Kan een blanke man zich van racisme bevrijden?




Reflectie




De last die we dragen
Omgaan met verwijten over wat geworden is




Met Gangreen werd Jef Geeraerts een
belangrijk schrijver, al kan men er ook
veel bij aanmerken, onder meer dat de
auteur zichzelf voorstelt als een
vrijgevochten hedonist, niet langer
onder de knoet van de kerk en het
kleinburgerlijke ideaal. 
Olivia Rutazibwa  meent dat racisme de wereld uit moet en dat we het over racisme moeten hebben. Maar hoe doe je dat als je meent dat de ander, uw dienaar bijvoorbeeld, zelf niet weet hoe hij belast is met die erfzonde Je kan geen blanke dan wel witte man van 50+ zijn die niet in tot in het diepste van de ziel doordrongen is van de eigen voortreffelijkheid en dat de anderen van ons moeten leren. Ik denk dat hier een gedachtesprong gemaakt wordt, die onderzoek vergt. Zijn we in staat zelfkritisch naar onze cultuur te kijken? Hoe gaan we om met de koloniale era en met de volksverhuizingen van de afgelopen decennia?

Natuurlijk ben ik wit en ik heb daar geen verdienste aan, maar weet die mevrouw Rutazibwa hoe je daaraan anders kan ontkomen, dan door te gaan nadenken. Er is meer aan de hand, want zoals zij het voorstelt ligt een oplossing buiten de mogelijkheden, omdat we ons nooit op een punt van beschouwing – en handelen – kunnen stellen, waardoor we de gewenste situatie zouden bereiken. In wezen kan men in deze nooit iets aanvangen met de sluier van onwetendheid. Maar wat is die betere situatie dan? Meer rechtvaardigheid, geen vooroordelen, geen haat cultiveren en nog wat meer. Nu komen we met deze benadering wel op een interessante kwestie uit, want de discussie over onze positie, die van blanke mensen, in de wereld is uiteraard veranderd, maar velen geven er zich geen rekenschap van, ook mensen die om de haverklap met verwijtende blik ons verdrongen racisme aanwijzen. Wij, blanke mensen, de een meer dan de ander, vrezen verlies aan prestige, zij verwijten ons dan weer dat we nog niet voldoende die air van superioriteit hebben afgelegd.

Men kent mijn geloofspunt: we kunnen de geschiedenis niet veranderen, we kunnen daarentegen wel nadenken hoe we een toekomst vorm kunnen geven en dan moet het inderdaad ook over racisme, discriminatie gaan, al denk ik dat die benadering wel eens heilloos zal blijken, omdat men gevoelens, zoals haat, racisme wel kan criminaliseren, het verandert weinig aan de verhoudingen, als niet een en ander beter besproken wordt. Het kan toch niet anders dat de reizen van Vasco da Gama naar Kaap de Goede Hoop, van Ferdinand Magelhaes de omvaart rond de wereld en die van Columbus, die de ontdekking van Amerika de hele Amerikaanse geschiedenis zou veranderen, maar ook de Europese. De wereld zoals we die nu kennen, diende ontdekt te worden en om allerlei redenen was het Europa, waren het Europese vorstenhuizen en de Paus die deze ontwikkelingen op gang brachten.

Mathieu Zana Etambala zegde me ooit dat we geen context mogen aandragen om de ellende te verschonen die de Afrikaanse volkeren overkomen zijn, maar het is net het wezen van wereldbeschouwingen, ook voor wie zich tegen racisme verzet, dat men het grotere plaatje in beeld moet brengen. Men kan namelijk niet om het feit heen dat de ontdekking van Afrika, al in de vijftiende, zestiende eeuw, de vorm aannam van economische projecten en dat de auteurs van toen, die voor de verantwoording zorgden, bij de Ouden, Latijnse en Griekse auteurs de argumenten zochten om de veroveringen en kolonisatie goed te vinden.

Evengoed kwamen er toen al stemmen pleiten voor omzichtigheid, zoals Bartolomeo de Las Casas, die de Amerikaanse inlanders – inderdaad, ook dit is een beladen term, maar wat moet men met andere termen, zoals “indianen”? – wilde vrijwaren van slavernij en dan maar toestond dat Afrikanen werden aangevoerd. Het is wat het is, waarbij men de vele aspecten van de handel, de driehoekshandel en invoer van allerlei goederen, die lange tijd alleen voor de happy few bestemd waren, waar een eenvoudige Amsterdammer misschien nog iets aan had, maar vaak bleven de heikneuters in Drenthe verstoken van al dat fraais. Tegelijk is het zo dat gedurende die periode geleidelijk meer welvaart tot stand kwam in Europa, maar ook onder Creolen en andere groepen in de Caraïben en andere delen van de Nieuwe Wereld.

Hoe kan men mensen bewustmaken van de wel bijzondere geschiedenis die zich vanaf 1500 heeft voorgedaan en waar de wereld in amper 500 jaar een grote gemeenschap werd, of we dat nu willen of niet. Eerst via de scheepvaart, later ook via de spoorwegen en de luchtwegen werden territoria ontsloten, zoals dat ook in Europa nodig was en tijd vergde. Het Nederland waarvan koning Willem I koning werd, was nog een mozaïek van meer en vooral weinig ontsloten gebieden, die vaak nog te lijden hadden van overstromingen, zoals in 1825, waardoor duidelijk werd dat men aan de dijken en de ontwateringen had te werken. Willem I werd de man van de kannalen, zijn opvolgers zouden onder invloed van mensen als Jacob van Lennep mee de spoorwegen bevorderen. Ook in Europa dienden nogal wat groepen sociaal en geografisch ontvoogd te worden.

Een ander punt heeft te maken met de industriële ontwikkeling van Europa en de VS, maar ook van delen van Argentinië en Brazilië, van Rusland ook, waardoor we vandaag de indruk hebben dat de industrialisatie grote delen van de bevolking, naarmate de industriële revolutie zich ontrolde, steeds meer   in ellende dompelde. Dat er armoede was en misère, had deels te maken met de toenemende bevolking in onze contreien, waarbij België vrij snel een industriële natie werd en Nederland pas later mee die weg op is gegaan. Gent was net als Luik, Charleroi en de Borinage een industriële groeipool, waar mensen heen trokken die thuis, op het platteland, niets meer te zoeken hadden. Sommigen sukkelden van de ene in de andere baan, kregen geen voet aan de grond, anderen konden een stabiele job vinden in de nieuwe industrieën. Men heeft jarenlang vertelt dat den arbeider uitgebuit werd, maar kan men niet om de gevallen van misbruik heen, dan kan men ook vaststellen dat politici en ondernemers begrepen dat ze er belang bij hadden dat de arbeiders niet voortdurend in onzekerheid leefden. Hoe de koopkracht ontwikkelde las men af aan het vermogen om brood te kopen, maar als we Guy van Schoenbeek, auteur van “Novecento in Gent” ernstig nemen, dan blijken die arbeiders – en ook wel bedienden – wel veel inspanningen te doen om zich boven het niveau van de bestaanszekerheid te kunnen ophouden.

 Er waren in Gent beluiken, sommige overbevolkt, maar ze werden opgeruimd, op vraag van nieuwe organisaties, vakbonden in de knop, door politici die begrepen dat die beluiken ongezonde leefomgevingen waren. Het marxisme heeft ons een beeld geschetst van de Bourgeois-ondernemer die zijn arbeiders en arbeidsters alleen maar uithongerde en tegen een hongerloon liet werken. Dat beeld blijkt in de werkelijkheid vatbaar voor nuance, maar niet voor ideologen natuurlijk. Hadden de werkgevers de idee dat ze hun personeel zomaar konden vervangen, dan bleken ze wel te begrijpen dat goed opgeleide arbeiders moeilijker te vinden waren. De complexiteit van de samenleving toen kan men maar moeilijk ontkennen. Nog volgens van Schoenbeek kreeg men een arbeidersklasse die vrij zelfbewust werd, terwijl er een onderlaag was, die slechts met veel inspanningen ook een beter bestaan wist te verwerven. Daar spelen zowel economische als demografische evoluties een rol. Toch duurde het de nodige tijd voor men inzag dat men niet meer met een proletariaat te maken had. Marx zelf had gewaarschuwd voor “l’embourgeoisement’ en dat bleek rond 1900 in het Gentse al redelijk gevorderd.

De kolonisatie op grote schaal van delen van Afrika begon pas rond 1850 en kende een hoogtepunt rond 1900, toen onder andere metropolen België de maximalisatie van de opbrengsten gingen nastreven. Rwanda en Urundi waren toen nog Duitse koloniën, die relatief weinig leken op te brengen, terwijl delen van Congo, omwille van de rubber en later ook diamant, goud wel interessant werden. Hier wordt het moeilijk, maar de aanwezigheid van Europese artsen, verpleegkundigen, onderwijzers, van de missies, ambtenaren, droeg ertoe bij dat men de hygiëne ging bevorderen en zo de levensverwachting deed toenemen, waarbij men niet altijd voldoende autonomie kon aanbieden opdat mensen zelf hun leven gingen uitbouwen. Toch werden er scholen opgericht, maar voor wie het goed deed, kwam er pas onder het Belgisch regime enig soelaas, omdat men succesvolle mensen een eigen leefwereld aanreikte, maar nog altijd dienstbaar aan de kolonisator. Wie dat als inwoner van de kolonie nastreefde, had enkele kansen, maar echt ruim waren die niet bemeten, omdat de blanken hen niet voor vol aanzagen, heb ik me laten uitleggen. Het lijkt me moeilijk achteraf niet in te zien dat er veel gebeurd moet zijn, dat men als mensonwaardig moet beschrijven. De beruchte rede van Boudewijn op 30 juni was en blijft op dat vlak tekenend en daar moet men toch wel meer aandacht aan besteden, ook in de media. Boudewijn sprak met akkoord van de Eerste Minister, Gaston Eyskens en vertolkte de visie die mevrouw Olivia Rutazibwe afwijst.

In die zin kan men zich afvragen of de Ganggreen-cyclus van Jef Geeraerts nog wel zonder enig voorbehoud kan lezen want de auteur klaagt nergens de gangbare verhoudingen aan en zijn kijk op Afrikaanse, Congolese vrouwen getuigt niet van grote menselijke waardering, wel krijgen we de clichés over de seksuele potentie van die vrouwen ingelepeld. Geeraerts zal wel een gezonde man geweest zijn, had hij wel enig zicht op het model waarin hij functioneerde? Hij zag wel hoe hij er zijn voordeel mee kon doen, maar een eenduidige lezing van “Black Venus” lijkt me niet mogelijk. Het vitalisme werkte aanstekelijk en als jonge puber vond ik het wel indrukwekkend, die openheid over seks, maar tegelijk wist ik niet waar hij het over had, want ik had nog maar een keertje een zwarte vrouw gezien, denk ik, maar nooit echt iets meer dan een blik. Of het boek literair een hoogstandje is, kan ik nu niet meer stellen, ook al niet omdat de polemische kant van de roman ons vandaag nu eenmaal niet meer raakt. Jef Geeraerts verzette zich tegen de puriteinen, de hypocrieten, in een woord de kerk, de RKK en dat was voor velen al een hele genoegdoening. Vele jaren later pas, op een treinreis naar Zurich, ontmoette ik een jongedame van Congolese afkomst, die het raar vond dat ik Tolkien zat te lezen en dan komt er een gesprek tot stand.

In Zurich namen we afscheid, maar ik heb haar later nog een paar keer ontmoet in Brussel, onder meer in de boekhandel in de Prinsengalerij, Tropismes heet die nu, ook een keertje in het Paleis van Schone Kunsten. Telkens kwam de discussie te liggen bij de vraag, kunnen wij onbevooroordeeld met elkaar spraken en toen we dat punt hadden afgehandeld, als minder belangrijk, kwam de gesprekken op de punten van gedeelde geschiedenis en gedeelde toekomst. Ik denk dat het inderdaad goed is te weten van zichzelf dat men vooroordelen met zich draagt, maar het mag een open gesprek en samen ondernemen niet in de weg staan. Natuurlijk, mochten mijn vooroordelen dat nu net onmogelijk maken, dan was en is daar geen ruimte voor. Omgekeerd vond zij mij wel vaker naïef, als ik probeerde te veel goede wil aan de dag te leggen, want dan zou ik blind blijven voor de menselijkheid van die mannen en vrouwen die ik dan teveel eer zou gunnen.

Ze vertelde me hoe mensen die ze kende, die wel eens graag grote sier maakten, betrokken waren bij allerlei handeltjes, zelfs mensenhandel, zonder dat ze hun handen daarbij zelf vuil maakten. Ze lijken, vertelde ze me, vaker dan we denken op de beheerders en andere kolonialen, die vroeger het land hadden uitgebuit. Het was wel even slikken. Zelf wist ze dat een deel van het inkomen van haar ex-man ook uit die bronnen voortkwamen, maar toen was ze nog niet gescheiden.  

Het is onmiskenbaar zo dat de kolonisatie en de diepgaande onderwerping van delen van Afrika, waar er iets te halen viel, de verhoudingen aldaar, maar ook hier stelselmatig heeft gewijzigd, zoals de moderne tijden dat bij voortduring deden en sommigen zagen geen graten in graaizucht, anderen geloofden dat men de beschaving kon brengen. Ach ja, die beschaving?

We kunnen er ons, ook volgens Olivia Rutazibwa, niet op laten voorstaan een hogere cultuur te vertegenwoordigen of er drager van te zijn dan die mensen in Afrika en dat is in wezen een moeilijke kwestie. Als we al een bruikbare definitie van een cultuur zouden hebben, dan ziet men nog altijd niet goed hoe culturen vandaag in het proces van mondialisering echt nog van elkaar te onderscheiden vallen. Ook in Afrika zijn er mensen die zich inzetten voor WWF of die geloven dat men vrouwen die slachtoffer werden van verkrachting moet helpen er opnieuw bovenop te komen. Dat staten in Afrika nog altijd geen behoorlijk bestuur kennen en bijvoorbeeld proberen een rechtsstaat en een niet corrupte administratie op te zetten, laat staan dat er veel politici zijn die zich werkelijk voor hun medeburgers willen inzetten. Daar kan men moeilijk omheen fietsen, als men tot een bruikbare diagnose wil komen en tot passende remedies. Passend voor hen, niet voor ons. Het probleem van de cultuur en de ontwikkelingen die een cultuur kan doormaken, wordt in deze discussie zelden goed onder de aandacht gebracht, ook al omdat men met statische grootheden wenst te werken, niet zozeer met dynamische entiteiten die op vele terreinen tegelijk kunnen veranderen. Wij zijn niet allemaal in dezelfde mate dragers van wat men dan de Westerse cultuur noemt, omdat we er niet altijd alle facetten van in de vingers hebben.

Bovendien zijn de problemen die men aanpakken moet ook niet min, zoals ook wijlen Mandela heeft moeten ervaren, want men moet tegelijk mensen de kans geven hun geluk na te streven, goed bestuur op poten zetten, zichzelf ook in te zetten voor een hoger doel. Is dat dan zo goed geregeld bij ons? In zekere zin geeft de rechtsstaat en de parlementaire democratie met een administratie die nu meer dan dertig jaar geleden op afstand wil staan, ons de luxe te kunnen kafferen op de politiek zonder dat het hele bouwwerk in duigen valt, ook al omdat dit kafferen gewoon woorden in de wind blijven, of al eens leiden tot een heftig debat in de Kamer.

Op dat vlak moeten we vooral onze tuin cultiveren, maar ook zonder neokoloniale reflexen proberen bij te dragen aan een nieuwe cultuur in die landen. Wat ze zelf realiseren, moeten we niet willen verbeteren, maar dat betekent ook dat we niet alles aan onze normen kunnen of mogen afwegen. Het probleem is dat wij, wanneer we over macht spreken, pas echt hypocriet worden. Ook onze ontwikkelingssamenwerking moet de ballast afleggen van veertig jaar culpabiliseren en het uitdragen van het fantoom van de goede wilde. Velen zijn al lang geen “wilden” meer, jagers-verzamelaars die afhangen de buit van de dag. Ook daar hebben we overigens die levenswijze moeilijk, onmogelijk gemaakt.

Wat kunnen we in de plaats van dat vermaledijde racisme zetten, als houding ontplooien, dan moet het over respect gaan, iets wat we niet altijd goed in de vingers hebben. Er bestaat ook niet zoiets als “perfect respect”, want zeker bij ongelijke relaties, zoals in de zorg merkt men dat respect moeilijk opgebracht wordt, tenzij men ertoe komt te begrijpen dat ondanks de ongelijke verhoudingen de ander ook een persoon is. Het is in die zin soms gemakkelijk mensen racisme te verwijten, omdat wij zelden (goede) contacten hebben met mensen uit Afrika. Men kan die segregatie betreuren, maar oplossingen vinden… Zouden we dus geen gesprek kunnen beginnen over het gedeelde verleden en zonder woede, maar met grote ijver, dat verleden proberen te begrijpen. Over de toekomst zullen we het overigens zelf moeten eens worden.

Ik kan die houding van afkeer en verwijten ten aanzien van de blanke samenleving wel begrijpen, maar die militaire, technologische superioriteit en ook wetenschappelijke superioriteit is er niet vanzelf gekomen. Dat er gebruik dan wel misbruik van werd gemaakt, behoort tot de geschiedenis. Misschien kan een aandachtige lectuur van “L’homme Revolté” van Albert Camus helpen om zonder te vergeten wat er is gebeurd, te proberen een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Idealistisch is dat wel, al zal men mij dan weer voor de voeten werpen dat ik doe alsof ik niets kan doen aan wat gebeurd is. Dat kan ik inderdaad niet en er zijn niet veel politici meer in leven die bijvoorbeeld betrokken waren bij de onafhankelijkheid van Congo op 30 juni 1960. Dat mag evenwel niet leiden tot een patsituatie, wel zal men dus de discussie voeren over de vraag hoe we verder willen samenleven. En ja, ik ben dan wel blank, maar ik heb ik verdienste aan het werk van Camus, Beethoven of Hannah Arendt? Met het werk van de voorgangers is het zaak te weten wat je zelf van belang vindt en al eens durven af te wijken van de consensus. Moet men zichzelf behoeden voor racisme? Jawel, maar gevoeligheden werken in twee richtingen, wat ik zeg wordt door die dame geïnterpreteerd, goedschiks of kwaadschiks en daar ben ik geen partij. Omgekeerd geldt het ook, daarom schreef ik deze kanttekeningen bij haar uitspraken. Kan men werkelijk iedereen verdenken van racisme, dan zitten we opnieuw in het goede oude katholieke denken, alleen lijkt er nog geen verlossing in het vooruitzicht.



Bart Haers


Reacties

Populaire posts