Vlaams Sportbeleid onbestaande?

 


Dezer Dagen

 

 


Vlaams sportbeleid

Ontoereikend

 



Hotel Papendal, waar atleten verblijven om hun 
sport op hoog niveau te kunnen trainen. 

Met veel interesse en empathie keek ik naar de Olympische spelen, want er gebeurde veel. Maar ik stelde en stel me vragen over de journalistieke verslaggeving. Nina Derwael voorkwam een dramatisch scenario, waarbij haar coaches weggejaagd zouden worden. Over de werking in de turnzaal doen wel eens verhalen de ronde over mishandeling en blaming, bodyshaming, maar de kwestie is of trainers en pupillen elkaar wel goed begrijpen. Aan de andere kant, van een zwemcultuur is er geen sprake meer en ook in atletiek lijkt de aandacht voor topsport meer af te hangen van enthousiaste trainers en sporters dan van beleid. Tijd voor onderzoek, zelfonderzoek en structurele veranderingen.

 

Al jaren valt op dat men de sportinfrastructuur niet afdoende inzet voor initiatiesport, want zonder jonge kinderen die enthousiast op de piste lopen of kampnummers leren kennen, zal men de talenten niet vinden. De zwemsport is in Vlaanderen pas echt het kind van de rekening, want dat ene talent, dat “nog alles moet bewijzen” maar wel veel belooft, mocht niet mee. Het is geen toevallige dip, het is gewoon het gevolg van een merkwaardig misverstand.

 

Ouders rijden hun km om kinderen naar het voetbal te brengen of naar dansles of gymnastiek en bijvoorbeeld in het niet-olympische acro-gym bereikte een club in Deinze – naast andere – heel mooie resultaten. Ik zou het niet weten als mijn broer en vooral zijn dochters er niet bij betrokken waren. Daar zag ik ook, zoals bleek uit gesprekken, dat de relatie tussen een federatie of sportbond en de basis, de clubs en hun trainers niet op vertrouwen wordt gebouwd. Clubs investeren veel energie en tijd, ook om (extra) financiële middelen te mobiliseren om topcoaches binnen te halen en hun sporters perspectieven te bieden op resultaat, waarna de federatie de toppertjes komt opvissen en elke band met de club verbroken wil zien, terwijl die toppertjes best bereid zijn hun club te helpen, omwille van de continuïteit van de onderneming. Vaak worden de ontluikende talenten bij bewezen succes uit hun club gehaald, zonder dat de club daar beter van wordt en dat is problematisch. Ik heb begrepen dat  Nina Derwael ondanks haar vorming in Gent, in de topsportschool wel degelijk contact hield in haar club. De turnsport heeft dan ook een opvallend succes behaald, door op het oog goede werking. Het zou nuttig zijn meer in detail te vernemen hoe dat verloopt, om andere sporten beter te kunnen structureren.

 

De aandacht voor de Belgische sporters op deze spelen gaat verder dan wat we vroeger meemaakten, maar er is geen echte aandacht voor het parcours met hindernissen dat ook de succesvolle sporters moeten doorlopen om te komen tot de top. De KMO Borlée doet het goed, ook in de nadagen van Jonathan en Kevin en dat moet onze aandacht vasthouden. Ook Nafi Thiam kon rekenen op een topcoach, al is die nu ook al 74. Wat weten we over andere sportcoaches? Zij die werken op het terrein? Het kan toch niet dat al die alumni van het Sportkot in Leuven of Gent er niets van bakken? Brigitte Bécu ziet met lede ogen de teloorgang van het zwemmen in Vlaanderen, zoveel jaar na de successen van Herman Verbauwen – oeps, dat zal de tijd van de Dino’s wel wezen – en zijn dochters, maar ook anderen in de Meetjeslandse Zwemvereniging. Is er nog een behoorlijk trainingsbad in Eeklo? Functioneert de zwemclub nog? Ooit werd er waterpolo gespeeld? Er zijn geen lokale media meer om daar aandacht voor op te brengen, door de concentratie van de printmedia in een paar huizen. Misschien is er een rol weggelegd voor een Eline Berings, die vertrouwd is met topsport en als sportpsychologe. In het algemeen zou men mogen hopen dat sporters, als ze dat willen, de mogelijkheid krijgen om na een succesvolle sportcarrière zich te vormen tot coach en misschien ook een topcoach te worden. Men spreekt er vaak over, maar wie op het terrein gaat, merkt dat een topcoach ook begint met vallen en opstaan. Eén topcoach voor een topsportklasje stelt niet veel voor, zoals Nederland laat zien, daar zit een goed uitgebouwd team rond zo een groep toppers in spe.  

 

Zonder aandacht voor sporten, behalve voetbal en wielrennen, kan men niet aannemelijk maken dat er veel sponsorgeld naar toe zal gaan. Maar de Vlaamse regering beliefde het de gemeenten vrij te laten in hun bestedingen voor sport versus bestedingen voor cultuur. Beide zijn de dupe. Overigens mag men niet vergeten dat sporten ook mentaal gezond kan zijn, net als het een plaats heeft naast andere activiteiten. Voor iemand professioneel sport gaat beoefenen is er die basis nodig en het plezier, het genoegen iets onder te knie te krijgen, zeer goed onder de knie te krijgen.

 

Ergo, het is tijd, hoog tijd dat politici, sportbonden zich beraden. Elke vier jaar worden we warm van enkele medaillewinnaars v/m, maar we hernemen de aloude jammerklachten. Het hockey is al enkele jaren in trek bij jongeren, niet enkel in Brasschaat, Watermael-Bosvoorde of Sint-Martens-Latem, maar ook elders. Het succes, sinds goed tien jaar maakt het voor jongeren interessant zich ervoor in te zetten en hogere niveaus te bereiken in kunnen en in fysieke vermogens. In de kampnummers van het atletiek daarentegen zag ik weinig opbeurends, omdat we speerwerpen niet sexy vinden wellicht, terwijl het toch een prachtige sport is, discuswerpen en kogelstoten, het blijft prachtig, net als hamerslingeren.

 

Wil men successen boeken over jaren, dan dienen sportbonden en clubs tot betere verstandhoudingen te komen, maar vooral zullen de bobo’s best meer bescheiden zorgen voor infrastructuur en middelen. Nederland heeft Papendal bij Arnhem, wij hebben een begin van zo een topsportaccomodatie, voor turnen, maar andere sporten blijven onderschat. Wil men naar verhouding successen, medailles dus halen, vergeleken met Nederland, dan zal men in atletiek, watersporten, zwemmen en andere beleidsmatig meer zekerheden moeten inbouwen voor clubs die voorzien in breedtesport en initiatie enerzijds, maar tevens in het verder opleiden tot degelijke competitiesporters. Voor de echte talenten kan men dan in Gent of elders een sportcentrum neerpoten, waar beleid zorgt voor goede coaches die het hoogste nastreven en voor de omstandigheden om sporters het beste uit zichzelf te halen, met respect voor hun mentale welbevinden.

 

Bart Haers

 

over Papendal: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sportcentrum_Papendal

Ik koos voor Wiki omdat dit meer blijkt dan een propagandapagina. En ja, ook nu weer heeft Papendal als weekvijver voor bewezen talenten om door te groeien naar de top het bestaansrecht bewezen. Zie ook zilver en brons in de Zevenkamp bij de dames. 

 

Reacties

Populaire posts