Wat vertelt "Il Principe"?




Kritiek




Machiavelli’s Il Principe herlezen
Enkele opmerkingen bij gangbare meningen



Niccolo Machiavelli. De heerser. Vertaling
Frans van Dooren 1976. Uitgave 2018. prijs:
15,-
Toen ik over de biografie schreef die Erica Brenner bracht van Niccolo Machiavelli, wist ik dat ik niet anders kon dan het hoofdwerk, het meest geciteerde werk, zegt men, van de Florentijnse secretarius opnieuw te lezen, met aandacht voor zijn doelstelling en presentatie van de omstandigheden. Of Machiavelli echt zoveel cynisme aan de dag legt, als men graag wil aannemen, om een excuus te hebben voor eigen wreedheid, moet dus onderzocht. Erica Brenner schreef ook over het cynisme bij Machiavelli maar dat boek moet nog zien te pakken te krijgen. Intussen behelpen we ons even met een lezing van De Heerser.

Hoe schrijf je over macht zonder zich te vergalopperen en vooral zonder a priori met morele invectieven te zwaaien? Omdat Niccolo Machiavelli, na zijn ontslag uit zijn ambten voor de Republiek Firenze, een manier zocht om zich in de kijker te werken bij de nieuwe machthebbers, probeerde hij Lorenzo di Medici van advies te dienen. Toch kan het best zo zijn dat hij na zijn ontslag en na de gevangenschap tot het inzicht was gekomen dat het verzetten van de wet in Firenze vooral hierom vergeefs zou zijn, omdat de oude bestuurspraktijken het zouden halen op nieuwe inzichten. Het doel van Machiavelli is namelijk, zo blijkt al van begin af aan, dat heersers zich moeten toeleggen op goed bestuur en vervolgens moet men streven naar eenheid van Italië, verhinderen dat vreemde heren het voor het zeggen krijgen. De captatio benevolentiae plaatst de nederige Machiavelli tegenover de doorluchtige Lorenzo, kleinzoon van Lorenzo il Magnifico. Maar zowel Machiavelli als de nieuwe heersers in Firenze zijn er zich bewust dat het niet eenvoudig is macht te verwerven, laat staan de goedkeuring te krijgen van het volk. Lorenzo kan wel kijken van zijn hoge positie, wat het volk denkt, kan hij niet bevroeden.

Voor alle duidelijkheid, de positie van de di Medici in Firenze was na de berechting van Savonarola niet meer evident, al hadden ze overal in Rome en in Frankrijk hun tentakels en werd Giuliano di Medici (paus van als Leo X een onontkoombare factor op het Italiaanse schaakbord. Na Savonarola werd een nieuw bestel ingevoerd, met een vaste pion, de Gonfaloniere Pier Soderini nam het op zich de uitvoerende macht te sturen en de vertegenwoordiging van de Florentijnse elite met elkaar in evenwicht te houden, terwijl hij ook stabiliteit diende te verzekeren. Men mag niet vergeten dat men in Firenze de macht van de eerste burgers, Cosimo en Lorenzo I niet zonder argwaan, afgunst en onbegrip had bekeken. De komst van Savonarola en later van de nieuwe republiek, waaraan Niccolo Machiavelli volop deel had gehad, zeker omdat hij ook als gezant – zonder bijzondere machten die een gevolmachtigde heeft – aan het hof van Lodewijk XII en ook bij Valentino, Cesare Borgia had doorgebracht, om niet te vergeten dat hij ook het hof van Maximiliaan van Oostenrijk had bezocht, in opdracht van de Raad. Diplomatieke successen werden hem niet altijd vergund, maar toch slaagde hij erin de republiek enkele keren voor foute beslissingen te behoeden.

Machiavelli kende het klappen van de zweep, maar om Lorenzo II te overtuigen, diende hij niet daarmee uit te pakken, wel stelde hij Lorenzo de vraag, nogal uitdagend, hoe hij als “nieuwe” heerser over Firenze gezag zou verwerven en wat zijn politieke doelen waren en waarnaar hij zou streven. Alle vragen die de voormalige secretarius voorlegt aan de nieuwe prins, heerser, hebben te maken met het meest onvatbare wat in een politieke bestel aan de orde kan komen, c.q. wat zijn de bedreigingen die de heerser te overwinnen heeft en welke bedreiging gaat van hem uit en hoe kan men spreken van een succesvolle machtsovername. Het feit dat Machiavelli in deze het feit negeert dat Lorenzo kan menen rechtens de macht in Firenze uit te oefenen, want hij is kleinzoon en achterkleinzoon van de eerste burgers, die net als Caesar en Octavianus de regels van de Republiek veranderden zonder de republiek als zodanig op te heffen, geeft aan dit boek een saillant karakter van welmenende adviezen, die tegelijk de onrechtmatigheid van die macht in het licht stellen.

In die zin kan men zich afvragen of het zoeken naar een gepaste adressant wel zo waarheidsgetrouw is, als men in de literatuur aangeeft. De bestaande instellingen werden opgedoekt en vervangen, Machiavelli verloor niet enkel zijn ambten, maar vooral begreep hij dat de stad en Republiek door kortzichtigheid schade zouden lijden. Had Machiavelli niet zelf een militie opgezet, waardoor de stad niet voortdurend op onbetrouwbare huurlingen beroep diende te doen, maar mensen in het veld brengen die vooral de eigen belangen, gronden, rijkdom verdedigden? In dat opzicht komt het, zoals Erica Brenner stelt, er inderdaad op aan goed de intenties van de auteur onder ogen te zien om na te gaan of hij werkelijk achting kan hebben voor Condotierre en andere nieuwe machthebbers.

Hoe vaak heeft men niet beweerd dat Machiavelli echt wel achting had voor wreedaardige legerchefs en machtswellustige leiders, zoals Cesare Borgia. Machiavelli heeft dan ook oog voor de merkwaardige constellatie waarin men door de Fortuin gediend en met de wapens van anderen macht kan verzamelen en een eigen hertogdom kan verwerven. Stabiel is dat niet, aldus Machiavelli, zelfs als men geen fouten zou maken. Hij weet dan ook niet wat hij Borgia te verwijten zou hebben. De klassieke lezing van die passage, hoofdstuk 7 paragraaf 13 en 14 laat evenwel geen twijfel toe, Machiavelli vindt in het handelen van Cesare Borgia helemaal niets prijzenswaardig, net omdat hij macht verwierf met dank aan het goede lot en aan de wapens die zijn vader, de paus hem ter beschikking stelde. Machiavelli vindt niet dat niemand, wie dan ook, op die manier macht zou mogen verwerven, want hij ontkent er de legitimiteit van. Zou hij dat expliciet zeggen, dan zou iemand als Lorenzo II di Medici dat wellicht niet zo prettig hebben gevonden, want de hele suggestie bestaat er namelijk in dat Lorenzo zelf ook wel een gelukzak genoemd mag worden. En hij krijgt het ambt met de wapenen/middelen van de paus, die mee een oog op Firenze houdt.

Bijgevolg moet men zich wel de moeite getroosten de vele vragen die Niccolo Machiavelli stelt doornemen om te begrijpen dat de gang van zaken hem absoluut niet zint en dat het boek naar de letter lezen niet helpt  voor een beter begrip. Machiavelli hecht aan de wetten, aan goede wetgeving en duidelijke juridische kaders, waardoor de heerser ingesnoerd wordt, terwijl hij wel ziet hoe figuren als paus Julianus en dus ook Leo X geen ruimte voor twijfel laten, zij hebben het laatste woord en de wet is er voor de onnozelaars, niet voor de machthebbers. Leo X gaf blijkbaar niet zoveel om kerkelijke zaken, de wereldlijke macht daarentegen zou hem des te meer aan het hart zijn gegaan. Stelt men het altijd zo voor dat Machiavelli hen daartoe de middelen aanreikt, dan moet toch even alles goed overwegen. Aangezien Machiavelli niet tot de gevestigde elite behoort, zou het weinig zin hebben, zeker vanuit zijn positie als dissident, dat hij de machthebber zomaar wat goede raad zou geven. Wat hij dus doet is misstanden in Firenze en Italië onder de aandacht brengen.

In die zin blijft het werk van Niccolo Machiavelli uiteraard waardevol, omdat hij de drijfveren van de elites en de politieke leiders uit de doeken doet, in de mate dat zij volgens hem verzaken aan waar het om te doen is. In de Discorsi[i] beschreef hij aan de hand van het werk van Titus Livius “Ab urbe condita” de kwaliteiten van de republiek en de vereisten die men aan goed beleid mag stellen als burger.  Alle aandacht vestigend op de heerser, de kerkvorsten, de paus op kop en andere koningen, hertogen, prinsen kortom, nu en dan ook een prinses, laat de voormalige ambtenaar Machiavelli begrijpen dat die heerser mag denken dat hij alles op eigen houtje regelt en uitvoering geeft, in wezen is hij de gevangene van zijn omgeving, al kan men dat niet enkel negatief opvatten: de taakomschrijving van de heerser, die beslist over oorlog en vrede, zonder raadgevend orgaan, wat in Firenze de Consiglia was, een raad van de elite, niet van het volk want die was onder de eerste Medici afgeschaft omdat de elite zich bedreigd voelde. Cosimo en Lorenzo di Medici hadden het volk meer macht kunnen geven, maar dan waren ze vervreemd geraakt van de elite en dus werd de inspraak van het volk opgeofferd. Bovendien had men in Firenze regels afgekondigd over toegang tot ambten en wie een zware schuld niet afbetaald kreeg, kon het schudden. Dankzij het verzetten van de wet in 1494 en volgende jaren kon Machiavelli wel in staatsdienst treden, maar geen politiek mandaat vervullen. Zijn overdreven aandacht voor de almacht van de prins, de heerser, moet ook zijn tijdgenoten minstens ironisch in de oren hebben geklonken.

Meer nog, adviseurs van de heerser komen best niet motu proprio met adviezen, want dat zou blijk kunnen geven van gevaarlijke ambitie, zoals ook de raadgevers best geen kritische kanttekeningen plaatsen. Moet de heerser zich hoeden voor vleiers, dan moet hij ook zelf in ultimo besluiten wat er te doen staat. Nu, het beheer van de staat ligt omwille van transparantie vaak besloten in goede gebruiken en afspraken, die kracht van wet krijgen. Wie heft belastingen, waar legt men aanslagen op en hoe worden die geïnd?  Ook wat de uitgaven betrekt kon de heerser toen al niet zomaar doen wat hem goed voorkwam, à son bon plaisir, want nutteloze oorlogen voeren ver van huis, dat vonden die van Brugge in 1492 al geen goede gedachte en Maximiliaan heeft dat geweten; ook Gent in 1537 en volgende jaren vonden oorlogskredieten geen goed idee. Dat lag er ook aan dat de heerser, Karel V de aloude keuren en andere vrijheden diende te respecteren, wilde hij zijn gezag over de stad behouden. Die affaire kwam iets na de tijd waarin Machiavelli over de gang van zaken in Florence schreef en over de positie van de heerser. Overigens zou Niccolo het nog meemaken dat Rome werd geplunderd door de troepen, huurtroepen van Karel V en met diens toestemming. Het is oorlogsrecht, maar het gaf wel de urgentie aan van de smeekbede Italië te verenigen en alle vreemde heersers te verdrijven, die Machiavelli schreef. De realiteit is dat pas in 1861 de eenmaking van het land via het Risorgimento, waarin de verzoeken van Machiavelli wel gehoord werden. De paus werd teruggedreven in een kleine stadstaat en de onderscheiden delen kwamen onder een constitutioneel bestuur te staan.

Machiavelli wil ons misschien wel doen geloven dat de heerser een mannetjesputter moet zijn, een krijgsheer, maar een die met zijn eigen mensen de strijd niet aangaat, wel me de vijanden van buitenaf. In die zin is wat de afgedankte ambtenaar presteert wel van een andere orde dan men zou denken, als men afgaat op de summiere verwijzingen naar de auteur en de scheldtirades die hij nog te verduren krijgt. Hij zegt niet dat Lodewijk XII of Cesare Borgia zijn achting zonder meer verdienen, ze doen wel wat men van een machthebber, zoals hij die overal ziet optreden mag verwachten. In wezen kan men in de vele vragen die Machiavelli te berde brengt een lamento lezen over de wereldvreemdheid van vorsten en heersers.

Vertrouwen op de goede Fortuin? Toch maar niet doen, want door goed overdacht beleid, kan men wel eens vergissingen begaan, maar die pakken niet desastreus uit, onder meer omdat de vorst, mits goede omgang met het volk – en met de elite – kan rekenen op loyauteit van die burgers. Nieuwe heersers moeten vooral daarin investeren, in het vertrouwen van hun burgers. Oh ja, ze kunnen ook te vrijgevig zijn en het respect verliezen, maar ligt dat er niet aan dat die burgers weten waar die vrijgevigheid van de vorst op berust? Leest men het hele werk door dan kom je tot de vaststelling dat Machiavelli de aanname niet meer kan onderschrijven dat de vorst de bezitter is van zijn territorium. Zo raadt Machiavelli de vorst aan niet de vrouwen van zijn onderdanen in zijn bed te willen en hun eigendommen zonder tussenkomst van de rechter te naasten. Juist, de onafhankelijke rechtspraak was toen al een probleem en zowel More als Erasmus zouden er het hunne toe bijdragen dat probleem op de agenda te zetten.

Machiavelli zegt nog iets door er hardnekkig over te zwijgen: mogen onderdanen in het verweer komen tegen de heerser? Dat hij wel spreekt over vijandig van burgers, maar er voortdurend op wijst dat blaffende honden niet bijten en als ze de machthebber vrezen, dan moet de heerser in die machtopvatting vooral verhinderen dat het volk in opstand komt. Maar met repressie komt men er niet. Omdat hij zwijgt zou men aannemen dat de burgers zich hebben te voegen, maar doorheen het boek weeft de auteur wel het canvas voor een maatschappij waarin die burgers wel degelijk hun belangen mogen verdedigen en meer nog, als een vorst de belangen van zijn onderdanen, van zowel de elite als van het volk schaadt, dan zal hij die macht verliezen. Gevreesd te worden kan voor een heerser een strategie blijken, maar nodeloze wreedheid en willekeur versterken zijn prestige niet.

Wij kijken naar Firenze of naar Brugge, Frankfurt als was dat alleen de stad zoals we die nu kennen, binnen die stadsgrenzen, maar vele steden hadden in de loop van de tijd hun economische invloed uitgebreid tot politieke en juridische macht, militaire macht ook, zodat men kan begrijpen dat de ambtenaar Machiavelli, die toestemming krijgt een militie op poten te zetten, in het Florentijnse ommeland rond kon gaan om soldaten te rekruteren om onder meer Pisa te heroveren. Daarvoor moet hij toezeggingen doen, zorgen dat de boeren niet deserteren om de oogsten binnen te vallen. Ondanks de scepsis van de bestuurders slaagt hij daar wel in en legt in feite de zwakheid van de Florentijnse republiek op militair vlak bloot, dat wil zeggen, dat ze hun geld verkeerd investeren – huurlingen zijn onbetrouwbaar en niet echt gemotiveerd – maar ook dat het mogelijk is eigen soldaten samen te brengen, als men als overheid wel betrouwbaar blijkt en dat de soldaten weten dat ze ook voor het eigen belang in het veld treden. Natuurlijk, eigen burgers, het wezen buitenpoorters, kan voor een vorst een gevaar betekenen.

Vorsten zijn er nu ook nu nog, of er zijn genoeg mensen die zich gemachtigd menen op uiterst cynische wijze de macht te hanteren naar eigen inzicht of willekeur. In een democratie is iedereen, leiders van politieke partijen bij gelegenheid de nieuwe heerser, maar er wordt uiteraard trouw aan de constitutie van hen verwacht en als ze wetgeving uitvaardigen en derhalve moet die bepaalde grenzen respecteren – intussen zoveel beperkingen dat we er als burgers vaak niet meer de zin van zien. Transparantie nastreven omwille van de verantwoording kan een goede aanzet zijn, uiteindelijk zal men altijd moeten nagaan of een regel echt het beoogde doel bereikt, zonder al te veel hinderlijke neveneffecten. Men kan evenwel net “Il Principe” lezen als een handleiding voor regeringsleiders, die niet hun eigen have en goed besturen, wel het gemeenschappelijke erfgoed van een hele samenleving en ook garant moeten staan voor de toekomst ervan. De heerser kan geen beslag laten leggen op de eigendommen van een medeburger – de familie de Medici beschouwden zich als eerste burgers en men aanvaardde tot 1594 die aanspraak, zij het node, behalve voor wie uit de ruif kon mee vreten – maar gedroegen zich als de eigenaren van de stad en de welvaar die er was. Men zou voor minder uit zijn krammen schieten. Wellicht werd de vader van Niccolo Machiavelli, Bernardo omwille van persoonlijke daden of die van zijn familie tegen de clan de Medici in met een zware belasting in de relatieve armoede gedreven waardoor hij noch Niccolo zich voor hogere ambten konden aanmelden. Het is wellicht die persoonlijke rancune en de ervaring van de besluiteloosheid van de raad van de republiek en de noodzaak van een goed ambtelijk kader, dat Machiavelli na ontslag en gevangenschap de moed gaf Lorenzo II di Medici aan te spreken.

Ondersteund door de inzichten die Erica Brenner in haar biografie van de Florentijn te berde brengt, kan ik na lectuur van Il Principe in Nederlandse vertaling tot de these komen dat dit werkstuk een vorm van Parrhesia mag heten, een waarheid spreken, waarbij hij de contouren van de goede heerser schetst door alle negatieve eigenschappen van lieden zoals daar zijn Alexander VI en Cesare Borgia, Karel VIII en Lodewijk XII en al die anderen, ook uit de tijd van de ouden te berde te brengen. Hij schrijft ook in de volkstaal, het Florentijnse Italiaans, net zoals hij de gebruikelijke ambiguïteit en soms ook grove scherts hanteert, dat zijn lezers kennen, om zijn publiek diets te maken dat ze al die heersers maar eens moeten aanspreken op hun wangedrag. Uit alle kritiek aan al die chefs, condottiere en prinsen, heersers zijn het alle, komt de blauwdruk naar voor van wat voor Machiavelli en wellicht ook andere geschoolde burgers de betere prins zou zijn. In die zin is de scherpe kritiek op zijn werk wel te begrijpen omdat in tijden waar vorsten als Karel V, Frans I en Hendrik VIII streven naar absolutisme, waar Jean Bodin ook nog eens het denkwerk zal over verrichten, wordt het begrijpelijk dat een openlijke kritiek op de (menselijke) zwakheid van vorsten, die op hun fortuin en met de middelen van anderen, de belastbare burgers, mooi weer maakt, zijn intenties in een duister licht worden geplaatst. Niet Machiavelli is de cynicus bij uitstek, het zijn de heersers die hij de revue laat passeren, met ook een aantal na te volgen voorbeelden als Marcus Aurelius, die blijk geven van zin een volkomen gebrek aan zin voor verantwoordelijkheid en verantwoording.

De verleiding kan groot zijn de voorbeelden en vragen van Niccolo Machiavelli te transponeren naar onze tijd, maar het werk dat uitgaat van heel duidelijke en concrete voorbeelden, wil toch vooral een handleiding zijn, een gedragslijn aanreiken voor een nieuwe vorst, die pas aantreedt, na een regimewissel. In onze tijd kennen we democratisch verkozen tijdelijke verantwoordelijken, we kennen ook heersers die via het leger aan de macht komen of op grond van een ideologie hun macht vestigen en zich laten herverkiezing, maar in wezen handelen als de Borgia’s en consoorten in de tijd van Machiavelli. Daar is niets vreemds aan, wat bedenkelijk is, zoals in het geval van Maduro in Venezuela of Joseph Kabila in Congo, dat er daar geen krachten zich afdoende kunnen ontplooien om de zittende heersers te fnuiken en indien mogelijk met hun klieken en klakken eruit te gooien. Machiavelli geeft in dit boek aan hoe heersers de tegenstand in toom kunnen houden, maar nog minder dan wij maakt hij zich illusies over de uitkomst. Alleen gaat er wel eens te veel tijd overheen en veroorzaken die heersers al te veel leed. In die zin neem ik me voor me toch eens te buigen over de vraag waarom men de democratie het minst slechte systeem zou noemen, zoals men dan Winston Churchill pleegt na te brauwen.

Bart Haers   




[i] Niccolo Machiavelli. Discorsi sopra la prima deca di Tito Livio waarin de auteur nadenkt over de goede ordening van de republiek.

Reacties

Populaire posts