Kan een blanke man zich van racisme bevrijden?
Reflectie
De last die we dragen
Omgaan
met verwijten over wat geworden is
Olivia
Rutazibwa meent dat racisme de wereld
uit moet en dat we het over racisme moeten hebben. Maar hoe doe je dat als je
meent dat de ander, uw dienaar bijvoorbeeld, zelf niet weet hoe hij belast is
met die erfzonde Je kan geen blanke dan wel witte man van 50+ zijn die niet in
tot in het diepste van de ziel doordrongen is van de eigen voortreffelijkheid
en dat de anderen van ons moeten leren. Ik denk dat hier een gedachtesprong
gemaakt wordt, die onderzoek vergt. Zijn we in staat zelfkritisch naar onze
cultuur te kijken? Hoe gaan we om met de koloniale era en met de
volksverhuizingen van de afgelopen decennia?
Natuurlijk
ben ik wit en ik heb daar geen verdienste aan, maar weet die mevrouw Rutazibwa
hoe je daaraan anders kan ontkomen, dan door te gaan nadenken. Er is meer aan
de hand, want zoals zij het voorstelt ligt een oplossing buiten de
mogelijkheden, omdat we ons nooit op een punt van beschouwing – en handelen –
kunnen stellen, waardoor we de gewenste situatie zouden bereiken. In wezen kan
men in deze nooit iets aanvangen met de sluier van onwetendheid. Maar wat is
die betere situatie dan? Meer rechtvaardigheid, geen vooroordelen, geen haat
cultiveren en nog wat meer. Nu komen we met deze benadering wel op een interessante
kwestie uit, want de discussie over onze positie, die van blanke mensen, in de
wereld is uiteraard veranderd, maar velen geven er zich geen rekenschap van,
ook mensen die om de haverklap met verwijtende blik ons verdrongen racisme
aanwijzen. Wij, blanke mensen, de een meer dan de ander, vrezen verlies aan
prestige, zij verwijten ons dan weer dat we nog niet voldoende die air van
superioriteit hebben afgelegd.
Men
kent mijn geloofspunt: we kunnen de geschiedenis niet veranderen, we kunnen
daarentegen wel nadenken hoe we een toekomst vorm kunnen geven en dan moet het
inderdaad ook over racisme, discriminatie gaan, al denk ik dat die benadering
wel eens heilloos zal blijken, omdat men gevoelens, zoals haat, racisme wel kan
criminaliseren, het verandert weinig aan de verhoudingen, als niet een en ander
beter besproken wordt. Het kan toch niet anders dat de reizen van Vasco da Gama
naar Kaap de Goede Hoop, van Ferdinand Magelhaes de omvaart rond de wereld en
die van Columbus, die de ontdekking van Amerika de hele Amerikaanse
geschiedenis zou veranderen, maar ook de Europese. De wereld zoals we die nu
kennen, diende ontdekt te worden en om allerlei redenen was het Europa, waren
het Europese vorstenhuizen en de Paus die deze ontwikkelingen op gang brachten.
Mathieu
Zana Etambala zegde me ooit dat we geen context mogen aandragen om de ellende
te verschonen die de Afrikaanse volkeren overkomen zijn, maar het is net het
wezen van wereldbeschouwingen, ook voor wie zich tegen racisme verzet, dat men het
grotere plaatje in beeld moet brengen. Men kan namelijk niet om het feit heen
dat de ontdekking van Afrika, al in de vijftiende, zestiende eeuw, de vorm
aannam van economische projecten en dat de auteurs van toen, die voor de
verantwoording zorgden, bij de Ouden, Latijnse en Griekse auteurs de argumenten
zochten om de veroveringen en kolonisatie goed te vinden.
Evengoed
kwamen er toen al stemmen pleiten voor omzichtigheid, zoals Bartolomeo de Las
Casas, die de Amerikaanse inlanders – inderdaad, ook dit is een beladen term,
maar wat moet men met andere termen, zoals “indianen”? – wilde vrijwaren van
slavernij en dan maar toestond dat Afrikanen werden aangevoerd. Het is wat het
is, waarbij men de vele aspecten van de handel, de driehoekshandel en invoer
van allerlei goederen, die lange tijd alleen voor de happy few bestemd waren,
waar een eenvoudige Amsterdammer misschien nog iets aan had, maar vaak bleven
de heikneuters in Drenthe verstoken van al dat fraais. Tegelijk is het zo dat
gedurende die periode geleidelijk meer welvaart tot stand kwam in Europa, maar ook
onder Creolen en andere groepen in de Caraïben en andere delen van de Nieuwe Wereld.
Hoe
kan men mensen bewustmaken van de wel bijzondere geschiedenis die zich vanaf
1500 heeft voorgedaan en waar de wereld in amper 500 jaar een grote gemeenschap
werd, of we dat nu willen of niet. Eerst via de scheepvaart, later ook via de
spoorwegen en de luchtwegen werden territoria ontsloten, zoals dat ook in
Europa nodig was en tijd vergde. Het Nederland waarvan koning Willem I koning
werd, was nog een mozaïek van meer en vooral weinig ontsloten gebieden, die
vaak nog te lijden hadden van overstromingen, zoals in 1825, waardoor duidelijk
werd dat men aan de dijken en de ontwateringen had te werken. Willem I werd de
man van de kannalen, zijn opvolgers zouden onder invloed van mensen als Jacob
van Lennep mee de spoorwegen bevorderen. Ook in Europa dienden nogal wat
groepen sociaal en geografisch ontvoogd te worden.
Een
ander punt heeft te maken met de industriële ontwikkeling van Europa en de VS,
maar ook van delen van Argentinië en Brazilië, van Rusland ook, waardoor we
vandaag de indruk hebben dat de industrialisatie grote delen van de bevolking,
naarmate de industriële revolutie zich ontrolde, steeds meer in
ellende dompelde. Dat er armoede was en misère, had deels te maken met de
toenemende bevolking in onze contreien, waarbij België vrij snel een
industriële natie werd en Nederland pas later mee die weg op is gegaan. Gent
was net als Luik, Charleroi en de Borinage een industriële groeipool, waar
mensen heen trokken die thuis, op het platteland, niets meer te zoeken hadden.
Sommigen sukkelden van de ene in de andere baan, kregen geen voet aan de grond,
anderen konden een stabiele job vinden in de nieuwe industrieën. Men heeft
jarenlang vertelt dat den arbeider uitgebuit werd, maar kan men niet om de
gevallen van misbruik heen, dan kan men ook vaststellen dat politici en
ondernemers begrepen dat ze er belang bij hadden dat de arbeiders niet
voortdurend in onzekerheid leefden. Hoe de koopkracht ontwikkelde las men af
aan het vermogen om brood te kopen, maar als we Guy van Schoenbeek, auteur van “Novecento
in Gent” ernstig nemen, dan blijken die arbeiders – en ook wel bedienden – wel veel
inspanningen te doen om zich boven het niveau van de bestaanszekerheid te
kunnen ophouden.
Er waren in Gent beluiken, sommige overbevolkt,
maar ze werden opgeruimd, op vraag van nieuwe organisaties, vakbonden in de
knop, door politici die begrepen dat die beluiken ongezonde leefomgevingen
waren. Het marxisme heeft ons een beeld geschetst van de Bourgeois-ondernemer
die zijn arbeiders en arbeidsters alleen maar uithongerde en tegen een
hongerloon liet werken. Dat beeld blijkt in de werkelijkheid vatbaar voor
nuance, maar niet voor ideologen natuurlijk. Hadden de werkgevers de idee dat
ze hun personeel zomaar konden vervangen, dan bleken ze wel te begrijpen dat
goed opgeleide arbeiders moeilijker te vinden waren. De complexiteit van de
samenleving toen kan men maar moeilijk ontkennen. Nog volgens van Schoenbeek
kreeg men een arbeidersklasse die vrij zelfbewust werd, terwijl er een
onderlaag was, die slechts met veel inspanningen ook een beter bestaan wist te
verwerven. Daar spelen zowel economische als demografische evoluties een rol. Toch
duurde het de nodige tijd voor men inzag dat men niet meer met een proletariaat
te maken had. Marx zelf had gewaarschuwd voor “l’embourgeoisement’ en dat bleek
rond 1900 in het Gentse al redelijk gevorderd.
De
kolonisatie op grote schaal van delen van Afrika begon pas rond 1850 en kende
een hoogtepunt rond 1900, toen onder andere metropolen België de maximalisatie
van de opbrengsten gingen nastreven. Rwanda en Urundi waren toen nog Duitse
koloniën, die relatief weinig leken op te brengen, terwijl delen van Congo,
omwille van de rubber en later ook diamant, goud wel interessant werden. Hier
wordt het moeilijk, maar de aanwezigheid van Europese artsen, verpleegkundigen,
onderwijzers, van de missies, ambtenaren, droeg ertoe bij dat men de hygiëne
ging bevorderen en zo de levensverwachting deed toenemen, waarbij men niet
altijd voldoende autonomie kon aanbieden opdat mensen zelf hun leven gingen
uitbouwen. Toch werden er scholen opgericht, maar voor wie het goed deed, kwam
er pas onder het Belgisch regime enig soelaas, omdat men succesvolle mensen een
eigen leefwereld aanreikte, maar nog altijd dienstbaar aan de kolonisator. Wie
dat als inwoner van de kolonie nastreefde, had enkele kansen, maar echt ruim
waren die niet bemeten, omdat de blanken hen niet voor vol aanzagen, heb ik me
laten uitleggen. Het lijkt me moeilijk achteraf niet in te zien dat er veel
gebeurd moet zijn, dat men als mensonwaardig moet beschrijven. De beruchte rede
van Boudewijn op 30 juni was en blijft op dat vlak tekenend en daar moet men
toch wel meer aandacht aan besteden, ook in de media. Boudewijn sprak met
akkoord van de Eerste Minister, Gaston Eyskens en vertolkte de visie die
mevrouw Olivia Rutazibwe afwijst.
In die
zin kan men zich afvragen of de Ganggreen-cyclus van Jef Geeraerts nog wel
zonder enig voorbehoud kan lezen want de auteur klaagt nergens de gangbare
verhoudingen aan en zijn kijk op Afrikaanse, Congolese vrouwen getuigt niet van
grote menselijke waardering, wel krijgen we de clichés over de seksuele potentie
van die vrouwen ingelepeld. Geeraerts zal wel een gezonde man geweest zijn, had
hij wel enig zicht op het model waarin hij functioneerde? Hij zag wel hoe hij
er zijn voordeel mee kon doen, maar een eenduidige lezing van “Black Venus”
lijkt me niet mogelijk. Het vitalisme werkte aanstekelijk en als jonge puber
vond ik het wel indrukwekkend, die openheid over seks, maar tegelijk wist ik
niet waar hij het over had, want ik had nog maar een keertje een zwarte vrouw
gezien, denk ik, maar nooit echt iets meer dan een blik. Of het boek literair
een hoogstandje is, kan ik nu niet meer stellen, ook al niet omdat de
polemische kant van de roman ons vandaag nu eenmaal niet meer raakt. Jef Geeraerts
verzette zich tegen de puriteinen, de hypocrieten, in een woord de kerk, de RKK
en dat was voor velen al een hele genoegdoening. Vele jaren later pas, op een
treinreis naar Zurich, ontmoette ik een jongedame van Congolese afkomst, die
het raar vond dat ik Tolkien zat te lezen en dan komt er een gesprek tot stand.
In
Zurich namen we afscheid, maar ik heb haar later nog een paar keer ontmoet in
Brussel, onder meer in de boekhandel in de Prinsengalerij, Tropismes heet die
nu, ook een keertje in het Paleis van Schone Kunsten. Telkens kwam de discussie
te liggen bij de vraag, kunnen wij onbevooroordeeld met elkaar spraken en toen
we dat punt hadden afgehandeld, als minder belangrijk, kwam de gesprekken op de
punten van gedeelde geschiedenis en gedeelde toekomst. Ik denk dat het
inderdaad goed is te weten van zichzelf dat men vooroordelen met zich draagt,
maar het mag een open gesprek en samen ondernemen niet in de weg staan.
Natuurlijk, mochten mijn vooroordelen dat nu net onmogelijk maken, dan was en
is daar geen ruimte voor. Omgekeerd vond zij mij wel vaker naïef, als ik probeerde
te veel goede wil aan de dag te leggen, want dan zou ik blind blijven voor de
menselijkheid van die mannen en vrouwen die ik dan teveel eer zou gunnen.
Ze vertelde
me hoe mensen die ze kende, die wel eens graag grote sier maakten, betrokken
waren bij allerlei handeltjes, zelfs mensenhandel, zonder dat ze hun handen
daarbij zelf vuil maakten. Ze lijken, vertelde ze me, vaker dan we denken op de
beheerders en andere kolonialen, die vroeger het land hadden uitgebuit. Het was
wel even slikken. Zelf wist ze dat een deel van het inkomen van haar ex-man ook
uit die bronnen voortkwamen, maar toen was ze nog niet gescheiden.
Het is
onmiskenbaar zo dat de kolonisatie en de diepgaande onderwerping van delen van
Afrika, waar er iets te halen viel, de verhoudingen aldaar, maar ook hier stelselmatig
heeft gewijzigd, zoals de moderne tijden dat bij voortduring deden en sommigen
zagen geen graten in graaizucht, anderen geloofden dat men de beschaving kon
brengen. Ach ja, die beschaving?
We
kunnen er ons, ook volgens Olivia Rutazibwa, niet op laten voorstaan een hogere
cultuur te vertegenwoordigen of er drager van te zijn dan die mensen in Afrika
en dat is in wezen een moeilijke kwestie. Als we al een bruikbare definitie van
een cultuur zouden hebben, dan ziet men nog altijd niet goed hoe culturen
vandaag in het proces van mondialisering echt nog van elkaar te onderscheiden
vallen. Ook in Afrika zijn er mensen die zich inzetten voor WWF of die geloven
dat men vrouwen die slachtoffer werden van verkrachting moet helpen er opnieuw
bovenop te komen. Dat staten in Afrika nog altijd geen behoorlijk bestuur
kennen en bijvoorbeeld proberen een rechtsstaat en een niet corrupte
administratie op te zetten, laat staan dat er veel politici zijn die zich
werkelijk voor hun medeburgers willen inzetten. Daar kan men moeilijk omheen
fietsen, als men tot een bruikbare diagnose wil komen en tot passende remedies.
Passend voor hen, niet voor ons. Het probleem van de cultuur en de
ontwikkelingen die een cultuur kan doormaken, wordt in deze discussie zelden
goed onder de aandacht gebracht, ook al omdat men met statische grootheden
wenst te werken, niet zozeer met dynamische entiteiten die op vele terreinen
tegelijk kunnen veranderen. Wij zijn niet allemaal in dezelfde mate dragers van
wat men dan de Westerse cultuur noemt, omdat we er niet altijd alle facetten
van in de vingers hebben.
