"Waarden en normen" geen stoplap
Dezer
Dagen
Over waarden, kerk en Verlichting
Een
gesprek op een zomers terras hoeft niet altijd over de laatste nieuwsjes te
gaan, kan ook al eens over moeilijker kwesties gaan, zoals het feit dat er heel
wat gaande is omtrent levensbeschouwingen. Een kozijn is priester en probeert
dat naar best vermogen te doen. Het is niet gemakkelijk, is me vroeger al
gebleken te leven in een wereld die de indruk wekt dat religie nergens toe
dient. Dat kan het geval zijn, dat religie geen onmiddellijk doel dient, het
hoeft niet te betekenen dat het geen betekenis heeft. En wat met de waarden van
onze samenleving? Maak het even concreet s.v.p. want “De waarden van de
Aufklärung” dat is toch wel iets om over na te denken, want evident zijn ze
niet. Zo ongeveer liep het gesprek. Het debat vergt veel achtergrondkennis, die
men te lichtvaardig aanwezig acht. Toch kan men ook op grond van eigen
aanvoelen tot inzichten komen, wat men dan weer niet afdoende acht.
Iets
zeggen ten faveure van de kerk, het instituut wekt dezer dagen wel eens
ergernis op, maar als men hoort hoe in scholen vakken godsdienst en zedenleer,
alle twee nog nauwelijks over diepgaande vragen gaan, laat staan dat men
probeert jongeren aan het denken te krijgen, zoals bijvoorbeeld over een dogma,
een concept, zoals zonde, in de lessen RKK, dan lijkt dat al wereldvreemd. Het
komt me voor dat ook de teksten zelf, niet alleen oud en nieuw testament, maar
ook bijvoorbeeld de Patristiek, zeker Augustinus, gewoon buiten beeld blijven.
Het gaat er niet om tot blinde navolging over te gaan, want meestal loopt het
dan verkeerd af, wel om te leren zelf te denken, niet enkel in die zin dat men
de waarheid moet kennen, want de waarheid is dat we leven in een wereld waar
niet alles bepaald is, maar wel degelijk contingent, niet noodzakelijk voorvalt
of niet altijd op dezelfde manier. Ook de eindigheid der dingen, sterfelijkheid
van levende wezens heeft zo wel een betekenis, althans voor ons mensen die
alles groter maken, omdat we er greep op willen krijgen. Overigens, teksten van
Racine of Pascal, Montaigne of Spinoza, worden vaak zo gecomprimeerd
voorgesteld, dat men slechts enkele slagzinnen onthoudt, zonder de betekenis
ervan kan indalen.
Was de
kritiek ten aanzien van de kerk, zoals onder meer Gerard Walschap die formuleerde
en soms zijn romans binnen loodste, zeker terecht, dan kunnen latere generaties
al heel wat minder doorgaan met die verhalen, want ze kennen die niet uit eigen
ervaring. Met “Salut en Merci” schreef Walschap een vlammend requisitoir en de
kerk reageerde door diens boeken in het repertorium van boeken de ongunstigste
quotering te geven. Toch kan men Walschap niet helemaal volgen, want zijn pad
liep tot de verste vorm van inwijding, het seminarie en de daarbij horende
training, onder meer de verdediging van de geloofsleer, de apologetiek. Nu,
Walschap beschrijft zijn ervaringen in het seminarie bijna zoals Stendhal het
wedervaren van Julien Sorel (Le Rouge et le Noir) beschrijft, wel bijna honderd
jaar vroeger. Stendhal was de kerk niet echt genegen, maar laat wel zien dat
sommige priesters toch wel deugen, ondanks hun priesterschap of net omdat ze er
een bepaalde opvatting over hebben. Ook op dat vlak steunt Walschap die
zienswijze, blijkt de ene pastoor een sabelsleper en drilmajoor, terwijl de
andere het leven van zijn parochianen meeleeft en hen al eens durft te laten
weten dat ze dan wel fout bezig zijn, maar dat het niet zo erg moet heten, niet
omdat ze zondigen tegen de regels van de kerk, maar tegen de eisen van het
(goede) leven. De ene pastoor kent zijn pappenheimers, de andere, de drilmajoor
houdt het lijntje naar de kwezels en de pilaarbijters open.
De
kerk waarin mijn vader opgroeide, verdween op het oog schielijk, maar in wezen
was het een collaps, een instorten, omdat men bepaalde kritische geluiden,
zoals van Walschap overnam, zonder er nog verder bij na te denken. Ik kreeg te
horen dat er de afgelopen jaren formulieren werden ingestuurd om zicht te laten
uitschrijven uit de registers van de kerk. Het is een overtuigde keuze zich te uit
te schrijven, want men moet administratieve daden stellen. Dus kan men dat wel
naar waarde schatten, maar toch is er iets vreemds aan de hand, dat we noch de
gronden van de kritiek ten aanzien van het instituut kerk goed kunnen vatten, maar
ook dat we van de geloofsleer zelf niets meer weten. Hoe kan men ernstig over iets
spreken, als men er geen jota meer van kent?
De Bijbel
als boek heeft een heel bijzondere draagwijdte, net omdat de boeken geschreven
werden in een poging uitdrukking te geven aan verwondering, aan wat men dan het
Fascinans et tremendum noemt, het fascinerende en het vreeswekkende, dat dus op
God kan slaan, maar ook op het leven en de wereld zoals die het geval is. De
uitwerking van veel van die tekst in doctrinaire teksten, onder meer van de
kerkvaders is wel eens doorgeschoten, maar het blijft boeiend bepaalde hoofdstukken
te onderzoeken, zelfs over het schijnbaar onbevattelijke verhaal van de
erfzonde. Doorgaans geeft het scheppingsverhaal en de uitdrijving uit het
paradijs aanleiding tot een pessimistische kijk op mens, wereld, het goede. Toch
kan men in die verdrijving uit het paradijs net de menswording in de volle
betekenis van het woord onderkennen, de ontdekking van de vrijheid ook.
Tegelijk
viel tijdens het gesprek ook op hoe we vonden dat men met de Waarden van de
Verlichting een stoplap in het gesprek gebracht heeft, waarvan men meent dat
het niet meer moet uitleggen, wat voor waarden het dan wel zijn. Helaas, die
waarden kan men niet zomaar als abstracties,, presenteren, het gaat over inzichten,
goede dingen, die we voor onszelf van belang achten en waarvan we hopen dat ze
ook door anderen gedragen worden.
Is de
gelijkheid erkennen van Man en Vrouw een belangrijke waarde? De vraag mag zelfs
niet meer gesteld worden en toch blijkt het met de praktijk ervan niet altijd
zo vlot te lopen. Gaat het erom dat we alles juist moeten uitrekenen en dat
mannen en vrouwen hetzelfde moeten doen, dan is de gedachte in strijd met de
idee van zelfbeschikking, autonomie. Kan men, onverschillig of men man of vrouw
is eigen keuzes maken en het leven leiden dat men zelf waardevol acht, zonder
dat anderen die keuze bemoeilijken, dan komen we denk ik in de buurt van wat
gelijkheid kan betekenen.
In het
debat echter zien we de notie gelijkheid alleen als een waarde die op zichzelf
staat en dat roept vragen op. Ook vrijheid is een cruciale waarde, waarbij we
er ons rekenschap van moeten geven dat in een samenleving de notie vrijheid,
autonomie dus, betekent dat we de mogelijkheden en vaardigheden mee moeten
krijgen om inderdaad zelf een leven vorm te geven, de “Pursuit of Happiness”
uit de preambule van de Amerikaanse grondwet. Het is niet verboden, denk ik, te
begrijpen dat hier niet enkel de negatieve vrijheden van belang zijn, dat we
ook moeten hebben voor de noodzakelijke opvoeding, opleiding, vorming, opdat we
onszelf tot de wereld en vooral onze omgeving leren te verhouden, de positieve
vrijheden dus, bekwaamheden. In zekere zin zou men er ook de gedachte van
Fernando Savater niet zonder betekenis is, dat we ook over goed samenleving
best een boom kunnen opzetten. Samenleven en de individuele autonomie in stand
houden?
De
klassieke humaniora, die in de loop der eeuwen vorm kreeg, waarbij het stampen
van Latijnse en Griekse woordjes, voorbeeldzinnen van grammatica en syntaxis
gaf jongeren die ertoe uitverkoren werden, de kans om die kennis op te bouwen,
teksten te leren lezen en begrijpen, te overdenken en zelf te leren schrijven, spreken, staat dezer dagen
als een mammoet te kijk, want waarom zouden we nog klassieke talen leren,
waarom nog Publius Ovidius Naso lezen? Of Petrarca? Hoezo, juist omdat hij een
sleutelfiguur is in de ontwikkeling van de moderne talen, c.q. het Italiaans, vormt
ook de lofredenaar een mooi ankerpunt om ons tot de Europese cultuur te
verhouden.
Natuurlijk,
nu zitten we midden in het debat over Eurocentrisme, over “de koloniale blik”.
Het blijft opmerkelijk dat men denkt aan het eigen (culturele) verleden te
kunnen ontkomen. Mocht ik al mensen uit Kameroen of Rwanda ontmoeten, dan merkte
ik algauw dat, als er wederzijdse interesse te bespeuren viel, die koloniale
blik onbestaande was. Ik heb immers nooit in tropenpak door de wouden van
Centraal Congo rondgelopen. En zelfs als dat zo was, dan nog had dit wellicht
aanleiding gegeven tot een andere dan een koloniale blik. Kan men zich Afrika
voorstellen dat niet via de kolonisatie in de moderne tijd is getrokken.
Natuurlijk was er de driehoekshandel, de slavenhandel, waarbij schepen mensen
uit Afrika naar de Amerika’s vervoerden, als slaven. Natuurlijk wilden de Britten
een koloniaal rijk van Caïro tot Kaapstad en dan zaten plots die Belgen, de
Portugezen en de Duitsers in de weg. Men kan moreel oordelen over de
kolonisatie van de wereld vanuit Europa en het verdient aanbeveling hierover na
te denken, toch zal men zich ook afvragen of wat er gebeurd is, alleen maar
negatief kan beoordeeld worden, zoals men het nu met genoegen voorstelt: de
koloniale blik is verwerpelijk. Maar wie draag die koloniale blik nog? En wat betekent
dat? Voor velen leidt dat tot racisme, zegt men dan, maar er kan vastgesteld
worden dat racisme vaker binnenskamers naar buiten komt dan in rechtstreekse
confrontaties, al heb ik dat wel al zien voorvallen. Juist, sommige mensen
vergeten dat beleefdheid wel enige betekenis kan hebben, respect en
zelfrespect.
Het is
bijzonder moeilijk zich geen rekenschap te geven van die geschiedenis, als men
het eenmaal weet en begrijpt wat het allemaal met zich moet hebben meegebracht.
Mathieu Zana Etambala probeert de Afrikaanse geschiedenis te vertellen, waar ik
het zeer mee eens ben. Hoe of we ooit tot een verhaal kunnen komen waarin de Congolese
verhalen en de Europese, de Belgische tot een synthese kunnen leiden, zal wel
enige moed vergen, want het Congo van Leopold II en van de Belgische
organisatie van het land, ligt sinds 1960 achter ons. De staatshoofden en hun
omgeving die nadien kwamen, hebben bepaald niet een fraai rapport te
verwachten, al is een deel ervan nog verschoonbaar, wanneer men de gretigheid
in rekening brengt waarmee Europese bedrijven daar de welwillendheid smeerden.
De vraag is of zo een geschiedenis ertoe kan bijdragen dat Congolezen er
werkelijk in slagen hun land zelf in handen te nemen, zonder altijd weer het
schema van rebellie en repressie te vervallen. Het gaat er vooral om of mensen
in Kin erin zullen slagen de staat waarachtig op te bouwen. Dat gaat niet
zonder opleiding, vermoed ik, noch zonder publieke discussies, zoals
bijvoorbeeld Hans en Sophie Scholl aandroegen omstreeks 1942-1943. Het zal ook
tijd vergen die staat op te bouwen.
Ik had
ook naar Machiavelli kunnen verwijzen, maar net omdat Sophie en Hans Scholl en
hun medestanders van de Witte Roos in vooral het vijfde traktaat stelden dat de
staat van iedereen geacht moet zijn en dus ook verantwoordelijkheid vergt van
iedereen, om door samenwerking dat land (opnieuw) vorm te geven. Het blijft
opmerkelijk dat we de reacties van deze groep jonge mensen op de omstandigheden
waarin ze leefden, nog nauwelijks enige aandacht waard achten. Toch geven die
pamfletten ons redenen om te begrijpen en zelfs te geloven, jawel, domweg
geloven, dat mensen ten allen tijde vatbaar zijn feitelijk onrecht,
onrechtmatig bestuur, de onrechtstaat aan te pakken. Het vergt moed,
onvoorstelbaar veel moed om eerst uitdrukking te geven aan de afschuw ten
aanzien van de machthebbers en vervolgens ook voor die uitspraken te willen
vechten, tot der dood.
Hoe we
het onderwijs verder gaan inrichten, hangt af van de wijze waarop we het denken
zelf, zoals Hannah Arendt dat beschreef aanvaarden als een noodzakelijke stap
om iets te kunnen betekenen voor die samenleving. Arendt stelde dat als we
denken inderdaad even van de wereld zijn, ogenschijnlijk even afwezig zijn,
terwijl, zo meende ze stellig, het voorwerp van ons denken die wereld en dus
wat het geval is, alleen die
werkelijkheid kan betreffen. Denken over de wereld die we zouden willen, kan
mooi zijn, maar als het niet gebaseerd is op wat we kunnen weten over mensen en
dingen, blijkt het vooral een zaak van luchtfietsers. Arendt vond overigens dat
onze wereld, de wereld waarin we zijn en leven onze aandacht meer dan waard is
en zelfs dat we zoiets als amor mundi best kunnen betrachten. Ook daarmee heeft
ze zich niet geliefd gemaakt, want het doet denken aan Leibniz, aan de beste
der mogelijke werelden, terwijl haar visie daar weinig mee te maken heeft, want
ze weigert voetstoots aan te nemen dat mensen goed of slecht zijn, maar zijn
zoals we zijn.
Met
mij meanderend door die vele waarden die we zeggen te koesteren, komen we tot
vaststelling dat die waarden, zelfs al benoemen we die onfeilbaar, dan nog
blijkt het moeilijk er de nodige gevolgen aan te geven. Neem nu de zo hoog
geprezen waarde die de waarheid is, waarvan men zegt dat ze beter zou zijn dan de
zee van illusies waarin we zomaar kunnen verdrinken, terwijl we niet eens
altijd kunnen weten wat nu waar is of wat niet. Men houde me niet voor een
volslagen scepticus, want dan zou het bovenstaande zonder zin of betekenis
zijn, maar het begrip waarheid zelf blijft altijd afhankelijk van de context.
Staatslieden die beweren dat de EU is opgericht om de VS te plunderen, houden
bewust een verkeerd beeld voor van de werkelijkheid. Politici die menen dat we
geen al te grote zorgen moeten maken over de verdediging van onze samenleving,
vergissen zich evenzeer. Belangrijker dan de abstracte idee van een alles
verhelderende waarheid, komt de gedachte van Michel Foucault aanbevelenswaardig
voor, de moed tot waarheid spreken, want het is gemakkelijk iets te zeggen als
niemand er echt een punt van zal maken, maar als men het eigen hoofd riskeert,
dan wordt het spreken van waarheid wel iets anders. Het gaat immers om een
uitdagen van machthebbers en laat nu net dat de kern zijn van de Verlichting,
het aanpakken van machthebbers die hun positie voor evident dan wel door God
gegeven.
In het
onderwijs leert men, zoals Rik Torfs in een essay in Knack opmerkte niet meer
afdoende dat er aan een kwestie vaak meerdere kanten zitten, die we moeten
onderzoeken, wat betekent dat een vraag niet altijd een afgerond en definitief
antwoord kan krijgen, of waar het oordelen niet enkel berust op meten alleen.
Het punt is wellicht dat we dezer dagen graag vanuit gaan dat we ongeveer alles
weten, alles kunnen verklaren, terwijl dat niet altijd het geval is, of niet
afdoende. De genetica, een domein waar de afgelopen decennia grote sprongen
werden gemaakt, vooruit wel te verstaan, leidde er enige tijd toe dat men genen
ging linken aan bepaalde aandoeningen, zelfs aan intelligentie en aan bepaalde
karaktertrekken. Sommigen meenden een gen voor homoseksualiteit te hebben
ontdekt, de een om te stellen dat het een natuurlijke situatie is, voor anderen
om te zeggen dat het een (psychiatrische) aandoening zou zijn, wat op grond van
genetica bewezen zou zijn. Quod non.
Het
genoom was ontcijferd en men kon naar hartenlust bepaalde genen linken aan iets
dat ons kostbaar dan wel hinderlijk is en plots was alles genetisch bepaald,
zonder dat men goed en wel begreep in de wereld van het sociaal-Darwinisme
terecht te zijn gekomen en zich schaarde bij alle denkvormen waar men kiest
voor bepaaldheid en gedetermineerd zijn van alles, tegen het toeval als
mogelijkheid in. Dat het genoom gelezen kon worden was al een prestatie op
zich, maar het begrijpen van die tekst blijkt altijd nog wel wat moeilijker uit
te vallen dan sommigen voor lief willen nemen.
Wetenschappelijk
onderzoek wordt overigens naar buiten uit, buiten de laboratoria en andere
plaatsen – zoals bibliotheken – waar men onderzoek pleegt te verrichten, gepresenteerd
alsof men van meet af aan zou weten waar het onderzoek zou moeten uitkomen, terwijl
dat wel eens tegen valt. Zeker in de sociale wetenschatten lijken sommigen wat
op Anasthasius Kircher, die Tijl Uilenspiegel uitlegt dat als men het antwoord
weet, men gemakkelijk alle elementen van het dossier kan vinden. Maar zo zoekt
men natuurlijk niet de waarheid, wel een situatie die men verkiest boven de
waarheid, waarbij het vaak moeilijker valt de interacties tussen elementen in
een kwestie na te pluizen om zo tot een waarheid te komen, die als eens kan
ontgoochelen. Overigens kan men er zich niet goed over verbazen dat noties als
falsificatie niet altijd meer worden aangeleverd bij studenten.
Het
gesprek op het terras van de home was wellicht niet zo hooggestemd, of toch
wel, want het is duidelijk geworden dat de kerk als instituut en vaak middels
bedienaren, pastoors, dekens, bisschoppen… ook wel eens afkwamen met de riedel
dat zij het wisten en anderen onwetend zouden zijn. Dat bracht aardig wat
energie bij elkaar die tegen die kerk kon ingezet worden. Ook was het zo dat
men zich zelden afvroeg wat goed zou zijn voor de mensen, braaf zijn en geloven
kon volstaan, diende te volstaan. Dat kon in mijn jonge jaren niet iedereen
meer voldoen, maar toch bleek naderhand
dat sommigen hun toevlucht zochten en vonden in vormen van sciëntisme, een
wetenschap die alles wat ons aanbelangt zou kunnen beheersen, tot uiteraard het
sterfhuis toe. Anderen werd yogi of adepten van allerlei goeroes, soms sloot
men zich aan bij sekten, die net grootgrutters zijn in onweerlegbare waarheden
en wellicht een beetje verdieping.
Dan
was er nog de seksuele moraal, waarbij paus Paulus VI een unieke kans liet
schieten om mensen vertrouwen te geven in de wijze waarop ze met elkaar en met
vruchtbaarheid zouden omgaan. Anticonceptie kon niet en mocht niet, maar brave
gelovigen begrepen gauw genoeg dat ze niet altijd prijs moesten schieten, dat
teveel kinderen voor die kroost en elk van hen ook niet per se het beste was.
Verantwoord ouderschap, zoals dr. Aletta Jacobs dat al aan het einde van de
negentiende eeuw ging promoten – zij het binnen de beslotenheid van een consult
– bracht mee dat kinderen die in kleinere gezinnen, vooral bij de zogenaamde
armen beter af waren en vaak ook mee konden profiteren van de opwaartse sociale
mobiliteit die zich toen voordeed. Ook gaf dr. Jacobs lessen en cursussen in de
armere buurten van Amsterdam.
Als
het over waarden willen hebben kunnen we maar beter slagwoorden uit de weg
gaan. De band tussen de waarden van de kerk en die van de Verlichting is
overigens groot, maar ook behoorlijk ingewikkeld, omdat de Aufklärung meerdere
gezichten heeft. Edmund Burke wegzetten als conservatief, zonder verder in te
gaan op wat hijzelf te berde heeft gebracht, lijkt me nog altijd een gemakzuchtige
benadering. Men kon tijdens die achttiende eeuw bisschop zijn en de werken van
Denis Diderot en Voltaire lezen, de discussie volgen tussen de aanhangers van
de Bull Unigenitus en de koning, Louis XV waarderen omdat hij mee de
ontsluiting van het Franse platteland op de agenda had gezet. Ook op het vlak
van vrouwenrechten gebeurde er een en ander, maar hoe komt het dat bijna
niemand Emilie kent, niet die van Rousseau, maar de Emilie du Châtelet, die Newton’s
Principia mathematica in het Frans vertaalde, die een onderzoek deed naar de
aard van licht, dat de wetenschap heel wat verder bracht. De kerk heeft, zegt
men dan, altijd tegen kennis en wetenschap geageerd, terwijl het wel eens monniken
waren, zoals Mendel, die erfelijkheidswetten wist te formuleren. George
Lemaître legde dan wel de antimoderniteitseed af, maar werkte als wiskundige en
astronoom mee aan de ontwikkeling van de idee van de Big Bang, toch wel
enigszins strijdig met de scheppingsverhalen. Toch zou de kerk de inzichten van
Lemaître wel aanvaarden, zij het zonder de link met de schepping zelf op scherp
te stellen. Lemaître had het dus gehad over het oer-atoom, nu lijkt men het te
hebben over een singulariteit. Hoe duizelingwekkend kan wetenschappelijke
kennis blijken.
Kan men best begrijpen dat er zoiets als geloof bestaat, dan kan men tegelijk ook
onderkennen dat we er in deze wereld in die zin alleen voor staan dat er geen
hogere machten zijn die echt kunnen ingrijpen in de gang der dingen. Aan de hand van de kritiek op bepaalde
voorstellingen van het vigerende godsbeeld, onder meer bij Spinoza, die de gedachte
poneerde dat God zou samenvallen met de natuur, kwamen er later nog vormen van
atheïsme tot stand die een eigen visie op het monotheïsme brachten, zoals het
paganisme van Goethe en Schiller. Cruciaal is niet zozeer of iemand gelooft of
aan de strikte regels van het rationele denken vasthouden wil, wel hoe dat in
het leven van mensen vorm krijgt. Precies de geschiedenis van de strijd tussen
Gomaristen en Arminianen, waarbij de Gomaristen voor de strikte interpretatie
van de predestinatieleer stonden, laat zien dat doctrinair denken heel wat
houvast kan geven, maar ook het denken stevig kan beperken. Overigens, laat men
het oordeel aan de doctrine over, dan hoeft men zich niet op waarden en normen
te beroepen.
Hoe
vaker ik hoor spreken over waarden en normen, hoe duidelijker het wordt dat het
op zich nog slechts een mantra is. Het valt niet te ontkennen dat we in deze
samenleving over een aantal kwestie inzichten delen, die afgeleid zijn van
waarden en normen, die we menen te koesteren. Vrijheid en autonomie evenwel
hebben het in het debat moeten afleggen van gelijkheid en rechtvaardigheid, ook
als dat betekenen moet dat de paarden niet altijd de haver krijgen die ze verdienen.
Men kan daarom niet in het ijle spreken over rechtvaardigheid. Het vergt
onderzoek en reflectie, wat we voor belangrijk houden en jammer genoeg kan men
dat niet stoelen op pure ratio, omdat in onze omgang met de wereld emoties nu
eenmaal ook hun plaats hebben. Spinoza had het dan over droeve emoties, zoals
afgunst, woede, haat, maar dacht dat er ook goede emoties kunnen benoemd
worden. Martha Nussbaum heeft het over politieke emoties, waarbij ze aangeeft
dat bijvoorbeeld vrees of haat gemakkelijker benoemd en bespeeld worden dan
andere. Ook zij meent, verwijzend naar Barack Obama, dat politici in hun
discours positieve waarden en emoties kunnen kunnen verdedigen. Ook dr. Martin
Luther King en Mandela voert zij op om de these te ondersteunen dat men niet
aannemelijk moet willen maken dat politiek alleen op rationele argumenten moet
berusten, objectief zou wezen, wil men valse emoties en manipulatie voorkomen.
In het debat over waarden en normen lijkt me dat een wezenlijke toevoeging.
De
waarden van de Aufklärung blijken lang niet zo eenduidig en vooral veel minder
rationaal gegrond als men zou willen. Ze vonden hun grond in de reactie op een
samenleving waar de door God gewilde orde in vraag gesteld werd. Vrijheid,
gelijkheid en broederschap, de leuze die naderhand aan de Republiek werd
meegegeven, vat goed samen waar het om gaat. Ook het antiklerikalisme is een
vaste waarde in de Franse Verlichting, terwijl dat bij de Schotse en de Duitse Aufklärung
minder het geval blijkt te zijn. Men kan niet voorbij aan het “Ecrasons l’infâme”
waarmee Voltaire ondertekende. De gedachte van Voltaire blijkt maar ten volle
als men merkt dat hij het vooral heeft over de eerloze machthebbers heeft,
waartoe ook de kerk behoort, maar ook, als het aan de orde komt, de magistraten
van het parlement van Parijs of Toulouse. Hij ging in tegen gerechtelijke dwalingen
in de zaak Calas, waarbij de koning zelf ingreep tegen de blunderende rechters.
Men
kan van Voltaire niet zoveel zinvols vertellen als men zich slechts op enkele
uitspraken en werken beroept. In zijn kasteeldomein Ferney – later werd het
Ferney-Voltaire, liet hij niet enkel toneelstukken opvoeren en organiseerde hij
ook een atelier voor horlogemakers, hij was ook een blijvende referentie voor
zijn tijdgenoten. Hij vond niet dat mensen het geloof ontnomen diende te worden,
accepteerde dat mensen ter kerke gaan, maar vond dat men ten allen tijde de
maatschappelijke en politieke macht van de kerk aan banden diende te leggen.
Hij vond vooral dat men het bestaan van een God kon aanvaarden, maar dat bleef
dan eerder vaag, in tegenstelling tot de neiging van kerken om van God een
afgod te maken, aan god dus supermachten toe te kennen, die men ook tegen
tegenstanders kan inzetten.
Het
debat voeren over Waarden en Normen betekent uiteraard een debat voeren over
moraal, ethiek en over de maatschappelijke orde. Men kan daarom wel proberen
bepaalde leefregels te verklaren op rationele gronden, hoe meer men de
reflectie daartoe beperkt, hoe groter het risico wordt dat die moraal niet meer
bevrijdend werkt. Nu, angst voor vrijheid blijft een thema dat slechts zelden ter
sprake komt. Het gesprek op een zondagmiddag over waarden en normen, leidt ons
wel heel ver, ik weet het, maar het is dan ook van den zotte dat men telkens
weer volstaan wil met de mantra ‘normen en waarden’ om een discussie stil te
leggen. Even belangrijk is het vervolgens de ontwikkeling van die inzichten te
gaan naspeuren, er een genealogie van op te sporen. Ook al omdat men moeilijk
de discussie met (nazaten van) immigranten het gesprek kan aangaan waarom we
bepaalde waarden zo belangrijk vinden. Maken we zo een genealogie op, dan
moeten we ook nog bedenken dat bepaalde inzichten tot ontsporingen kunnen
leiden, zoals het autoritarisme heeft laten zien. Men kan niet blind zijn voor
de dialectiek van de Verlichting, ook al is men het daarom niet volkomen eens met Max Horkheimer en Theodor
Adorno. Net dat is de verworvenheid van de Verlichting, dat men zich met
verschillende teksten kan inlaten, zonder er daarom een evangelie of heilige
schrift van te maken. Wellicht zien we dan nog een detail over het hoofd,
namelijk of we er wel zeker van kunnen zijn dat wel degelijk rationeel denken
en het zelden de moeite niet waard achten dat te onderzoeken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten