Biografische werken dragen niet altijd bij tot historisch inzicht

 



Reflectie

 

 

Lodewijk de Dikke?

Verraderlijke biografische focus op de strijd om tronen

 



Over dit boek moet ik nog schrijven,
maar misschien inspireert het iemand. 

Sommige discussies zijn moeilijk te voeren, want we weten goed genoeg dat er een kwestie van smaak meespeelt. Toch is het anders met non-fictieboeken en dus ook met boeken die historische figuren en gebeurtenissen willen behandelen, waarbij de context op de achtergrond verdwijnt.

 

Sommige figuren, zoals Louis XIV, de zonnekoning springen eruit en krijgen sowieso meer aandacht, maar zijn figuur en zijn handelen blijven onbegrijpelijk dan wel te weinig geduid net omdat de focus naast de observeerbare omgeving gericht is, waarin zo een koning handelt, onderliggende fenomenen niet of onvolledig aan de orde komen. Ook Napoleon krijgt vaak genoeg aandacht, om de evidente reden dat er nogal wat mensen de mening waren toegedaan dat hij een alles overweldigende sabelsleper en tegelijk  een groot staatsman was. Hoe het werkelijk zat met de man en zijn omgeving verdient zeer zeker aandacht, maar dan mogen andere figuren niet ontbreken, of hoofdsteden, zoals Wenen en Petersburg, Londen en zelfs Den Haag, Rome en Berlijn. Daarbij kan men ook niet om de gebeurtenissen in Spanje heen, waarbij Wellington ook op het toneel verschijnt. Het komt er dan maar op aan de bronnen, auteurs en hun intenties naar behoren te onderzoeken.

 

Louis XVI blijkt een belangwekkender vorst dan doorgaans in de propaganda van de Revolutie naar voor komt en al wie nadien probeerde uit te leggen wat de revolutie zoal veroorzaakt had, ging daarin mee. Daarbij kan men de discutabele rol van Marie-Antoinette ook in rekening brengen en wat te zeggen van de blijspelschrijver en wapenhandelaar Beaumarchais? Wat valt dan nog op het conto van La Fayette of Calonne te schrijven? De biografie van Jean-Christophe Petitfils is omvangrijk, maar interessant genoeg om er tijd aan te besteden, net omdat we cruciale gebeurtenissen uit de regeringsperiode van Louis XV en Louis XVI gepresenteerd krijgen, waarbij Versailles uiteraard van belang is, maar de wereld daarbuiten is best groot. Het leesverslag volgt later, maar het lijkt me aantoonbaar dat een historicus dan wel niet per se een historicus van opleiding hoeft te zijn, maar wel dat het beeld dat we krijgen van een bepaalde periode en regio zo gebracht wordt dat de lezer of lezeres niet vergeet dat niemand alleen handelt, dat de omstandigheden een gebeurtenissen een complexiteit genereren, die men niet in oogopslag kan overzien. Bovendien is er weinig natuurlijk dan wel evident, zodat ook het toeval of gelijktijdigheid een plaats krijgt; de notie toeval kan best gedefinieerd worden als wat niet gepland werd, zoals een regenzomer, aardappelziekte of de stofstormen in de Midwest in de jaren 20, want voor ons is er geen sprake meer van toeval als we de oorzaken van het gebeuren kunnen vaststellen, maar voor de tijdgenoot blijft het net zo goed iets onverwachts, waar ze pas later iets van gaan begrijpen. En wat bracht een vulkaanuitbarsting op IJsland in 1783? De Laki, een spleetvulkaan barste op 8 juli uit en zou 8 maanden lava uitspuwen, maar ook zwavel- en fluorhoudende gassen die zowel over Noord-Europa en Noord-Amerika meegevoerd werden. In het UK vielen naar verluid 23.000 doden, maar overal werd het vee en de fauna had er ook erg van te lijden. Daar had men geen zicht op – pas in september bereikten berichten over de uitbarsting Engeland en de rest van Europa. Meer dan een maand was er geen zon te zien – tenzij sterk omfloerst. Het volgende jaar daalde de gemiddelde temperatuur met een graad Celsius. Hoe de gevolgen in de Nederlanden waren, weten we uit bronnen, maar men begreep niet hoe de zomer zo warm en donker kon zijn, hoe men aan voldoende voedsel zou geraken.

