Wat men het publieke debat noemt
Kritiek
Voltaire > Candide
Het optimisme
Waar
heb ik nu dat artikel gelezen over Voltaire, Charlie Hebdo en Voltaire's essay
over verdraagzaamheid? Ik vond het artikel in de literaire bladzijden van de
Morgen en vond het een vrij goed artikel. De idee de rol van een werkelijk
bestaande Pangloss toe te lichten, met name over Johann Christian von Wolf te
schrijven sprak me wel aan. En tegelijk valt het me altijd wat tegen als men
Voltaire herleiden wil tot Candide, want in zijn lange leven heeft hij meer
gedaan. Helaas wil men wel eens een aantal keuzes van de man zo onder de
aandacht te brengen, dat men hem een beetje kleiner wil maken. Wil ik hem dan
beaat adoreren? Daar zou de man hartelijk om lachen en bovendien, dat is
precies wat op 11 januari een beetje gebeurd is, toen men Je suis Charlie
koppelde aan Voltaire. Zijn leven was lang en soms kwam hij opportunistisch uit
de hoek. Toen hij Candide schreef was Voltaire een man in goede doen, ongeveer
zestig jaar oud en dus al lang aan de weg aan het timmeren. Voltaire was iets
ouder dan Louis XV, had een verbanning achter de rug en een flirt met Frederik
II de Grote van Pruisen en probeerde hij zelfs Madame de Pompadour te
cotoyeren. Ook Roger Pearson vond dat aspect van Voltaire wat triestig, maar de
man zou tegelijk niet nalaten de protestantse familie Chasal in Toulouse bij te
staan met pamfletten en processen.
Toch
kan men op de Wikipedia-pagina lezen dat Voltaire een antisemiet zou zijn
geweest. Niemand kan perfect zijn, natuurlijk, maar ik heb de indruk dat men
wel eens citaten aan Voltaire durft toe te schrijven, waar hijzelf een bepaalde
visie van zijn tijd weergaf. Ik kan de discussie verder niet beslechten, omdat
ik in mijn omgang met Voltaire dat aspect niet ben tegengekomen. Bovendien kan
men de periode waarin de publicist leefde, nagenoeg de hele 18de eeuw, zien als
een periode waarin Joden een grotere toegang vinden tot de Europese cultuur dan
voordien het geval was geweest. Assimilatie en in Nederland een gevrijwaarde
plaats en we weten dat Voltaire enige tijd in de Republiek heeft geleefd. Het
kan dus maar een keer zo zijn dat sommige mensen teksten gaan fileren zonder
context of intenties van de auteur grondig in overweging te nemen, maar goed,
als het zo zou zijn dat Voltaire een bijna even erge antisemiet was als men op
die pagina beweert, dan mag dat toch wat meer gestoffeerd worden. En ja,
Voltaire was geen heilige.
Maar
toen hij Candide schreef, was Leibniz al ad penates, onderzocht Voltaire waarom
men toch zo graag wilde beweren dat het leven goed en welgevallig kan zijn.
Voor zichzelf zou hij dat zelfs zonder veel problemen kunnen denken, puissant
rijk als hij was, maar hij vond dat er teveel mis ging. Voor hem was optimisme
niet echt aangewezen, maar hij kende, zo blijkt, een man die de visie van
Leibniz verder had uitgewerkt, Johann Christian von Wolf(f), die het optimisme
tot levensleer had uitgewerkt, maar ook, net als Voltaire problemen had met de
macht van de (protestantse) kerk in Halle, Pruisen en ook heeft hij over het
staatsrecht enige nieuwe inzichten gebracht. Von Wolff of Wolf was dus niet
echt een tegenstander van Voltaire, maar hij kan wel voor dr. Pangloss model
gestaan hebben. Iemand die in de 18de eeuw met Confucius komt aanzetten, moet
overigens ook wel meertalig geweest zijn.
En
toch valt het artikel ons tegen, want lang voor 1759, toen Candide verscheen
had Voltaire al lang en breed de maat genomen van het Franse politieke stelsel,
door in zijn "lettres philosophiques" het Britse model aan te prijzen.
Daarin stipuleert hij duidelijk dat de macht niet bij het hof hoort te liggen
maar bij een echt parlement. Voltaire kon overigens bij leven vaststellen hoe
een 'great commoner', een 'grand roturier" als Pitt de hoogste ambten kon
bekleden, terwijl de Franse koning beperkt was in zijn keuzes. Nu, we weten
intussen dat sommige kleine luiden via een priesterambt een mooie loopbaan
konden maken, zoals de kardinalen Dubois en de Fleury. Adeldom vond Voltaire op
zich niet problematisch, want zijn beste vrienden behoorden tot de hofhouding,
zoals d'Argenson, minister onder Lodewijk XV.
Dat
alles laat toe ons af te vragen waarom we aan de ene kant zien dat men luid om
de heer Voltaire gaat roepen als de man die de vrijheid van meningsuiting zou
hebben gepropageerd, terwijl anderen menen dat hij die voor anderen niet zo
hoog achtte, namelijk als ze een andere mening zouden verkondigd hebben. Het
bekende apocriefe maxime staat er dan weer tegenover, want hij zou ook de
vertolker van een abjecte mening steunen en helpen.
Voltaire
leefde in een tijd waarin opinies er steeds meer toe gingen doen en het
gemakkelijker dan ooit bleek die ook te verspreiden, want drukken van pamfletten
en andere teksten viel makkelijker dan ooit voordien. Bovendien was er ook een
publiek voor. Want als we de achttiende eeuw de eeuw van de Verlichting noemen,
moeten we niet alleen vertellen wie de
hoofdrolspelers waren, Voltaire, Diderot, Rousseau, Leibniz, Wolff maar ook
voor wie ze het konden doen, hun publiek dus. Jean-Christian Petitfils laat
zien dat het publiek voor deze werken in Frankrijk zo een 100.000 lezers kon
bereiken, maar ook dat er een soort populair circuit ontstond, onder meer
toedoen van een reactie op de pauselijke bulle Unigenitus, waarin het
Jansenisme nog maar eens veroordeeld was worden. Precies de kring van vader
Arrouet, de wettelijke vader van Voltaire, het parlement van Parijs was een
broeihaard van het jansenisme, ook al lijkt het erop, aldus Petitfils, dat vele
van die juristen aan religie niet echt meer deden.
Het
moet dus wel eens op de agenda komen dat die Verlichting inderdaad een hoop
veranderingen op gang heeft gebracht waar wij nu de vruchten plukken. Ja, we
leerden het eigen tuintje te cultiveren, maar men kan niet zomaar alles wat
later gebeurde zoals de Endlösung of het totalitarisme toe te schrijven aan de
Aufklärung, want de moderniteit is een proces, een weg die ons als persoon en
als samenleving altijd weer voor onvoorspelbare keuzes plaatst. Zijwegen die
goed lijken, lopen uit op niets of zijwegen die we voorbijlopen, blijken plots
van belang. De ontwikkeling van de Europese samenleving tijdens de 18de eeuw
heeft geleid tot democratie, vrijheid, maar ook tot onzekerheid en de gedachte
dat we altijd weer bedreigd kunnen worden.
In
die zin begin nu te begrijpen waarom Karl Popper ertoe kon komen Optimisme een
morele plicht te noemen en hoe aan de andere kant, sinds Popper die uitspraak
deed, velen menen dat de man het noorden kwijt was geraakt. Ik denk, ten
onrechte misschien, dat een zeker optimisme over de mogelijkheden van mensen
ook onmogelijke problemen op te lossen wel gewettigd is en dat men dat best kan
inbrengen tegen de gedachte dat alles gedetermineerd is of dat we sowieso aan
deze wereld ten onder zullen gaan. In die zin is Candide overigens een mooi
voorbeeld van eenduidige receptie. Het kan toch niet anders dan dat Voltaire,
zoals altijd met de gedachte "Il faut cultiver son jardin" wel
degelijk inging op de gedachte dat we in deze wereld wel iets kunnen betekenen
maar dat we al het kwaad dat er is, niet zomaar zullen uitroeien. Neen, Leibniz
had het niet juist voor dat God de beste der mogelijke werelden had geschapen,
maar hij had het wel bij het rechte eind als hij begreep dat hij als mens het
lot deelde van Goudlokje, waarbij een theorie zegt dat wij mensen alleen maar
mensen konden worden omdat ergens in een uithoek van een zonnestelsel, de
Melkweg de ideale omstandigheden aanwezig bleken om leven te laten gedijen en
vervolgens bleek dat leven zich tot complexe organismen te kunnen ontwikkelen.
Het
komt mij bizar voor dat mensen als Jonathan Israël en in zijn spoor een Ico
Maly menen in die discussies van de achttiende eeuw nu een positie te moeten
innemen, want bij gebrek aan grondige kennis bij het publiek, kan dat ertoe
leiden dat de teneur en draagwijdte van die debatten aan ons voorbij gaan.
Juist de grondige studie van het bewind van Louis XV, maar ook van
Maria-Theresia en Frederik II de Grote, Georges II van Hannover ook zoals
Jean-Christian Petitfils die brengt, laat zien dat een discussie op het eerste
zicht helder kan lijken, dan blijkt bij nader toezien dat de spelers op het
terrein de zaak niet geheel helder spelen.
Verdraagzaamheid
en tolerantie waren niet altijd evenredig gespreid en men maakte wel eens
misbruik van scherpe geesten. Als Charlie Hebdo slachtoffer kon worden van een
bloedige raid, dan heeft dat meer te maken met een moderne benadering van de
Islam, waarbij de draagwijdte van teksten en verzen vaak zonder context
functioneren, want we eigenen ons graag denkbeelden toe zonder na te gaan of de
interpretatie gerechtvaardigheid is. Net
daarom verwijzen we met enige aandrang naar de evolutie van het Jansenisme in
het Franse politieke debat, want men kan er moeilijk omheen dat deze beweging
op het oog wellicht minder conservatief dan wel voor blijk geeft van een
mensbeeld dat nauw aansluit bij het calvinistische idee van de predestinatie,
maar toch de drager kon worden van een omwenteling die de body politique van de
koning grondig zou wijzigen. De body politique, dat is de figuur van de koning
in het bestel waarbij de leden van het parlement vonden dat zij boven de
Conseil zouden staan. Het blijft een onderbelicht facet van de politieke geschiedenis
van Frankrijk. Middelerwijl mag men dan niet vergeten dat in de andere staten
en naties in Europa evoluties aan de gang waren en dat discussies elkaar
beinvloeden. Zo was Voltaire een verklaard tegenstander van "les
Parlements" en de Jansenisten. Tegelijk heb ik de indruk dat zij sommige
van zijn inzichten stilzwijgend en in hun voordeel interpreterend overnamen.
Het geeft meteen aan hoe boeiend zo een ideeënhistorische benadering wel niet
kan zijn. Dan gaat het niet enkel over wat Voltaire zegde, maar hoe het debat evolueerde
waarin hij gedurende 60 jaar actief was. Wie doet het hem na?
Hebben
we ons in dit stuk over de positie van Voltaire gebogen en de plaats van
Candide in zijn omvangrijke oeuvre, dan zou het nodig zijn ook Johann Christian
von Wolff beter toe te lichten. Maar voorlopig laat ik het hierbij, met de
vaststelling dat er altijd nog wel stukken te zoeken voor de grote puzzel die
we leggen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten