"Waarden en normen" geen stoplap




Dezer Dagen




Over waarden, kerk en Verlichting




Walschap, zelf ook seminarist geweest,
schreef een verweerschrift, "Salut en
Merci" waarin hij de fouten en hypocrisie
van de kerk scherp uitlichtte. Het werd hem
niet in dank afgenomen, dachten de
katholieke opiniemakers, maar
velen namen de boodschap toch mee.
Pas twintig, dertig jaar later
werd het goed mogelijk de kerk op
haar fouten te wijzen en de kerkdeur
achter zich dicht te gooien. 
Een gesprek op een zomers terras hoeft niet altijd over de laatste nieuwsjes te gaan, kan ook al eens over moeilijker kwesties gaan, zoals het feit dat er heel wat gaande is omtrent levensbeschouwingen. Een kozijn is priester en probeert dat naar best vermogen te doen. Het is niet gemakkelijk, is me vroeger al gebleken te leven in een wereld die de indruk wekt dat religie nergens toe dient. Dat kan het geval zijn, dat religie geen onmiddellijk doel dient, het hoeft niet te betekenen dat het geen betekenis heeft. En wat met de waarden van onze samenleving? Maak het even concreet s.v.p. want “De waarden van de Aufklärung” dat is toch wel iets om over na te denken, want evident zijn ze niet. Zo ongeveer liep het gesprek. Het debat vergt veel achtergrondkennis, die men te lichtvaardig aanwezig acht. Toch kan men ook op grond van eigen aanvoelen tot inzichten komen, wat men dan weer niet afdoende acht.

Iets zeggen ten faveure van de kerk, het instituut wekt dezer dagen wel eens ergernis op, maar als men hoort hoe in scholen vakken godsdienst en zedenleer, alle twee nog nauwelijks over diepgaande vragen gaan, laat staan dat men probeert jongeren aan het denken te krijgen, zoals bijvoorbeeld over een dogma, een concept, zoals zonde, in de lessen RKK, dan lijkt dat al wereldvreemd. Het komt me voor dat ook de teksten zelf, niet alleen oud en nieuw testament, maar ook bijvoorbeeld de Patristiek, zeker Augustinus, gewoon buiten beeld blijven. Het gaat er niet om tot blinde navolging over te gaan, want meestal loopt het dan verkeerd af, wel om te leren zelf te denken, niet enkel in die zin dat men de waarheid moet kennen, want de waarheid is dat we leven in een wereld waar niet alles bepaald is, maar wel degelijk contingent, niet noodzakelijk voorvalt of niet altijd op dezelfde manier. Ook de eindigheid der dingen, sterfelijkheid van levende wezens heeft zo wel een betekenis, althans voor ons mensen die alles groter maken, omdat we er greep op willen krijgen. Overigens, teksten van Racine of Pascal, Montaigne of Spinoza, worden vaak zo gecomprimeerd voorgesteld, dat men slechts enkele slagzinnen onthoudt, zonder de betekenis ervan kan indalen.

Was de kritiek ten aanzien van de kerk, zoals onder meer Gerard Walschap die formuleerde en soms zijn romans binnen loodste, zeker terecht, dan kunnen latere generaties al heel wat minder doorgaan met die verhalen, want ze kennen die niet uit eigen ervaring. Met “Salut en Merci” schreef Walschap een vlammend requisitoir en de kerk reageerde door diens boeken in het repertorium van boeken de ongunstigste quotering te geven. Toch kan men Walschap niet helemaal volgen, want zijn pad liep tot de verste vorm van inwijding, het seminarie en de daarbij horende training, onder meer de verdediging van de geloofsleer, de apologetiek. Nu, Walschap beschrijft zijn ervaringen in het seminarie bijna zoals Stendhal het wedervaren van Julien Sorel (Le Rouge et le Noir) beschrijft, wel bijna honderd jaar vroeger. Stendhal was de kerk niet echt genegen, maar laat wel zien dat sommige priesters toch wel deugen, ondanks hun priesterschap of net omdat ze er een bepaalde opvatting over hebben. Ook op dat vlak steunt Walschap die zienswijze, blijkt de ene pastoor een sabelsleper en drilmajoor, terwijl de andere het leven van zijn parochianen meeleeft en hen al eens durft te laten weten dat ze dan wel fout bezig zijn, maar dat het niet zo erg moet heten, niet omdat ze zondigen tegen de regels van de kerk, maar tegen de eisen van het (goede) leven. De ene pastoor kent zijn pappenheimers, de andere, de drilmajoor houdt het lijntje naar de kwezels en de pilaarbijters open.

De kerk waarin mijn vader opgroeide, verdween op het oog schielijk, maar in wezen was het een collaps, een instorten, omdat men bepaalde kritische geluiden, zoals van Walschap overnam, zonder er nog verder bij na te denken. Ik kreeg te horen dat er de afgelopen jaren formulieren werden ingestuurd om zicht te laten uitschrijven uit de registers van de kerk. Het is een overtuigde keuze zich te uit te schrijven, want men moet administratieve daden stellen. Dus kan men dat wel naar waarde schatten, maar toch is er iets vreemds aan de hand, dat we noch de gronden van de kritiek ten aanzien van het instituut kerk goed kunnen vatten, maar ook dat we van de geloofsleer zelf niets meer weten. Hoe kan men ernstig over iets spreken, als men er geen jota meer van kent?

De Bijbel als boek heeft een heel bijzondere draagwijdte, net omdat de boeken geschreven werden in een poging uitdrukking te geven aan verwondering, aan wat men dan het Fascinans et tremendum noemt, het fascinerende en het vreeswekkende, dat dus op God kan slaan, maar ook op het leven en de wereld zoals die het geval is. De uitwerking van veel van die tekst in doctrinaire teksten, onder meer van de kerkvaders is wel eens doorgeschoten, maar het blijft boeiend bepaalde hoofdstukken te onderzoeken, zelfs over het schijnbaar onbevattelijke verhaal van de erfzonde. Doorgaans geeft het scheppingsverhaal en de uitdrijving uit het paradijs aanleiding tot een pessimistische kijk op mens, wereld, het goede. Toch kan men in die verdrijving uit het paradijs net de menswording in de volle betekenis van het woord onderkennen, de ontdekking van de vrijheid ook.

Tegelijk viel tijdens het gesprek ook op hoe we vonden dat men met de Waarden van de Verlichting een stoplap in het gesprek gebracht heeft, waarvan men meent dat het niet meer moet uitleggen, wat voor waarden het dan wel zijn. Helaas, die waarden kan men niet zomaar als abstracties,, presenteren, het gaat over inzichten, goede dingen, die we voor onszelf van belang achten en waarvan we hopen dat ze ook door anderen gedragen worden.

Is de gelijkheid erkennen van Man en Vrouw een belangrijke waarde? De vraag mag zelfs niet meer gesteld worden en toch blijkt het met de praktijk ervan niet altijd zo vlot te lopen. Gaat het erom dat we alles juist moeten uitrekenen en dat mannen en vrouwen hetzelfde moeten doen, dan is de gedachte in strijd met de idee van zelfbeschikking, autonomie. Kan men, onverschillig of men man of vrouw is eigen keuzes maken en het leven leiden dat men zelf waardevol acht, zonder dat anderen die keuze bemoeilijken, dan komen we denk ik in de buurt van wat gelijkheid kan betekenen.

In het debat echter zien we de notie gelijkheid alleen als een waarde die op zichzelf staat en dat roept vragen op. Ook vrijheid is een cruciale waarde, waarbij we er ons rekenschap van moeten geven dat in een samenleving de notie vrijheid, autonomie dus, betekent dat we de mogelijkheden en vaardigheden mee moeten krijgen om inderdaad zelf een leven vorm te geven, de “Pursuit of Happiness” uit de preambule van de Amerikaanse grondwet. Het is niet verboden, denk ik, te begrijpen dat hier niet enkel de negatieve vrijheden van belang zijn, dat we ook moeten hebben voor de noodzakelijke opvoeding, opleiding, vorming, opdat we onszelf tot de wereld en vooral onze omgeving leren te verhouden, de positieve vrijheden dus, bekwaamheden. In zekere zin zou men er ook de gedachte van Fernando Savater niet zonder betekenis is, dat we ook over goed samenleving best een boom kunnen opzetten. Samenleven en de individuele autonomie in stand houden?    

De klassieke humaniora, die in de loop der eeuwen vorm kreeg, waarbij het stampen van Latijnse en Griekse woordjes, voorbeeldzinnen van grammatica en syntaxis gaf jongeren die ertoe uitverkoren werden, de kans om die kennis op te bouwen, teksten te leren lezen en begrijpen, te overdenken en zelf  te leren schrijven, spreken, staat dezer dagen als een mammoet te kijk, want waarom zouden we nog klassieke talen leren, waarom nog Publius Ovidius Naso lezen? Of Petrarca? Hoezo, juist omdat hij een sleutelfiguur is in de ontwikkeling van de moderne talen, c.q. het Italiaans, vormt ook de lofredenaar een mooi ankerpunt om ons tot de Europese cultuur te verhouden.

Natuurlijk, nu zitten we midden in het debat over Eurocentrisme, over “de koloniale blik”. Het blijft opmerkelijk dat men denkt aan het eigen (culturele) verleden te kunnen ontkomen. Mocht ik al mensen uit Kameroen of Rwanda ontmoeten, dan merkte ik algauw dat, als er wederzijdse interesse te bespeuren viel, die koloniale blik onbestaande was. Ik heb immers nooit in tropenpak door de wouden van Centraal Congo rondgelopen. En zelfs als dat zo was, dan nog had dit wellicht aanleiding gegeven tot een andere dan een koloniale blik. Kan men zich Afrika voorstellen dat niet via de kolonisatie in de moderne tijd is getrokken. Natuurlijk was er de driehoekshandel, de slavenhandel, waarbij schepen mensen uit Afrika naar de Amerika’s vervoerden, als slaven. Natuurlijk wilden de Britten een koloniaal rijk van Caïro tot Kaapstad en dan zaten plots die Belgen, de Portugezen en de Duitsers in de weg. Men kan moreel oordelen over de kolonisatie van de wereld vanuit Europa en het verdient aanbeveling hierover na te denken, toch zal men zich ook afvragen of wat er gebeurd is, alleen maar negatief kan beoordeeld worden, zoals men het nu met genoegen voorstelt: de koloniale blik is verwerpelijk. Maar wie draag die koloniale blik nog? En wat betekent dat? Voor velen leidt dat tot racisme, zegt men dan, maar er kan vastgesteld worden dat racisme vaker binnenskamers naar buiten komt dan in rechtstreekse confrontaties, al heb ik dat wel al zien voorvallen. Juist, sommige mensen vergeten dat beleefdheid wel enige betekenis kan hebben, respect en zelfrespect.

Het is bijzonder moeilijk zich geen rekenschap te geven van die geschiedenis, als men het eenmaal weet en begrijpt wat het allemaal met zich moet hebben meegebracht. Mathieu Zana Etambala probeert de Afrikaanse geschiedenis te vertellen, waar ik het zeer mee eens ben. Hoe of we ooit tot een verhaal kunnen komen waarin de Congolese verhalen en de Europese, de Belgische tot een synthese kunnen leiden, zal wel enige moed vergen, want het Congo van Leopold II en van de Belgische organisatie van het land, ligt sinds 1960 achter ons. De staatshoofden en hun omgeving die nadien kwamen, hebben bepaald niet een fraai rapport te verwachten, al is een deel ervan nog verschoonbaar, wanneer men de gretigheid in rekening brengt waarmee Europese bedrijven daar de welwillendheid smeerden. De vraag is of zo een geschiedenis ertoe kan bijdragen dat Congolezen er werkelijk in slagen hun land zelf in handen te nemen, zonder altijd weer het schema van rebellie en repressie te vervallen. Het gaat er vooral om of mensen in Kin erin zullen slagen de staat waarachtig op te bouwen. Dat gaat niet zonder opleiding, vermoed ik, noch zonder publieke discussies, zoals bijvoorbeeld Hans en Sophie Scholl aandroegen omstreeks 1942-1943. Het zal ook tijd vergen die staat op te bouwen.

Ik had ook naar Machiavelli kunnen verwijzen, maar net omdat Sophie en Hans Scholl en hun medestanders van de Witte Roos in vooral het vijfde traktaat stelden dat de staat van iedereen geacht moet zijn en dus ook verantwoordelijkheid vergt van iedereen, om door samenwerking dat land (opnieuw) vorm te geven. Het blijft opmerkelijk dat we de reacties van deze groep jonge mensen op de omstandigheden waarin ze leefden, nog nauwelijks enige aandacht waard achten. Toch geven die pamfletten ons redenen om te begrijpen en zelfs te geloven, jawel, domweg geloven, dat mensen ten allen tijde vatbaar zijn feitelijk onrecht, onrechtmatig bestuur, de onrechtstaat aan te pakken. Het vergt moed, onvoorstelbaar veel moed om eerst uitdrukking te geven aan de afschuw ten aanzien van de machthebbers en vervolgens ook voor die uitspraken te willen vechten, tot der dood.

Hoe we het onderwijs verder gaan inrichten, hangt af van de wijze waarop we het denken zelf, zoals Hannah Arendt dat beschreef aanvaarden als een noodzakelijke stap om iets te kunnen betekenen voor die samenleving. Arendt stelde dat als we denken inderdaad even van de wereld zijn, ogenschijnlijk even afwezig zijn, terwijl, zo meende ze stellig, het voorwerp van ons denken die wereld en dus wat het geval is,  alleen die werkelijkheid kan betreffen. Denken over de wereld die we zouden willen, kan mooi zijn, maar als het niet gebaseerd is op wat we kunnen weten over mensen en dingen, blijkt het vooral een zaak van luchtfietsers. Arendt vond overigens dat onze wereld, de wereld waarin we zijn en leven onze aandacht meer dan waard is en zelfs dat we zoiets als amor mundi best kunnen betrachten. Ook daarmee heeft ze zich niet geliefd gemaakt, want het doet denken aan Leibniz, aan de beste der mogelijke werelden, terwijl haar visie daar weinig mee te maken heeft, want ze weigert voetstoots aan te nemen dat mensen goed of slecht zijn, maar zijn zoals we zijn.

Met mij meanderend door die vele waarden die we zeggen te koesteren, komen we tot vaststelling dat die waarden, zelfs al benoemen we die onfeilbaar, dan nog blijkt het moeilijk er de nodige gevolgen aan te geven. Neem nu de zo hoog geprezen waarde die de waarheid is, waarvan men zegt dat ze beter zou zijn dan de zee van illusies waarin we zomaar kunnen verdrinken, terwijl we niet eens altijd kunnen weten wat nu waar is of wat niet. Men houde me niet voor een volslagen scepticus, want dan zou het bovenstaande zonder zin of betekenis zijn, maar het begrip waarheid zelf blijft altijd afhankelijk van de context. Staatslieden die beweren dat de EU is opgericht om de VS te plunderen, houden bewust een verkeerd beeld voor van de werkelijkheid. Politici die menen dat we geen al te grote zorgen moeten maken over de verdediging van onze samenleving, vergissen zich evenzeer. Belangrijker dan de abstracte idee van een alles verhelderende waarheid, komt de gedachte van Michel Foucault aanbevelenswaardig voor, de moed tot waarheid spreken, want het is gemakkelijk iets te zeggen als niemand er echt een punt van zal maken, maar als men het eigen hoofd riskeert, dan wordt het spreken van waarheid wel iets anders. Het gaat immers om een uitdagen van machthebbers en laat nu net dat de kern zijn van de Verlichting, het aanpakken van machthebbers die hun positie voor evident dan wel door God gegeven.

In het onderwijs leert men, zoals Rik Torfs in een essay in Knack opmerkte niet meer afdoende dat er aan een kwestie vaak meerdere kanten zitten, die we moeten onderzoeken, wat betekent dat een vraag niet altijd een afgerond en definitief antwoord kan krijgen, of waar het oordelen niet enkel berust op meten alleen. Het punt is wellicht dat we dezer dagen graag vanuit gaan dat we ongeveer alles weten, alles kunnen verklaren, terwijl dat niet altijd het geval is, of niet afdoende. De genetica, een domein waar de afgelopen decennia grote sprongen werden gemaakt, vooruit wel te verstaan, leidde er enige tijd toe dat men genen ging linken aan bepaalde aandoeningen, zelfs aan intelligentie en aan bepaalde karaktertrekken. Sommigen meenden een gen voor homoseksualiteit te hebben ontdekt, de een om te stellen dat het een natuurlijke situatie is, voor anderen om te zeggen dat het een (psychiatrische) aandoening zou zijn, wat op grond van genetica bewezen zou zijn. Quod non.

Het genoom was ontcijferd en men kon naar hartenlust bepaalde genen linken aan iets dat ons kostbaar dan wel hinderlijk is en plots was alles genetisch bepaald, zonder dat men goed en wel begreep in de wereld van het sociaal-Darwinisme terecht te zijn gekomen en zich schaarde bij alle denkvormen waar men kiest voor bepaaldheid en gedetermineerd zijn van alles, tegen het toeval als mogelijkheid in. Dat het genoom gelezen kon worden was al een prestatie op zich, maar het begrijpen van die tekst blijkt altijd nog wel wat moeilijker uit te vallen dan sommigen voor lief willen nemen.

Wetenschappelijk onderzoek wordt overigens naar buiten uit, buiten de laboratoria en andere plaatsen – zoals bibliotheken – waar men onderzoek pleegt te verrichten, gepresenteerd alsof men van meet af aan zou weten waar het onderzoek zou moeten uitkomen, terwijl dat wel eens tegen valt. Zeker in de sociale wetenschatten lijken sommigen wat op Anasthasius Kircher, die Tijl Uilenspiegel uitlegt dat als men het antwoord weet, men gemakkelijk alle elementen van het dossier kan vinden. Maar zo zoekt men natuurlijk niet de waarheid, wel een situatie die men verkiest boven de waarheid, waarbij het vaak moeilijker valt de interacties tussen elementen in een kwestie na te pluizen om zo tot een waarheid te komen, die als eens kan ontgoochelen. Overigens kan men er zich niet goed over verbazen dat noties als falsificatie niet altijd meer worden aangeleverd bij studenten.

Het gesprek op het terras van de home was wellicht niet zo hooggestemd, of toch wel, want het is duidelijk geworden dat de kerk als instituut en vaak middels bedienaren, pastoors, dekens, bisschoppen… ook wel eens afkwamen met de riedel dat zij het wisten en anderen onwetend zouden zijn. Dat bracht aardig wat energie bij elkaar die tegen die kerk kon ingezet worden. Ook was het zo dat men zich zelden afvroeg wat goed zou zijn voor de mensen, braaf zijn en geloven kon volstaan, diende te volstaan. Dat kon in mijn jonge jaren niet iedereen meer voldoen, maar toch bleek  naderhand dat sommigen hun toevlucht zochten en vonden in vormen van sciëntisme, een wetenschap die alles wat ons aanbelangt zou kunnen beheersen, tot uiteraard het sterfhuis toe. Anderen werd yogi of adepten van allerlei goeroes, soms sloot men zich aan bij sekten, die net grootgrutters zijn in onweerlegbare waarheden en wellicht een beetje verdieping.

Dan was er nog de seksuele moraal, waarbij paus Paulus VI een unieke kans liet schieten om mensen vertrouwen te geven in de wijze waarop ze met elkaar en met vruchtbaarheid zouden omgaan. Anticonceptie kon niet en mocht niet, maar brave gelovigen begrepen gauw genoeg dat ze niet altijd prijs moesten schieten, dat teveel kinderen voor die kroost en elk van hen ook niet per se het beste was. Verantwoord ouderschap, zoals dr. Aletta Jacobs dat al aan het einde van de negentiende eeuw ging promoten – zij het binnen de beslotenheid van een consult – bracht mee dat kinderen die in kleinere gezinnen, vooral bij de zogenaamde armen beter af waren en vaak ook mee konden profiteren van de opwaartse sociale mobiliteit die zich toen voordeed. Ook gaf dr. Jacobs lessen en cursussen in de armere buurten van Amsterdam.

Als het over waarden willen hebben kunnen we maar beter slagwoorden uit de weg gaan. De band tussen de waarden van de kerk en die van de Verlichting is overigens groot, maar ook behoorlijk ingewikkeld, omdat de Aufklärung meerdere gezichten heeft. Edmund Burke wegzetten als conservatief, zonder verder in te gaan op wat hijzelf te berde heeft gebracht, lijkt me nog altijd een gemakzuchtige benadering. Men kon tijdens die achttiende eeuw bisschop zijn en de werken van Denis Diderot en Voltaire lezen, de discussie volgen tussen de aanhangers van de Bull Unigenitus en de koning, Louis XV waarderen omdat hij mee de ontsluiting van het Franse platteland op de agenda had gezet. Ook op het vlak van vrouwenrechten gebeurde er een en ander, maar hoe komt het dat bijna niemand Emilie kent, niet die van Rousseau, maar de Emilie du Châtelet, die Newton’s Principia mathematica in het Frans vertaalde, die een onderzoek deed naar de aard van licht, dat de wetenschap heel wat verder bracht. De kerk heeft, zegt men dan, altijd tegen kennis en wetenschap geageerd, terwijl het wel eens monniken waren, zoals Mendel, die erfelijkheidswetten wist te formuleren. George Lemaître legde dan wel de antimoderniteitseed af, maar werkte als wiskundige en astronoom mee aan de ontwikkeling van de idee van de Big Bang, toch wel enigszins strijdig met de scheppingsverhalen. Toch zou de kerk de inzichten van Lemaître wel aanvaarden, zij het zonder de link met de schepping zelf op scherp te stellen. Lemaître had het dus gehad over het oer-atoom, nu lijkt men het te hebben over een singulariteit. Hoe duizelingwekkend kan wetenschappelijke kennis blijken.

 Kan men best begrijpen dat er zoiets als  geloof bestaat, dan kan men tegelijk ook onderkennen dat we er in deze wereld in die zin alleen voor staan dat er geen hogere machten zijn die echt kunnen ingrijpen in de gang der dingen.  Aan de hand van de kritiek op bepaalde voorstellingen van het vigerende godsbeeld, onder meer bij Spinoza, die de gedachte poneerde dat God zou samenvallen met de natuur, kwamen er later nog vormen van atheïsme tot stand die een eigen visie op het monotheïsme brachten, zoals het paganisme van Goethe en Schiller. Cruciaal is niet zozeer of iemand gelooft of aan de strikte regels van het rationele denken vasthouden wil, wel hoe dat in het leven van mensen vorm krijgt. Precies de geschiedenis van de strijd tussen Gomaristen en Arminianen, waarbij de Gomaristen voor de strikte interpretatie van de predestinatieleer stonden, laat zien dat doctrinair denken heel wat houvast kan geven, maar ook het denken stevig kan beperken. Overigens, laat men het oordeel aan de doctrine over, dan hoeft men zich niet op waarden en normen te beroepen.

Hoe vaker ik hoor spreken over waarden en normen, hoe duidelijker het wordt dat het op zich nog slechts een mantra is. Het valt niet te ontkennen dat we in deze samenleving over een aantal kwestie inzichten delen, die afgeleid zijn van waarden en normen, die we menen te koesteren. Vrijheid en autonomie evenwel hebben het in het debat moeten afleggen van gelijkheid en rechtvaardigheid, ook als dat betekenen moet dat de paarden niet altijd de haver krijgen die ze verdienen. Men kan daarom niet in het ijle spreken over rechtvaardigheid. Het vergt onderzoek en reflectie, wat we voor belangrijk houden en jammer genoeg kan men dat niet stoelen op pure ratio, omdat in onze omgang met de wereld emoties nu eenmaal ook hun plaats hebben. Spinoza had het dan over droeve emoties, zoals afgunst, woede, haat, maar dacht dat er ook goede emoties kunnen benoemd worden. Martha Nussbaum heeft het over politieke emoties, waarbij ze aangeeft dat bijvoorbeeld vrees of haat gemakkelijker benoemd en bespeeld worden dan andere. Ook zij meent, verwijzend naar Barack Obama, dat politici in hun discours positieve waarden en emoties kunnen kunnen verdedigen. Ook dr. Martin Luther King en Mandela voert zij op om de these te ondersteunen dat men niet aannemelijk moet willen maken dat politiek alleen op rationele argumenten moet berusten, objectief zou wezen, wil men valse emoties en manipulatie voorkomen. In het debat over waarden en normen lijkt me dat een wezenlijke toevoeging.

De waarden van de Aufklärung blijken lang niet zo eenduidig en vooral veel minder rationaal gegrond als men zou willen. Ze vonden hun grond in de reactie op een samenleving waar de door God gewilde orde in vraag gesteld werd. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, de leuze die naderhand aan de Republiek werd meegegeven, vat goed samen waar het om gaat. Ook het antiklerikalisme is een vaste waarde in de Franse Verlichting, terwijl dat bij de Schotse en de Duitse Aufklärung minder het geval blijkt te zijn. Men kan niet voorbij aan het “Ecrasons l’infâme” waarmee Voltaire ondertekende. De gedachte van Voltaire blijkt maar ten volle als men merkt dat hij het vooral heeft over de eerloze machthebbers heeft, waartoe ook de kerk behoort, maar ook, als het aan de orde komt, de magistraten van het parlement van Parijs of Toulouse. Hij ging in tegen gerechtelijke dwalingen in de zaak Calas, waarbij de koning zelf ingreep tegen de blunderende rechters.

Men kan van Voltaire niet zoveel zinvols vertellen als men zich slechts op enkele uitspraken en werken beroept. In zijn kasteeldomein Ferney – later werd het Ferney-Voltaire, liet hij niet enkel toneelstukken opvoeren en organiseerde hij ook een atelier voor horlogemakers, hij was ook een blijvende referentie voor zijn tijdgenoten. Hij vond niet dat mensen het geloof ontnomen diende te worden, accepteerde dat mensen ter kerke gaan, maar vond dat men ten allen tijde de maatschappelijke en politieke macht van de kerk aan banden diende te leggen. Hij vond vooral dat men het bestaan van een God kon aanvaarden, maar dat bleef dan eerder vaag, in tegenstelling tot de neiging van kerken om van God een afgod te maken, aan god dus supermachten toe te kennen, die men ook tegen tegenstanders kan inzetten.

Het debat voeren over Waarden en Normen betekent uiteraard een debat voeren over moraal, ethiek en over de maatschappelijke orde. Men kan daarom wel proberen bepaalde leefregels te verklaren op rationele gronden, hoe meer men de reflectie daartoe beperkt, hoe groter het risico wordt dat die moraal niet meer bevrijdend werkt. Nu, angst voor vrijheid blijft een thema dat slechts zelden ter sprake komt. Het gesprek op een zondagmiddag over waarden en normen, leidt ons wel heel ver, ik weet het, maar het is dan ook van den zotte dat men telkens weer volstaan wil met de mantra ‘normen en waarden’ om een discussie stil te leggen. Even belangrijk is het vervolgens de ontwikkeling van die inzichten te gaan naspeuren, er een genealogie van op te sporen. Ook al omdat men moeilijk de discussie met (nazaten van) immigranten het gesprek kan aangaan waarom we bepaalde waarden zo belangrijk vinden. Maken we zo een genealogie op, dan moeten we ook nog bedenken dat bepaalde inzichten tot ontsporingen kunnen leiden, zoals het autoritarisme heeft laten zien. Men kan niet blind zijn voor de dialectiek van de Verlichting, ook al is men het daarom niet volkomen eens met Max Horkheimer en Theodor Adorno. Net dat is de verworvenheid van de Verlichting, dat men zich met verschillende teksten kan inlaten, zonder er daarom een evangelie of heilige schrift van te maken. Wellicht zien we dan nog een detail over het hoofd, namelijk of we er wel zeker van kunnen zijn dat wel degelijk rationeel denken en het zelden de moeite niet waard achten dat te onderzoeken.


Bart Haers


Reacties

Populaire posts