 

Het kan interessant zijn even helemaal uit te zoomen, om te begrijpen hoe complex het is een (ver) verleden te begrijpen. De wordingsgeschiedenis van de soort mens blijft onduidelijker dan wat we ooit leerden, zelfs in de cursus paleontologie en het lot van de verschillende mensensoorten, zoals Denisow-mens, Neanderthalensis of homo sapiens sapiens, ja ook onze soort, berust op klimatologische veranderingen, waarbij woestijnen plots groen werden en aangename leefgebieden plots onleefbaar koud. De mensen groeiden ook traag in aantal, omdat kinderen baren en grootbrengen in een wildernis iets anders is dan we ons vandaag kunnen voorstellen. Toen de Kanaken in Frans-Polynesië hun recht op zelfbeschikking claimden, ontstond er stennis omdat antropologen zich niet zomaar bevoegd achtten, zoals Lévi-Strauss die weigerde zich uit te laten, omdat hij wel de culturen in Brazilië kende, maar minder vertrouwd was met (Frans-)Polynésië en de eisen van de Kanaken.  Historici hebben die luxe niet altijd omdat elke alumnus van een universiteit wel iets van geschiedenis afweet, zeker in Frankrijk, maar ook bij ons. Het is niet per se zo dat men na jaren studeren op de ordonnanties van Maria-Théresia niets zou of afweten van de economische situatie in de Zuidelijke Nederlanden, want die verordeningen hebben nu eenmaal te maken met beleid en met de realiteit in de Nederlanden. Het is evenmin zo dat een historicus a priori gebonden is aan een bepaalde periode, want een demograaf kan zich ook over langere periodes buigen om demografische ontwikkelingen te volgen en ruimere gebieden te bestuderen. Het punt is dat een historicus die aan een synthese begint heel wat primaire bronnen en vooral secundaire literatuur moet doornemen en verwerken. Overigens is niet elke biografie van een historische figuur een synthese in historiografische zin, omdat de focus te nauw gericht is op een kleine kring in de samenleving.

 

Niet elke biografie is een synthese van de kennis over een bepaalde periode, maar het kan best nuttig en verhelderend zijn bepaalde figuren, lang regerende koningen goed tegen het licht te houden, maar de vraag die zich stelt en vanzelfsprekend mee het resultaat bepaalt is hoe of de biograaf de te belichten figuur a priori beschouwt, want er een held van maken, een alleskunner of een groot wetgever, het blijft bedenkelijk omdat men dan geen zicht krijgt op de figuur noch op de tijd waarin die handelde of handelt. Klopt het dat sommige biografieën gevaarlijk uitdijen, omdat men precies de omstandigheden goed in beeld wil brengen, dan kan dat verhelderend werken, maar een biografie die te veel aandacht opbrengt voor de persoonlijke uitlatingen van het onderwerp, daardoor vele pagina’s gaat vullen, terwijl men blind blijft voor andere figuren die mee de bandbreedte aan handelingsvrijheid van de persoon bepalen.

 

Louis XIV is natuurlijk een dankbaar onderwerp om over te schrijven, want er verschenen reeds in zijn tijd panégyrieken en pamfletten tegen hem, hij was betrokken bij alle Europese conflicten en voerde – naar eigen zeggen aan het einde van zijn leven – te veel oorlogen. Als 13-jarige had hij al heel wat te verstouwen, want de positie van zijn moeder, Anna van Oostenrijk en Mazarin, de minister-bestuurder die al heel wat ballen in de lucht houden, oorlog voeren tegen buitenlandse vijanden, de Spaanse Habsburgers, wat hij zonder belastingverhogingen niet kon realiseren, waardoor er dus ook binnenlandse conflicten ontstonden, waarbij prinsen van den bloede de Parijzenaars tot opstond konden oproepen, geholpen door het rechtscollege, de parlementen, die in principe altijd in samenspraak met de vorst justitie dienden te verlenen aan wie in conflict kwam met anderen, met de besturen. Toch is er in Vlaanderen bij het verschijnen van de werken van Johan Op de Beeck weinig aandacht besteedt aan die figuur, Mazarin, noch aan Turenne en anderen die een cruciale rol speelden. Ik heb niet de indruk men over diens biografie, van Op de Beeck dus, veel inkt heeft laten vloeien. Er kwam veel publiciteit, maar wat men met het boek moet aanvangen in een discussie over bestuur en regering, blijft nog maar de vraag.

 

In het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis werd naar aanleiding van biografische werken over Napoleon door Bart van Loo en Johan op de Beeck een kritisch essay opgenomen waarin ik onder meer verwijs naar het bevattelijke werk van Jacques Presser, die WO II en de Jodenvervolging in Nederland ternauwernood overleefde. Het punt van kritiek, waar Pieter Geyl dan weer met zijn bekende flair komaf mee maakte ligt zowel voor Napoleon als voor Louis XIV maar bijvoorbeeld ook voor Filips de Goede – die lang over de Bourgondische landen mocht regeren – dat de aandacht voor de vorst, de militaire gigant de aandacht voor al het andere dat gebeurt in de schaduw duwt. Geyl zegt dan dat er over Napoleon zoveel interpretaties mogelijk zijn, dat het historische debat eindeloos is. Dat klopt zelfs ipso facto, omdat historici hoe dan ook altijd interpretatief met bronnen omgaan, omdat de invalshoeken talrijk zijn en elke evaluatie over ’s keizers handelen beperkt door de eigen aandachtspunten van de biograaf. Stendhal lezen en dan vooral “Le rouge et le noir” kan helpen al te zeer door verering te worden geleid. Onze lezing van dergelijke boeken brengt ons gevoel voor ironie bij, die we in meer officiële bronnen, zoals briefwisseling en andere berichtgeving niet altijd erkennen, laat staan begrijpen.

 

Uiteraard ben ik de vrijheid van drukpers zeer genegen en kan het best dan een boek als De Zonnekoningen of meerdere boeken over Napoleon het licht zien. Wat irriteert is de afwezigheid van een debat in de brede media over de werkstukken die gul aangeprezen worden door de uitgeverij. Dat ligt voor de hand in een commercieel boekenlandschap, maar het is aan de brede media om nu maar eens vast te stellen wat er gaande is.

 

De reeks op Klara over Leopold II heb ik aandachtig beluisterd, want de discussie over de vorst die ons Congo schonk – zoals dat vroeger wel eens gezegd werd – woedt volop. We vernemen veel over de kuren die de koning overal in Europa volgde en over zijn reizen, waar geen biograaf omheen kan. Maar ik heb niet de indruk dat Leopolds’ aandacht voor de ontwikkeling van de havens – uitgesproken in 1858  toen hij voor het eerst de senaat mocht toespreken en volgende jaren – echt aanleiding geeft tot het volgen van de koning op dat terrein. De uitbouw van de spoorwegen al dan niet toe te vertrouwen aan particuliere maatschappijen of aan een overheidsdienst is een belangwekkende politieke aangelegenheid, waarbij de betrokken regering, partijen in het parlement en de beleggers hun rol te spelen hadden, maar nauwelijks in beeld komen.

 

Net zoals de zeventiende eeuw in alle diversiteit en conflictrijke schakeringen niet via een biografie van een vorst tot leven kunnen komen, kan de negentiende eeuw, de Belgische negentiende eeuw maar moeilijk ten volle in beeld komen en dat is geen verwijt want het is ook godsonmogelijk. Alleen, houdt de aandacht voor respectievelijk de zeventiende dan wel de negentiende daar op, dan wordt het historische beeld slechts een schaduw van wat een tijdsbeeld kan opleveren. Naast biografieën over Louis XIV kan men dan ook beginnen met studies over de economische ontwikkelingen, de demografie, de koloniale conflicten, de posities van andere vorstenhuizen, ideeëngeschiedenis – en dus niet enkel filosofische ontwikkelingen - en wat al niet meer. Ook de negentiende eeuw verdient heel wat meer aandacht en tja dan valt de achttiende er alweer tussenuit… tot Napoleon verschijnt natuurlijk, want over de periode van de Régence, Louis XV en Louis XVI valt toch niet zo veel goeds te vertellen, de tijd van de Encyclopedie en de Verlichting. Dat verbaast een mens toch telkens weer, dat men het voortdurend heeft over de waarden van de Verlichting, maar de tijd waarin die ideeën geformuleerd werden, laat men terzijde wegens oninteressant.

 

 

Het is niet zo dat een goede biografie er niet toe doet, wel integendeel, maar politieke biografieën moeten niet te overdadig zijn wat het persoonlijke leven van de betrokkene aangaat, want die zijn historisch niet altijd cruciaal in de ontwikkeling van de samenleving te noemen. Anderzijds kan een mislukte onderneming van een vorst of bestuurder net wel zeer revelerend blijken over wat er gaande is in een samenleving, want wat men ook beoogt, de dingen pakken doorgaans anders uit dan men vooraf had bedacht. De zeventiende eeuw, met in de eerste helft de Dertigjarige oorlog, die het lot van heel Europa bepaalde, van vorsten tot dagloners, van maarschalken tot loopjongens. De bereidheid wapens in te zetten was in de zeventiende eeuw nog cruciaal, tijdens de negentiende eeuw wordt Europa steeds meer gespaard van grootschalige oorlogen. Maar dan doen er zich andere ontwikkelingen voor, zoals de Industriële revolutie en de ongekende uitbreiding van wetenschappelijke kennisneemt dan een aanvang, die tot vandaag doorwerkt.

 

Moet het onmogelijk geacht worden dat, zoals Bart van Loo betreurt academici, historici en andere, aangenaam weten te schrijven? Het hangt ervan af wat de lezers aangeboden wordt. De opkomst van de Bourgondische tak van de Valois is best boeiend en ja, het heeft betrekking op deze gewesten, waarover er best meer mag verschijnen voor een breed publiek, want er is veel wetenschappelijk onderzoek voor handen. Het is inderdaad ook van belang dat burgers nieuwe inzichten kunnen vinden over historische gebeurtenissen, ontwikkelingen, inzichten en dat doet iemand als Wim Blockmans dan weer wel, maar zoals wijlen Chris Vandenbroecke ooit zegde, is een academisch geschoold historicus uiteraard ook behept met jargon en bereidheid taaie stukken analyse met genoegen te verstouwen. Met “vrijen en trouwen” bracht de historicus wel een overzichtelijk en leesbaar werk over demografie en economische ontwikkelingen, met “Hoe rijk was arm Vlaanderen” werkte hij het economische thema verder uit, maar het werd veeleer als een pamflet afgeserveerd. Het is overigens ook wel het overwegen waard bij tijd en wijle zoals Vandenbroecke en andere historici deden, het publiek vertrouwd te maken met wat in de ivoren toren – zo denkt men toch – bestudeerd wordt en hoe zich dat uit in papers en boeken, door in culturele centra avonden te op te vrolijken met hun aanwezigheid. Ook Eric Defoort vond het aangenaam een geïnteresseerd publiek toe te spreken en bij te praten over Charles Maurras, maar evengoed over Keetje Tippel. Een bijzonder werk bracht “Dochter van Duitsland. Tony Simon-Wolfskehl 1893 – 1991” dat hij in 2007 publiceerde en waar het belang van de trouvaille van een archieffonds van belang was, net als persoonlijke contacten. Was “Charles Maurras en de Action Française in België » een proeve van intellectuele historiografie, dan waren de publicaties over Neel Doff, het leven na Keetje Tippel en dat over de Duitse vluchtelinge die de Jodenvervolging overleefde eerder proeven van heel precies scalperen van bronnen om een beeld te krijgen van mensenlevens in een verleden heden.

 

Er is vrijheid van drukpers en gelukkig maar, toch speelt bij de brede media, ook de openbare omroep mee dat boeken van bekende mensen meer onder de aandacht komen van een breed publiek, ook als er discussie kan bestaan over de aanpak van de auteur. Ruimte voor debat hierover bestaat er niet en toch zou dat de mogelijkheid bieden de resultaten van academisch onderzoek breder uit te dragen. Brexit heeft laten zien wat populisme kan teweegbrengen, waarbij de media zich niet onbetuigd hebben gelaten en waar niet enkel valse info werd verstrekt, ook was er geen debat mogelijk over standpunten, inzichten, verwachtingen. Enigszins met hulp van de coronapandemie voelen de (armere) Britten nog niet echt de gevolgen van de Brexit, heet het, maar er zijn al tekorten in de warenhuizen en de uitvoer naar Europa vanuit het UK lijkt ook niet altijd zo eenvoudig. Een van de verklaringen voor het accepteren door 52 % van de stemgerechtigde Britten die hun stem uitbrachten bestaat erin dat men de veelomvattendheid van het EU-lidmaatschap en dat de balans tussen nadelen en voordelen slechts op enkele punten werd opgemaakt, zoals de aanwezigheid van migranten, die vaak zeer precaire levensomstandigheden kennen, maar wel vaak zeer noodzakelijke arbeid verrichten – waarbij we het nog niet hebben over de National Health Service en de nood aan artsen en verpleegkundigen. De globale impact van het lidmaatschap kwam niet aan bod. Helpt het dan geschiedenis te bestuderen?

 

Biografieën, goede biografieën laten zien hoe lastig het voor een regering kan zijn afwegingen te maken, omdat ze zowel de voor- als de nadelen op een rijtje zetten. Bovendien speelt uiteraard de interactie mee, met – in het geval van Louis XIV of Louis XV, kringen buiten het hof en derde partijen, andere regeringen met hun eigen plannen en mogelijkheden. Geschiedenis bestuderen, die bronnen onderzoeken die meebepalen hoe besluitvorming tot stand komt en wat er op zeker ogenblik aan vruchten of schade aan voort is gekomen. Syntheses dragen ertoe bij dat men gaat begrijpen dat een samenleving niet een eenvoudige optelsom van individuen, lokaliteiten, groepen en regering vormt, maar ook speelt er zoiets als cultuur, gebruiken, herinneringen mee – zoals Napoleon lang een levendige herinnering is gebleven en ook in onze tijd blijft fascineren – wat ertoe bijdraagt dat men gebeurtenissen zelden naakt in het licht ziet treden, maar vaker wel omfloerst door allerlei inkledingen, vooronderstellingen en inbeelding. Hoe belangrijk is het voor Louis XIV geweest dat hij zijn hoofd van financiën, Surintendant des Finances, Nicolas Fouquet heeft uitgeschakeld? Nu goed, een Surintendant was meer dan een minister van financiën, maar had volmacht over de inkomsten en uitgaven van het Franse koninkrijk en diende dus ook een monetaire politiek te voeren. De val van Fouquet kwam er door toedoen van Colbert, die zelf in de geschiedenisboeken gunstig wordt beoordeeld, terwijl Fouquet al had bijgedragen aan de kredietwaardigheid van de staat door de livre Tournois te herwaarderen, maar nadien de uitgaven niet onder controle kreeg. Wat waren de beweegredenen van Louis XIV die zelf regeerde en heel wat dossiers zelf van nabij volgde. Corruptie was in het Franse hofsysteem niet te voorkomen, dat wist ook Colbert, want de verkoop van ambten en daar mee verbonden rechten en voorrechten speelde een belangrijke rol in de pacificatie van de Franse adelstand na de Fronde. Zelf was Fouquet immuun voor vervolging vanwege zijn ambt bij het Parlement van Parijs als Procureur-Generaal. Dat verkocht hij aan de koning, in de hoop dat hem dit waardering zou opleveren maar het was de voorwaarde om hem nadien te kunnen vervolgen. Wat was er allemaal aan de hand? Het kasteel van Vaux-le-Vicomte bleef overeind en wordt nu nog druk bezorgd. Maar de vele zaken waarbij Nicolas Fouquet betrokken was, de chaos in de staatsfinanciën en de poging van de koning om grotere greep te krijgen op het bestuur te krijgen, door zijn ministers beter in de hand te houden, maken van Louis le Grand vaak een figuur die best zou passen in de kijk van Machiavelli op machtsuitoefeningen door prinsen, zonder inbreng van het volk. Nu valt op dat zowel Colbert als Fouquet niet van (hoge) adel waren, maar via ambten hun hoge status verwierven. Speelde bij Fouquet – die Mazarin en Anne d’Autriche had bijgestaan tijdens de Fronde - mee dat hij wel erg hoog geklommen was in de ogen van de adel rond de koning?

 

Het is maar een van de episodes in de biografie van Louis XIV die men niet kan vatten zonder een beter beeld van de werking van de instellingen in het rijk van Louis in de vingers te hebben. Het valt dan ook op dat een focus op de heldendaden van Louis le Grand daarvoor weinig ruimte laat. Bovendien heeft het financiële wanbeleid onder Lodewijk XIV voor Louis XV grote gevolgen gehad, net als een klein detail – in onze ogen – de bul “Unigenitus”. Deze veroordeling van het Jansenisme door de paus op vraag van Louis, en openbaar gemaakt in 1713 zou Lodewijk niet meer kunnen doen erkennen door de hoge clerus, noch door het parlement en andere partijen, wat zijn achterkleinzoon Louis XV tijdens de achttiende eeuw het regeren bemoeilijken omwille van de conflicten tussen kroon en parlement en de stroom van pamfletten voedden die uiteindelijk een klimaat van verzet bij de bevolking veroorzaakten onder Louis XVI. De rol van het Parlement van Parijs en de weigeringen wetten te noteren en zo uitvoerbaar te maken droeg ook bij tot het verlies aan prestige van Louis XVI. En ja, het parlement zat vol mensen met jansenistische sympathieën, wat voor Louis XV een hinderlijk gegeven was.

 

Het kan interessant zijn biografieën te lezen, naast andere boeken, artikelen over aspecten van een bepaalde geschiedenis. Kritiekloos aanvaarden van wat een enkele biograaf in de aanbieding heeft, kan voor de beeldvorming hinderlijk zijn, zonder dat lezers zich daar bewust van zijn. Uitgevers doen wat ze moeten doen, uitgeven en winst zoeken te realiseren tot ons plezier natuurlijk. Maar in de boekenwereld spelen recensenten een grote rol als bijkomende filter en zij kunnen aanzetten bieden tot een breder plaatje te komen, of niet.

 

Over Lodewijk de Dikke valt ook wel iets te vertellen, want de dertig jaar dat hij koning was werd hij voortdurend belaagd en belaagde hij zijn tegenstanders onophoudelijk, alle partijen even listig, wantrouwig en tot moord bereid. Om Normandië, Vermandois en Anjou, maar ook Auvergne werd slag om slinger geleverd, met telkens wisselende bondgenoten en nieuwe tegenstanders. Alleen Hendrik I van Engeland leek een constante factor van rivaliteit om Normandië. Maar goed, welke bronnen zijn er beschikbaar en wat voor betekenis hadden de oorlogen? Misschien kan Suger van Saint-Denis daar meer over vertellen, die aan het hoofd kwam van Saint-Denis en Lodewijk adviseerde in het civiele beleid. Suger was dan ook betrokken bij een groot netwerk van briefwisseling. Geschiedschrijving is meer dan het vertellen van de heldendaden van een vorst.

 

Bart Haers  

 

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts