Strijd om totem en taboe;





Dezer Dagen





Afkeer, altijd weer afkeer
Naakten en hoofddoeken




Deze gouache zag ik een paar jaar geleden
in het Chariliermuseum te Sint-Joost.
Het blijft voor mij wel een icoon van hoe
ook in andere culturen, de wereld van
Hamsi Boubeker de eigen mythen hun
betekenis behouden, in een nieuwe tijd. 
Een columniste van NRC krijgt het zwaar te verduren omdat ze op een foto met hoofddoek verschijnt. Maar schrijft ze goed en draagt ze bij aan het publieke debat? Aan de andere kant merken musea dat ze hun eigen topstukken niet meer kunnen presenteren, want onder meer facebook weigert ze af te beelden. Tja, “l’origine du monde” van Courbet werd al een paar keer geweigerd. Doen wat juist is, blijkt altijd weer de norm. Oh ja, gebruik bepaalde woorden niet, want dan kan u ook tegen een ostracisme oplopen. We snoeren onszelf in.

Kan men zich na zovele jaren nog ergeren aan een persoon met een hoofddoek? Blijkbaar wel als het om iemand gaat die deel heeft aan het publieke debat. Toch, ondanks het voorbehoud dat men kan maken tegen het dragen van een hoofddoek, moet men toch wel omzichtig omspringen met die publieke uitingen van afkeer. Het hard uitspreken van afkeer kan voor sommige mensen een recht zijn, wat brengt het bij? Er zijn ook mensen die vinden dat als je Turks bent of moslima en zonder hoofddoek rondloopt dat je dan de boel belazert, want je doet maar alsof je deel wil uitmaken van deze samenleving. Dan is het niet meer mogelijk te luisteren naar wat mensen te vertellen hebben. Overigens is het vreemd dat we zouden willen dat die mensen zich hoe dan ook herkenbaar presenteren op publieke fora en uiteraard ook op straat, want we vinden dat ze niet de pretentie aan de dag mogen leggen te doen alsof ze kritisch staan tegen de Islam of tegen bepaalde regels. Zo ontneem je mensen het recht voor hun mening uit te komen. En ja, als je integratie wil, dan moet je aanvaarden dat een aantal mensen zich conformeren aan onze kledingnormen, want normen zijn het net zo goed.

We vrezen dus dat die mensen niet willen integreren en als ze het wel doen, dan zijn we boos. Draagt zo een dame een hoofddoek, om redenen die haar bewegen, maar toch wel met interessante en het overwegen waard zijnde inzichten, waarom zouden we die toch moeten kunnen bekijken zonder zich te ergeren aan wat textiel. We weten intussen dat iedereen in het publieke debat partij moet kiezen, maar als iemand, gevlucht uit Iran of een ander land, omdat de religieuze dwang hem of haar tegen de borst stuit en het leven onleefbaar maakt, kan men begrijpen dat zij hier een vrijheid ervaren die hen weldadig voorkomt. Ook mensen die om een of andere reden voor het dragen van de hoofddoek vinden het hier best goed, maar dat zint velen onder ons niet. Ze weigeren onze cultuur te aanvaarden. Wellicht hebben zij redenen maar die aanvaarden we dan weer niet. Doch, mochten zij massaal de hoofddoek aflaten en toch de vele praktijken van de Islam blijven huldigen, wat enigszins contradictorisch is, dan zouden we wellicht reageren zoals de Spaanse inquisitie tegen de Maranen, Joodse en Moorse mensen, Morisco’s, die in naam christen werden, maar in het verborgene hun eigen levensstijl en opvatten verder bleven zetten. Althans, dat was de verdenking.

Het is me al langer duidelijk dat we een cultuurstrijd beleven, waarbij de overheid in verschillende gedaantes optreedt, via Unia en via het onderwijsbeleid, via het vergunningenbeleid ook voor moskeeën en dus ook in de discussie over kledingstukken. Die overheidsinstanties spreken niet uit een mond, want als Unia een stap zet, komen andere met een ander geluid. Nu is het de taak van Unia te strijden tegen racisme en discriminatie maar welke bijdrage levert de instantie tot integratie? Niets om over naar huis te schrijven, zeggen critici, dat is niet de raison d’être, zeggen anderen. De instelling is opgericht omdat ons land binnen de UNO een verdrag ondertekende dat de overheid verplicht zo een instantie in het leven te roepen. Het opzet, strijden tegen racisme en discriminatie kan men niet afwijzen, het punt is wel dat het mechanisme uitsluit dat er ruimte is voor gesprek – overigens komen alleen de rechtszaken die de instelling aanspant in het nieuws – zodat men halfweg blijft steken.

Unia lijdt in die zin aan hetzelfde euvel als bijvoorbeeld het M-decreet, dat inclusief onderwijs voorop stelt, omdat ons land mee een inclusieverdrag ondertekende. Men schept positieve rechten en dat kan eenieder wel onderschrijven. Waar het fout loopt is dat men op die manier een gepaste aanpak voor mensen met een mentale beperking niet meer kan ontwikkelen in een geëigende werkvorm. Ook jongeren met gedragsproblemen, die zich in een klas niet wel bevinden en de onderwijskansen van andere kinderen onder druk zetten, hebben nood aan onderwijsvormen op maat, die helaas niet functioneren in he reguliere onderwijs. Er zijn uiteraard wel jongeren die beter in het reguliere onderwijs presteren, al zal het hen ook niet altijd gemakkelijk vallen in zo een klasgroep een plaats vinden en geen slachtoffer te worden van pesterijen. Positieve rechten moet men altijd zeer goed afwegen, opdat ze niet meer hinder veroorzaken, ook voor de partijen of groepen die men kansen wil geven. Alicja Gescinska heeft in haar publicatie “De verovering van de vrijheid” en op andere plaatsen terecht aandacht aan besteed, terwijl politici, zeker progressieve lieden onder de politici menen dat een positieve vrijheid in de wet inschrijven altijd wel positief zal uitpakken. Daar valt aan te twijfelen. Maar de mogelijkheid om ontwikkelingskansen te creëren, scheppen positieve vrijheden wel en dus moet men het instrument wel hanteren, zij het dat het niet verplichtend mag gesteld worden. Bij Unia wordt de vrijheid, vrijwaring van discriminatie hoog in het vaandel geschreven en dat moet men wel onderschrijven, want niemand, werkelijk niemand wil slachtoffer worden van discriminatie.

Echter, de vraag is of daarmee alles gezegd is, met het inschrijven van positieve vrijheden. De cultuurstrijd die nu gevoerd wordt, schiet vele kanten op, in die zin dat uitingen van een religie of uitingen van bedenkingen bij een religieuze praktijk voor de een gewoon moeten kunnen, voor de andere onbespreekbaar zijn. Die men en die “enen” zijn natuurlijk mensen van hier of mensen met een (verre) migratieachtergrond die hier aardig aarden. Zij willen mee strijden tegen discriminatie en racisme, maar houden vaak op als de vraag komt, toegegeven, het is een moeilijke, hoe men integratie kan realiseren, waarbij normen en waarden van de thuiscultuur niet bevraagd worden. Onzerzijds zwaaien we dan weer met onze Verlichtingswaarden, vaak ook niet meer dan memes.

Het begrip cultuur blijft altijd moeilijk te omschrijven, maar men kan er een functionaliteit aan toeschrijven, namelijk aan mensen een sfeer bieden waarin men zich veilig en zelfzeker voelt. Middels gedeelde opvattingen, totems en taboes kan men zich immers veilig bewegen en hoeft men niet voortdurend te verzekeren van het juiste gebaar. Sinds het einde van de negentiende eeuw kwam het bewustzijn dat die cultuur niet meer de veiligheid en zekerheid bood die men ervan verwacht had. De moderne tijd zorgde voor mobiliteit zonder voorgaande, voor mogelijkheden tot welvaart zonder voorgaande. De ervaringen van het Ancien Régime vervaagden snel en de strijd voor sociale rechten werd behoorlijk succesvol en veranderende levensomstandigheden, waardoor aannames over plaats en mogelijkheden van een individu helemaal op losse schroeven kwam te staan, zorgden voor afwijzende reacties. In die zin bood het nazisme voor mensen een nieuwe veiligheid, die men niet per se conservatief kon noemen, zoals J.A.A. Van Doorn poneerde in een essay over het falen van de SPD. Het resultaat was deplorabel, omdat mensen konden worden opgesloten omdat ze er de verkeerde inzichten op nahielden. Dat politieke aspect van het nazisme wordt vaak genegeerd, omdat men uiteraard alle aandacht vestigt op de Endlösung, maar voor Duitsers die leefden in die context was vooral de mogelijkheid dat men er geen deviante opinie meer op na kon houden cruciaal in twee richtingen, want velen vonden het goed dat er weer een eenheidsdenken aangeboden werd terwijl anderen begrepen dat ze niet zomaar voor hun mening konden uitkomen. De Witte Roos deed dat zelfbewust en verwees naar wat restte van de oude maatschappijopvattingen om het regime als een onrechtstaat weg te zetten. Sebastian Haffner vluchtte in 1938 uit Duitsland weg en werd als banneling in het UK journalist. Anderen kregen een beroepsverbod aangesmeerd.

Deze verwijzing kan helpen aan te geven hoe belangrijk het gebleken is dat we uit de omknelling van gesanctioneerde opvattingen onderuit zijn gekomen. De discussie over het belang van internet als fora voor discussie, boezemt mensen angst in, omdat ze geconfronteerd kunnen worden met hen onwelgevallige opvattingen. Bovendien beschouwen we dan onze cultuur als een eigendom, als iets dat we moeten behoeden. Als nu blijkt dat we naakte menselijke figuren als topstukken van onze cultuur beschouwen, dan komen we in het geweer tegen fora waar die beelden afgewezen worden, wegens belangen bij mensen die naaktheid afwijzen. Het roept vragen op, omdat we esthetische ontwikkelingen, die eeuwen geleden al werden verworven – door en voor een elite, al waren er ook wel prenten, dankzij nieuwe media, kopergravures – op de helling zouden zetten. Nu blijkt net dat de esthetische verworvenheid toch ook wel ambigue te functioneren, want om een of andere reden blijven groepen geloven in de idee dat het lichamelijke met grote omzichtigheid bejegend moet worden, terwijl we dachten dat het allemaal verworven was, omdat we de nieuwe normen voor zelfbeschikking verworven achtten.

Het komt er dus aan dat er discussie bestaat over het recht van mensen om zich niet te verhullen en aan de andere kant zijn er dus mensen die menen dat men zich niet bloot mag geven, ook niet in het publieke zwembad of aan stranden. Afkeer is hun deel, aan beide zijden, van verschillende mensen. De boerkini afwijzen heeft alles te maken met een cultuurverschil, de discussie over naaktheid in de publieke sfeer gaat over ideologische verschillen en filosofische concepten, die ook te maken hebben met al of niet toestaan aan derden, vrouwen, over hun vruchtbaarheid te beschikken of over het einde van het leven. Het genoegen van de goede dingen van het leven, in velerlei opzichten, werd gedurende twintig, dertig jaar een publiek goed, maar lijkt nu steeds meer en steeds weer aan banden gelegd.

De toekomst van onze samenleving is omwille van velerlei ontwikkelingen, zoals van A.I. (Artificiële Intelligentie) en discussies over de wijze waarop we omgaan met het milieu, grondstoffen, levenskwaliteit, onzeker en tegelijk merkt men dat er twee stromingen zijn in de wetenschappen, een die vooral met zekerheden zwaait en een andere die van de ongewisheid uit blijkt te gaan, ook als onze kennis, de collectieve kennis ongekende vormen heeft aangenomen en vele domeinen bestrijkt, van het meest infieme tot de grootst denkbare structuren die we ons kunnen indenken, sterren, gallaxieën, het universum, pluriversum… . De kennis van het brein neemt toe, maar er blijven, als men het enigszins kan volgen, nog veel onbekenden, onder meer het kenvermogen en het omspringen met informatie. Voortschrijdend inzicht is voor de een voldoende om te geloven dat we het nu wel weten; voor anderen blijft wat we niet weten en vooral dat we niet weten wat we niet weten een motivatie bescheidenheid aan de dag te leggen.

De discussie over het deelnemen aan wat we cultuur noemen, kan men moeilijk als afgerond beschouwen als men de discussie over al dan niet vermeende segregatie en de volgens sommigen glansrijk mislukte integratie niet (meer) kan voeren. Natuurlijk loopt het met de integratie niet op rolletjes, ook omdat we niet weten wat we onder integratie moeten begrijpen, terwijl we wel in een aantal landen in Europa merken dat de fysieke segregatie zich voor een deel van de bevolking met migratieachtergrond heeft voltrokken. Anderzijds kan men niet heen om de succesverhalen, alleen worden die zelden verteld en lijken succesvolle mensen al eens verraders, zoals ook Richard Sennett beschreven heeft.

Het voortdurende uiten van afkeer, nu eens deze richting uit en dan weer de andere, blijkt deel uit te maken van onze publieke cultuur, wat vroeger als een taboe werd afgedaan, men zweeg als iets niets zinde, omdat men zelf aangesproken kon worden, via de sociale controle. Nu kan men via allerlei fora zijn of haar, doch meestal zijn afkeer uiten. Waarom mensen zich daar beter bij voelen, blijft me duister, maar het zal wellicht wel deel uitmaken van de mogelijkheden die het internet biedt en de gelegenheid maakt niet alleen de dief. Moet men daar dan aandacht aan besteden? Er zullen er altijd wel zijn die dat belangrijk vinden, zoals poco-mensen.

Politieke correctheid blijft voor mij een onbegrijpelijk fenomeen, want begrijp ik wel wat de opzet ervan is, dan denk ik dat het instellen van (nieuwe) taboes en het opleggen van bepaalde inzichten, in naam van een wellicht rationele benadering der dingen, maar ook met een paar blinde vlekken, het denken zelf kan stilleggen. Ook dat fenomeen maakt deel uit van de cultuurstrijd die nu woedt. Hoe en waar we zullen uitkomen, blijft nog altijd een open vraag, laat staan dat we, gegeven de technische en technologische vooruitgang niet alles kunnen inschatten. Begrijpen we nog hoe men in schoolboeken rond 1975 bijna mythische beelden ophing van het jaar 2000? Ik denk het niet, maar zat er wel onzin tussen, dan was het wel zinvol om te proberen een en ander voorop te stellen. De vraag hoe of we dan zouden leven, werd op een bijna individuele manier bekeken, de collectieve aspecten en gevolgen bleven onderbelicht. Vandaag zien we zonder dat het verbazing mag wekken dat men vooral kijkt naar collectieve evoluties, naar identiteit en naar inclusiviteit dan wel exclusiviteit. Wie bepaalt wie erbij hoort en wie niet, wie wil er niet bij horen, niet integreren en heeft men überhaupt dat recht?

Het individuele leven speelt zich af in een aantal sferen, waarbij de omgang met anderen, bekenden en vaker nog onbekenden ons niet mag ontgaan. Niet elke onbekende, naamloze, blijft naamloos, maar het fenomeen van het doorbreken van het anoniemaat vloeit voort uit onze eigen bezigheden en activiteiten, zoals ze ook door anderen en door het “systeem” gegenereerd worden, zoals de schoolplicht, het aanvaarden van werk, studentenjob of anderszins een baan, een vrij beroep. Kan men dus menen dat men nooit een ander soort mensen zal ontmoeten, dat moet men toch al ver in de tijd terugkijken, om zo een omstandigheden te ontdekken. Dat immigratie op grote schaal invloed uitoefent op onze manier van leven, moet men niet ontkennen. De vraag is over of we zelf wel nog goed weten wat onze cultuur allemaal behelst, van de rites de passage tot de vorming van groepen rond een idee, van scoutisme over vakbond tot partijen. Het feit dat wij geleerd hebben dat wapengeweld een monopolie voor de politie op binnenlands vlak en voor het leger tegen externe vijanden, wordt evenwel meestal aanvaard door immigranten en hun nazaten. Alleen mensen uit de Balkan durven dat al eens te negeren.

Met dat alles kan duidelijk worden dat men moet begrijpen dat mensen een afkeer voelen voor anderen, voor vreemden, van welke soort vreemdheid ook, maar tegelijk kan iedereen wel de juiste mensen, mensen naar zijn of haar gading ontmoeten en andere. Sommige groepen kennen dan weer hun eigen subcultuur, zoals supporters van voetbalploegen, amateurtoneelgroepen en dergelijke, terwijl ze allemaal wel deel hebben aan de samenleving, maar lang niet altijd met alle aspecten in aanraking komen. Toch weten we doorgaans wel hoe het moet. Ik begrijp bijvoorbeeld niet dat mensen hun blikjes van drank of zelfs plastic voederbakje  met friet of een curryworst gewoon deponeren op een vensterbank in plaats van een vuilbak te zoeken in het straatmeubilair.  

Moeten we ons altijd druk maken als deze zijn afkeer voor migranten, moslima’s met een hoofddoek uit? De ene vindt van wel, want het mag niet gebeuren. De andere zal evenwel vaststellen dat dit mensen de kans geeft zich interessant te maken. Moet men elke stem gehoor geven die roept dat men Zwarte Piet moet afschaffen? Het zou zonde zijn, want net die Zwarte Piet is altijd een geval van framing geweest, soms met onaanvaardbare argumenten: het gaat om een kinderfeest en al is Sint-Niklaas dan al vele honderden jaren oud, zijn werkterrein ligt bij jonge gezinnen met kinderen die geloven in zijn bestaan. Zal zo een kind als veertienjarige nog altijd aannemen dat Sint-Niklaas een (neo-)koloniaal is? Blijft het wenselijk dat we bepaalde inzichten onderzoeken, op alle slakken zout leggen, elke blijk van (foute) afkeer aanklagen als een vergrijp tegen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – die toch ook de vrijheid van meningsuiting garandeert -, kan evengoed schadelijk blijken voor personen en voor het weefsel dat de samenleving is. Beleefdheid en respect kan men wel van belang vinden, als men het presteert zelf niet tegenover anderen, voor wie men het moeilijk vinden kan opbrengen, beleefdheid en respect dus, aan de dag te leggen, hebben de begrippen geen inhoud, ook al is men hoogopgeleid. Kritisch staan tegenover mensen die er minder inzicht in hebben en zich ‘fout’ gedragen, kan best wel een vorm van exclusie zijn. Zijn het dan medeburgers, dan richt men meer schade aan, dan men blijkbaar kan waarnemen. Het was absoluut niet nodig elke kiezer van de rechts extreme partij Vlaams Belang, voorheen Vlaams Blok op de korrel te nemen. Dat zij vervreemd bleken in hun niet zo riante wijken, leek de linkse kerk niet te snappen. Dat sommigen die situatie zagen als een goede uitgangspositie voor een politieke loopbaan van dertig jaar, mag men ook niet over het hoofd zien.

Hoe dan de zaak aan te pakken? Strijd tegen de ideeën, maar de mensen die ze denken uit te dragen op grond van de ideeën aanpakken, heeft geen resultaten opgeleverd.  Vooral niet de mensen zelf, al helemaal niet de verdoolde bezoekers van het Volkshuis, die voor de verkeerde partij stemmen, want zij blijven overtuigd van de foute keuzes van de politiek, hoe hard men ook roept. Politieke strijd leveren behoort ook in een democratie tot de geplogenheden, maar als men voortdurend de tegenstander diaboliseert, kan men wel eens het deksel op de neus krijgen. Het is dus niet onbelangrijk dat we (opnieuw) leren de gevolgen van intuïtieve keuzes onder ogen te zien, zeker als men meent hooggeschoold te zijn. Respect evenwel staat niet in ieders woordenboek, zelfs niet wanneer men gelooft in het belang van politieke correctheid. Tolerantie prediken en intussen onverdraagzaamheid aan de dag leggen, niet jegens protagonisten als Wilders of Baudet, maar vooral jegens mensen die menen dat zij het licht gezien hebben, maakt de oproep tot tolerantie jegens nieuwkomers wel ongeloofwaardig.



Bart Haers  

Reacties

Populaire posts