Culturele metissage
Reflectie
Cultuurverwerving
Bij het onderwijsdebat schuilt er een adder onder het gras, waarvan we ons niet voldoende rekenschap blijken te geven. Wie het heeft over een hyperdiverse samenleving vergeet wel eens dat die diversiteit een uitkomst is van mondiale ontwikkelingen, waarbij globalisering en technologische revolutie hun inbreng hebben en het is niet de vraag of de hyperdiversiteit een goede zaak is of niet, wel hoe men een goede samenleving kan opbouwen na de influx van dragers van andere culturen. Wie ook maar een begin van diversiteit een horreur vindt, zal er ook niet omheen kunnen dat de omstandigheden veranderd zijn. Inzake onderwijs, taal- en cultuurverwerving staat er dus heel wat op het spel. Maar de adder onder het gras is de idee dat men niemand iets mag opdringen. Klopt dat wel?
Al decennia ziet men in het straatbeeld hoe weinig
turbulent het leven eindelijk verloopt, want er is natuurlijk ongerief, er zijn
accidenten en mensen worden bestolen, daarover kan men niet geringschattend
doen en toch, het moet gezegd, ondanks incidenten met wapendracht, vlinder- en
knipmessen, het blijft marginaal in onze samenleving. In een massasamenleving
worden incidenten soms belangrijk net omdat het incidenten blijken te zijn. Een
meisjesbende aan het station te Brugge zorgde voor consternatie, zoals er in
Brussel altijd wel ergens groepjes meisjes enige tijd met geweld hun woede
koelen om daarna onverwacht terug te keren naar het gewone leven. Uiteraard moeten
politie en justitie plus de jeugdopvang doen wat moet, maar ergens blijkt toch
dat het niet werkt als dit alleen plichtmatig ter hand genomen wordt. Ook in
het onderwijs weet men dat een verplichte vertrouwenspersoon weinig vertrouwen
krijgt, maar vaak komt het voor dat er vertrouwen ontstaat tussen een leraar,
ateliermeester of opvoeder, die zo een wat dolende ziel onder haar of zijn
hoede neemt.
Net omdat men cultuur maar moeilijk kan omschrijven,
net omdat er veel is dat zo evident lijkt dat dragers van een cultuur er zich
niet meer van bewust zijn, weten we slechts stamelend op te sommen wat
eigenheid zou uitdrukken, wat men niemand dus mag verwijten. Doorgaans verbinden
we cultuur aan de grote gebeurtenissen in het leven van personen en groepen, de
samenleving, maar alles wat we doen is cultureel bepaald, al kunnen we veel
veranderen, zoals de afgelopen decennia is gebleken, van de geboorte tot het
graf. Wat vooral cultureel bepaald is zonder dat we dat altijd door hebben, is
hoe we ons dagelijkse leven organiseren, van opstaan tot slapengaan.
In die zin is het wel opvallend dat we de
demografische veranderingen van de afgelopen decennia niet altijd ook in de
gevolgen voor levenswijze en -opvattingen hebben gevat. Na 1968 werden vaste
waarden op de helling gezet, van het monogame huwelijksleven tot onze visie op
gezondheid en vrijheden, wat nogal wat veranderingen teweeg heeft gebracht,
zoals bijvoorbeeld ook de pil en abortus relaties hebben gewijzigd. Toch lijkt
het er soms op dat we een en ander vergeten zijn, dat we onze samenleving
willen herinrichten alsof er geen vrijheden zijn gekomen en mogelijkheden om
die ook waar te maken.
Onze cultuur, in Vlaanderen, België, Europa is al lang
niet meer homogeen, omdat de samenleving, zelfs afgezien van de immigratie,
onderhevig was aan metissage, waarbij sinds WO II de invloed van Americana
zowel in de populaire cultuur maar ook op andere terreinen, zoals schilderkunst,
film, muziek onmiskenbaar mag heten. Maar ook andere facetten kregen een Amerikaans
kleurtje, zoals bij huwelijksfeesten en ook wel begrafenisrituelen. Hoe we
dingen moeten doen in specifieke, onvermijdbare situaties ligt besloten in de
cultuur en normaal hebben we daar geen problemen mee omdat we weten hoe het hoort,
het aangeleerd krijgen bij gelegenheden. Maar ook ons gedrag op straat, thuis
en in de wachtzaal van het ziekenhuis kunnen we gemakkelijk lezen net als we
weten te voorzien wat anderen doen en we begrijpen waarom we doen wat doen.
Echter, de sociale mobiliteit, immigratie en vermenging maken bepaalde zaken
onzeker, moeten opnieuw uitgevonden worden. Daar lijkt bij veel mensen een bron
van ergernis te liggen, want waarom zouden heren de deur niet openhouden voor
een dame of een boeketje schenken als daar aanleiding toe is? Net omdat
verhoudingen niet meer vastgelegd blijken te liggen. Beleefdheid kan men
begrijpen als uitingen van respect, dat men al dan niet bewust verschuldigd is.
In gebruiken en geplogenheden blijkt dat zonder veel horten en stoten aan bod
te komen, al weten we soms dat we ons op de rand van het welgevoegelijke begeven.
Het is die culturele paradigmaverschuiving die voor conflicten zorgt.
De paradigmaverschuiving zit in het uitdrukken van
respect dat minder een vorm van onderwerping werd, omdat men de gelijkheid van
mensen ook in de gebruiken ging uitdrukken. De paradigmaverschuivingen in de intieme
relaties werden nog ingrijpender beïnvloed door nieuwe inzichten over de plaats
van gender in het persoonlijke leven. Vrouwen geven niet meer hun naam op in
hun professionele leven, wanneer ze trouwen, onder meer omdat ze hun
kwaliteiten en verdiensten en naam niet (meer) willen verbergen, zichzelf willen presenteren.
Er zijn vroeger legioenen vrouwen geweest, in de jaren na WO II die merkten dat
ze verdwenen achter het fornuis, wanneer ze trouwden en hun wetenschappelijke
en andere ambities moesten opgeven. Was dat wetgeving? In het onderwijs kon een
lerares lager of middelbaar onderwijs het vergeten nog les te geven na een
huwelijk, maar was dat wetgeving? In het katholiek onderwijs heeft deze regel
het uiteindelijk ook moeten afleggen tegen de realiteit dat men zo wel veel
waardevolle leraren verloor. Maar intussen hadden nogal wat vrouwen hun leven
gericht op hun beroep en bewust afgezien van relaties, laat staan een huwelijk.
Tijdens de jaren ’80 werden er nogal wat geruchten verspreid dat veel van die
vrouwen homoseksuele voorkeuren aan de dag legden, maar dat ging mee uit van
groepen die de aanvaarding van homoseksualiteit wilden bevorderen. In dat hele
gedoe rond werk of trouwen voor geschoolde vrouwen, zat nog een andere adder onder
het gras, want vrouwen waren al dan niet uitgesproken geacht inderdaad te
trouwen en kinderen te krijgen. Huwde een geschoolde vrouw niet, dan kreeg ze
al eens de faam een blauwkous te zijn en soms raakten die mensen al eens
verbitterd. Het leven was niet gemakkelijk, zucht men dan.
Opvallend genoeg zagen vrouwen die hun emancipatie met
soms scherp weerwerk ontvangen werd en wordt, omdat de bestaande hiërarchieën
complexer werden. De vrouw aan de haard, niet belast met zwaar werk – hoewel, de
was doen zonder volautomatische wasmachine, koken op kolenstoven en ja, het
werk in de moestuin, of aan het spinnenwiel of weefgetouw, verstelwerk ook, het
was zo gemakkelijk om er dan ook geen rekening mee te houden. Overigens waren
vrouwen in de middenklasse, de bourgeoisie tijdens de negentiende en tot de
jaren zestig vooral druk met bezoeken afleggen en ontvangen, de kamer- en
keukenmeiden te instrueren en eventueel nog enkele hobby’s te koesteren en weldadigheid
te verrichten. Toch waren er vrouwen die wilden studeren en een eigen bestaan
uitbouwen en het duurde wel even voor de uitzonderingen die opvielen als
wetenschapsters of onderneemsters, in het onderwijs niet langer voorloopsters
waren, maar steeds meer actief waren in het leven buitenshuis. Echter, zeggen
critici, nu hebben die het vrouwen het weer zo lastig, met al die taken die
thuis nog op hen wachtten. Of het helemaal zo is, zou moeten blijken uit
onderzoeken, maar wie om zich heen kijkt, merkt dat er veel meer speling zit in
de taakverdelingen. Bovendien doen mensen nu wel degelijk beroep op
dienstencheques om lastige of routineuze taken uit te besteden. Intussen gaan
dames meer nog dan vroeger sporten en zich al dan niet aangenaam bezighouden.
Er is ruimte voor zelfbeschikking, waarbij de wensen en verlangens niet langer
een droom blijken.
Het opvallende nu is dat er in de samenleving nieuwe
groepen een plaats zoeken, als gevolg van de georganiseerde migratie – tot 1974
– en vervolgens de minder gecontroleerde migratie, waarbij ook gezinshereniging
een rol ging spelen. Gedurende de afgelopen veertig jaar woedde er een
openlijke strijd over de waarden van onze cultuur, maar als we de cultuur
beschrijven in verschijningsvormen als normen, dan ontgaat ons wat er roert in
het volle leven. Dat wil zeggen, we beschouwen veel van wat we normaal vinden
ook als normaal en dus als norm, maar toen in de jaren 1980-1990 steeds meer
hoofddoeken en nog meer bedenkende kleding verscheen in het straatbeeld, zag men het niet graag
gebeuren. Er ontstond reuring en vervolgens wetgeving, er werd partijpolitieke
propaganda verspreid, maar wat men minder in het oog had, was de opkomst van
een nieuwe preutsheid, zeker toen de camera’s in onze telefoon van alles kon
vastleggen, al had men er geen reden toe.
Tegen deze op het oog vrij banale discussies speelt al
enige tijd een ander verhaal, waarbij mensen elkaar aansteken met de gedachte
dat onze cultuur op een zeker moment vervangen zou kunnen worden door een
andere, c.q. magrebijnse variant. Vaak genoeg verwijst men dan naar het oude Rome,
maar ondanks alles leefde veel van de Romeinse cultuur wel degelijk door en
opvallend genoeg veranderde er in het overlevende Oost-Romeinse, dus Byzantijnse
Rijk ook wel een en ander en groeide de kloof tussen het paapse Westen van de
Oosterse orthodoxie. Moet men dan voetstoots aannemen dat culturen zomaar
verdwijnen? Het hangt ervan af wat men voor ogen heeft staan. In de VSA is de
Republikeinse Partij inzake abortus zeer opvallend gekeerd naar een zogenaamde
pro-life positie, terwijl men zonder zich om de contradictie te bekreunen het
IIde Amendement onverkort zo breed mogelijk interpreteren, ver van de inzichten
van de Founding Fathers. Ook dat is cultuur, dat men standpunten gaat
verdedigen die elkaar onmogelijk maken, want hoe kan men stellen dat men levens
wil beschermen van ongeboren vruchten en tegelijk toelaat dat onverlaten elkaar
en andere burgers, scholieren vaak gewoon overhoopschiet. Daar heeft zich, met
behulp van hedendaagse dragers van propaganda een omvolking voorgedaan zonder
voorgaande. Overigens was de herziene lectuur van het IIde amendement ook een
omkering van de posities, onder invloed van wapenfabrikanten. Het is, denk ik,
enigszins uit de hand gelopen.
In die zin was de strijd van homoseksuele actiegroepen
om erkenning en gelijke rechten – op huwelijk en adoptie – zelf ook weer een
paradigmaverschuiving, want in de jaren zeventig, tachtig, zag men homo’s –
voor zover ze dat uitten – als excentrieke figuren en waren ze zelf ook
uitgesproken antiburgerlijk, antihuwelijk ook. In de strijd om erkenning
streefde men naar normaliteit, doen alsof men hen, homokoppels of lesbische
koppels als buren kon hebben. Het was een succesvolle strategie, maar riep ook
conflict op, want mensen hoeven niet per se aan normen te beantwoorden om
respect te verdienen, zoals ook Michel Foucault zich liet ontvallen. De Gaypride
parades laten dan weer zien hoe een zekere homo-scene zich nog altijd graag excentriek
voordoet, maar wat er nu echt is en wat geforceerd en provocerend, lijkt soms
moeilijk te onderscheiden, wat dan ook weer niet hoeft. Alleen is het zo, hoorde
ik een lesbisch koppel eens uitleggen, dat het streven naar verburgerlijking en
aanvaarding ook aanleiding gaf tot banalisering. Het is natuurlijk precies een
crux in onze cultuur dat we niet om de banaliteit van de normale levenswijze
heen kunnen, maar voor onszelf het bijzondere en uitzonderlijke niet graag
opgeven, als men maar distinctief uit de kast komt.
Het geeft te denken dat men vreest voor omvolking en
voor het verschuiven van onze waarden en normen als men zelf voortdurend
fulmineert tegen excentrieke performances in de kunstwereld en tegen leraren
die er enigszins onorthodoxe inzichten op na houden en die niet voor zichzelf
houden. De migratie was een politiek en economisch project na WO II, maar over
de consequenties van culturele vervreemding in arbeiderswijken heeft men niet
echt nagedacht, of beter, men probeerde hetzelfde als wat men betracht had met
de arbeiders: arm en dom houden. De emancipatiebewegingen van socialistische en
christelijke snit hebben evenwel ten bate van het Algemeen net een nieuwe
middenklasse gevormd en het laat zich aanzien dat ook de kinderen en
kleinkinderen van de immigratie uiteindelijk tot zelfontplooiing komen en
meegaan in veel wat hier mogelijk is en wordt. Alleen, staan wij nog wel voor
de waarden die we zeggen hoog te houden? Is er nog een open debatcultuur
mogelijk? Door de expertencultuur verder door te drijven, ontneemt men burgers
de legitimiteit net op een ogenblik dat de scholingsgraad in de samenleving
hoger blijkt dan ooit. Er is nog iets, wat de discussie van assimilatie onder Duitse
Joodse kringen tijdens de negentiende eeuw aan het licht brengt, namelijk dat
men ertoe gebracht kan worden meer Duits te worden, meer aan de normen te
beantwoorden dan de christelijke Duitsers. Men liet zich dopen in de protestantse
gemeente en nam een nieuwe naam aan, maar ook, zoals Alfred Pringsheim, werd
men idolaat van het werk van Richard Wagner, een antisemiet in woord en
gedachten.
Men moet een discussie voeren over de hoofddoek,
zonder vooraf vast te leggen wat de uitkomst moet zijn, want dat wekt nogal wat
ongenoegen, maar wil men die discussie voeren, dan moet men ook uitleggen dat
wij – wie dan ook spreekt – vindt dat vrouwen vrank en vrij deel moeten kunnen
nemen aan de samenleving, waarbij de hoofddoek niet hun persoonlijke vrijheid
hoeft te beperken maar wel gezien wordt – zie ook de acties in Teheran van
jonge vrouwen en de straffen die ze oplopen wanneer ze zich bij acties publiek
van hun hoofddoek ontdoen – als een
maatschappelijk gesanctioneerde beperking van vrijheid. Men heeft de discussie
uitputtend gevoerd, maar omdat het om cultureel bepaalde tekenen gaat, kan men
alleen aan de gedachten vasthouden die bij ons de laatste zeventig jaar tot emancipatie
van de vrouw hebben kunnen leiden, omdat vrouwen stap voor stap elke hinderpaal
hebben opgeruimd, vaak tegen de wil in van conservatieve machthebbers in de
kerk en de samenleving. Geldt dat model, het opruimen van hinderpalen die
maatschappelijk en cultuur diep ingebed waren dan niet voor kinderen en
kleinkinderen van de migratie?
Er zijn vele kanalen voor cultuurverwerving, naast de
straat ook media en ook schoollopen helpt erbij. Studie brengt mensen ertoe
weliswaar kritisch naar de leerstof te kijken, maar ook dan neemt men genoeg
over om precies dat debat te kunnen voeren. Zelf vind ik de woke-beweging overdreven
en hoewel goed gefocust toch ondoordacht, maar het brengt wel discussies op
gang die men hier, onder witte mensen niet wil voeren, omdat ze voor evident
gehouden worden. Stelde men lange tijd in de psychiatrie dat overdracht tussen
analist en patiënt uit den boze was, dan begon men later het belang ervan te
zien. In de discussies over interculturele overdracht wil men nog wel eens
aannemen dat overdracht vermeden moet worden, maar toch groeit net daardoor het
wederzijds begrip en kan het samen leven beter worden. Maar goed, conflict valt
niet te vermijden, de wijze waarop we dat aangaat, kan een mooi resultaat
opleveren en dat is niet de ondergang van de tegenstander of – God verhoede –
onszelf.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten