Scherpslijperij intellectueel gemakzuchtig





Dezer Dagen




Waar zijn de Arminianen gebleven?

Er is meer rekkelijkheid van node




Franciscus Gomarus, voorman van de contra-
remonstranten, de strekking die geen afzwakking
duldde van de predestinatieleer en een
politieke splijtzwam werd tussen
Maurits van Oranje en Oldenbarnevelt,
tussen het volk en een elite van
regenten. 
Johan Sanctorum verwijt Guy Verhofstadt van paranoia en cognitieve dissonantie, omdat Verhofstadt inderdaad een onwankelbaar geloof predikt in Europa. Zelf denk ook ik dat Verhofstadt overdrijft maar toch, ik zou niet weten hoe we er zonder Europa aan toe zouden zijn. Tegelijk betekent loyauteit aan Europa niet dat men alle besluitvorming zomaar moet aannemen, enige kritische afstandelijkheid kan geen kwaad en op dat vlak schiet Verhofstadt wel eens terug. Toch is het grootste probleem in dit soort discussies dat de partijen zichzelf onvermurwbaar voor andere zienswijzen op stellen. We zijn allemaal ook geacht strak in de leer te kijken naar het gebeuren.

Het debat over polarisering wordt meestal als een jeremiade gevoerd, waarbij de anderen zich verliezen in hun eigen leerstelligheid en geen oog zouden hebben voor andere visies. Het debat loopt ook mank, omdat men niet goed kan zien dat men zelf ook wel eens al te strakke standpunten kan innemen. Het voorbeeld van de strijd tussen Gomaristen en Arminianen, preciezen tegen rekkelijken, die alleen de strafste uitgangspunten en besluiten voor waar kunnen aanvaarden. De strijd tussen Gomaristen en Arminianen is in Vlaanderen niet zo heel erg bekend en vergt enige uitleg.

In eerste instantie gaat het om de vraag of we al dan niet zelf iets aan ons lot hiernamaals kunnen doen. De Gomaristen meenden dat de strike predestinatie de enige juiste interpretatie vormt en dat God in zijn almacht aangetast zou worden als wij aan onze door hem bepaalde toekomst iets zouden kunnen veranderen. De Arminianen vonden deze lectuur van de bijbel wel erg vergaand en meenden dat het “sola fide-principe” het handelen van de mens negatief zou beïnvloeden en tot lethargie kon leiden.  Johan Van Oldenbarnevelt, landsadvocaat van de Staten van Holland en de regenten in Amsterdam steunden de mildere gedachte, waarbij met de predestinatie niet alles gezegd is. Oldenbarnevelt verloor het hoofd, want werd terecht gesteld. Prins Maurits koos de kant van de kleine luyden, die dus voor een strikte interpretatie kozen: predestinatie is predestinatie.

De strijd had (uiteraard) ook politiek belang, omdat de prins zich kante tegen het verlengen van het Twaalfjarig bestand, want hij verdiende meer eer als vechtersbaas, dan als stadhouder zonder besogne. In de Synode van Dordrecht zetten de strikte contraremonstranten – om nog maar eens een ander begrip binnen te sluizen – oftewel de Gomaristen de puntjes op de i en op idee wat de leer betrof. Toch zouden de regenten, de Blikkers en andere regentenfamilies het nog zeker tot in de achttiende eeuw aan de macht blijven, wat betekende dat steden als Rotterdam, vooral Amsterdam meer tolerantie kenden, tijdens de Gouden eeuw. De vraag is of de bloei zonder de invloed van een mildere invulling van de leer mogelijk was geweest. Het volk evenwel, dacht men, stond aan de zijde van de strikte leer. Nog Bernard Mandeville zou kort voor 1700 uit Rotterdam verjaagd worden, samen met zijn vader en beide artsen, omwille van hun openlijke steun aan een meer rekkelijke interpretatie. Men kan zich dan ook vragen stellen bij de invloed van de voorstelling van zaken, de tweedeling. Aan de invloed van onder meer de Collegianten, de Socinianen en andere bewegingen in de zeventien moet men ook aandacht voorstellen. De Collegianten  die ook kleine luyden telden, waar zeker de strikte interpretatie zeker op afwijzing botste en een vrijzinnige interpretatie ertoe leidde dat het geloof een zaak was van ervaren en voelen, eerder dan rationele bewijsvoering, waar de theologen sterk in weren. De logica van lieden als Voethius zou ons wellicht ook wel eens verbazen, stijl in de leer als hij was. Tegenover stonden dan weer lieden als Adriaan Koerbagh, die vond dat het volk niet dom gehouden mocht worden. Koerbagh schreef een boek over recht en over zogenaamde juridische taal. Ook over de theologie schreef hij om het volk in te lichten over de bedrieglijke theologie.  Koerbagh werd veroordeeld en verdween in het Rasphuis. Hij stierf er tien jaar later.

Hoewel deze schets onvolkomen blijft, de hoofdlijn blijft dat samenlevingen zelden eenduidig bepaalde inzichten delen, maar men verkiest vaak de zuivere lijn, de heldere en onweerlegbare visie die evenwel nogal eens tot tragische situaties kan leiden, dan een meer open visie. Net omdat er ongeveer een generatie na de dood door terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt een organisatie als vanzelf tot stand kwam, de Collegianten, waarvan Rijnsburg het centrum worden zou, maar dus ook de oppositie vanwege de broers Koergbagh, maken duidelijk dat er altijd nog andere stromingen tot stand komen, zeker als de posities gebetonneerd lijken.

Daarom ook verwijs ik in dit stuk naar de Arminianen wanneer ik me afvraag waarom groepen zich zo graag laten voorstaan op hun zekerheid de waarheid in pacht te hebben. Of ze nu religieus zijn of anderszins levensbeschouwelijk georiënteerd, altijd is er die verdoeming van wie het niet eens is, of het nu om veganisten gaat die slagers aanvallen, voorstanders van dierenrechten die varkens uit het slachthuis bevrijden of mensen die tegen nucleaire energieproductie opkomen, telkens weer is hun actie gelegitimeerd door de juistheid van hun leer. Het feit dat er andersdenkenden hun visie kunnen aanvechten, beseffen ze wel, maar daar gaan ze dan met alle middelen tegen in het geweer.

Hoe staan die visies nu tegenover het menselijke bestaan? Zoals de Gomaristen vonden dat mensen niet zelf hun zielenheil konden bewerken, zo  menen al die groepen en groupuscules dat er geen andere waarheid is dan de hunne en dus ook geen andere manier om de juiste toestand van de wereld te bereiken, want of het echt beter zou zijn, blijft altijd nog maar de vraag, voor een scepticus.

Het valt op dat we geneigd lijken de ene fanaticus af te wijzen en andere met enige lankmoedigheid te bejegenen, als ze dichter bij het eigen inzicht staan. Zo is het ook perfect mogelijk met iemand geheel van mening te verschillen en toch ten gronde er een even pessimistische visie op na te houden, want mensen, de mens – zegt men dan – deugt voor geen meter. Het besef werd bij mij wakker toen ik merkte dat er niet enkel problemen zijn die men oplossen moet, maatschappelijke problemen die men uit de wereld wil, maar waar men niet zo goed in slaagt, als men willen zou. Het punt is dat de strijd tegen armoede wel met veel vuur wordt gestreden, maar men bereikt niet altijd de armen zelf, die vaak onwetend zijn over wat er alsnog mogelijk is; evenmin kan men naar hen luisteren, al zijn er ervaringsdeskundigen, maar hun taal zit hen ook weer in de weg om de levens van anderen, armen ook, nog te kunnen vatten. Niet dat we niet tegen armoede moeten strijden, maar de vraag is hoe men met respect mensen in moeilijkheden, financiële maar ook andere, zoals analfabetisme, chronische aandoeningen, zakelijke malheuren en andere kan benaderen en hen de middelen en de veerkracht geven om de zwaarste hinderpalen die armoede oproept meester te kunnen worden en hen toelaten weer wat meer meester te laten worden over de omstandigheden en zo meer in staat  hun eigen leven te leiden.

Kijken we om ons heen dan zien we dierenrechtenorganisaties en milieubewegingen steeds meer kracht leggen in hun acties, tot en met het belagen van slagers en slachthuizen. Men kan vinden dat de mens geen rechten kan laten gelden over het leven van dieren, maar klopt dat wel? Speceïsme, een verwijt dat moet refereren aan het vermaledijde racisme, wil dat mensen zich niet de pretentie aanmeten boven de dieren te staan. Dat de mens een omnivoor is, mag best deel uitmaken van de ontstaansgeschiedenis, maar dieren moeten gevrijwaard worden van misbruik door de mensen en al helemaal mag men geen slachtvee meer houden. Een ander geloofspunt is dat men ooit, over 100 jaar de kweek en slacht van vee even erg zal vinden als slavernij, klinkt goed, maar het gaat uit van de veronderstelling dat iedereen nu fatsoenshalve zou huiveren bij de gedachte aan slavernij. Het is mij niet duidelijk dat dit zelfs in onze cultuur helemaal afgewezen wordt zonder dat mensen toch opnieuw slaven zouden houden, want wettelijk kan het niet.

Het zijn vergaande inzichten, die een bepaalde grondgedachte, c.q. de relatie tussen de species mens en andere diersoorten, helemaal heeft doorgedacht. De benadering maakt ook abstractie van de vaststelling dat het volledig vervangen van vlees in de voeding voor nog meer boskap zal zorgen, tenzij men zou accepteren dat planten door middel van genetische manipulatie meer zou opbrengen. Het valt ook op dat men beweert dat vlees in se ongezond zou zijn, terwijl de toename van de vleesconsumptie correleert met de toename van de levensverwachting. Er spelen ook wel andere correlaties mee, zoals de toename van de hygiëne, betere conservering van voedselproducten en huizen die beter verwarmd worden.

Veganisme is dus niet de natuurlijke houding van mensen, maar een erg vergaande verwerking van basisgedachten over hoe we betere mensen in een betere wereld zouden worden. Dat streven naar een betere wereld, voorheen een wereld die god welgevallig zou geweest zijn, zowel in katholieke als protestantse bewegingen, maar ook bijvoorbeeld in de joodse bewegingen, zoals het Chassidisme. Echter, ook in deze geseculariseerde wereld blijkt men nog altijd in die termen te denken, vrij naar More op zoek te zijn naar Utopia, waar het goed is om te leven, wat Thomas More nu net betwijfelde.

Zo gaat het maar door, Europa, Islamisme, de Verlichtingswaarden en zoveel meer, telkens wil men een idee doordenken, vatten en vastleggen, waardoor alle leven en alle variatie, alle mogelijke intrinsieke en exogene veranderingen afgewezen worden. Men kan niet beweren tegen de Vlaamse identiteit te wezen, want die zou er bepaald belabberd uit zien, en tegelijk menen dat er wel een Brusselse identiteit zou bestaan. Jacques Brel zou ervan gruwelen, de man die zelf niet altijd consistent sprak over die dingen en dat kan men hem niet kwalijk nemen. Identiteiten zijn inderdaad nooit af, vaststaand, maar ontwikkelen zich doorheen de tijden en als gevolg van omstandigheden, die ook niet stabiel zijn. Men kan veel zeggen over de West-Vlaming, maar kan men alle bewoners van de provincie over dezelfde kam scheren, want lang niet iedereen bedient zich van het lokale idioom, of voelt zich een uit de polderklei getrokken boer. Overigens, boeren zijn vaak heel evenwichtige mensen, vaak ook goed op de hoogte van wat er te koop en te krijg is, die nu met zware problemen te kampen hebben.

Men kan zich voortdurend op een theoretisch pad begeven om problemen op te lossen, zoals de strijd tegen ongelijkheid, maar als mensen uitmunten in hun vakgebied, dan vinden we dat prachtig, ook als ze veel opstrijken als ze uitblinken in de sport of de ontspanningsindustrie, maar als mensen welstellend worden door eigen ondernemingszin, dan zijn ze de vijanden van het volk. De hele aanpak van de onderwijshervormingen heeft alles van de gestrengheid van de Gomaristsche drijverijen tegen de rekkelijken. Het gaat erom dat men onderwijs alleen maar beschouwen wil als een maatschappelijke kwestie, niet als iets van grote persoonlijke betekenis. Want uiteindelijk blijken ook kinderen en kleinkinderen van immigranten er wel in te slagen iets van hun onderwijsloopbaan te maken en hogere studies aan te vatten. Te weinig? Men goochelt al jaren met cijfers over schoolverlaters zonder diploma, dat in Vlaanderen betrekkelijk laag ligt. Intussen vinden sommige scholen dat men iemand een diploma kan geven, zonder examens, toetsen te organiseren of leerlingen wel voldoende de stof beheersen. Men wil ongelijkheid voorstellen als een onrecht, maar kan tegelijk niet verhinderen dat men zich zo zelf wel ook in een andere positie plaatst, ongelijk opstelt tegenover mensen die er niet zo mee bezig zijn.

De rechtvaardige samenleving nastreven is een prachtig streven, maar de vraag is hoe die er dan uit moet zien? Geen overdreven aandacht, laat staan beate verering voor wie hoge toppen scheert en hen toch ook niet wegzetten als profiteurs en duvelstoejagers. Een samenleving is een complex geheel, waarvan de elementen en de leden, wij dus in onze samenleving heel wat kunnen bijdragen vanuit onze eigen situatie, al weten anderen dat dan weer niet. Allmenschen zijn mensen die ergens in uitblinken, excelleren, maar tegelijk ook nog steeds vanuit hun eigen bescheidenheid in het leven staan, perfectionisten laten geen tekortkoming toe, geen falen, waardoor zij blind zijn voor het . Roepen dat de kapitalistische samenleving tot onrecht zou leiden, laat onverlet dat andere systemen tot nog toe niet tot meer rechtvaardigheid geleid hebben. Ook hier zien we de preciezen telkens weer opduiken en het hoge woord voeren, abstractie makend van andere waarden, zoals vrijheid en autonomie, zoals broederschap ook.

Waar het hier over gaat is de wijze waarop we stelling plegen te nemen in discussies, ook over zaken van leven en dood, waarbij de andere het vanzelfsprekend fout voor heeft. Wie een stelling wil innemen, mag niet afkomen met nuances en breedvoerige argumentatie, laat stellen dat het niet simpel is. Alles hoort immers simpel te zijn en in 30 seconden uitgelegd te kunnen worden. Als dat geen intellectuele afgang is, weet ik het ook niet meer. We maken complexe algoritmen om ons gedrag te laten sturen, van de stappen- en calorieënteller tot en met het zoeken van een even op lust beluste sekspartner tijdens een avondje stappen. Kan allemaal best en het kan handig zijn, de kans op ongelukken wordt er niet minder op. De discussie over autonomie van de persoon is geleidelijk uitgefaseerd, heeft steeds minder betekenis, want via STEM wil men ons leren dat we moeten vertrouwen op wetenschap en techniek, wiskunde en chemie wellicht, maar over levensvragen gaat het zelden. Komen die aan bod, dan willen we vooral vlotte antwoorden die geen twijfel behoeven of verdragen. Vragen over wat het zich bewust worden een eigen individualiteit met zich brengt, onder meer een zekere eenzaamheid omdat men denkt de enige te wezen in dat proces, kan men niet met algoritmen oplossen, hoogstens beschrijven. Laten we daarom ophouden te volstaan met simpele antwoorden op complexe vraagstukken. En soms zijn het inderdaad niet meer dan raadsels, zoals Ludwig Wittgenstein bedacht. Scherpslijperij oogt stoer, maar is een verregaande vorm van intellectuele luiheid.


Bart Haers




Reacties

Populaire posts