geen weet heeft van wat echte nooddruft met zich brengt. Goed overleg en bereidheid andere inzichten ernstig te nemen, wat polderen, maar dan zoals het hoort, zou de politiek helpen, maar als wij a priori menen dat er geen vertrouwen is…

 

 

Bart Haers

 

 

                                        



[i] chrome-extension://efaidnbmnnnibpcajpcglclefindmkaj/https://storage.googleapis.com/pieter-omtzigt-website/Thorbeckelezing-14APR2023.pdf

Reacties

  1. Alweer een boeiende analyse, eten en drinken voor veel denkende mensen. Gefeliciteerd, Bart Haers

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts