Opnieuw naar Watou

 



Dezer Dagen

 

 



Watou bezoeken

god van ‘t toerisme verzoeken

 



Watou Sint-Bavo.
er staat een Jezus op de Koude Steen en
een Benedictus Abt, houtsnijwerk,
gepolychromeerd. 

Jaren geleden ging ik enkele keren naar Watou, beelden zien, iets van poëzie proeven en het viel best mee, telkens weer. Het was een poging om in onze contreien de artistieke mogelijkheden van een landelijk dorp uit te proberen, met succes, want het publiek kwam er graag op af, want vanuit de kuststreek viel het goed te regelen. Maar Watou was en blijft ver van de centrumsteden een bijzondere plaats om iets met kunst te doen.

 

Kunst scheppen is iets anders dan routinematig steeds weer dezelfde verbeelding reproduceren. Het gaat om een kijken naar de werkelijkheid met andere ogen, al blijft dat natuurlijk enigszins vaag, want wat betekent dat dan, met andere ogen kijken? Niets, zou men kunnen vermoeden, maar dat is buiten de ons omringende werkelijkheid gedacht. Ooit betekende Watou bezoeken een lange wandeling door de velden, nu bleef men dichter bij het dorp, al kon men ook nog naar het Kasteel de Lovie en naar Popering, om het gasthuis te bezoeken. Het ligt wellicht aan de omstandigheden: eigenaren, bewoners vinden die willen meewerken, de gevolgen van Corona, het blijft spelen. Maar goed, kunst bekijken is ook een werk van verbeelding, denk ik, waarover je vooral niet moet zwijgen.

 

Pöezie presenteren aan een publiek, het blijft een heikele onderneming en de wijze waarop men het doet in Watou, roept enige irritatie op, want de A4-velletjes ogen sober, het blijft moeilijk om ze te kunnen lezen, als er mensen proberen mee te lezen over de schouder. Bovendien denk ik dat de keuze van de teksten, bijvoorbeeld in de tuinen van de Graafschap met hun veelheid aan omringende kleuren en bomen, boompjes, omringd door weiden en velden wel wat ongemak oproept, al lag dat dan weer eerder aan de regendruppels die vielen, ’t was geen wolkbreuk, gelukkig.

 

De streek heeft meer om het lijf, valt me telkens weer op, dan men op het eerste zicht zou denken, boerderijen en kleinsteedse huizen hebben zo hun eigen charme, waarbij het altijd weer opvalt dat we van de geschiedenis het dorp en de omgeving niet veel weten. Tja, het dorp zou rond 1123 vermeld zijn in bronnen, iets later waren er verschillende heerlijkheden en het Blauwhuis zou de zetel van de belangrijkste geweest zijn. De beeldenstorm kwam er langs, maar wat was dat alweer? Nu ligt Watou wel aan de rand van het land en de provincie, maar ooit lag het in een groter gebied, tot Lodewijk XIV vond dat het allemaal bij Frankrijk hoorde, wat ook weer niet lukte, want onderhandelingen beschikten er anders over. Grensgebied, in de Groote Oorlog veilig, min of meer voor wapengeweld, waar de tijd, zoals Clem Schouwenaars schreef, wel doorloopt, maar weinig lijkt te veranderen. Er wordt gebouwd, dat wel, maar zijn er oude huizen en gebouwen, die door de mensen van dit zomerfestival goed gebruikt worden.

 

Neen, alles heb ik niet gezien, maar het was wel bijzonder, de video-installaties, onder meer K, een verhaal van een spoken wordartist en een drummer, over iets en veel en toch weer niets. Het was een mooie voorstelling in een loods, goed aangekleed, maar wat er gebeurde voor onze ogen, was net dat wat een mens hoopt te zien te krijgen, zonder te weten wat verwacht mag worden. Kunstwerken die een nieuwe betekenis krijgen in een andere context. Het is een kwestie van durven en doen, denk ik dan, maar ook dan nog is er de vraag, wat het betekent? Een smalle wenteltrap op lopen, die beeft onder de stappen, een ijzeren gevaarte in het ijle kan voor de een onnozel lijken, maar ja, wat heeft echt betekenis, wat heeft echt belang?

 

Zeg iemand wat in de oude brouwerij te zien is, dan weet u er nog niet meer mee, tot het u echt mogelijk is het te zien. De wandeling van het ene naar het andere, van het parochiehuis naar de brouwerij en de kerk, waar een mooi iets ligt, maar verschoon mij het onvermogen het goed uit te leggen, maar de glazen, stenen, houten silhouetten met herhaling en uniciteit, sporen aan beter te kijken.

 

We zweefden bij momenten tussen verwachting en ontgoocheling, maar na enkele etappes merkten we dat het meeviel, al was het anders dan verwacht. Hoor je iemand spreken over kijken, observeren, op een scherm, waarbij drie vrouwen – of zijn het er meer – die doen denken aan Eric Rohmer, de regisseur van het eindeloze babbelen over het leven in een geest van onbeduidendheid, volgens sommigen. De dames praten over het uitgaan op een dorpskermis of is dat slechts de omgeving. Andere dames, maar dezelfde praten over management, over HR en toch, het absurde maakt het jargon verdacht.

 

Praten en wandelen, ingaan op de uitnodiging van wat we te zien krijgen… het blijft wat kunst, landelijke rust en goed gezelschap verenigen en het biedt kansen even uit het gewone gedoe te stappen. Ja, dat is wat men zegt van reizen, maar doen we dat wel op reis. Hebben we zoveel comfort nodig, vroeg ik me af, want in het dorpje was het niet goed mogelijk een plaatsje te vinden, want er zijn niet zo heel gelegenheden en toch, het plein straalt enige grandeur uit. We zijn niet op zoek, als toeristen, alles te zien, maar wat zich aandient, bleek wel te blijven hangen, een nieuw licht te werpen, wat ook gedichten vermogen. Misschien had men een andere drager kunnen zoeken, of gedichten kunnen laten voordragen, Van Ostaijen ontmoetend bedacht ik me dat we het auditieve genoegen van lyriek, poëzie al eens durven te negeren of te vergeten. Het is gemakkelijk kritiek te brengen bij zo een project, maar het deed deugd er nog eens te flaneren, het deed ook denken aan verhalen van Ivan Toergeniev en dan, weet een mens, is men wel helemaal uit zijn gewone doen, een zachtaardig buiten zinnen zijn.

 

Bart Haers

Reacties

Populaire posts