Bovendien
zijn de problemen die men aanpakken moet ook niet min, zoals ook wijlen Mandela
heeft moeten ervaren, want men moet tegelijk mensen de kans geven hun geluk na
te streven, goed bestuur op poten zetten, zichzelf ook in te zetten voor een
hoger doel. Is dat dan zo goed geregeld bij ons? In zekere zin geeft de
rechtsstaat en de parlementaire democratie met een administratie die nu meer
dan dertig jaar geleden op afstand wil staan, ons de luxe te kunnen kafferen op
de politiek zonder dat het hele bouwwerk in duigen valt, ook al omdat dit kafferen
gewoon woorden in de wind blijven, of al eens leiden tot een heftig debat in de
Kamer.
Op dat
vlak moeten we vooral onze tuin cultiveren, maar ook zonder neokoloniale
reflexen proberen bij te dragen aan een nieuwe cultuur in die landen. Wat ze
zelf realiseren, moeten we niet willen verbeteren, maar dat betekent ook dat we
niet alles aan onze normen kunnen of mogen afwegen. Het probleem is dat wij, wanneer
we over macht spreken, pas echt hypocriet worden. Ook onze ontwikkelingssamenwerking
moet de ballast afleggen van veertig jaar culpabiliseren en het uitdragen van
het fantoom van de goede wilde. Velen zijn al lang geen “wilden” meer,
jagers-verzamelaars die afhangen de buit van de dag. Ook daar hebben we
overigens die levenswijze moeilijk, onmogelijk gemaakt.
Wat
kunnen we in de plaats van dat vermaledijde racisme zetten, als houding ontplooien,
dan moet het over respect gaan, iets wat we niet altijd goed in de vingers hebben.
Er bestaat ook niet zoiets als “perfect respect”, want zeker bij ongelijke
relaties, zoals in de zorg merkt men dat respect moeilijk opgebracht wordt,
tenzij men ertoe komt te begrijpen dat ondanks de ongelijke verhoudingen de
ander ook een persoon is. Het is in die zin soms gemakkelijk mensen racisme te
verwijten, omdat wij zelden (goede) contacten hebben met mensen uit Afrika. Men
kan die segregatie betreuren, maar oplossingen vinden… Zouden we dus geen
gesprek kunnen beginnen over het gedeelde verleden en zonder woede, maar met
grote ijver, dat verleden proberen te begrijpen. Over de toekomst zullen we het
overigens zelf moeten eens worden.
Ik kan
die houding van afkeer en verwijten ten aanzien van de blanke samenleving wel
begrijpen, maar die militaire, technologische superioriteit en ook
wetenschappelijke superioriteit is er niet vanzelf gekomen. Dat er gebruik dan
wel misbruik van werd gemaakt, behoort tot de geschiedenis. Misschien kan een aandachtige
lectuur van “L’homme Revolté” van Albert Camus helpen om zonder te vergeten wat
er is gebeurd, te proberen een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Idealistisch
is dat wel, al zal men mij dan weer voor de voeten werpen dat ik doe alsof ik
niets kan doen aan wat gebeurd is. Dat kan ik inderdaad niet en er zijn niet
veel politici meer in leven die bijvoorbeeld betrokken waren bij de onafhankelijkheid
van Congo op 30 juni 1960. Dat mag evenwel niet leiden tot een patsituatie, wel
zal men dus de discussie voeren over de vraag hoe we verder willen samenleven.
En ja, ik ben dan wel blank, maar ik heb ik verdienste aan het werk van Camus,
Beethoven of Hannah Arendt? Met het werk van de voorgangers is het zaak te
weten wat je zelf van belang vindt en al eens durven af te wijken van de
consensus. Moet men zichzelf behoeden voor racisme? Jawel, maar gevoeligheden
werken in twee richtingen, wat ik zeg wordt door die dame geïnterpreteerd,
goedschiks of kwaadschiks en daar ben ik geen partij. Omgekeerd geldt het ook,
daarom schreef ik deze kanttekeningen bij haar uitspraken. Kan men werkelijk
iedereen verdenken van racisme, dan zitten we opnieuw in het goede oude
katholieke denken, alleen lijkt er nog geen verlossing in het vooruitzicht.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten